Bij droefgeestige Indianen in Noord-Argentinië Er is iets niet in de haak met Engelands postvervoer L A*##*»"preJurt «aaaa» Voortgaande versplintering van de Geref. gezindte LEIDSCHE COURANT 9 DONDERDAG 19 NOVEMBER 199» HIER LOOPT MEN IN LOMPEN op de rug. De mannen lopen er loom bij. meestal in lompen. De wijde broe ken. de bombaohes, zijn tientallen keren gelapt; de grote hoeden hebben een beschimmeld lint, de blouses zijn ge scheurd. de halsdoeken zijn groezelig. Waar leven deze mensen van Arm volk, zonder levensvreugde sterft langzaam uit (Van onze reizende corr. Hans Kievid) T^OORDAT EEN ZWERVER, die een vreemd land ontdekken wil; op stap gaat, neemt hij de kaart van dat land voor zich en tekent aan, wat hij wil zien. Hij gaat daarbij af, op wat hij over bepaalde gebieden heeft ge hoord en gelezen. Het rode potlood tekent de route. In reisgidsen kijkt hij dan, hoe de bezienswaardige plaatsen te bereiken zijn, of er hotels zijn en wat er verder omtrent de plaats bekend is. Zo was er gezegd: als je in het Noorden komt, ga dan naar Humahuaca (spreek uit Oemawaka) daar moer j ten nog wat Inca-Indianen wonen, die het bekijken waard zijn. Er loopt geloof ik één keer in de week een oude, vieze trein, die de verbinding tus- 5 een Bolivia en Argentinië onderhoudt, maar als je geluk hebt, is er wel i een bus. Nu wordt bij de reiziger in Zuid- j Amerika het instinct wakker, als hij de naam „Indianen" hoort. Hij weet dan. dat hij kan worden geconfronteerd met de oudste bewoners van dit continent, aan wie de beschaving van enige eeuwen voorbij ging: een uitstervend ras van typisch gedrongen mensen met een cultuur, die door alle tijden heen als 'hoogst belangrijk geschetst zal worden. I Wat te zeggen bijv. van het toppunt in muzikaal genot, dat ik in het mu seum van Missiones een ander Noord- i Argentijns district vond, een rnaram- jba: een stok met een snaar. Die snaar j neemt men dn de mond en met één hand tokkelt men op de snaar. Met de i andere hand regelt men de toonhoogte. Maar niemand anders dan de muzikant zelf kan de muziek horen. Zijn mond dient namelijk als klankkast van de muziek, die in de oren resonneert. Zo moeten vroeger de Indianen in een kring rond het vuur hebben gezeten, elk met zo'n instrument, luisterend naar eigen muziek, uren lang. Dorstig land Humahuaca stond dus op het reis programma en langzaam bijna 2500 km van Buenos Aires op de grens Bolivia en Argentinië werd het doel bereikt. De laatste etappe leidde plot seling door woestijnen met hoge, kale rotsgroepen. Hier achter de Andes re gent het zelden. De rivierbeddingen zijn droog en dienen als pad voor de slape- >rige ezeltjes met hun nog slaperiger jdrijver. Boom en plant zijn verschroeid. (Alleen de stugge cactus, houdt het uit. Hoog tegen de bergen, waar al leen dor steppengras kwijnt, springen honderden geiten van rots tot rots. Soms graast er een mager paardje. Maar het leven is er anders; het is (meer een kwijnen en hopen. Hopen op !die éne geweldige piasbui in het jaar. die de bedding, plant en dier weer 'water geeft Jujuy (spreek uit: googoei) was de ■voorlaatste halte, hoofdstad van de (Noordelijkste provincie van diezelfde naam, geografisch nog Argentijns, maar )<iua gewas, mens en dier eigenlijk al Familieberichten uit andere bladen ONDERTROUWD; C C Bijlenga Boliviaans. Daar kan men nog slapen in een heerlijk bed van een luohtge- koeld hotel. Daar zijn nog wat kleine industrietjes en er is op het plein des Zaterdagsavond een fanfare-orkest van de bergtroepen. Daar is nog TèVèn, ómdat er met een handomdraai aan de kraan water is. Daar lopen nog don- kerogige meisjes in