«lERNIN Leidse stadhuis symbool en uitdrukking van ons volks- en staatsbestaan Reeds op de 22e werd in senaatskamer een stadhuiscomité opgericht ék Leidens nieuwe stadhuis is nog steeds niet voltooid LEIDEN nieuwe letosche courant ZATERDAG 6 FEBRUARI 1954 OPGANG NA DE BRAND Uit de beschrijvingen van de toestand in de stad direct na de brand blijkt ondubbelzinnig, dat bestuurders en burgers met verslagenheid waren ver vuld. „Het geheele dagelijksche leven is volslagen in de war", staat in een van de berichten te lezen. „Ofschoon gelukkig geen mensehenlevens ver loren zijn gegaan. De toestand van hen, die bij het blusschingswerk ver wondingen opliepen, is niet ernstig". Dinsdagmiddag de twaalfde om vier ontwikkeling voor ons allen meebrengt; uur werd in de senaatskamer van de ik gevoel de beteekenis van het verlies Leidse universiteit een spoedeisende ge- van zooveel waardevolle ervaringen, die meenteraadsvergadering gehouden, die I in de verzamelde gegevens op het stad- door bijna alle leden werd bijgewoond.I huis bewaard werden; ik weet. dat de Aan de rede van burgemeester A. v n de Sande Bakhuijzen ontlenen wij: „Er heeft in Leiden een nationale ramp plaats gehad. Het was in deze omstandig heden ook mogelijk geweest, dat de heele stad was verbrand. Het stadhuis was de trots van de Leldsche burgers. Zij waren er door met zooveel banden aan het voorgeslacht verbonden. De inspiratie, die zij er door verkregen, is weg. Het was niet uit hoovaardigheid ge bouwd, het Leidsche stadhuis. Men had er recht op. Dit was het aandenken aan Leidens groote en vele prestaties. Alles is nu weg. Wat al werk is hierin verloren gegaan, wat een schatten van ervaring. Zeker, het is te vervangen, maar h»t zal een onvergetelijke zaak zijn. dat z oveel goeds en schoons in één nacht is wegge- ramp voor Leiden een financieel nadeel is, dat goedgemaakt moet worden, mis schien ten koste van andere gewenschte verbeteringen. Maar ik ken u genoeg on dat gij dit alles met gela tenheid zult dragen. Ik wilde wel. dat i et mij gegeven wan oorden van troost te spreken en liever nog daden tot spoedige vertroosting doen, zoodat ik u bij het loopen langs de ie de tranen in de oogen mocht bespa- door u nu reeds een beter toekomst beeld te bieden. Hoog bezoek Op Donderdagmiddag heeft H. M. Ko ningin Wilhelmina onze getroffen stad bezocht. De Landsvrouwe was vergezeld van haar gemaal. Prins Her irtk. streeks kwart over 2 arriveerde de Ko ningin aan de stadsgehoorzaal, waar Zij door de burgemeester werd ontvangen. Op het terrein van de ramp onderhield H M. zich ook met de commandant de brandweer, de heer Verhoog, de ohder- commandant, de heer Van Lith, en d« commandant van de vrijwillige brand weer, de heer De Cler. De Koningin heeft tenslotte van uit het huis van prof. Kan een blik op de fatale verwoesting geslagen. Zij legde vooral belangstelling aan de dag voor de moge lijkheid om de voorgevel te behouden. Tijdens het koninklijke bezoek verscheen ook de Spaanse gezant bij het stadhuis Oud-burgemeester jhr mr dr N. C. de Gijselaar toonde eveneens zijn belang stelling. Studenten-initiatief Na bezoek van de praeses van het Leids studentencorps aan het stadsbestuur, op Vrijdagmorgen de vijftiende, werd in de studentenwereld overwogen om op initia tief van het corps een commissie uit le den en oud-leden samen te stellen ten einde bij de bouw van een nieuw stad huis een tastbaar bewijs van belangstel ling te geven. Groot was het aantal oud corpsleden. dat reeds telegrafisch het college, geheel ongevraagd, medewerking had toegezegd. Gelatenheid Op Maandag 18 Februari werd een brief van de burgemeester aan de L burgerij