Bij droefgeestige Indianen
in Noord-Argentinië
Er is iets niet in de haak met
Engelands postvervoer
L A*##*»"preJurt «aaaa»
Voortgaande versplintering van
de Geref. gezindte
LEIDSCHE COURANT
9
DONDERDAG 19 NOVEMBER 199»
HIER LOOPT MEN IN LOMPEN
op de rug. De mannen lopen er loom
bij. meestal in lompen. De wijde broe
ken. de bombaohes, zijn tientallen keren
gelapt; de grote hoeden hebben een
beschimmeld lint, de blouses zijn ge
scheurd. de halsdoeken zijn groezelig.
Waar leven deze mensen van
Arm volk, zonder levensvreugde
sterft langzaam uit
(Van onze reizende corr. Hans Kievid)
T^OORDAT EEN ZWERVER, die een vreemd land ontdekken wil; op stap
gaat, neemt hij de kaart van dat land voor zich en tekent aan, wat hij
wil zien. Hij gaat daarbij af, op wat hij over bepaalde gebieden heeft ge
hoord en gelezen. Het rode potlood tekent de route. In reisgidsen kijkt hij
dan, hoe de bezienswaardige plaatsen te bereiken zijn, of er hotels zijn en
wat er verder omtrent de plaats bekend is. Zo was er gezegd: als je in het
Noorden komt, ga dan naar Humahuaca (spreek uit Oemawaka) daar moer
j ten nog wat Inca-Indianen wonen, die het bekijken waard zijn. Er loopt
geloof ik één keer in de week een oude, vieze trein, die de verbinding tus-
5 een Bolivia en Argentinië onderhoudt, maar als je geluk hebt, is er wel
i een bus.
Nu wordt bij de reiziger in Zuid-
j Amerika het instinct wakker, als hij de
naam „Indianen" hoort. Hij weet dan.
dat hij kan worden geconfronteerd met
de oudste bewoners van dit continent,
aan wie de beschaving van enige eeuwen
voorbij ging: een uitstervend ras
van typisch gedrongen mensen met een
cultuur, die door alle tijden heen als
'hoogst belangrijk geschetst zal worden.
I Wat te zeggen bijv. van het toppunt
in muzikaal genot, dat ik in het mu
seum van Missiones een ander Noord-
i Argentijns district vond, een rnaram-
jba: een stok met een snaar. Die snaar
j neemt men dn de mond en met één
hand tokkelt men op de snaar. Met de
i andere hand regelt men de toonhoogte.
Maar niemand anders dan de muzikant
zelf kan de muziek horen. Zijn
mond dient namelijk als klankkast van
de muziek, die in de oren resonneert.
Zo moeten vroeger de Indianen in een
kring rond het vuur hebben gezeten, elk
met zo'n instrument, luisterend naar
eigen muziek, uren lang.
Dorstig land
Humahuaca stond dus op het reis
programma en langzaam bijna 2500
km van Buenos Aires op de grens
Bolivia en Argentinië werd het doel
bereikt. De laatste etappe leidde plot
seling door woestijnen met hoge, kale
rotsgroepen. Hier achter de Andes re
gent het zelden. De rivierbeddingen zijn
droog en dienen als pad voor de slape-
>rige ezeltjes met hun nog slaperiger
jdrijver. Boom en plant zijn verschroeid.
(Alleen de stugge cactus, houdt het uit.
Hoog tegen de bergen, waar al
leen dor steppengras kwijnt, springen
honderden geiten van rots tot rots.
Soms graast er een mager paardje.
Maar het leven is er anders; het is
(meer een kwijnen en hopen. Hopen op
!die éne geweldige piasbui in het jaar.