kraakheldere japon netjes. Daar staan fleurige palmen er kwinkeleert de naohtegaal. Allemaal omdat er nog water is Niemand lacht Maar de bus, die de volgende dag 150 km in schroeiende zonnehitte de ongelijke rivierbedding naar Noorden hobbelt, bereikt weldra de waar het leven geen leven mee Er zijn geen huizen meer; alleen nog stoffige stenen krotten van rivierkeien met leem. De mensen lopen in kleurige lompen en zijn viies; stinken en heb ben vlooien. Daar lacht ook niemand meer. Zelfs de kinderen, peuters van drie, vier jaar hebben de ernst op hun vuile toetjete. Hier is een andere wereld; de wereld die niet meer luistert naar modetekenaars, medische voorschriften, economische wetten en schoolmeesters, omdat die allen daar hun macht heb ben verloren. De vrouwen lopen in bonte rokken, overdwars gestreept met helle rode. groene, paarse kleuren. Op het gedron gen Indiaanse hoofd, met het zwarte haar in vlechten dragen zij een grote hoed. net een herenhoed. Om het bo venlijf hebben ze twee, drie omslag doeken, ook al weer im schrille kleuren. In één ervan dragen ze hun kind, Canada-B reukelen. OVERLEDEN: M E Bruijnzeel, man 72 jr 'dam: P P van Veen. man R'dam; HAR jr, ^Zeist; 80~jr'"zeis naker-Concke, vr, i man. 25 jr. Schied; -... man. 80 jr. Zeist; G jr. A'dam; G J Grilk. m; ut; G E D Eden. vr. 1 N Ch de Bocr-van der E Klomp-Lieflinek. vr, L H F Breed- MimSter Mansholt straks weer op reis De minister van Landbouw, de heer S. L. Mansholt, treedt op als hoofd der Ne derlandse delegatie naar de tweejaarlijkse algemene vergadering der voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (F.A.O.) op 23 dezer te Rome, ter- mr J. J. van de Lee als plaatsvervan ger gaat, de heren B. Heringa, ir F. L. A. Maandag, prof. dr ir M. J. T. Dols, ir A. H. Haak en ir A. R. Motman officiële ver tegenwoordigers zullen zijn en de Kamer leden prof. mr W. Rip, ir C. J. van Heel dr ir A. Vondeling eveneens in de dele gatie zitting hebben, evenals ir G. P. F. Royackers, dr J. P. Bannier en drs C. C. L. Eygenraam. Op de agenda staat het onder voorzitterschap van prof. Dols op gestelde rapport over een noodvoedsel- voorraad, de Instelling van een mond- en klauwzeercommlssie, bestrijding van on dervoeding, vooral bij moeders en kinde ren en een Nederlands voorstel voor een versnelde behandelingswijze van regio nale verdragen. E Kinr.fr> vr, Jr. Groningen; G C van' Wijk-v d Beek. 63 jr, Hoofddorp; L Prins-van den Dol- !r. vr, 71 jr. Hengelo; P Smit. man. 84 jr ■am; G Rcinders-Niezing. vr. 51 jr. Am. Eén van de veertig ezelsdie bij de uitstervende Indianen van Noord-Argentinië als wa terdragers de vaste verbinding onderhouden tussen de „stad" Caico (de hutten op de achter grond) en een verre rivier. Van de keien, die in dit onherberg zame oord verspreid liggen, maken de Indianen kilometers lange omheiningen om hun schamele bezit af te palen en zo mogelijk tegen indringers te beschermen. Er is echter niet veel te halen bij deze mensen. „Industrie Ah. dat kunnen we daar zien. Een kleine jongen drijft een kudde llama's (spreek uit: sjama's) voor zich uit. Die worden over enkele ogenblikken gescho- Llama-wol is beter dan schapen zeggen de Humahuacenas. De spinnen de draden en kleuren die met plantenextracten. Voor bijna elk huis kan men een vrouw aan een zeer primitief weefgetouw zien zitten, waar ze van de draden halsdoeken, poncho's (llchaamsgrote omslagdoeken) en on derkleren weeft. Die worden verkocht of verruild tegen etenswaar. Verder de geiten melk voor boter en kaas. Ook vlees, terwijl de geitenhui den tot kleedjes eil kledingstukken wor den geprepareerd. sinds