t m ^JYlynkeer ^^impelmanó q<tat „en pension" Volksgroep van 260.000 zielen, met wier rechten gespeeld wordt DOOR G TH ROTMAN 119. Ja, zo vast sliep hij. dat hij niet eens hoorde, dat z'n vrouw thuiskwam. Ze had de vrouw van de notaris mee gebracht; ze wilde haar het huls eens laten zien. Na een rondgang kwamen /e ook in de keuken. ,,Dit is eigenlijk de provisiekast!" zei mevrouw Pimoelmnns on de keukenkast wijzend. ..maar op 't ogenblik ligt er alleen maar ouwe. waardeloze rommel in!" 117. Mijnheer Pimpelmans sliep drie kwartier aan één stuk. Toen werd hij wakker, het lampje was uitgegaan. Mijn heer Pimpelmans schrok; zijn kieken zouden nu vast wel ontwikkeld zijn! Hij wilde naar dc keuken, om de lamp te vullen, maar vond de kastdeur geslo ten. Hij ontstak z'n zaklantaarn en be gon te schreeuwen en tegen de deur te stompen. dragen. Én als hij later klant tegenkwam, die aan zwaarlijvigheid leed, ried hij hem aan, een week naar Zomerdorp te gaan en een ouwe Mets te huren. „Daar val Je 30 kilo van af, gega randeerd. en zo waar als ik hier sta!" voegde hij er aan toe. EINDE. 116. Terwijl hij sliep, kwam Wlllemijn- tje, die tegenwoordig Mina heette, door de keuken. Ze had haar vrije avond en wilde weggaan. Zorgzaam als ze was. voelde ze. of de kastdeur wel op slot was, en toen dat niet het geval bleek te zijn. draaide ze de sleutel om, waarop ze het huis veiliet. 121. „Dat is wat Je noemt het na spel!" zei mijnheer Pimpelmans. terwijl hij zich oprichtte. Twee dagen later kwam het echte ..naspel." Namelijk het vonnis van het kantongerecht, waarbij mijnheer Pimpelmans bij verstek ver oordeeld werd tot 40 gld. boete en 35 gld. schadevergoeding, wegens mishan deling van een stationschef en het toe brengen van schade aan eigendommen der Nederlandse spoorwegen. DE INDISCHE NEDERLANDER (l) En dat wordt dan een „futiliteit genoemd IN het laatste decennium hebben Nederlandse socialisten, doelend op het „verstokt conservatisme" der rechtse groeperingen inzake de Indw-kwestie, zich vaak van het woord /utiliteit bediend. Indië is als gevolg van de geveerde lndië-politiek smadelijk verloren ge gaan. Het ligt niet in onze bedoeling om hier dieper op in te gaan. Maar wel lijkt het ons dubbel zo erg, dat zij. die zo graag schermen met het woord futiliteit, nu blijven volharden in een verregaande stupiditeit, of moet het zijn hardnekkige naieveteit? Dit is wederom helder tot uiting gekomen in de nu hoogst-actueel gewor den kwestie der Indische Nederlanders (voorheen Indo-Europeanen). Een vraagstuk, dat ook al met onverantwoordelijke lichtvaardigheid als een futiliteit wordt voorgespiegeld, hoewel in wezen een schrijnend nationaal probleem, waar ons land nog lang niet mee af is de Aziatische koloniën geboren Engel se afstammelingen, juridisch nimmer de status van Brit verleend. Noch hebben zij als groep tot rugge- graat van het Brits koloniaal bewind gediend, net zo min als stootblok te gen het inheems nationalisme. Met de Indische Nederlanders is het echter heel anders gegaan. Tegen het einde van de negentien de eeuw zag de Nederlands Indische regering terdege in, dat de 200.000 Indische Nederlanders op een twee sprong stonden: óf te encanailleren met het opkomende Indonesische na tionalisme, óf zich te handhaven als trouwe loot van de Nederlandse stam en zich tégen dat nationalisme te ke ren, danwel in het gunstigste geval zich daarvan te distanciëren. Deze laatste mogelijkheden waren niet met zekerheid te verwachten alvorens de Indische Nederlander staatsrechtelijk als volwaardig Nederlander (en dus niet als „in Indië geboren Hollands kind" of „mixties") werd erkend. Dit is geschied, n.l. krachtens art. 1 der Wet van 1892; een knappe zet van de Nederlandse politici. De Indische Nederlanders