die de bedding, plant en dier weer
'water geeft
Jujuy (spreek uit: googoei) was de
■voorlaatste halte, hoofdstad van de
(Noordelijkste provincie van diezelfde
naam, geografisch nog Argentijns, maar
)<iua gewas, mens en dier eigenlijk al
Familieberichten uit andere
bladen
ONDERTROUWD; C C Bijlenga
Boliviaans. Daar kan men nog slapen
in een heerlijk bed van een luohtge-
koeld hotel. Daar zijn nog wat kleine
industrietjes en er is op het plein des
Zaterdagsavond een fanfare-orkest van
de bergtroepen. Daar is nog TèVèn, ómdat
er met een handomdraai aan de
kraan water is. Daar lopen nog don-
kerogige meisjes in kraakheldere japon
netjes. Daar staan fleurige palmen er
kwinkeleert de naohtegaal. Allemaal
omdat er nog water is
Niemand lacht
Maar de bus, die de volgende dag
150 km in schroeiende zonnehitte
de ongelijke rivierbedding naar
Noorden hobbelt, bereikt weldra de
waar het leven geen leven mee
Er zijn geen huizen meer; alleen nog
stoffige stenen krotten van rivierkeien
met leem. De mensen lopen in kleurige
lompen en zijn viies; stinken en heb
ben vlooien. Daar lacht ook niemand
meer. Zelfs de kinderen, peuters van
drie, vier jaar hebben de ernst op hun
vuile toetjete. Hier is een andere wereld;
de wereld die niet meer luistert naar
modetekenaars, medische voorschriften,
economische wetten en schoolmeesters,
omdat die allen daar hun macht heb
ben verloren.
De vrouwen lopen in bonte rokken,
overdwars gestreept met helle rode.
groene, paarse kleuren. Op het gedron
gen Indiaanse hoofd, met het zwarte
haar in vlechten dragen zij een grote
hoed. net een herenhoed. Om het bo
venlijf hebben ze twee, drie omslag
doeken, ook al weer im schrille kleuren.
In één ervan dragen ze hun kind,
Canada-B reukelen.
OVERLEDEN: M E Bruijnzeel, man 72 jr
'dam: P P van Veen. man R'dam; HAR
jr, ^Zeist;
80~jr'"zeis
naker-Concke, vr, i
man. 25 jr. Schied;
-... man. 80 jr. Zeist; G
jr. A'dam; G J Grilk. m;
ut; G E D Eden. vr. 1
N Ch de Bocr-van der
E Klomp-Lieflinek. vr,
L H F Breed-
MimSter Mansholt straks
weer op reis
De minister van Landbouw, de heer S.
L. Mansholt, treedt op als hoofd der Ne
derlandse delegatie naar de tweejaarlijkse
algemene vergadering der voedsel- en
landbouworganisatie van de Verenigde
Naties (F.A.O.) op 23 dezer te Rome, ter-
mr J. J. van de Lee als plaatsvervan
ger gaat, de heren B. Heringa, ir F. L. A.
Maandag, prof. dr ir M. J. T. Dols, ir A.
H. Haak en ir A. R. Motman officiële ver
tegenwoordigers zullen zijn en de Kamer
leden prof. mr W. Rip, ir C. J. van Heel
dr ir A. Vondeling eveneens in de dele
gatie zitting hebben, evenals ir G. P. F.
Royackers, dr J. P. Bannier en drs C. C.
L. Eygenraam. Op de agenda staat het
onder voorzitterschap van prof. Dols op
gestelde rapport over een noodvoedsel-
voorraad, de Instelling van een mond- en
klauwzeercommlssie, bestrijding van on
dervoeding, vooral bij moeders en kinde
ren en een Nederlands voorstel voor een
versnelde behandelingswijze van regio
nale verdragen.
E Kinr.fr> vr,
Jr. Groningen; G C van' Wijk-v d Beek.
63 jr, Hoofddorp; L Prins-van den Dol-
!r. vr, 71 jr. Hengelo; P Smit. man. 84 jr
■am; G Rcinders-Niezing. vr. 51 jr. Am.
Eén van de veertig ezelsdie
bij de uitstervende Indianen
van Noord-Argentinië als wa
terdragers de vaste verbinding
onderhouden tussen de „stad"
Caico (de hutten op de achter
grond) en een verre rivier. Van
de keien, die in dit onherberg
zame oord verspreid liggen,
maken de Indianen kilometers
lange omheiningen om hun
schamele bezit af te palen en
zo mogelijk tegen indringers te
beschermen. Er is echter niet
veel te halen bij deze mensen.
