ook
Spitó
kw&m in 't wè,t€R om
j onze j€uqó-p&qin& f
En toch kreeg de zieke
heerlijk warm eten I
"51 lUvnNvi nr. avrasnvoMoz
TOEN Spits als een geelbruin beer
tje- van amper zes weken oud
zijn intrede deed op het erf van „De
Terwcakker" was hij een dik, mol
lig diertje. Zijn flaporen bungelden
slungelig om z'n spitse snoet tot bijna
over z'n guitige ogen en als hij blij
keffend naar je toe kwam, waagde
hij de malste sprongen op zijn dikke,
korte poten en roffelde z'n staart
driftig heen en weer.
In die tija heette hij nog geen
Spits, maar werd hij genoemd bij
alle naampjes, die z'n kleine baasje
voor hem kon bedenken en hem in
zijn gebroken kindertaaltje toefluis
terde
Eigenlijk was Spits' jonge honden
leven cén met dat van de kleine dreu
mes, die in z'n blauwe overall op het
erf van de grote hofstede rondschar
relde.
Zo verliepen Spits' dagen. Overdag
speelden hij en zijn kleine baas een
van hun woeste spelletjes, 's Avonds
als de boer ging afstallen, verhuisde
de hond van zijn plaats op de mat
voor de kast naar zijn warme plekje
in de stal wanneer het winter was
of naar het hok onder de kastanje
boom in de zomermaanden.
De kleine baas werd groter, maar
als vader hem meenam om hem met
een schop in een stuk land te laten
prutsen, was de hond bij hem en
holden zij samen naar huis om te
Die twee hoorden bij elkaar en de
boer en de boerin van „De Terwe-
akker" behoefden niet bang te zijn.
dal hun zoontje iets zou overkomen,
wanneer de hond in de buurt was.
OP een zomermorgen wachtte Spits
vergeefs voor de deur tot zijn
kleinp baas naar buiten zou komen
om met hem te ravotten en te wan
delen Hij krabbelde aan de keuken
deur en liet door een ingehouden ge
grom merken, dat hij de aandacht
vroeg
De boer had de deur opengemaakt
en hem zacht mee naar boven geno
men. Daar in een klein kamertje
vond hij z'n baasje in een bed.
Een witte hand kwam van onder de
dekens en streelde de ruige honden
kop Spits was tevreden. Het dier
wist nu waar zijn baasje was en vlij
de zich rustig op de mat in het slaap
kamertje, verwonderd waarom hij
niet uit zijn bed stapte om met hem
te speicn en zelfs niets tot hem zei.
De volgende dag mocht Spits weer
boven op de mat liggen en daarna
nog een dag en nog een en nog een.
Tot die zomerdag, waarop de baas
vergat hem los te maken en een
vreemde hem in zijn hok een bord
met eten bracht
Zacht jankend, z'n kop op de voor
poten. z'n bruine ogen gericht op de
groene deur naast de bloeiende rode
klimroos, lag hij daar. Maar niemand
zag naar hem om, dan alleen de gro
te baas, die hem gedachteloos over
de kop aaide en met een treurige
stem dingen zei, waarvan hij niets
begreep
Drie dagen later was het heel druk
op het erf, maar hoeveel mensen er
ook in- en uit liepen, niemand schonk
aandacht aan Spits, hoe vriendelijk
kwispelend hij ook rondliep.
Tegen de middag werd hij aan de
ketting gelegd en hij zag dat een
stoet zwarte wagens, bespannen met
zwarte paarden door de oprijlaan
reed en heel langzaam verdween
langs de kromming van de weg naar
do dijk. waar je heel in de verte de
hoge bomen van de oude begraaf
plaats hoog zag oprijzen tegen de
blauwe lucht waarin grote gele wol
ken langzaam over de zomerse pol
der zweefden.
Spits begreep het niet. Hij kon niet
verstaan dat zijn jonge baas zijn
laatste tocht maakte over de weg,
waar zij samen zo vaak hadden ge
speeld en dat hij hem niet meer zou
's Avonds kwam de baas naar zijn
hok en maakte hem los. Het was
alsof Spits voelde, dat hij rustig moest
zijn. Stil sjokte nij achter de brede
rug van de boer naar de kamer, waar
de vrouw niets zeggend voor zich
uitstaarde. Even stond hij stil, zoe
kend naar z'n baasje, dat hij niet
vond en stak zijn natte snuit in de
hand. die de vrouw naar hem toe
stak.
