PRAWDA stond Bersiapstorm over Indonesië 4 ZONDAGSBLAD 13 MAART 1954 DE INDISCHE NEDERLANDER (VI) SOEKARNO'S „TIJDBOM" HAD FATALE GEVOLGEN Is een oplossing nog moge lijk? „Ik acht het daarom niet verant woord t.o.v. mijn gewèten, om mijn hobbelpaa:d ..Indonesia merdeka" (Indonesië moet vrij) weer te bestij- 5en. want ik zou daarmee en daar- oor in de kaart spelen der moorden de en plunderende horden en zou ze ker complicaties scheppen, die de ge boorte van een waarachtig vrij Indo nesia onmogelijk maken." Tjipto Mangoenkoesocmo (gematigd Indonesische nationalist). DE atoombom op Nagasaki heeft het Japanse ideaal van een Azia tische wereldmacht onder supervisie van Dai Nippon tot een utopie ge maakt. Maar hiermee is nog niet al les gezegd. Want Japan liet in de door hem be zette gebieden een tijdbom achter, die indien niet tijdig onschade lijk gemaakt desastreuze gevolgen met zich zou hebben. Dit heeft Ne derland ondervonden... De stelselmatig en frenetiek aan gekweekte rancune tegen het ..Wes tera imperialisme" had na drie en een half jaar reeds een dergelijke omvang aangenomen, dut het onher roepelijk tot een uitbarsting moest leiden, tot een massale amok: de bersiapkoorts. Het is echter onjuist te menen, dat die amok direct na de val van Japan begon. De capitulatie van het kei zerrijk en zijn machtige legers heeft ook de Indonesische extremist, trots al zijn haat en fanatisme, bedenke lijk doen staan. Als zelfs Japan op de knieën wordt gebracht, wat zal dan ón3 lot zijn: ongeorganiseerde benden van de Djocja-republiek, zo dachten zij terecht- En inderdaad bleef het eerst tame lijk rustig. Vele Indonesiërs hielden zelfs dankfeesten, en bereidden de Nederlanders een welkom. Neder landse ex-geïnterneerden en -krijgs gevangenen zagen zich joviaal ontvan gen en onthaald. Nederlandse be stuursambtenaren werden door Indo nesische getrouwen verzocht zich weer naar hun vooroorlogse bestuurs posten te begeven, opdat de oude wel vaart ten spoedigste hersteld zou wor den. Onderwijl kreeg het 25c Japanse leger van het geallieerd bevel de or der om voor orde en rust zorg te dra gen, totdat de geallieerde troepen de tuak zouden hebben overgenomen. Deze ..geallieerde troepen" bleken Engels te zijn; het Engelse leger zou Nederlands Indië eerst onder zijn „be scherming" nemen, met de catastrofale gevolgen van dien. En het Nederlandse leger het op zich wachten. „Daar zat politiek achter", zegt de gewone man. Zo was het ook. TJET herstel van een Oost Indië on- *ïder Nederlandse leiding was Enge land een doorn in het oog. Zo im mers zou bijv. Malaya als wereldle verancier van tin en rubber weder om op de tweede plaats worden ge drongen. Dan had je daar nog Amerika. De ze jonge reus, politiek verre van vol groeid en in koloniale wetenschappen alles behalve deskundig, staarde zich blind op het recht van onafhankelijk heid voor iedere natie. Ook voor In donesië. In Amerika's ogen was de Djocja-republiek de verpersoonlijking van de vrijheidsdrang der 70 millioen Archipelbewoners. En de republikein se propaganda was intensief, terwijl Nederland in dit opzicht schromelijk in gebreke bleef. Al met al werd het Nederlandse leger verboden voet te zetten aan Indië's wal. De tragiek lag dus voor namelijk hierin, dat Nederland door zijn bondgenoten in de steek werd ge laten. neen: tégengewerkt, terwijl het zelf te kort schoot in daadkracht, moed en beginselvastheid. Dit was olie op het vuur van de Indonesische ,,bclanda-haat". Zo zo, dacht