„Industrie
Ah. dat kunnen we daar zien. Een
kleine jongen drijft een kudde llama's
(spreek uit: sjama's) voor zich uit. Die
worden over enkele ogenblikken gescho-
Llama-wol is beter dan schapen
zeggen de Humahuacenas. De
spinnen de draden en kleuren
die met plantenextracten. Voor bijna elk
huis kan men een vrouw aan een zeer
primitief weefgetouw zien zitten, waar
ze van de draden halsdoeken, poncho's
(llchaamsgrote omslagdoeken) en on
derkleren weeft. Die worden verkocht
of verruild tegen etenswaar. Verder
de geiten melk voor boter en
kaas. Ook vlees, terwijl de geitenhui
den tot kleedjes eil kledingstukken wor
den geprepareerd.
sinds mensenheugenis, de eni
ge industrie der Inca's, die nog altijd
zelf hun vaatwerk ontwerpen en bak
ken, vaak in de schoonste kleuren en
Niets is. veranderd bij dit volk.
alleen pijl en boog hebben ze begra-
omdat de Europese indringers nu
alleen nog maar bescheiden nieuwsgie
rig zijn.
Er is geen levensvreugde zoals gezegd.
Iedereen kijkt ernstig. Het is als zo vaak
bij bergvolken, dat de rotsmassieven
:ijn hier op 4000 meter hoogte
hun stempel op de menselijke geest
hebben gedrukt. Het is, alsof zij op elk
moment elkander zullen aangrijpen en
doden. Ze gaan niet meer met de opge
wekte pas; zij sluipen langs elkaar heen
vermijden het gesprek. Zouden zi'
beseffen, dat zij een stervend volk zijn
Een huilend kind, dat de stoffige stilte
>n de dorre nederzetting verstoort,
wordt haastig aan de borst gelegd
De llama's zijn nu in de schaduw
gestald. Die beesten zijn eigenlijk, zon
der dat ze het zelf weten, de leukste
hier. Met hun eigenwijze kop, waar
op vaak nog een gebreid zonnemutsje
staat, terwyl er één nog een soort oor
bellen draagt, staren ze verwaand om
zich heen. Maar in hun ogen weerspie
gelt zich ook de flegmatieke weemoed
de hele streek. Als ik hen fotogra
feer. staren ze me hooghartig aan, alsof
ik een wet overtreed; de wet van deze
kwijnende natuur, waar niemand een
indringer tegemoet treedt, tenzij hij een
tonnetje water met zich draagt.
Men is dolblij, na enkele dagen weer
terug te zyn in de eigen wereld, met
de palmen en het fanfare-orkest, het
frisse bed zonder vlooien. En als ik
's avonds in de blanke sterrennacht op
het balcon nog een pijpje rook. schuift
daar een schim door de straten:
Inca-vrouw met op haar rug het kind. In
haar handen draagt zij grote zakken
fruit, brood, meel, zout en suiker,
heeft haar poncho's verhandeld en
haar schatten zit ze vannacht op
van de goederenwagons, die haar i
het Noorden schommelen.
De Inca-vrouwen uit deze Noordargentijnse streken gebruiken al haar
tijd om wol te spinnen en daaruit kledingstoffen te weven. Om zich
tegen de felle zon en de stofstormen te beschermen dragen ze grote
hoeden met omslagdoeken.
Diefstal van poststukken neemt steeds
ernstiger vorm aan
(Van onze Londense correspondent)
Het Britse publiek begint zich ongerust
te maken over het steeds toenemende
aantal diefstallen van postzakken. Dezer
dagen maakte de regering in het Lager
huis bekend, dat in het jaar eindigend
0 October 734 van de 350 millioen
postzakken, die de Britse posterijen in
dat jaar vervoerd hebben, gestolen
n.. Het jaar tevoren bedroeg het
aantal gestolen postzakken 685.
En het zijn niet alleen de zakken post,
Ie voor treinrovers begeerde buit zijn.
In Maart van het vorige jaar werden
bankbiljetten tot een waarde van 6000
gestolen uit een postwagen en even later
verdwenen er 11.000 op mysterieuze
wijze. Maar op de 21ste Mei kwam de
klap op de vuurpijl: midden in Londen,
op klaarlichte dag. werd een postauto
geramd door een andere wagen, waaruit
n gemaskerde en gewapende man-
sprongen. Ze maakten zich meester
van de inhoud van de postauto, t.w.
237.000, waarvan 100.000 in bank
biljetten. Sinds deze overval zijn er
SANOSTOL
/ut&éêm*.Si
zeventien maanden voorbij gegaan, maar
nog altijd is Scotland Yard er niet in
geslaagd de daders te vinden. Honderden
detectives zijn aan het werk gezet e
Yard is er zeker van, dat zij de daders
te pakken zal krijgen. Met dit al is het
nog steeds niet zo ver.