Van toen af mocht hij iedere avond
weer naar binnen om zijn plaatsje
in te nemen op de mat voor de kast.
Maar de deur naar boven, waar hij
zijn kleine baas vermoedde, bleef
dicht.
DE zomer ging. Het werd herfst
en hij verwisselde zijn plaats in
het hok onder de kastanjeboom voor
het^ warme plekje in de stal.
Er verliep een jaar en nog een.
Spits was van een jong, dartel beest
een prachtige hond geworden. Ieder
die op net erf kwam, sprak over hem.
Ook df jonge boer, die zijn baas
steeds meer bezoeken bracht en al
les bekeek en alles van het be
drijf wilde weten. Hij vroeg of Spits
goed waakte, dan wilde hij hem wel
overnemen en kon hij op de boerde
rij blijven
Toen gebeurde er weer veel, dat
Spits niet begreep. Er kwam bezoek
en de meeste, vertrouwde dingen uit
de kamers van de boerenwoning wer
den in kisten gepakt en in een auto
geladen. Tot de baas en de vrouw
hem voor het laatst aanhaalden en
hem zoveel lekkere dingen gaven, dat
hij niet eens alles op kon.
Dat was het laatste, wat hij van
hen zag. 's Avonds vertrokken ze om
een nieuw bestaan te gaan zoeken in
een land, ver over zee, waarvan
Spits' hondenverstand geen begrip
had.
De volgende morgen kwam de nieu
we baas naar zijn hok. Kwispelstaar
tend verwelkomde het dier hem Maar
de man zag het niet. Hij smeet een
homp droog brood in de richting van
de hond. Het viel buiten zijn bereik
en hijgend door de strakgespannen
ketting, trachtte hij het te grijpen.
Toen gaf de boer het brood een schop.
Nu rolde het aan de andere kant zo
ver, Jat Spits er helemaal niet meer
bij ken.
Doen de nieuwe baas bekommerde
er zich niet om. Die had het veel te
druk met zijn tractor en zijn machi
nes. Bovendien, een kettinghond
vroeg toch niet meer dan een paar
maal per dag een stuk oud brood,
een prak overgeschoten eten en een
plens water? Van zo'n beest kon je
geen winst tellen. Zolang hij vreemd
volk van het erf hield, nu ja dan
kon ie hem niet laten verhongeren.
Je bleef tenslotte mens, maar ver-
Spits kwam niet meer binnen. En
toen het winter werd en hij rillend
in het koude hok dacht aan de war
me kachel, werd er geen plaatsje bij
het hooi in de stal voor hem inge-
Met de kop tussen de poten jankte
hij zacht en staarde naar het eind
van de landweg, waarover eens zijn
kleine baas was weggebracht en waar
langs 'ater de vrouw en de grote baas
het land uittrokken.
Achier die weg lag de dijk en nog
verder, zelfs voorbij de hoge bomen
van het kerkhof, was de zee. Spits
wist net, want hij was er op zomer
zondagavonden wel eens geweest,
wanneer de vrouw en de baas met
zijn kleine baas gingen wandelen en
hij uitgelaten langs de berm rende,
happend naar de dansende muggen
of jagend achter de spreeuwen, die
hij toch niet kon vangen omdat ze
hem sieeds te vlug af waren.
Zo verliep dag na dag, week na
week en de enige gebeurtenis, die nog
iets afwisseling in zijn saaie honden-
bestaan bracht was het bakje eten
of wat daarvoor moest doorgaan en
dat hem met een snauw werd toege
schoven. Tot die winternacht kwam...
DE r.ele dag had de storm al over
de polder gegierd. Uit grote grij
ze wolken, die door de lage lucht
werden voortgezwiept, sloeg de regen
kletterend neer.
Af en toe brak een tak - van de
kreunende kastanjeboom boven Spits'
hok en viel krakend omlaag. Angstig
was hij in een ver hoekje weggekro
pen
„Tegen de avond wordt het wel
minder", had de boer tegen de ar
beiders gezegd. Maar het werd niet
minder. Integendeel. Toen de duis
ternis begon te vallen, wakkerde de
storm nog meer aan. Het werd een
orkaan, die over de kale velden loei
de en door de takken gierde. Klet
terend waaiden de pannen van het
dak.