gepubliceerd: „Ik gevoel alle moeilijkheden, die het voortzetten van het stadsbestuur nu zich brengen gaat; ik gevoel de last, die u allen gedurende jaren zult ervare: gevoel de teleurstelling, die een tijdelijke stilstand in den vooruitgang der stads- Toen de rook- en stoomwolken boven de puinhoop in het hart der Sleutelveste waren ver dwenen, kon Leiden pas goed de balans van deze plaatselijke ramp opmaken. En het beeld van die balans was in-droevig. Maar uit de kranten van die tijd blijkt ondubbelzinnig, dat de Leidenaars van het begin af een groot vertrouwen hebben gesteld in allen, die bij de her bouw betrokken zouden wor den. Omdat ze wisten, dat zij het beste voor onze stad op het oog hadden. Burgerij er bij! DRIE ZEGELS VAN TIEN De burgemeester ontving in de weken na de brand vele en velerlei bijdragen voor de we deropbouw, verbazend grote en ontroerend kleine. Zo stuur de een oude man in Utrecht hem drie postzegels van tien cent. Méér kon hij beslist niet missen, schreef hij er fjij. Deze geste spreekt nog meer, als men weet, dat deze man géén oud- Leidenaar was In de stad. ja in het gansche land loo pen geruchten over aan het gemeentebe stuur toegeschreven plannen. Van alle kanten komt een aanzwellende stroom stemmen, die roepen om behoud van den gevel en den toren, om herbouw. Laat mij u zeggen, dat de meest noodige gegevens om een meening te vormen, <-rr plannen te maken, laat staan om beslis singen te nemen nog ontbreken en nood zakelijkerwijze nog zoolang zullen ont breken totdat de dooi en een deskundig onderzoek van wat bleef staan door m numentendeskundigen ons die ter b schikking stellen. De vraag, wa- wenschelijk is, zal i voorlichting over het mogelijke door en worden uitgemaakt. Uw wenschi zullen bij den gemeenteraad groot g wicht in de schaal leggen en ik vil opwekken om uw inzichten en wenschen >o duidelijk mogelijk te doen blijken. Aan alle burgers mijn hartelijken dank oor de mij toegestroomde bewijzen van deelneming en van hulpvaardigheid". Tot burgemeester Van de Sande Bak-| huijzen. Universitair geluid Onder de talloze schrifte'ijke bewijzen an deelneming was ook een brief van de senaat der universiteit, ondertekend door nr W. J. M. van Eijsinga. rector, mr W. A. Mees, voorzitter van de universi teitsraad, en de heer H. P. Linthorst Ho- praeses collegii namens alle Leidse studenten. In deze brief troffen wij de volgende bloemrijke passages aan. Van al de gebouwen, waaraan het va derland den roem dankt van een eigen nale oude bouwkunst, was er geen ander, dat zoo wezenlijk en op zoovele wijzen symbool en uitdrukking mocht heeten van ons volks- en staatsbestaan in de dagen van vorming en jonge kracht. Leidens stadhuis was een nationaal ge- denkteeken, niet een voor de stad alleen. Wij hebben het volle vertrouwen, dat het gemeentebestuur van Leiden, bij het welk de beslissing berust over den her houw, die beslissing slechts zal nemen na zich op de allerbeste wijze te hebben doen voorlichten over de mogelijkheden van dien herbouw en dat het daarbij ook zal rekening houden met de voelde wensehelijkheid gevel aan de Breestraat en den toren te herstellen in den vorm. die iedere Ne derlander zoo lief is geworden. Tot hen. die bij het ontplooien van ini tiatief met het oog op den wederopbouw zeer zeker niet achter willen blijven, be- hooren in de eerste plaats ook de vele duizenden in den lande, die doordat zij vroeger in Leiden hebben gestudeerd of dit thans doen, dan wel doordat zij hun levenstaak vinden in de handhaving en zoo mogelijk verhooging van het weten schappelijke peil der universiteit, tezamen uitmaken wat wel genoemd is de Univer- sitas