De overvallen op pastauto's, geladen
met bankbiljetten, behoren tot het „grote
werk" en kunnen in elk land voorkomen.
Maar dat de gewone post niet veilig is,
daarover maakt elke Engelsman zich erg
ongerust, want hij wil er zeker van zijn,
dat zijn brieven aan vrouw, verloofde,
zoon of vriend goed overkomen. Het gaat
de rovers natuurlijk niet om die brie
ven, die voor hun waardeloos zijn, i
om de geldswaardige stukken, die in be
paalde postzakken voorkomen.
Uit alles blijkt, dat hier geen sprake is
van incidentele diefstallen, maar van een
weldoordachte, goed-georganiseerde actie;
geleid door mannen, die met de geheime
werkwijze der posterijen op de hoogte
zijn. Voor oningewijden lijkt de ene post
zak precies op de andere, terwijl die ene
juist kostbare aangetekende stukken kan
bevatten. Om het verschil tussen beide te
onderkennen moet men op de hoogte
zijn van de geheimtaal der posterijen.
Hoe gaan de dieven te werk? Daarvoor
zijn er verschillende methoden. De
meeste diefstallen kunnen geschieden.
Wraak is...
smakelijk
4711 "Tosca"
Parfum. Eau de Cologne, Poeder
voor het mooiste moment van
de feestavond.
Pioi. dr G. C. v. Niitrik over
Niet tot meer vroomheid manen, maar tot
dogmatische bezinning
PROF. DR G. C. VAN NIFTRIK uit Amsterdam schrijft in zijn kroniek in
het tijdschrift „Kerk en Theologie" een artikel over: „Versplintering
der Gereformeerde gezindte". Hij begint dit artikel met een uitlating van
Adolf von Harnack, die aan het einde van zijn leven, toen de theologie van
Barth in opkomst was, gezegd moet hebben „dat er na de nieuwe vloedgolf
van rechtzinnigheid, die toen aan het opkomen was, een nieuw rationalisme
en een nieuw liberalisme zouden ontstaan, waarbij het rationalisme en
liberalisme van de negentiende eeuw nog maar kinderspel waren". Aan
deze profetie van de grote dogmenhistoricus moet prof. Van Niftrik telkens
denken, als hij in de pers berichten leest over de voortgaande versplinte
ring van de Gereformeerde gezindte. En hij schrijft:
,Het is alsof allerlei groepen elkaar
willen overtroeven in calvinistische, ge
reformeerde gezindheid en in trouw aan
de belijdenis en erfenis der vaderen".
Prof. Van Niftrik somt de voorvallen van
de laatste maanden op „om daardoor
waarschuwend duidelijk te maken waór-
toe het leidt, als* men in het kerkelijke
leven alleen maar met gelijkgezinden
zuiverder belijden wil'
Prof. Van Niftrik staat dan stil bij de
afscheiding van de Hervormde evange
lisatie „Elim" in Zwolle, de vorming v;
„Presbyteriaal Hervormde Gemeenten
de Vrije Hervormde Gemeente te IJssel-
muiden, de Geref. Gemeenten en de „on
rust in de Chr. Geref. Kerken".
Wat zullen wij tot deze dingen zeggen?
Vanzelfsprekend, dat dit allés ons diep
verontrusten moet. Wat een erbarmelijk
schouwspel: al die groepen, die elkaar
overtroeven in gereformeerdheid! Wij
kunnen elkaar bewogen tot eenheid
nen! Wij kunnen elkaar zeggen, dat wij
niet vróóm genoeg zijn! Ds A. "Vroegm-
dewey schrijft in het „Gereformeerd
Weekblad" van 20 Juni 1953: „Wat zijn
de scheuringen en splitsingen in de laat
ste jaren toch toegenomen! En
we de oorzaak daarvan niet zoeken in
een gebrek aan werkelijk geestelijk le
ven, waardoor ook de grote lijnen uit het
oog verloren worden en de gereformeerde
belijdenis nog wel met de mond beleden,
maar zo weinig met het hart geloofd
wordt". Dat is bijzonder stichtelijk,
wij schieten er erg weinig mee op. Het
is namelijk zó, dat al deze gescheiden
groepen pretenderen de belijdenis met
het hart te geloven en daórom zich af
scheiden uit hun vroegere huis. Al deze
groepen vragen zich af, of Ds Vroegm-
omdat het systeem van bewaking der
post op zijn zachtst gezegd wat zorgeloos
is. Zo werden de genoemde 11.000
gestolen uit de trein van Brighton naar
Londen eenvoudig door de postwagen te
openen met een sleutel, die in het bezit
is van iedere spoorwegman. Al wat de
dieven te doen hadden was de aandacht
van de conducteur even af te leiden.