WE
VAN
KORT VERHAAL
FREEK VAN DER MEER
EER j
Spits beefde en kreunde. Hij was
niet alleen bang voor de storm en
het lawaai, nee, het was alsof er een
vreemde onrust in zijn lichaam trilde,
iets dat hij zelf niet begreep. Nu eens
sprong hij op. Dan ging hij weer lig
gen om plotseling naar buiten te ren
nen. Woest trok hij aan de ketting.
Zijn pannetje met drinkwater rolde om
en werd door de wind meegenomen
tot het tegen de hooiberg bleef lig
gen. En boven het geluid van de
storm klonk het janken van de hond,
steeds langer aangehouden en steeds
luider.
De boer was wakker geworden en
kwam mopperend naar buiten.
„Houd je bek, beest. Vort, in je hok,
laat ik je niet meer horen." Een
schop met de klomp onderstreepte de
woorden.
Door de kieren in zijn hok zag het
dier noe hij de buitendeur achter
zich sloot. Nu was hij weer alleen,
alleen met die vreselijke, ontembare
angst om dat vreemde, dat erge, dat
zou gebeuren. Weer rende de hond
naar buiten en huilde opnieuw, nog
erger dan zo-even. Het klonk als het
gillen van een kind in doodsnood,
steeds feller.
Gierend rukte het dier aan de ket
ting om de mensen te laten weten,
dat er iets zou gebeuren en om be
scherming te zoeken.
Opnieuw ging de keukendeur open
en de wind rukte hem uit de handen,
van de boer. Met een klap sloeg de
deur tegen de muur. Glasscherven
rinkelden en een vloek weerklonk
toen de boer zich bukte om een klomp
te grijpen om daarmee die hond z'n
malle fratsen af te leren.
Maar opeens stond hij rechtop.
Wat was dat? Boven het gebulder
van de wind en het gehuil van de
hond klonk een ander geluid, een on
heilspellend gegrom, dat donderend
aanzwol om alles te overstemmen.
Het water kwam! De boer snelde
naar binnen.
Spits hoorde het aanslaan van een
motor en zag 'de staldeuren open
zwaaien. Zou de baas...? Maar nee,
met een vertrokken, wit gezicht reed
hij het hok voorbij en zwenkte met
zijn tractor achter de boerderij de
weg op. De hond, die zijn leven had
gered, was hem niet eens een blik
waard
fEER begon het dier zijn angstge
huil. Hij wist, dat het onheil na
derde, al besefte het nog niet wat
het was. Koeien renden langs en paar
den op kletterende hoeven, de oren
in de" nek, de ogen vreemd wit en
met snuivende neusgaten. Ook hon
den gingen over de weg.
En Spits rukte aan de ketting, zon
der deze ook maar iets losser te krij
gen. Alleen sneed de halsband steeds
diepei in het vlees. Zijn poten klauw
den in de grond.
Toen kwam het water. Proestend
en rillend voelde hij de golven over
zich slaan. In doodsangst trachtte hij
nog weg te zwemmen, maar tever
geefs, door de ketting. Hij zette er
knarsend zijn sterke tanden in. Ook
dat hielp niet. Toen sprong hij boven
op het hok, tuimelde er af en probeer
de het weer. Zich angstig in evenwicht
houdend voelde hij hoe het losser
kwam te staan naarmate het water
steeg en dan op de stroom meedreef.
Bij de hoek van de stal kreeg de
storm het te pakken. Het hok sloeg
om en Spits worstelde wild om zich
drijvend te houden. Maar de ketting
werd, al zwaarder en zwaarder. Nog
éénmaal kwam de spitse kop boven.
Een hese kreet weerklonk. Toen zonk
hij weg in het bruisende water...
IN Canada luisterden Spits' baas
en zijn vrouw naar de droeve
berichten uit Holland, ook over de
polder, waar zij eens woonden en
waar zij zoveel hadden achtergelaten.