accep teerden die „emancipatie" ten volle, actief, en ongeschokt loyaal. Mét de daaruit voortvloeiende gevolgen van sleutelposities, verbetering in maat schappelijke stand. Europees verlof, enz., doch ook... dienstplicht, interne ring tijdens het Japans bewind, ber- siapperiode, en thans... onwil, vijand schap, nagloeiende haat van de kant der republikeinse (extreem georiën teerde) nationalisten; moeilijke toe standen in een geruïneerd land. WAT zijn precies Indische Nederlan ders? Dat zijn Nederlanders, die in Indië geboren zijn, en onder wie er velen zijn, die min of meer In disch bloed in de aderen hebben, doch staatsrechtelijk, juridisch, taal kundig, cultureel, nu ja; in alle ande re opzichten, volwaardig Nederlander zijn, net als de Friese, Limburgse, Zeeuwse en Drentse Nederlanders. De Nederlandse kleinburger spreekt van „halfbloeds", een benaming die menige Indische Nederlander kren kend in de oren klinkt, doch ook de lachlust der intellectuelen onder hen opwekt. Het begrip „volbloed" of „zuiver ras" is immers voor het men selijk geslacht zo niet reeds volko men fictief, dan toch moeilijk te con troleren. En wie zich in alle ernst „volbloed Nederlander" noemt, kent de geschiedenis van het eigen volk niet al te best. De Indisch-Nederlandse volksgroep telt thans ruim 260.000 zielen, waar van er circa 150.000 in Nederland ver toeven, om en bij de 100.000 in Indo nesië en de rest op Westelijk Nieuw Guinea. Hoewel talrijke Indische Nederlan ders het in Nederland niet rooskleu rig hebben, bezetten toch vele in de Nederlandse maatschappij belangrij ke functies. Bescheidenheidshalve zul len wij hier slechts vier Indische Ne derlanders noemen, wier namen U ongetwijfeld welbekend zijn: Luit. Gen. b. d. Buurman van Vreden (gouverneur van de residentie 's Gra- venhage), de schrijver Johan Fabri- cius, de illustrator Eppo Doeve (ere burger van Amsterdam), en de kor telings afgetreden Chef van de Lucht machtstaf Luit. Gen. Giebel... DE rechtsverhouding tussen het Ne derlandse „moederland" en de in Indië geboren Nederlanders is een unicum; een vergelijking ten dezent met andere koloniale mogendheden loopt in alle opzichten mank. Engeland bijvoorbeeld heeft zijn, in En hoe staat het nu met het hun toekomend recht om door het land hunner vaderen te worden beschermd en opgevangen? Door het land. dat zij mede (als Nederlanders) hielpen maken tot een welvarende mogend heid? Tot zover enkele bijzonderheden van actuele aard. Wie zich echter een duidelijk beeld scheppen wil van de boeiende, histo rische achtergrond van deze, nu ont wortelde. Nederlandse volksgroep, be ginne bij het begin... Uweet wel. Een dikke 350 jaar te rug ongeveer, was ons land er een van plassen, kikkers, tjekkerende meeuwen, markante molens, aardige boerinnetjes, vooruit maar; eender als nu dus. Edoch, het was er ook een van ijzeren mannen, van keihar de kerels. Die oude Hollanders hadden zo het een en ander van de avonturen der Latijnse ontdekkingsreizigers ge hoord. Deze kwamen terug met een schat van schier ongeloofwaardige verhalen, plus een rijke buit aan goud en specerij. Nu, dat was niet gek. De Driekleur in top, de wind in de zeilen, de mannen koen en onver schrokken, zo sneden de Hollandse Indië-vaarders zich maandenlang een zeeweg door het schuimspattend zog van de oceaan. En wierpen zij o.a. hun ankers uit voor de baai van Ja- catra... De kapitein aan de reling, rondom hem zijn gebaarde mannen, zwijgend als beelden, machtig aangegrepen door de aanblik op dat wonderland van rimboe-groen en bergen-blauw. Onze baanbrekende voorvaderen bouwden zich op vreemde grond een stevig bolwerk. Hoog boven de grijze muren waaide het rood-wit-blauw, trots en onwankelbaar. Als het minder vlot ging, of als de goede