In een ander geval het was op een
naohttrein werd de conducteur bij een
couchette geroepen, zogenaamd omdat or
een vrouw was flauwgevallen, die met
wat brandewijn moest worden bijge
bracht. Onderwijl maakten de dieven
zich meester van een zak met aangete
kende stukken en op het volgende sta
tion wandelden zij doodleuk met hun
kostbare vangst naar buiten.
Of de leden van de bende ontsteken
een vuur op een ander perron, terwijl de
post wordt uitgeladen. De mannen van
Tante Pos laten even hun werk in de
steek om te helpen het vuur te blussen
en als zij terugkomen hebben de dieven
reeds hun slag geslagen.
Dit kan natuurlijk zo niet doorgaan en
de directie der Britse Posterijen is sinds
enige tijd druk doende, nieuwe veilig,
heidsmaatregelen in tc voeren. Niet meer
als voorheen mag de post onbeheerd lig
gen in treinwagons, die toegankelijk zyn
voor reizigers. En steeds meer post
wagens worden voorzien van tralies die
wel geen volstrekte beveiliging tegen
diefstal garanderen, maar het toch wel
moeilijker maken een grijp-maar-raak-
overval te entameren.
En tenslotte: al deze diefstallen zijn
eigenlijk het gevolg van de Britse men-
toliteitj die door de onder-directeur der
Posterijen David Grummans als volgt
werd geformuleerd: „De veiligheidsmaat
regelen, zoals P.T T. die in Engeland toe
paste, waren gebaseerd op de veronder
stelling. dat de bevolking van dit land
principieel eerlijk is". Jammer dat zelfs
deze Engelse eerlijkheid inderdaad een
der grondslagen der Britse maatschappij
in deze tijden veel van haar vormende
kracht heeft ingeboet
dewey de belijdenis wel met het hart ge
looft, als hij blijft in de Hervormde Kerk.
De ramp is juist, dat elke groep meent
de belijdenis met het hart te geloven
alle andere groepen ervan verdenkt, dit
niet of niet helemaal te doen".
De schrijver vraagt zich af, of de
zaak van „al deze narigheid" ook
kunnen schuilen in een vergroeiing
de calvinistische praedestinatieleer. ,.Wij
moeten elkaar niet in de eerste plaats tot
vróómheid manen (hoe goed er
nuttig dat ook is!), maar vooral tot dog
matische bezinning. Als men de prediking
met de praedestinatie begint, kan.
alleen maar geraken tot een kerk
uitverkorenen en dat is in de practijk
altijd een secte. Men zal zich moeten
afvragen, of de uitverkiezing inhoud der
prediking kan zijn. Men zal ervoor heb
ben te waken de uitverkiezing te maken
rationalistisch logisch systeem.
Men zal de uitverkiezing hebben te zetten
het kader van een verbondsleer. Als
de gereformeerde gezindheid zich niet be
keert van een rationalistische verkie-
zingsleer, zal de versplintering voort
gang blijven hebben, in weerwil van alle
goedbedoelde, maar volkomen onvrucht
bare vermaningen tot echtere vroomheid.
In de vroomheid zélf, beheerst als die is
door een vergroeide en eenzijdige ver-
kiezingsleer, schuilt de narigheid. Juist
door zijn vróómheid kan men niet an
ders. Verbetering is alleen te verwachten
van een verbetering der prediking".
Aan het slot van zijn artikel schrijft
prof. Van Niftrik nog: „Ik meen.,
het jammeren van de Gereformeerde
Bondsorganen over die godsdienstonder
wijzers, die de kerk der vaderen
laten om zelf dominee te worden dat
de klachten van die zijde over „voort
gaande scheuring" enz., vruchteloos zul
len blijken niet. omdat de aangesproke
nen niet vróóm genoeg zijn, maar omdat
zij leven bij 'n realistische uitverkiezings-
leer, die de Kerk doet opgaan in de echte
bekeerden en uitverkorenen. Ik
hoe men bij zulk een leer af
scheidingen als een chronisch verschijnsel
zal kunnen voorkomen. Als mer
korenen zó duidelijk kan aanwijzen, dan
ligt het voor de hand het Babel der Her
vormde Kerk te verlaten en dit weggaan
Is een bevrijding te gevoelen.