En aan het eind van de weg, vlak
bij de hoge bomen van het kerkhof,
waar de dijk begint, kwam tussen
wrakhout en meubelresten als een
dwaas dobberend miniatuurhuis een
hondenhok aandrijven, de ene kant
half onder water gehouden door een
zware ijzeren ketting. Toen het tegen
de dijk botste bleef het liggen, tot
de kolkende binnenzee haar prooi
prijsgaf. Aan het andere eind van de
ketting was een hond, een grote, geel
bruine hond met flaporen en een spit
se snuit
Morgen is t een jaar geleden. dat Nederland geteisterd werd door een overstroming, waardoor bijna 1800 land
genoten het leven verloren. Niei te beschreven is het leed. waarin honderden gezinnen door deze ramp werden
gedompeld. Mevr. T. Eiselin-Hoon trachtte aan haar gevoelens uitdrunking te geven in het schildcry „Zyn
laatste bezit", waarvan wij hier een reproductie geven.
t gaan
sneeuwen. Het had de hele morgen door-
gesneeuwd en het sneeuwde 's middags
nog... Grote dikke vlokken dwarrelden
langzaam naar beneden... Steeds méér
vielen er en steeds vlugger kwamen ze
naar beneden glijden...
De kinderen in de klas van meester
Hoekman keken soms even naar bui
ten. Boven het matglas van de onder
ste ruiten konden ze een stukje van de
grijze lucht zien. Telkens kwamen er
vlokken heel dicht langs het raam dan
sen en dan was het alsof ze vroegen:
„Komen jullie niet met ons spelen?"
Dat was erg leuk!
Joop en Hans zaten te popelen in hun
bank. Was het dan nóg geen 4 uur?
O, ze wilden zo dolgraag naar buiten...
Ze wilden achter in de tuinen een groot
sneeuwfort gaan bouwen... Het leek wel,
of de middag veel, véél langer duurde
dan andersEindelijk... bing... bing,
bing... de bel! Joop en Hans waren bij
na het eerste van alle kinderen buiten
cn holden zo vlug mogelijk naar huis.
Even staken ze hun hoofd om de hoek
van de keukendeur om Moeder goeden
dag te zeggen en toen gingen ze gauw
een schop uit het schuurtje halen. Even
later waren ze met gloeiende gezichten
aan het werk. 't Moest een héél groot
fort worden en... ook héél sterk.
OPEENS klonk het: ..Joop en Hans!!"
Dat was Moeder. Wat vervelend dat
Moeder juist nu riep. Met een spijtig
gezicht gooiden de jongens de schoppen
neer en liepen vlug naar de keuken
deur, waar moeder op hen stond te
wachten.
„Jongens, nu Nelly ziek is en niet
naar juffrouw De Groot kan gaan, moe
ten jullie het pannetje met eten maar
even gaan brengen."
Maar... het fort dan?
Vooral Joop vond het erg vervelend.
Dat hij, een jongen, nu met een pan
netje over de straat moest gaan lo
pen bah, wat akelig was dat.
„Moeten wij dat doen, moeder? We
zijn juist zo fijn... ik bedoel... kan dat
nu... is dat niet gek?"
„Het is helemaal niet gek, Joop, om
iemand die ziek is iets te brengen".
„Ja, maar., moeder., het fort moet
af: straks komen..."
En zo gingen de jongens op stap.
Hans droeg het pannetje 1
gaan? Het kanaal is vast dichtgevro
ren en dat is veel korter!"
Hans keek bedenkelijk. Vader en Moe
der wilden dat niet hebben, maar... ze
konden toch voorzichtig zijn! Het ijs
was vast wel sterk genoeg. Ja, en dan
konden ze gauw weer verder gaan met
het fort...! En zo kwamen Joop en
Hans by 't kanaal. Daar zetten ze het
pannetje op de grond in de sneeuw en
heel voorzichtig probeerden ze, of ze
aan de kant op het ijs konden staan...
't Ging! Joop deed nog een pas en nog
een... En ook Hans ging voetje voor
voetje steeds verder... en opeens liep
hij met een paar grote sprongen naar
de overkant. Hoerar Hij was de eerste
die het had gedurfd. Triomfantelijk keek
hij naar Joop.
't IJs kraakte wel een beetje, maar
dat deed ijs immers altijd? 't Was een
spannend spel.
„Ik durf het best bij de bocht daar
ginds", riep Joop. Daar was het ka-
naai iets breder en hij wilde zijn broer
tje laten zien, dat hij tóch nog méér
durfde. Aan het pannetje dachten de
Jongens niet meer.. Ze dachten alleen
aan wat ze durfden.
lUfAAR er was niemand in de buurt, die
A wél aan het pannetje dacht. Dat was
Herta, de hond van de smid. Herta had
al een paar keer zijn neus in de lucht
{estoken cn rondgesnuffeldWaar
wam die lekkere geur toch vandaan?