mensenheugenis, de eni ge industrie der Inca's, die nog altijd zelf hun vaatwerk ontwerpen en bak ken, vaak in de schoonste kleuren en Niets is. veranderd bij dit volk. alleen pijl en boog hebben ze begra- omdat de Europese indringers nu alleen nog maar bescheiden nieuwsgie rig zijn. Er is geen levensvreugde zoals gezegd. Iedereen kijkt ernstig. Het is als zo vaak bij bergvolken, dat de rotsmassieven :ijn hier op 4000 meter hoogte hun stempel op de menselijke geest hebben gedrukt. Het is, alsof zij op elk moment elkander zullen aangrijpen en doden. Ze gaan niet meer met de opge wekte pas; zij sluipen langs elkaar heen vermijden het gesprek. Zouden zi' beseffen, dat zij een stervend volk zijn Een huilend kind, dat de stoffige stilte >n de dorre nederzetting verstoort, wordt haastig aan de borst gelegd De llama's zijn nu in de schaduw gestald. Die beesten zijn eigenlijk, zon der dat ze het zelf weten, de leukste hier. Met hun eigenwijze kop, waar op vaak nog een gebreid zonnemutsje staat, terwyl er één nog een soort oor bellen draagt, staren ze verwaand om zich heen. Maar in hun ogen weerspie gelt zich ook de flegmatieke weemoed de hele streek. Als ik hen fotogra feer. staren ze me hooghartig aan, alsof ik een wet overtreed; de wet van deze kwijnende natuur, waar niemand een indringer tegemoet treedt, tenzij hij een tonnetje water met zich draagt. Men is dolblij, na enkele dagen weer terug te zyn in de eigen wereld, met de palmen en het fanfare-orkest, het frisse bed zonder vlooien. En als ik 's avonds in de blanke sterrennacht op het balcon nog een pijpje rook. schuift daar een schim door de straten: Inca-vrouw met op haar rug het kind. In haar handen draagt zij grote zakken fruit, brood, meel, zout en suiker, heeft haar poncho's verhandeld en haar schatten zit ze vannacht op van de goederenwagons, die haar i het Noorden schommelen. De Inca-vrouwen uit deze Noordargentijnse streken gebruiken al haar tijd om wol te spinnen en daaruit kledingstoffen te weven. Om zich tegen de felle zon en de stofstormen te beschermen dragen ze grote hoeden met omslagdoeken. Diefstal van poststukken neemt steeds ernstiger vorm aan (Van onze Londense correspondent) Het Britse publiek begint zich ongerust te maken over het steeds toenemende aantal diefstallen van postzakken. Dezer dagen maakte de regering in het Lager huis bekend, dat in het jaar eindigend 0 October 734 van de 350 millioen postzakken, die de Britse posterijen in dat jaar vervoerd hebben, gestolen n.. Het jaar tevoren bedroeg het aantal gestolen postzakken 685. En het zijn niet alleen de zakken post, Ie voor treinrovers begeerde buit zijn. In Maart van het vorige jaar werden bankbiljetten tot een waarde van 6000 gestolen uit een postwagen en even later verdwenen er 11.000 op mysterieuze wijze. Maar op de 21ste Mei kwam de klap op de vuurpijl: midden in Londen, op klaarlichte dag. werd een postauto geramd door een andere wagen, waaruit n gemaskerde en gewapende man- sprongen. Ze maakten zich meester van de inhoud van de postauto, t.w. 237.000, waarvan 100.000 in bank biljetten. Sinds deze overval zijn er SANOSTOL /ut&éêm*.Si zeventien maanden voorbij gegaan, maar nog altijd is Scotland Yard er niet in geslaagd de daders te vinden. Honderden detectives zijn aan het werk gezet e Yard is er zeker van, dat zij de daders te pakken zal krijgen. Met dit al is het nog steeds niet zo ver. De overvallen op pastauto's, geladen met bankbiljetten, behoren tot het „grote werk" en kunnen in elk land voorkomen. Maar dat de gewone post niet veilig is, daarover maakt elke Engelsman zich erg ongerust, want hij wil er zeker van