bedoelingen der Hollandse kooplieden met afgunst, wantrouwen en wapengeweld werden gehonoreerd, dan had je daar nog altijd zoiets als het Hollandse zwaard of de hel lebaard. Doch overigens boterde het Wij geel enken 1 Februari 1954. Het land, geneest snel van de wonden Die in die ene nacht de erfvijand het sloeg- Maar 't hart, dat nood en angst verdroeg, Heeft nog geen volle troost gevonden Voor wie geen morgen zagen na die zwarte nacht. Men kan de dijken dichten en versterken, Het huis herbouwen en het land bewerken, Maar wie vindt 't woord, dat hun dit leed verzacht? Het diep gemis van die onmisbaar scheen. Wat geven dijken en herboren landen? Die huis en akker bouwde met zijn sterke handen En God tot Meester had.... is' immers heen? En toch, hier ligt een bitterzoete taak: het werk Wat uit vertrouwde handen viel te bouwen! God zegent handen die zich leerden vouwen. Zo werd uw land en voorgeslacht eens sterk! In smart gedenken wij die ons ontvielen, Maar ook, die in de dag staan voor hun taak. God, die ontneemt en geeft, sta voor uw zaak En moge u met nieuw geloof en sterke moed bezielen. HERM STEGGERDA. Jan Pieterszoon Coen. „Inlandse vrouwen beter dan Compagniesvolk." in dat piepjonge Batavia tussen bewo ners en blonde zeevaarders wonder wel. Maar toch. Aha... DAAR deed zich één grote narig heid voor: Hollandse schonen wa ren er in het middeleeuwse Batavia niet. of wel een hoogst enkele, en dan meestal nog van een niet al te best allooi. De behoefte aan een dame van de huishouding, of aan een „moeder de vrouw" steeg met de dag. het werd onhoudbaar. Nu bleek het met die „naakte wil den" nog wel erg mee te vallen. De nationale, florissante kledij der in heemsen, en wel bijzonderlijk in en rondom de hoven der radja's, was van een fascinerend en rijk karak ter. Hiernevens bleek de Oosterling, hoewel minder in uiterlijke vorm, maar dan toch zeker innerlijk zeer beschaafd te zijn, ook fijngevoelig en beleefd. Ook hadden er zich in Batavia vele Portugese afstammelingen gevestigd, die in de prediking van het Christen dom de Hollanders ver voor waren, en... waarvan de donkerogige en mat- bruin-geteinte vrouwen een opvallen de schoonheid bezaten... Waarom zich geen ega gekozen uit die keur van vrouwen en meisjes, die slechts in huidskleur met dc Holland se verschilden? „Indien er een Nederlandse volks planting in Indië moet komen", al dus Jan Pieterszoon Coen, „zo ge schiede dit met Inlandsche vrouwen, die beter zijn dan 's Compagnies volk". Dit lezen wij in dr. J. Th. Koks' proefschrift: De Indo. Zo ontsponnen zich onder de scha duw van het robuste Fort Batavia vele serieuze idylles. Hoewel er onge twijfeld ook minder lofwaardige prak tijken de revue hebben gepasseerd, dc doorsnee Hollandse „conquista- dore" had een eerbaar doel voor igen: de stichting van een tehuis en een gezin. Hij voelde zich naast zijn zwart-ogige levensgezellin weldra op recht gelukkig. Zij immers deelde met hem het harde leven van strijd en noeste arbeid, en verdreef het eerst zo onweerstaanbare heimwee naar het Moederland. En zij bleven niet alleen; want God zegende hen met kroost... De kinderen droegen onmiskenba re, Oosterse kenmerken: lichtbruine Huidskleur, kastanjebruin tot gloed- zwart haar, donkere ogen... Zo zagen de eerste loten van de (ndisch-Nederlandse volksgroep het levenslicht... Maar wie kon voorzien, dat boven die eerst zo veelbelovende, nog jonge (ndisch-Nederlandse sfeer een latent, doch onheilspellend onheil hing? Dat laar het spook van rassendiscrimina tie, slavenhandel en nietsontziende toopmansgeest naderde? In ons volgend artikel zullen we zien hoe Hollandse afstammelingen werden gedoemd tot pauperisme. KAREL C. SNIJTSHEUVEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 9