de extremist toen. het is dus waar wat Japan ons voor hield: Nederland is een gebroken Koninkrijk, door Hitier en Japan on herstelbaar aangetast. En met het respect voor het oude Nederland, ver dween ook het getalm der pemoeda's en laaiden haat «n moordzucht op tot schrikbarende afmetingen. Indonesi sche huurtroepen van Japan: de Sei- nandan, Keibodan, Hei Hoo's enz. kraaiden oproer, de ..plunderende en moordende horden" matigden zich het predicaat vrijheidsstrijder" aan. Op 9 Augustus vlogen Soekamo, Hatta en dr. Radjiman van Batavia naar Saigon, het hoofdkwartier van Tarauchi. de Japanse opperbevelheb ber van Z.O. Azië. Op 11 Augustus werd er een conferentie gehouden, alwaar Soekarno o.m. verklaarde: „Ongetwijfeld is deze gave (van de onafhankelijkheid van Indonesië) een gunst van de meest Heilige Majes teit, de Tenno Heika, voortgekomen uit diens oneindige wijsheid, en wij wensen onze eeuwige dank daarvoor uit te drukken." Getooid met Japanse ridderorden kwam hij op Java terug en procla meerde er op 17 Augustus in Pegang- saan Oost te Batavia de onafhanke lijke Republik Indonesia. Het was ruim vier maanden terug 14 Mei '45 dat hij „de heldenmoed van de Duitsers onder hun grootste leider aller tijden Hitier" prees. En nu ont stak hij de tijdbom, die in haar ex plosie Nederlands Oosterse telgen het zwaarste trof... DE Indo-Nederlanders z{jn bloed honden", zo begon de demagoog Boeng Tomo één van zijn beruchte redevoeringen tot de pemoeda's, dd. 24 November 1945 te Djocjakarta, „martel ze dood, verdelg die waak honden van het kolonialisme tot aan de wortel toe, alvorens zij uitwijken naar Irian, alwaar zij als onver valst leeuwengebroed van het impe rialistische Nederland een spring plank gaan bouwen ter herovering van ons dierbaar vaderland. Drie honderd jaar lang hebben zij ons land uitgemergeld om de schatkist van een blanke koningin te spekken. Maar nu heeft Allah het uur der wra ke afgekondigd. Dappere strijders van Indonesia, ontelbare generaties verdrukte voorouders zien op U neer. Hun onsterfelijke geesten eisen van U wraak! Bloedwraak!!" Een dergelijke ophitserij is reeds voldoende om de pemoeda tot onge breidelde haat en aggressiviteit te drijven; bovendien was deze Soetomo een man, die zijn hoorders op exor bitante wijze wist op te zwepen. Hoe primitiever het volk. hoe meer het vatbaar is voor dergelijke rede voeringen. Bovendien droegen de or- thodox-islaamse geloofsovertuigingen en het sentiment spreekwoordelij ke karaktertrek van de equatoriale Oosterling er het hunne toe bij. De amok-psyche is moeilijk met Wes terse begrippen te vatten, het is even mysterieus als het wezen van de Oos terling zelve. En wie een bersiap storm probeert te keren met een be roep te doen op rede en gezond ver stand. zal bedrogen uitkomen. Slechts een rigoreuze maatregel op het zwaard kan succes afwerpen. razende menigten, dermate opgezweept dat zij het predi caat „mens" nauwe lijks meer verdien den, stroopten de velden en dorpen af, op zoek naar prooi. Zij vingen bot: dui zenden ondervoede, reeds jarenlang door echtgenoot, vader en broer verlaten Indisch-Nederlandse vrouwen en kin deren. Het is ondoenlijk hier in details te treden; de molesta ties vervulden zelfs de Japanners met af grijzen. We noemen slechts de honder den gemutilleerde, stoffelijke over schotten van vrouwen en kinderen, die aan een ruwhouten kruis ge nageld, de grote rivieren afdreven Het regende ook dreigbrieven. Uit één daarvan citeer ik: „Hei! Indo's! Kinderen van Hollandse slavenjagers en Indonesische verraadsters. De rol len zijn nu omgekeerd. Het uur der vergelding is aangebroken. Onze zwaarden zullen druipen van jullie bloed, onze heilige krissen zullen er zich zwart mee kleuren. De wilde varkens zullen zich met jullie vlees vetmesten... Merdeka!!" We geven U te denken welke uit werking zoiets heeft op verlaten vrou wen en kinderen, die biddend en reik halzend doch vergeefs wachten op de komst hunner mannen- En deze man nen lieten wel lang op zich wachten, want Engeland zei „neen". Onze per fide bondgenoot stelde eigen belangen op de voorgrond en vergat blijkbaar onze offers in Malaya en Singapore, alsmede de niet te ontkennen waar heid, dat wij Australië hebben gevrij waard van e^n massale Japanse in- En de Indonesische pelopor had vrij spel. Voor de ogen der Britse wacht posten werden Nederlandse vrouwen en kinderen gemolesteerd of wegge sleept naar gijzeling, slavernij en het schavot. „No orders", luidde het ste reotype antwoord van de Britse sol1 daat op het dringepde hulpgeroep der ongelukkigen. WE herinneren ons de strijd van de Polen tegen de Duitse overweldi ger in 1944, te Warschau. Het verzet werd geleid door Poolse (anti-com munistische) nationalisten. Het was daarom dat de Russische troepen, die Gevangen genomen pelopors. onder de rook van de Poolse hoofd stad gelegerd lagen, zich van steun verlening onthielden. Verontwaardigd zond Churchill dd. 20 Aug. '44 een adres aan Maar schalk Stalin: „We denken aan de wereldopinie wanneer de anti-nazi's in Warschau inderdaad in de steek worden gelaten. Wij geloven dat wij alle drie ons uiterste best moeten doen om zoveel mogelijk van de pa triotten aldaar te redden...", aldus ontlenen wij uit Churchills memoires. Het protest werd door Rusland boudweg verworpen en de Polen wer den aan hun lot overgelaten, opdat wat was anders Ruslands opzet? zij geen hinderpaal zouden vormen voor een communistisch Polen. Amerika en Albion waren boos, en terecht. Maar nu tijdens de mas- sa-amok in Indonesië volgden bei de mogendheden het voetspoor der Sovjets, in de wetenschap, dat de te rugkomst van Nederlandse KNIL- mannen een herstel betekende van een welvarend Nederlands Indië, te gen wie op de wereldmarkt slecht te concurreren viel. Inderdaad dus: „er zat politiek achter". Wij zijn zowaar geneigd om het woord politiek te ge bruiken voor een synoniem van „dui vels egoïsme". "JUT AAR aan alles komt een eind. Ook A A aan de Engelse bezetting van Ne derlands Indië De Nederlandse mili tairen (ex-krijgsgevangenen) land den op de hun welbekende en toch zo vreemd geworden bodem. Het oude, welvarende Indië, dat zij sinds gene raties van oerwoud en moeras had den omgevormd tot de meest voor beeldige kolonie ter wereld, was niets anders meer dan een Augiasstal. En achter de donkerblauwe bergen, diep in het binnenland, bukten hun dier baren onder Islaamse barbarendom en Christenhaat. Leven ze nog? Of zijn ook zij...? Duizenden Indische Nederlanders, onder andere ingedeeld bij de Gadjah Merah (Rode Olifan ten) -eenheden, verkeerden in marte lende onzekerheid. Niettemin waren zij valide, martiaal en gediscipli neerd. En de strijd begon... Duizenden pelopors beten in het zand onder de schoten van onze scherpschutters. Helaas, hun werd slechts half werk gegund. Maar laten wij niet alleen Engeland en Amerika verantwoordelijk stellen voor de funeste opkomst van het Djocja-repubhkeinse kwaad, doch ook de moed bezitten om de hand