zijn, dat zijn brieven aan vrouw, verloofde, zoon of vriend goed overkomen. Het gaat de rovers natuurlijk niet om die brie ven, die voor hun waardeloos zijn, i om de geldswaardige stukken, die in be paalde postzakken voorkomen. Uit alles blijkt, dat hier geen sprake is van incidentele diefstallen, maar van een weldoordachte, goed-georganiseerde actie; geleid door mannen, die met de geheime werkwijze der posterijen op de hoogte zijn. Voor oningewijden lijkt de ene post zak precies op de andere, terwijl die ene juist kostbare aangetekende stukken kan bevatten. Om het verschil tussen beide te onderkennen moet men op de hoogte zijn van de geheimtaal der posterijen. Hoe gaan de dieven te werk? Daarvoor zijn er verschillende methoden. De meeste diefstallen kunnen geschieden. Wraak is... smakelijk 4711 "Tosca" Parfum. Eau de Cologne, Poeder voor het mooiste moment van de feestavond. Pioi. dr G. C. v. Niitrik over Niet tot meer vroomheid manen, maar tot dogmatische bezinning PROF. DR G. C. VAN NIFTRIK uit Amsterdam schrijft in zijn kroniek in het tijdschrift „Kerk en Theologie" een artikel over: „Versplintering der Gereformeerde gezindte". Hij begint dit artikel met een uitlating van Adolf von Harnack, die aan het einde van zijn leven, toen de theologie van Barth in opkomst was, gezegd moet hebben „dat er na de nieuwe vloedgolf van rechtzinnigheid, die toen aan het opkomen was, een nieuw rationalisme en een nieuw liberalisme zouden ontstaan, waarbij het rationalisme en liberalisme van de negentiende eeuw nog maar kinderspel waren". Aan deze profetie van de grote dogmenhistoricus moet prof. Van Niftrik telkens denken, als hij in de pers berichten leest over de voortgaande versplinte ring van de Gereformeerde gezindte. En hij schrijft: ,Het is alsof allerlei groepen elkaar willen overtroeven in calvinistische, ge reformeerde gezindheid en in trouw aan de belijdenis en erfenis der vaderen". Prof. Van Niftrik somt de voorvallen van de laatste maanden op „om daardoor waarschuwend duidelijk te maken waór- toe het leidt, als* men in het kerkelijke leven alleen maar met gelijkgezinden zuiverder belijden wil' Prof. Van Niftrik staat dan stil bij de afscheiding van de Hervormde evange lisatie „Elim" in Zwolle, de vorming v; „Presbyteriaal Hervormde Gemeenten de Vrije Hervormde Gemeente te IJssel- muiden, de Geref. Gemeenten en de „on rust in de Chr. Geref. Kerken". Wat zullen wij tot deze dingen zeggen? Vanzelfsprekend, dat dit allés ons diep verontrusten moet. Wat een erbarmelijk schouwspel: al die groepen, die elkaar overtroeven in gereformeerdheid! Wij kunnen elkaar bewogen tot eenheid nen! Wij kunnen elkaar zeggen, dat wij niet vróóm genoeg zijn! Ds A. "Vroegm- dewey schrijft in het „Gereformeerd Weekblad" van 20 Juni 1953: „Wat zijn de scheuringen en splitsingen in de laat ste jaren toch toegenomen! En we de oorzaak daarvan niet zoeken in een gebrek aan werkelijk geestelijk le ven, waardoor ook de grote lijnen uit het oog verloren worden en de gereformeerde belijdenis nog wel met de mond beleden, maar zo weinig met het hart geloofd wordt". Dat is bijzonder stichtelijk, wij schieten er erg weinig mee op. Het is namelijk zó, dat al deze gescheiden groepen pretenderen de belijdenis met het hart te geloven en daórom zich af scheiden uit hun vroegere huis. Al deze groepen vragen zich af, of Ds Vroegm- omdat het systeem van bewaking der post op zijn zachtst gezegd wat zorgeloos is. Zo werden de genoemde 11.000 gestolen uit de trein van Brighton naar Londen eenvoudig door de postwagen te openen met een sleutel, die in het bezit is van iedere spoorwegman. Al wat de