En steeds dichter kwam hij bij het plek
je waar het eten voor juffrouw De Groot
stond; steeds dichterbijsteeds dichter
bij...
Herta had een goede neus en 't duur
de niet lang of hij had het pannetje ge
vonden. Eerst liep hij er eens een paar
keer omheen. Wat een raar ding stond
daar toch op dc grond. Toen., tilde hij
voorzichtig een voorpoot op en krabdo
eens over de handdoek heen... hé, wat
wilde hij graag bij dat lekkere komen...
Steeds harder sloeg hij met zijn poot
en duwde ongeduldig met zijn kop to
gen het pannetje
Opeens rolde het om. De handdoek
schoot los, het deksel er af enmet
een paar grote happen liet Herta alles
In zijn maag verdwijnen... Hij likte al
les goed schoon, zelfs de handdoek, die
nu vies en vuil was, kreeg een beurt.
Dat had heerlijk gesmaakt! Voldaan
keek hij nog eens rond... maar... wat
was d*t? Wie schreeuwden daar zo?
Daar kwamen twee Jongens aanren
nen, die wild met hun armen zwaaiden
en hard gilden: „Kssss... kssss... ga
wég... ksssss!"
Herta maakte dat hij uit de buurt
kwam! Met grote sprongen was hij in
een ogenblik verdwenen.
Verbouwereerd stonden Hans en Joop
bij het pannetje. Ze waren te laat ge
komen, Herta had alles opgegeten
Wat schrokken ze. Wat moesten zo nu
doen? Herta had niet veel overgelaten;
alleen een lceggelikt pannetje, een dek
sel en een vieze handdoek Nu konden
ze niet naar Juffrouw Do Groot, nu
kreeg juffrouw De Groot géén eten en...
dat was hun schuld.
Wat hadden de jongens een spijt. Er
zat niet anders op, dan naar huis te
gaan en alles te vertellen. Langzaam
raapte Joop het pannetje en het deksel
op en pakte Hans voorzichtig de vuile
handdoek beet. En toen liepen ze achter
elkaar terug naar huis...
Ze zeiden niets... ze liepen maar stil
letjes door. Het ergste was, dat juf
frouw De Groot nu door hun schuld
geen eten kreeg. Wat zou moeder er
verdrietig om zijn... Konden ze juffrouw
De Groot tóch maar eten brengen... Op
eens bleef Joop staan. Hans botste bij
na tegen hem op cn net wilde hij zeg
gen: „Suffert, kijk..." toen Joop zei:
„Ik weet wat!"
Hoopvol keek Hans zijn broertje aan:
„Wat dan?"
„We gaan naar het Cafetaria van
„Ome Tinus" cn kopen daar een portie
boerenkool met worst. Dan brengen we
dat naar juffrouw De Groot. Dan krijgt
ze tóch eten".
„Maar we hebben toch geen geld?"
„Nee, maar dat geeft niet jóh! Ome
Tinus kent ons wel en dan zeggen we
wel dat we het morgen komen betalen.
Moeder vindt het vast goed dat we daar
voor geld uit onze spaarpot halen".
Wat waren de jongens blij dat ze een
oplossing gevonden hadden. Als Ome
Tinus nu nog maar iets had?
T N het Cafetaria brandde het licht
A volop. Voorzichtig stapten de jon
gens naar binnen. Joop met het pan
netje en het deksel en Hans... met de
vieze handdoek in zijn handen. Ze von
den het toch wel een beetje griezelig.
Er zaten verschillende mensen te eten
cn die keken allemaal op, toen ze bin
nenkwamen. Waar moesten ze nu naar
toe lopen? Zo maar naar die grote
toonbank daar achterin?
Ja, daar stond „Ome Tinus" ook...
(Zo werd hy door alle mensen genoemd),
't Was een gemoedelijke man die al
tijd grapjes maakte. Toen hij de jon
gens zag staan, riep hij: „Zo mensen
eters, kom maar wat dichterbij cn ver
tel me maar eens wat er van je dienst
„Baas, mogen we een portie boeren
kool? 't Moet in dit pannetje".