Leidensis Maxima". Volkstelling Op 20 Februari verzond de Maatschappij der Ned. Letterkunde een adres aan de gemeenteraad, waarin de wens werd ge uit. dat het geschonden stadsbeeld zou worden hersteld door herbouw van gevel en toren en door vernieuwing van het carillon. De op initiatief van het collegium van het L.S.C. verspreide oproep tot steun voor de herbouw van het stadhuis had reeds op 21 Februari als resultaat, dat van leden en oud-leden een bedrag van f 2250 was binnengekomen. De volkstelling, die door de brand no dig was geworden, had plaats op Dinsdag 26, Woensdag 27 en Donderdag 28 Fe bruari. Een groot aantal vrijwilligers stelde zich hiervoor beschikbaar, onder anderen studenten, onderwijzers en ten dertigtal deskundige ambtenaren uit vel schillende gemeenten. B. en W. besloten op de 21ste enige ten toonstellingszalen van de Lakenhal aan te wijzen als vergaderplaats van de gemeen teraad. Op 22 Februari werd in c'e se naatskamer van het academiegebouw de commissie Pijnacker Hordijk geïnstalleerd, die moest nagaan onder de burgerij, in welke trant het stadhuis zou worden op gebouwd. Voorzitter werd mr P. A. Pijn acker Hordijk, loco-voorzitter prof. dr J. Huizinga, secretaris de heer A. W. Frent- zen, loco-secretarissen mr A. J. W. van Vrijberghe de Coningh en de heer N. G. Spaargaren jr en penningmeester de heer D. Jaeger. Verder kregen zitting in he'. stadhuiscomité de heren H. Marks, J. H. Nijhuis, J. A. Schooneveld, J. B. Ziege- laar, W. Brouwer en J. J. Meijer. Met de toren van het stadhuis stortten een uur na het uitbre ken van de brand 's morgens om half zes de tientallen klokken van het historische carillon naar beneden. Een Leiderdorpse ooggetuige, die de brand op de Van der Valk Bou- manweg gadesloeg, vertelde ons eens, dat het geweld der vallende klokken daar duidelijk te horen was. Op de foto: een der grote klokken, gevat in grillig ijs. Zo talrijk, zo kostbaar, zo dringend Het spreekt vanzelf, dat er over het ontwerp en de bouw van het nieuwe stadhuis te Leiden heel veel is gepraat en geschreven. Verschillende ont werpen zijn toen de critische aandacht van de burgerij en de deskundigen gepasseerd en tenslotte werd het ontwerp van de heer C. J. Blaauw te Haarlem gekozen. Hij is de architect van het nieuwe stadhuis geworden. i althans den Het college van B. en W., onder welks leiding het stadhuis grotendeels is gereed gekomen, bestond uit mr A. van de Sande Bakhuijzen, J. Splinter Gzn, wethouder van fabricage, mr A. F. L. M. Tepe, wet houder van onderwijs, J. J. van Stralen, wethouder van sociale zaken, en M. G. Verweij, wethouder van financiën. Ge meentesecretaris was mr dr C. E. van De uitvoering van het werk stond onder leiding van de heer P. Hartman, terwijl de heren S. E. H. J. Pino en J. J- van Zoelen de dagelijkse opzichters wa ren. De bouw van het stadhuis is in drie étappes geschied. Aan de betonnen onder bouw werd gewerkt van 26 Augustus 1935 tot 31 Juli 1936 en aan de betonnen boven bouw van 17 Augustus 1936 tot 15 Decem ber 1937 Met de totale afbouw werd op 20 December 1937 begonnen. Op 1 Juli 1940 werd het nieuwe gebouw door de dienst van gemeentewerken in gebruik genomen en op 11 December 1940 door de afdeling van de gemeente-ont vanger. B. en W. en de gemeente-secre tarie konden er op 17 December 1940 hun intrek nemen en de afdelingen bevolking, burgerlijke stand en militaire zaken volgden op 6 Maart 1941. Er werden veertienhonderd lichtpunten .in het stadhuis aangebracht. De toren- hoogte ((met de windvaan) bedraagt 57 meter. Op last van de bezetter werden tussen 20 Februari en 2 Maart 1943 41 klokken uit de toren gehaald en