dieven te doen hadden was de aandacht van de conducteur even af te leiden. In een ander geval het was op een naohttrein werd de conducteur bij een couchette geroepen, zogenaamd omdat or een vrouw was flauwgevallen, die met wat brandewijn moest worden bijge bracht. Onderwijl maakten de dieven zich meester van een zak met aangete kende stukken en op het volgende sta tion wandelden zij doodleuk met hun kostbare vangst naar buiten. Of de leden van de bende ontsteken een vuur op een ander perron, terwijl de post wordt uitgeladen. De mannen van Tante Pos laten even hun werk in de steek om te helpen het vuur te blussen en als zij terugkomen hebben de dieven reeds hun slag geslagen. Dit kan natuurlijk zo niet doorgaan en de directie der Britse Posterijen is sinds enige tijd druk doende, nieuwe veilig, heidsmaatregelen in tc voeren. Niet meer als voorheen mag de post onbeheerd lig gen in treinwagons, die toegankelijk zyn voor reizigers. En steeds meer post wagens worden voorzien van tralies die wel geen volstrekte beveiliging tegen diefstal garanderen, maar het toch wel moeilijker maken een grijp-maar-raak- overval te entameren. En tenslotte: al deze diefstallen zijn eigenlijk het gevolg van de Britse men- toliteitj die door de onder-directeur der Posterijen David Grummans als volgt werd geformuleerd: „De veiligheidsmaat regelen, zoals P.T T. die in Engeland toe paste, waren gebaseerd op de veronder stelling. dat de bevolking van dit land principieel eerlijk is". Jammer dat zelfs deze Engelse eerlijkheid inderdaad een der grondslagen der Britse maatschappij in deze tijden veel van haar vormende kracht heeft ingeboet dewey de belijdenis wel met het hart ge looft, als hij blijft in de Hervormde Kerk. De ramp is juist, dat elke groep meent de belijdenis met het hart te geloven alle andere groepen ervan verdenkt, dit niet of niet helemaal te doen". De schrijver vraagt zich af, of de zaak van „al deze narigheid" ook kunnen schuilen in een vergroeiing de calvinistische praedestinatieleer. ,.Wij moeten elkaar niet in de eerste plaats tot vróómheid manen (hoe goed er nuttig dat ook is!), maar vooral tot dog matische bezinning. Als men de prediking met de praedestinatie begint, kan. alleen maar geraken tot een kerk uitverkorenen en dat is in de practijk altijd een secte. Men zal zich moeten afvragen, of de uitverkiezing inhoud der prediking kan zijn. Men zal ervoor heb ben te waken de uitverkiezing te maken rationalistisch logisch systeem. Men zal de uitverkiezing hebben te zetten het kader van een verbondsleer. Als de gereformeerde gezindheid zich niet be keert van een rationalistische verkie- zingsleer, zal de versplintering voort gang blijven hebben, in weerwil van alle goedbedoelde, maar volkomen onvrucht bare vermaningen tot echtere vroomheid. In de vroomheid zélf, beheerst als die is door een vergroeide en eenzijdige ver- kiezingsleer, schuilt de narigheid. Juist door zijn vróómheid kan men niet an ders. Verbetering is alleen te verwachten van een verbetering der prediking". Aan het slot van zijn artikel schrijft prof. Van Niftrik nog: „Ik meen., het jammeren van de Gereformeerde Bondsorganen over die godsdienstonder wijzers, die de kerk der vaderen laten om zelf dominee te worden dat de klachten van die zijde over „voort gaande scheuring" enz., vruchteloos zul len blijken niet. omdat de aangesproke nen niet vróóm genoeg zijn, maar omdat zij leven bij 'n realistische uitverkiezings- leer, die de Kerk doet opgaan in de echte bekeerden en uitverkorenen. Ik hoe men bij zulk een leer af scheidingen als een chronisch verschijnsel zal kunnen voorkomen. Als mer