in eigen boezem te steken- Onze eigen Overheid had net zo veel schuld aan de Indonesische debdcle, zij het dan onder druk van het progressivisme. We hadden moeten dóórhakken, en onze troepen in hun opmars voor orde en veiligheid niet mogen stuiten. Terwijl de Nederlandse Mussert voor het vuur peloton kwam te staan, volgde Neder- land in Indië een geheel andere ge dragslijn; het is geen bewijs van rug- gegraat om met twee maten te meten. De vernederende onderhandelingen met de weerspannige republiek heb ben menige Indische Nederlander de verzuchting doen slaken: „Nederland, waarom voer je nog steeds de Leeuw als wapen en het „Ik zal handha ven" als leus?" Hij voelde zich diep teleurgesteld in de manhaftigheid en de wedertrouw van het oude moeder land in Europa. EN daai was nog een andere om standigheid. De Indisch-Nederlandse voorlieden voorvoelden meer dan ooit het ver- Vervolg op pag. 6.) ZONDAGSBLAD 13 MAART 1954 5 Wat eens in de Overheersen in onze muziek de vorm en de middelen 4c Duits tijdschrift wijdde nummer aan Serge Prolcofieff Zlk groet <~Li, eeróte lentedag Ik groet u, eerste lentedag, Gods glimlach desondanks. Die grauw en koud vergeten lag. Uw wereld, wordt met zonnelach gewekt tot lust in 't spel der kerende seizoenen. Dit is Gods doorbraak naar het hart, dat zich, verkild in winters grauw, in sombere gedachten had verward. Maar zie de zon! God is niet hard en wil zich weer met ons Verzoenen. Ik groet u als herboren kracht, hernieuwd vertrouwen desondanks. Hij, die geen Lente meer verwacht, verkommert snel in 's wereld nacht en sterft terwijl de bomen groenen! Ik groet u, eerste lentedag, Gods glimlach desondanks. Uw wereld, die in boeien lag van sneeuw en ijs, wordt met een zonnelach gewekt tot 't spel der kerende seizoenen! HERM. STEGGERDA. fiE kracht en iie levendigheid van alles, wat de grote meesters der muziek gemaakt hebben, ligt hierin, dat hun werken steeds door het volk begrepen werden. Deze componisten sloten zich niet op in hun scheppings laboratorium, maar waren met het volk verbonden, werden geïnspireerd door het volk en schiepen voor het volk". Deze woorden zijn van een der grote componisten van deze eeuw, de Rus Serge Prokofieff. Vorig jaar, enkele dagen na de dood van Stalin, overleed op zijn landgoed bij Moskou deze Prokofieff, eveneens aan een hersenbloeding. Ter nagedach tenis van hem heeft het Duitse tijd schrift „Musik der Zeit" (Uitgave Boosey and Hawkes, Bonn) een spe ciaal nummer aan hem gewijd. Uit enkele beschouwingen van Prokofieff zelf interesseerde ons het meest het artikel „Over mijn scheppen". Dit ar tikel is overgenomen uit het Sowjet- dagblad „Prawda". IN 1947 kreeg Prokofieff, tezamen met zijn collegae Shostakowitch en Khachaturian, enkele malen een standje van de Sowjetregering. Hun muziek zou „ruiken naar de geest van de moderne bourgeois-muziek van Europa en Amerika". De componisten konden niet anders doen dan dit toe geven, doch Prokofieff componeerde rustig verder in zijn eigen stijl. Aan het einde van het jaar kreeg hij op nieuw een terechtwijzing, nu van de secretaris-generaal van de Vakvereni ging van Sowjet-componisten, Tichon Khrennikow. Het artikel in de „Praw da" was bedoeld als een open brief aan deze Khrennikow en een verkla ring van Prokofieff over zijn muziek. Met het hierboven gedrukte citaat be gint ook dit artikel. Als gevolg van een bepaalde dwang van bovenaf heeft Prokofieff dit waar schijnlijk geschreven, of moeten schrijven. Dit blijkt