tussen 15 en 25 Maart nog eens twee. De raadhuis-adviescommissie bestond uit de heren dr H. E. van Gelder, direc teur van de dienst voor kunsten en we tenschappen te Den Haag, voorzitter, ir G. L. Driessen, oud-directeur van Ge- Voltooid is het stadhuis nog niet. In 1950 verscheen in Leiden- een boekje de heer L. J. C. Roozen getiteld „Het Leidse stadhuis", in het voorwoord waar- B. en W. opmerken, dat de eisen en de problemen in de na-oorlogse tijd zo talrijk, zo dringend en zo kostbaar zijn, dat de afwerking van hèt stadhuis op de htergrond moest worden gesteld. Een belangrijk onderdeel van de laat- e werkzaamheden is de voltooiing var de burgerzaal. Na voltooiing zal deze ge- cheiden kunnen worden in drie gedeel- en, waarvan het deel bij de hoofdingang dienst doet als hal, het middenstuk als e feestzaal en het achterste deel als trouwzaal eerste klasse. Ook is het de bedoeling, dat in deze zaal in de toe komst verschillende kunstwerken wor den aangebracht, zo werd ons meege- Het was zo koudop de morgen van de brand zeventien graden vorst in Leiden dat sommige brandweerlieden er op 't laatst niet meer toe in staat waren, de slangen te hanteren. Waar een omgekeerde kruiwagen al niet voor kan dienen! Felle ontwerpenstrijd Voordat het ontwerp van architect Blaauw voor een nieuw stadhuis werd aangenomen, is een ongezouten woorden wisseling en felle pennenstrijd gevoerd, onder de burgerij zowel als in de kringen der bouwkundigen en kunstcritici. Op 20 December 1933 besloot de raad met 21 tegen 14 stemmen, architect Blaauw op te dragen zijn plan nader uit te werker- Als uiting van deze strijd diene het vol. gende adres, dat omstreeks half October dat jaar aan de raad werd verzon- „Ondergeteekenden. gezien hebbende de plannen der vijf uitgenoodigde archi- n voor den wederopbouw, los van iedere groeps- of politieke overweging. van de ernstige en oprechte over tuiging, dat het plan-Kropholler verre de voorkeur verdient. In de eerste plaats uit hoofde van de uitnemende kwaliteiten het ontwerp zelf, vervolgens echter ook omdat daarbij is uitgegaan va: gedachte den ouden toren op de oude plaats weder op te trekken. Zij zijn meening, dat door den opbouw van ouden gevel met toren deze zijde van stadhuis op de meest uitdrukkelijke wijze als voorgevel blijft bestaan en mede door. dien bij dit plan de rooil(jn aan de Visch- markt wordt behouden, ook hier het ka raktervolle stadsbeeld met het Waagge bouw en de Koornbrug intact blijft, waar door deze oude stadskern dus zooveel mogelijk in haar oorspronkelijke gedaante gehandhaafd blijft. Het adres was ondertekend door: ds Joh. Groot Enzerink. predikant te Leiden, prof. J. A. Barge te Leiden, dr Henri Polak, lid Eerste Kamer. Laren, prof. A. D. Eerdmans Leiden. Cornelis Veth, kunstcriticus. Den Haag. J. Jans, architect Almelo, prof. H. P. Blok Oegstgecst, prof. H. Brugmans Amsterdam. Alb. Plas- schaert, kunstcriticus, Rijswijk, dr Jozef Muls. directeur museum beeldende kun sten Antwerpen, prof. W. A. Bongcr Am sterdam, Dirk Nijland. kunstschilder Amsterdam. TROUWBOEKJE KOMT LATER Het is na de brand van het stadhuis ook voorgekomen, dat n het huwelijk getreden paar tjes zonder trouwboekje naar huis konden gaan. De admini stratie lag uiteraard zo in de war, dat er zelfs bij deze ge beurtenissen van een noodtoe stand sprake was. In de Stadsgehoorzaal wer den alle lokaliteiten na de brand voor de gemeentedienst ingericht. In de grote zaal kreeg de burgerlijke stand een plaatsje en in de stemkamer achter het toneel werden op Woensdag dertien Februari de eerste huwelijken voltrokken. De ambtenaar van de burgerlij ke stand verontschuldigde