korenen zó duidelijk kan aanwijzen, dan ligt het voor de hand het Babel der Her vormde Kerk te verlaten en dit weggaan Is een bevrijding te gevoelen. Ondertussen willen vele gereformeer den de uiterste consequenties der uitver- kiezingsleer niet. Op de Dortse Synode heeft men Maccovius, de Steenblok de zeventiende eeuw, aangemaand de praedestinatie niet eenzijdig te drijven niet de uiterste consequenties va supralapsarisme te trekken. Maar heeft hem niet veróórdeeld. In twintigste eeuw zijn wij nóg niet verder dan de Dordtse tweeslachtigheid. Orr paedagogische en pastorale redenen trek ken vele gereformeerden van allerlei slag niet uit de door hen beleden leer „de uiterste consequenties". Waarom Steenblok doet het wel! Zijn goed dunkt mij. Maar de meeste gereformeer den beseffen wel hoe kerkontbindend de uiterste consequenties zijn. En hoe nig in overeenstemming met het Evange lie. En nu staan wij voor het groteske schouwspel, dat de gereformeerde ge zindte met grote nadruk een leer aan vaardt, waarvan zij de uiterste conse quenties bestrijdt. Zou het niet tijd wor den, dat men de leer zélf eens wat nader ging beschouwen? Alleen op die wijze een dam opwerpen tegen de voortgaande versplintering. Ik heb geen illusies, dat men deze raad zal opvolgen. Maar dan moet men ook niet klagen over het feit, dat de gereformeerde gezindte hoe langer hoe meer uiteenvalt in een aantal elkaar bitter bestrijdende groe pen. En dan kan straks de door Harnack geprofeteerde vloedgolf van rationalisme liberalisme komen als een oordeel des Heren, waardoor al dit gedoe wordt weg gevaagd." Onkruid onder de tarwe TT/TE ZIJN BEST doet goed Nederlands te schrijven, ondervindt dagelijks hoe moeilijk dit is en glijd zo nu en dan nog uit bovendien. Maar wanneer hij dit ln alle nederigheid heeft vastgesteld, is het geen wonder dat hij zich wel eens een beetje ergert, als blijkt dat sommige van zijn medemensen die ook schrijven, dit wel wat licht opvatten en zich klaar blijkelijk niet telkens rekenschap geven van wat ze schreven. Ik zag daar weer een paar sprekende voorbeelden van Dij het lezen van een boek over Franciscus van Assisi en een paar boekenrecensies. Deze laatste dienen m.i. met zorg opge steld te worden, daar men anders licht de indruk wekt niet bekwaam genoeg te zijn om over een anders werk te oordelen. Ik begin met het boek over Franciscus, geschreven door een predikant, die meer kunde toont ten opzichte van de beroem de middeleeuwer dan op het gebied der moedertaal. Het boek begint aldus: „Wie in onze dagen iets zeggen wil over Franciscus van Assisi. heeft het gelukkig voor deel aan zijn kant dat hij hier en daar hoorders zal vinden". We hebben hier te doen met een der meest voorkomende fouten in het Nederlands en trouwens ook in andere talen n.l. de contaminatie d.w.z. het verwarren van twee woorden of uitdrukkingen. De schrijver heeft ge dacht aan „het geluk hebben" en „het voordeel hebben", maar JiU wou het toen zo goed zeggen, dat hij in herhaling verviel. Een ander voorbeeld. „Het is o.a. de „viveur" Anatole Franse geweest, die tijdens zijn leven niet ophield op Franciscus te wijzen". Bedoeld is waar schijnlijk: „zijn leven lang". Dat hij het na zijn dood niet meer deed, was de vermelding immers niet waard. En verder: „Men ziet terecht in hem een vrijheidsheld en ontsteekt reeds hierom geurige wierookblaadjes van bewondering aan zijn voeten". Wie nu weet dat wierook Arabische gomhars is en wie wel eens de stukjes wierook gezien heeft, kan zich moeilijk voorstel len, wat er met wierookblaadjes wordt bedoeld. Waarschijnlijk hebben we hier weer met een contaminatie