ook wel uit het vervolg, waar Prokofieff zegt, dat „in de muziek van het Westen de vorm en de artistieke middelen be langrijker zijn geworden dan de uit drukking, die aan inhoud, duidelijk heid, eenvoud en harmonie verloor". Prokofieff, die geruime tijd van zijn leven in WestEuropa en Amerika heeft gewerkt, was een veel te ont wikkeld man om niet te weten, dat de grote meesters der muziek altijd hebben geleden onder een niet begrij pen door het volk. En dat ze heus niet altijd door het volk geïnspireerd werden, wist Prokofieff ook wel. In vrijwel elke biografie van de compo nisten uit vroeger eeuwen kan men herhaaldelijk passages tegenkomen over miskenning. De meeste dezer boeken besluiten met allerlei varian ten op het gezegde, dat een kunste naar pas geëerd wordt na zijn dood. Prachtig bewijsmateriaal, nietwaar, voor de thans levende componisten. Eigenlijk hebben zij liever niet, dat hun muziek al tijdens hun leven door het volk begrepen wordt. Dan zouden zij een uitzondering maken op de al enkele eeuwen geldende regel en het zou ook een bewijs zijn, dat zij niet vooruitstrevend genoeg zijn. De com ponist moet zijn tijd immers minstens twintig jaar vooruit zijn? Anders is hij behoudend, conventioneel of zelfs ouderwets. Dat Rossini eens in Wenen na het middernachtelijk uur op het balcon van een restaurant een aria uit zijn „Barbier van Sevilla" moest zingen om het talrijke publiek buiten tevre den te stellen, wordt thans wellicht eerder gezien als een bewijs van Ros sini's onbekwaamheid dan als een be wijs van zijn genie. De componist van nu verheugt zich nu al met de gedachte, dat zijn naam jaren na zijn dood met gouden letters zal worden geschreven op de wand van de concertzaal en zijn muziek met grote liefde zal worden ontvan gen. Laat de man zijn illusie, zonder die kan hij niet leven. MVAR bij alle betrekkelijkheid van de uitspraak van Prokofieff, is er toch wel iets in dat tot nadenken stemt. Is er bij vele huidige kunstenaars niet een te groot isolement en maken zij de afstand tot het volk vaak niet wat erg groot? Klagen over wanbe grip bij het publiek voor de moderne kunst helpt niet, zolang de scheppen de kunstenaars dat publiek blijven verachten, artistiek verachten. „In de muziek van het Westen zijn de vorm en de artistieke middelen be langrijker geworden dan de uitdruk king", schreef Prokofieff en ondanks alle dwang van bovenaf heeft hij in vele opzichten nog gelijk ook. De vorm overheerst en daarmee het ver- •stand. Het hart mag niet meer spre ken, want dan zou wellicht een gevoe lige snaar worden geraakt bij de luis teraar. We leven in de tijd van de u:terst knappe componisten, die in technisch opzicht niet onderdoen voor een Bach van de Kunst der Fuga, het loutere denken in klank, maar muzikaal, geestelijk-muzikaal, men blijft verre achter bij de Bach van de Passaca- glia, de psychisch-dramatische span ning in de gedachte. Blijft men achter bij de harmonische expressie van een Brahms, bij de melodische fantasie van een Chopin en bij de symphoni- sche verrijking van een Tschaikows- ky. Wilt u voorbeelden? Hier zijn er en kele. Een Koraalconcert .Christ un- ser Herr zum Jordan kam" van Sieg fried Reda; een Vioolconcert van Sem Dresden; Piano-études van Ton de Leeuw; een Symphonie voor orkest van Anthon v d. Horst. Het is allemaal zo verbazend knap, deze componisten speelden met noten zoals kinderen met knikkers. Maar het hart blijft koud, steenkoud, omdat het genie ont breekt, dat de ziel laat