Meteen zette Joop het pannetje neer
voor de neus van Ome Tinus. Verbaasd
keek Ome Tinus er naar..
„Moet mijn kostbare boerenkool in
dat vieze pannetje? Dan zal Je Moeder
je wel niet hebben gestuurd. Vertel me
eerst maar eens wat er mee gaat ge
beuren
,,'t Is voor juffrouw De Groot!"
„Voor juffrouw De Groot???"
Toen vertelden de jongens alles wat
er die middag was gebeurd. Ome Tinus
schaterde het uit.
„Nee maar, jullie zijn me een paar
knapen zeg!! Ha-ha-ha! Nou vooruit...
maar 't lijkt me wel zo fris om dat
pannetje eerst even schoon te maken..."
En al lachende liep hy met het pan
netje weg en liet Joop en Hans alleen
voor dc toonbank staan. Gelukkig duur
de het niet lang. Ome Tinus kwam al
gauw terug met het pannetje dat nu
glom als een spiegel en schepte het vol
met heerlijke boerenkool. Bovenop
kwam een lekker stuk worst te liggen...
Hé, wat rook dat lekker. Joop en'Hans
Vinden jullie dit geen leuke
puzzle? Je moet alle hokjes, waar
een slip in staat, zwart maken en den
moet je maar eens kijken, tirfe er r*
voorschijn komt. 't Is erg griezelig,
dat kan ik wel verklappen
kregen er honger van. Wat waren de
jongens blij dat ze nu met een vol p. i-
netje naar juffrouw De Groot konden
Aan het fort dachten ze niet meer
G. G. BEKENDAM.
onze BRievenBus
HM'n beste kinderen,
Het is niet meege-
vallen om uit al die
stukjes een keurige,
ronde bal te maken
hé? Veel nnhten en
B neven schrijven mij
tenminste, da* zy
heel lang hebben zit
ten passen en mtlen.
En daarom heb ik
deze week een puz.le
gekozen, die toat ge-
makkelijker is Ik
.ben benieuwd wat
jullie er van terecht
brengen. Al was de
andere puzzle moeilijk: niettemin
hebben heel wat kinderen een keurig
verzorgde oplossing ingezonden. Zo
ook Jannie Oosterom, die deze week
de hoofdprijs krijgt. De troostprijzen
gaan naar Chris je Hulst, Marian van
der Schee en Hans Vogelaar.
Zo en nu onze brievenbus, Harry Ver
mond schreef een mooi gedichtje voor
me op en tekende er een leuk plaatje bij.
Erg aardig gedaan. Harry. De moeder
van Willi Ovcrvllct is jarig geweest en
het is een erg gezellige dag geworden.
Nog mijn gelukwensen, hoor. Hier nog
al een versje en dat komt van Sonja
van Buuren. Sonja maakte het zelf
Lcnl Brobbel heeft orgelles. Maar flink
oefenen zeg, dan speel je pauw een paar
mooie liederen. Dus jij hebt het heel
erg naar je zin, op de huishoudschool
Riet van Beek. Mooi zo, bak jc voor
mij ook eens borstplaat? Er was dit
keer ook een brief van Nlro de Jager
bij. Leuk geschreven heb jij. joh. Het
vriendinnetje van Ida Boer gaat mij ook
een brief schrijven. Vertel haar maar,
dat ik dat gezellig vind, Ida. Jouw teke
ning was zeker mooi Martha Boele, de
kleuren vond ik goed gekozen. Dus bin
nenkort gaat Bram ook naar school.
Bep Maan. Komt hij bij jou achter op
de fiets te zitten? Nou, of het koud is,
Maartjc Makke sleept. Jouw tekening
was aardig. Binnenkort komt er een
doolhof, hoor Jannie Ilakkesteegt, nog
even geduld en zeg maar tegen je zus
je Rla, dat ik niet verklap, wanneer
ik jarig ben. Lenie Koen woont in de
buurt van een voetbalveld, dus voor
haar was het niet moeilijk dc bal in el
kaar te zetten, he Lenie? De „heren"
Grootendorst zijn natuurlijk ook weer
van de partij. Dus jullie gaan zo graag
laat naar bed en dan natuurlijk dc vol
gende morgen op school zitten slapen,
't is me wat met jullie. Is Anneke den
Outer al weer wat opgeknapt? Dan
krijg ik volgende week zeker een lange
brief van jou. Nog wel gefeliciteerd met
je verjaardag. Arle Stam. Nog een paar
dagen, dan is Rietje jarig he?. Dus jul
lie wisten helemaal niets te vertellen,
Hennie on Maggie Vlaacher, geeft niets
hoor, volgende keer beter. Nog al
een jarige, cn dat is Ad van der Steen.