te doen en heeft de schrijver aan lauwerbladeren gedacht. Het niet weten waarover men schrijft, kan iemand soms ook parten spelen, zo als deze week het geval was in een stuk over een oogstfeest. Daarin komt voor: „Iedere boer zet een schoof van zes gar ven aan de weg". Ongelukkigerwijze kan Iedere boerenjongen u vertellen dat een schoof precies hetzelfde Is als een garf; alleen de plaatsen, waar men garf zegt en die waar men schoof bezigt, zijn niet de zelfde. „Een schoof van zes garven" toont dus volkomen onbekendheid met het boerenbedrijf, althans op dit gebied. Maar ik ga door met het boek over Franciscus. Op het terrein van de beeldspraak kan men niet te voorzichtig zijn; wie dit niet in het oog houdt, loopt gevaar beelden met elkaar te verbinden, die leder op zichzelf wel juist kunnen zijn, maar niet in onderling verband. Luister maar: „Wie gehoor bij hem de moderne mens) wil vinden, moet tot hem komen door het poortje van de kunst, over de wateren van zijn ontroerd schoonheldsbëgeren. fris en blij, in de ranke boot van welluidende taal". Nu stuurt men bootjes van taal tooh zeker maar zelden door poortjes. De geestdrift heeft de schrijver over deze moeilijkheid doen „heenglijden", om in de beeldspraak van het bootje te blijven. Het kan zijn dat twee woorden een let tergreep of letter gemeen hebben wat bij sommige schrijvers al eveneens gevaren oplevert, b.v. hetgeen te zien ls in deze zin: „Zij komen tot de bezinning dat het eigenlijke leven niet is het zitten in klooster". Over dat „zitten" wil ik nu Ir niet spreken, doch die „bezinning" zal wel door „inzicht" moeten vervangen worden. Goedkeuren en bevestigen of bekrachtigen en bevestigen zijn lang niet gelijk van betekenis. Toch zou men dit Wat zie je er keurig uit vandaag 'n Nieuw overhemd Ja... nmet'o „Truben(js" boord Voortaan wil lk geen j andere m „Trubentjs" boorden zitten even cor rect als stijve en net zo geniakkelük als slappe boorden. Een „Trubenijs 1 boord is gemakkelijk te wassen en te strijken en behoeft niet gesteven te worden, omdat h(j permanent half- etijf is. Let op bet merk in elke boord. WETTIG GEDEP boorden Overhemden met „Trubenili" boorden kunnen opmaken uit deze zin: „Hij acht het nodig de bevestiging van zijn leefwijze aan de Paus tc gaan vragen". Boven vestigde ik reeds de aandacht op het feit. dat beeldspraak en uitglijden dikwijls heel dicht bij elkaar zijn te vin den. Dit blijkt uit deze „mooie" zin: Kerk kunst zijn twee polen, waartussen in :e dagen een probleem wordt uitge broed". Dit kan onggetwijfeld een nest van grote omvang zijn cn het probleem kan dan ook geweldig wezen, maar de beeldspraak is niet bepaald gelukkig te noemen. Men kan ook te duidelijk willen worden, als uit de volgende zin blijkt: „Onze waardering van mensen is dik wijls zo intellectualistisch georiënteerd, o d a t we veel meer eerbied hebben >or een kop dan voor een karakter". Een contaminatie ligt waarschijnlljic ten grondslag aan de volgende vergis sing: „De Bijbel is een persoonlijk boek wiens eis wij ons niet mogen ont trekken". Welks was juist geweest, maar die persoon stond klaarblijkelijk jg dicht bij de Bijbel. Wat de schrijver bedoelt met de uit drukking: ..De vrouw heeft geheime trekkingen op de smart van de i, die zij verstaat en weet te leiden" ls mij een raadseL Maar het staat er! Als ik nu nog zeg dat er in voorkomen de spellingen: monikken. van adelyke bloede, interressant en een gestijgerd intellect, zal wel duidelijk zijn. dat een beetje ergernis van mijn kant niet on begrijpelijk was. Den Haag Dr F, C. Dominic us

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 9