spreken door het verstand. De vorm en de middelen heersen, heel eenvoudig omdat dc werkelijke muzikale impuls ont breekt, zoals Prokofieff die kende. Natuurlijk, er zijn ook nu nog wel uitzonderingen; er zijn ook nu nog wel componisten, die niet vallen on der de veroordeling van Prokofieff. Ook enkele voorbeelden: Henk lea dings met zijn Symphonie No 4. zijn „Three sacred songs" voor alt, hobo en orgel, zijn Praeludium en Fuga No. 2 voor orgel en zijn Psalmsym- phonie. Verder Cor de Groot met zijn Minutenconcert voor piano en orkest, zijn Divertimento en zijn ouverture Energico. En ten slotte nog Hugo Go- dron met zijn Symphonietta en zijn Cantate. Hier is de muziek meer dan vakwerk, hier is de stem van een mens te horen. „Men moet er bij het componeren vooral op letten, dat de melodie een voudig blijft en toch niet goedkoop, zoet of onorigineel wordt. Dat is ge makkelijk gezegd, maar moeilijk om te doen". Ook dat schreef Prokofieff en zo zouden wc nog veel meer willen doorgeven. Maar het is belangrijker dat u hot tijdschrift zelf eens leest, het bevat verschillende waardevolle artikelen, o a. van Florent Schmitt. Gerald Abraham, Hans Swarsenski en Eugcn Szcnkar over Prokofieff en zijn werk. Het tijdschrift „Musik der Zeit" geeft zo op geregelde tijden een spe ciaal nummer over een componist uit. Verschenen zijn ook nummers over Strawinsky en Bartók, alsmede een ballet- en een opera-nummer. Het is ongetwijfeld een van de toonaangeven de tijdschriften van deze tijd. CORN. BASOSKI Sje trap (XVI) Uit de VOLKSWIJK z° zit de bezoeker dan opeens met het probleem van de volks huisvesting, waaraan nog een en ander te doen valt! Vier mensen op één zolderkamer en nummer vijf op komst. Maar wat kan deze kerkewerker aan dit vraag stuk veranderen?! O. hij is allang genoeg in deze wijk om te weten dat er iets scheef ligt. Telkens en telkens opnieuw heeft hij woningtoestanden aange troffen, die hem radeloos dreigen te maken. Hij weet dat vele vele kinderen slapen in één vertrek met de ouders en eventueel met ande re, aangetrouwde gezinsleden. Hij weet van opgroeiende jongens en meisjes, die één bed moeten delen H\j weet van tweede huwelijken waar volwassen zonen en dochte- ren, die in feite geen enkele fami lieband onderling hebben, toch maar op elkaar gestouwd moeten worden en waar dan opeens dc stiefbroeder- en zusterlijke band wordt vervangen door een huwc- lijksdito, die het vraagstuk enkel maar ingewikkelder maakt. Hij weet van gezinnen waar men dit alles aanvaardt zonder er zich druk over te maken. Hij weet nok van gezinnen, die het zo zelfs best vin den. en die bovendien geen hogere huren van betere woningen zouden kunnen opbrengen. Het valt niet mee om van enkele kwartjes week- huur plotseling op te steigeren naar enkele guldens. Dat brengt het hele gezinsbudget in de war. en al zou het misschien in theorie mogelijk zijn, als men zich op allerlei andere uitgaven bezuinigde in feite is dat ondoenlijk omdat men aan deze bepaalde uitgaven gewoon is ge raakt. Maar hg dat alles vallen omstandigheden als hier de be zoeker toch het meest zwaar. Om dat cr op dit gezinnetje niets, maar dan ook niets valt aan te merken. Omdat de uitvluchten tee'ke de samenleving voor dit probleem ver zint. hier geen van alle steek houden! De bezoeker kent die uitvluchten op een prik. De eerste is: ze trouwen maar er op los. In dit geval is dat pertinent niet waar, want beide ouders waren meerderjarig, toen ze in het huwe lijksbootje stapten. En