zich er na zijn gebruikelijke toe spraak over, dat het gemeente bestuur geen beter lokaal ter beschikking had. Hij hoopte, dat de huwelijken er niet min der gelukkig door zouden wor den. Een trouwboekje zou later wel worden uitgereikt. Op het podium van de grote zaal zaten hoog de dames van de typekamer. De burgemees ter en de secretaris hadden hun intrek genomen in een zaal van de receptiekamer. En de afde lingen secretarie en onderwijs zetelden in de foyer. meentewerken. secretaris, ir G. C. Bre- rijksbemiddelaar te Den Haag, H. der Kloot Meyburg, architect te Den g, ir J. H. Plantenga, directeur a icademie voor beeldende kunsten Den Haag, en A. M. de Blauw, directeur Gemeentewerken. Burgerzaal Nieuw stadhuis in Van der Weillpaik In de N.L.C. van 25 Februari 1929 kwam nat een van vitaliteit en durf getuigend stuk PJ voor „van geachte zijde", waarin werd Lr0 opgemerkt, dat Leiden zich toch niet door jtei de smart moest laten overmeesteren, pul „Hollanders zijn tenslotte nuchtere men- f" schen". 2 Het deed ook de schrijver leed, dat het rin mooie stadhuis een puinhoop was gewor- nam desondanks stelling l. ve: tegen de gedachte, dat men op de plaats tje van de ruïne het stadhuis zou „her- »te bouwen". Een herbouw zou, naar zijn P mening, halfheid en stijlloosheid met zich P brengen: een oude gevel met daarachter moderne kantoorruimten. Bovendien achtte de schrijver de Bree straat voor een representatief gebouw als j het stadhuis toch is, veel te smal. „Dat. br: moet een grote winkelstraat worden en fee méér niet". P®, Het Van der Werffpark leek hem een Lf. bij- uitstek geschikte plaats „voor men- y>a schen van de twintigste eeuw om aan het Jk nageslacht te laten zien, wat wij tot stand konden brengen". „Voor een fraai plant- E.. soen verwijs ik naar den Leidschen j Hout". De schrijver stelde de gemeente I voor, op de plaats van de ruïne moderne winkelpanden te laten bouwen. „Wanneer de gevel aan de Breestraat moet worden afgebroken, laten wij dan ell flink zijn en niet bij de puinhopen blij- P ven treuren. Laten we iets nieuws maken, iets van dezen tijd, en niet naapen i onze vaderen op inderdaad voortreffelijke I wijze hebben daargesteld". 4-, ^//VG MAM*5* Wij voerden de gewapend betonwerken van het Stadhuis uit N.V. WERNINK's BETON MAATSCHAPPIJ - LEIDEN De Leidse „ijsmannen" hebben zich destijds door hun moedig en vol hardend optreden een internationale vermaardheid bezorgd. Het aan tal persorganen, waarin dit ijzige tweetal zo „te pronk" heeft gestaan, is legio. Vele brandweerlieden liepen bij het blussingswerk verwon dingen op. Ze werden dan naar „Amicitia" gebracht, waar eerst de kleren ontdooid moesten worden, voordat de mannen aan hun ver wondingen konden worden geholpen. KUNST IN VLAMMEN Er zijn bij de brand vele schilderijen, wandbeschilderingen en gobelins i loren gegaan, waaronder twee schilde rijen van Van Schooten, zogenaamde schutterstukken, één van de vroegste tijd van de meester en écn van een latere "periode (eerste helft van de zeventiende eeuw). Verder werd een portret van schilder Van der Marck verwoest, vc stellende de hopman der schutters Pieter van Assendelft (1650). Zeer fraai was het regentenstuk het pesthuis van Beeldemaker, eveneens uit het midden van de 17de eeuw. Ook zijn in vlammen opgegaan een stuk, vc stellende de hoofdlieden van het kleer makersgilde. en niet minder dan ze stukken van stadhouders: Prins Willem I, Prins Maurlts, Frederik Hendrik, Wil lem II, Willem III, Willem IV cn Wil lem V. De eerste drie waren geschilderd in opdracht van de stadsregering door i de schilder Stooter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 6