Ondertussen willen vele gereformeer
den de uiterste consequenties der uitver-
kiezingsleer niet. Op de Dortse Synode
heeft men Maccovius, de Steenblok
de zeventiende eeuw, aangemaand de
praedestinatie niet eenzijdig te drijven
niet de uiterste consequenties va
supralapsarisme te trekken. Maar
heeft hem niet veróórdeeld. In
twintigste eeuw zijn wij nóg niet verder
dan de Dordtse tweeslachtigheid. Orr
paedagogische en pastorale redenen trek
ken vele gereformeerden van allerlei slag
niet uit de door hen beleden leer „de
uiterste consequenties". Waarom
Steenblok doet het wel! Zijn goed
dunkt mij. Maar de meeste gereformeer
den beseffen wel hoe kerkontbindend de
uiterste consequenties zijn. En hoe
nig in overeenstemming met het Evange
lie. En nu staan wij voor het groteske
schouwspel, dat de gereformeerde ge
zindte met grote nadruk een leer aan
vaardt, waarvan zij de uiterste conse
quenties bestrijdt. Zou het niet tijd wor
den, dat men de leer zélf eens wat nader
ging beschouwen? Alleen op die wijze
een dam opwerpen tegen de
voortgaande versplintering. Ik heb geen
illusies, dat men deze raad zal opvolgen.
Maar dan moet men ook niet klagen over
het feit, dat de gereformeerde gezindte
hoe langer hoe meer uiteenvalt in een
aantal elkaar bitter bestrijdende groe
pen. En dan kan straks de door Harnack
geprofeteerde vloedgolf van rationalisme
liberalisme komen als een oordeel des
Heren, waardoor al dit gedoe wordt weg
gevaagd."
Onkruid onder de
tarwe
TT/TE ZIJN BEST doet goed Nederlands
te schrijven, ondervindt dagelijks hoe
moeilijk dit is en glijd zo nu en dan nog
uit bovendien. Maar wanneer hij dit ln
alle nederigheid heeft vastgesteld, is het
geen wonder dat hij zich wel eens een
beetje ergert, als blijkt dat sommige van
zijn medemensen die ook schrijven, dit
wel wat licht opvatten en zich klaar
blijkelijk niet telkens rekenschap geven
van wat ze schreven. Ik zag daar weer
een paar sprekende voorbeelden van Dij
het lezen van een boek over Franciscus
van Assisi en een paar boekenrecensies.
Deze laatste dienen m.i. met zorg opge
steld te worden, daar men anders licht de
indruk wekt niet bekwaam genoeg te zijn
om over een anders werk te oordelen.
Ik begin met het boek over Franciscus,
geschreven door een predikant, die meer
kunde toont ten opzichte van de beroem
de middeleeuwer dan op het gebied der
moedertaal.
Het boek begint aldus: „Wie in onze
dagen iets zeggen wil over Franciscus
van Assisi. heeft het gelukkig voor
deel aan zijn kant dat hij hier en daar
hoorders zal vinden". We hebben hier te
doen met een der meest voorkomende
fouten in het Nederlands en trouwens
ook in andere talen n.l. de contaminatie
d.w.z. het verwarren van twee woorden
of uitdrukkingen. De schrijver heeft ge
dacht aan „het geluk hebben" en „het
voordeel hebben", maar JiU wou het toen
zo goed zeggen, dat hij in herhaling
verviel.
Een ander voorbeeld. „Het is o.a. de
„viveur" Anatole Franse geweest, die
tijdens zijn leven niet ophield op
Franciscus te wijzen". Bedoeld is waar
schijnlijk: „zijn leven lang". Dat hij het
na zijn dood niet meer deed, was de
vermelding immers niet waard.
En verder: „Men ziet terecht in hem
een vrijheidsheld en ontsteekt reeds
hierom geurige wierookblaadjes
van bewondering aan zijn voeten". Wie
nu weet dat wierook Arabische gomhars
is en wie wel eens de stukjes wierook
gezien heeft, kan zich moeilijk voorstel
len, wat er met wierookblaadjes wordt
bedoeld. Waarschijnlijk hebben we hier
weer met een contaminatie te doen en
heeft de schrijver aan lauwerbladeren
gedacht.