men kan ran jonge mensen-in-de-twintig toch niet verlangen dat ze perma nent vrijgezel blijven omdat dat gemakkelijker uitkomt voor de volkshuisvesting, nietwaar? De tweede uitvlucht is: ze heb ben geen verantwoordeljkheids- besef. want er komt maar kind op kind. Ik hoor aeze opmerking vrij algemeen, en speciaal in kerkelijke kringen. Ik moet daar ernstig pro test tegen aantekenen. De kerken hebben zo hun gefundeen'e opvat tingen over het vraagstuk van dt gezinsvorming, maar indien men op dat punt met twee maten gaat meten, is het hek ran de dam Overigens: dit paartje is goed viei jaar getrouwd en verwacht thani nummer drie. Is dat zo iets bar- Zo zit de bezc rolkshuisvMtlng De derde uitvlucht van de sa menleving is: ze moeten maar beter hun best doen om een woning U vinden. Je moet er voor tópeu dat weten we allemaal! Wie dan nog met drie hummels op een zol dertje huist, dankt dat aan zijn eigen gebrek aan initiatief. Ook dit is er echter volledig naast. Want men kan lopen wat men wil, maai als men in bepaalde straten woont wordt men nu eenmaal graaa af gescheept. Weer moet er geemsta- teerd worden, dat christenen zich aan deze afleidingsmanoeuvres schuldig maken. De aaspirant- huurder krijgt te horen: „Wc zul len uw naam noteren; als er wat beschikbaar is. komt er bericht.../' Maar dat bericht blijft uit en men moet vermoeden dat de genoteerd naam linea recta in de prullemand terecht kwam. De vierde uitvlucht is: de betere woningen z(jn te duur voor dit slag mensen! Ik wees er hierboven reedt op dat we ten canzien van de huur prijzen inderdaad voor een ernstif, vraagstuk staan. Een vraagstuk u-aarmede het welwezen van mid denstander en ran arbeider direct gemoeid is. Een vraagstuk waar door de binnenlandse vrede op den duur ernstig in gevaar wordt ge bracht. Maar in dit bepaalde ge zinnetje ligt Je zaak anders. Im mers: deze jonge, valide vakarbei der verdient een loon, dat hem in staat stelt om een betere *n duur dere woning te betrekken. Zijn vrouw ziet er ook al cordaat ge noeg uit om een gezinsinkomen te kunnen beheren. Het feil dat zc met z'n viertjes samen op stap waren, wijst ook in de richting ran een gezonde positieve levenskijk Het is hier alles even gunstig en nochtans komt nummer Vijf straki in een vertrek waar geen plaats voor hem is.' Tenslotte voert men dan nog ah allerlaatste uitvlucht aan: dit gezir heeft geen behoorlijk meubilair en ze zullen dus nooit een nette étag« kunnen bewonen. Maar wie zegt dat er geen meubels zy'i? Zeker de toevallige en oppervlakkige be zoeker zal ze met zien. Die consta teert enkel twee opklapbedden, een grommend kacheltje, een kleine keukentafel en twee stoelen. En di" mist elke fauteuil, elk bankstel, elk dressoir of linnenkast, die een sie raad voor een u'oning zouden vor men. Maar dat zegt toch niets?! Het geld om dit alles te k.'pen kan toch op een spaarbankboekje aan wezig z(jn? Meet nog dez-' meu belen kunnen allang aangeschaft zijn. maar elderg opgeslagen zijn gebleven tot de woning er zou wezen! In elk geval is het auidelijk dat in dit zoldervertrek ieder meu bel de situatie onmogelyk zou maken. Neen, de uitvluchten baten niet En als de bezoeker weer omlaag sukkelt, vraagt hij zich in stilte aj of cr wel eentje oprecht gemeend is. Of het eigenlijk niet allemaal carnavalspakjes zijn ran een mens heid. die niet inschikkelijk tril zijn.' De bezoeker is erg bitter gestemd op dat moment! WIJKPREDIKANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 10