Deze week kreeg ik een brief, die
helemaal uit Canada kwam.
Sinds anderhalf jaar woont daar Ena
de Vries met haar familie. Zij om
vangt ook elke week onze krant,
maar zij kan niet meedoen aan het
oplossen van de prijsvragenwanf
haar brief komt natuurlijk te laat.
En daarom heeft Ena zo maar eens
voor de gezelligheid een briefje aan
ons geschreven. Zy deed er nog een
foto by ook. Leuk hè? Ena. Je har
telijke groeten van alle nichten en
neven cn natuurlijk ook van my, dag,
Tante Jos.
Voor Jou natuurlijk ook mijn geluk
wensen. Hans van Neugtegem vraagt
om een rebus. Ik weet zeker, dat je
deze puzzle ook aardig zult vinden.
Er zat inderdaad een foutje in, Tcus-
je Boer, niet zo vreselijk erg hoor, t
was ook een beetje moeilijk. Fijn. dat
je weer naar school kunt gaan. Geert-.
Jc Stelwagen, 't is niets gedaan hè n
op bed te moeten blijven Arlc Kolf
schreef een leuk opstel. Jij krijgt op
school zeker wel mooie cijfers voor Dij
stellen denk ik zo. Nee maar Saar.jc
Legerstee, stond er Maartje? In dit ge
val wa» het zo erg niet he. want er s
toch een Maartje bij jullie thuis. Coirrc
Verschoor verraste my ook al mei r
versje. Het gaat over de morgen. Leny
Segaar maakte een schilderijtje van .e
oplossing met een gedichtje erbij, ik
word maar verwend deze week. Tom c
Clere (en verder kon ik de naam n et
lezen, omdat onze Tom niet zo vrese
lijk duidelijk had geschreven) is on-
langs in Driebergen geweest. Daar is
het heel mooi, hé Tom? En Bep Za .-
vliet, nog steeds ln bed? Ik hoop. dat
het wat beter gaat met Jou. Wat zal
jouw broertje nu heerlijk met zijn trein
kunnen spelen, Afke Bergsma. Al die pa
len en rails Rietje van den Bos hou it
erg veel van lezen, nou ik ook hoor. O.
was het Monnikendom. Leen dc Zeeuw,
ik had toen even weinig tijd als jij nu
Jammer vind ik. dat ik hier weet n
brief heb van een nicht of neet, ie
vergat haar of zijn naam op tc schrij
ven. Het gaat over een paraplu,
wie was er zo vergeetachtig? Wat had
jij een pech, Nel van der Starre, ,e
brief is gelukkig toch nog op lijd ge
komen zo je ziet Dus oma had gezoent
en jou niet gevonden. Corrle Bokhorst.
Gelukkig dat opa haar heeft geholpen.
Ik zou nu wel even een poosje jullie
poes willen zijn. Joke Jurjaanr. .in
mocht ik ook steeds voor de kachel zit
ten. Ik hoop. dat Je zult slagen. Truus
Wuldckkcr. leuk. dat vader mij eens
schreef, maar zeg... ik had dat hand
schrift al meer gezien Koelie Ambachts
heer vindt schrijven maar een moe luk
werkje, dat kun Je zo zien, maar toch
is hij altijd trouw present. Fijn vind ik
dat. Roclie. Jullie zullen een gezellig
uurtje hebben gehad bij die beschuit
met muisjes, Sljke van der Boom ie
hebt zeker nu nl weer op de schaat
sen gestaan.
Kinderen, als van ouds besluiten wij
weer met de nieuwelingen.
Het zijn dit keer Henk van Hoorn.
Suusjes Pomp, Nellcke van tie Bijl. Ma-
rius de Kuypcr, Willie Schoneveld, An-
dré Horlings en Jan HollesUile. Ten
slotte wens Ik jullie allemaal een goede
Zondag toe. TANTE JOS.