Het niet weten waarover men schrijft,
kan iemand soms ook parten spelen, zo
als deze week het geval was in een stuk
over een oogstfeest. Daarin komt voor:
„Iedere boer zet een schoof van zes gar
ven aan de weg". Ongelukkigerwijze kan
Iedere boerenjongen u vertellen dat een
schoof precies hetzelfde Is als een garf;
alleen de plaatsen, waar men garf zegt en
die waar men schoof bezigt, zijn niet de
zelfde. „Een schoof van zes garven" toont
dus volkomen onbekendheid met het
boerenbedrijf, althans op dit gebied.
Maar ik ga door met het boek over
Franciscus.
Op het terrein van de beeldspraak kan
men niet te voorzichtig zijn; wie dit niet
in het oog houdt, loopt gevaar beelden
met elkaar te verbinden, die leder op
zichzelf wel juist kunnen zijn, maar niet
in onderling verband.
Luister maar: „Wie gehoor bij hem
de moderne mens) wil vinden, moet tot
hem komen door het poortje van de
kunst, over de wateren van zijn ontroerd
schoonheldsbëgeren. fris en blij, in de
ranke boot van welluidende taal".
Nu stuurt men bootjes van taal tooh
zeker maar zelden door poortjes. De
geestdrift heeft de schrijver over deze
moeilijkheid doen „heenglijden", om in
de beeldspraak van het bootje te blijven.
Het kan zijn dat twee woorden een let
tergreep of letter gemeen hebben wat bij
sommige schrijvers al eveneens gevaren
oplevert, b.v. hetgeen te zien ls in deze
zin: „Zij komen tot de bezinning dat
het eigenlijke leven niet is het zitten in
klooster". Over dat „zitten" wil ik nu
Ir niet spreken, doch die „bezinning"
zal wel door „inzicht" moeten vervangen
worden. Goedkeuren en bevestigen of
bekrachtigen en bevestigen zijn lang niet
gelijk van betekenis. Toch zou men dit
Wat zie je er keurig
uit vandaag
'n Nieuw overhemd
Ja...
nmet'o
„Truben(js"
boord
Voortaan
wil lk geen j
andere m
„Trubentjs" boorden zitten even cor
rect als stijve en net zo geniakkelük
als slappe boorden. Een „Trubenijs 1
boord is gemakkelijk te wassen en
te strijken en behoeft niet gesteven
te worden, omdat h(j permanent half-
etijf is. Let op bet merk in elke boord.
WETTIG GEDEP
boorden
Overhemden met „Trubenili" boorden
kunnen opmaken uit deze zin: „Hij acht
het nodig de bevestiging van zijn
leefwijze aan de Paus tc gaan vragen".
Boven vestigde ik reeds de aandacht op
het feit. dat beeldspraak en uitglijden
dikwijls heel dicht bij elkaar zijn te vin
den. Dit blijkt uit deze „mooie" zin: Kerk
kunst zijn twee polen, waartussen in
:e dagen een probleem wordt uitge
broed". Dit kan onggetwijfeld een nest
van grote omvang zijn cn het probleem
kan dan ook geweldig wezen, maar de
beeldspraak is niet bepaald gelukkig te
noemen. Men kan ook te duidelijk willen
worden, als uit de volgende zin blijkt:
„Onze waardering van mensen is dik
wijls zo intellectualistisch georiënteerd,
o d a t we veel meer eerbied hebben
>or een kop dan voor een karakter".
Een contaminatie ligt waarschijnlljic
ten grondslag aan de volgende vergis
sing: „De Bijbel is een persoonlijk boek
wiens eis wij ons niet mogen ont
trekken". Welks was juist geweest,
maar die persoon stond klaarblijkelijk
jg dicht bij de Bijbel.
Wat de schrijver bedoelt met de uit
drukking: ..De vrouw heeft geheime
trekkingen op de smart van de
i, die zij verstaat en weet te leiden"
ls mij een raadseL Maar het staat er!
Als ik nu nog zeg dat er in voorkomen
de spellingen: monikken. van adelyke
bloede, interressant en een gestijgerd
intellect, zal wel duidelijk zijn. dat een
beetje ergernis van mijn kant niet on
begrijpelijk was.
Den Haag
Dr F, C. Dominic us