Ook stille werk tijd brengt vogelaar wel voor Klooster aan Kaiserstraat werd collegie voor schamele studenten Grootse inwijding van Hogeschool op 8 Februari 1575 H.U.Z. NIEUWE LEIDSCHE COURANT 3 DINSDAG 26 JANUARI 1954 Keik in nood dooi tekort aan geleerde Schriftuitleggers" ONGETWIJFELD WETEN VELE LEIDENAARS, dat aan de Kaiserstraat de manege is gevestigd, herkenbaar aan de poort met de paardekop. Ook zullen er nog wel weten, dat op het achterliggende terrein de Clusius- hof is aangelegd, een wetenschappelijke tuin, die tot de instellingen van de universiteit behoort. Deze tuin is een nabootsing van de eerste hortus, die in 1594 door de beroemde kruidkundige Clusius werd gesticht. Men vindt er vele vreemde en uitheemse gewassen. Ook de aardappelplant is er ver tegenwoordigd, want Clusius heeft in zijn tijd veel gedaan om de aard appel, die hij „Papas Americanorum" noemde, als volksvoedsel ingang te doen vinden. Aan het einde van de tuin staat de woning van de hortulanus, die over deze stille kruidhof waakt! Het zal echter slechts weinig stads genoten bekend zijn, dat op deze plek de oude gebouwen herinneren er nog aan eeuwenlang een inrichting ge vestigd is geweest, die er in zeer belang rijke mate toe heeft bijgedragen, dat na de Reformatie in. ons landi en ook in het buitenland de Gereformeerde Religie in stad en land werd verbreid. Wij doelen hier op het Staten-Collegie, d-at gedurende zijn bestaan vele honder den jonge mannen heeft opgeleid tot het ambt van predikant. Voorgeschiedenis Toen onder de regering van het Huis van Bourgondië de Noordelijke Neder landen met de Zuidelijke onder één hoofd werden verenigd, stonden de laat ste op een veel hogere trap van weten schappelijke en letterkundige bescha ving dan de eerste. In het Noorden be stond slechts een enkele school, die door de roem van haar leraars uitblonk vele leerlingen tot zich trok. Het Zuiden daarentegen bezat veel zulke scholen beschikte bvendden in Leuven over wijdvermaarde en bloeiende Universi teit. De Noord-Nederlandse jongemannen, die prijs stelden op een wetenschappe lijke of geletterde opvoeding, dan wel zich voor een gewichtige functie in Kerk of Staat wensten voor te bereiden, waren verplicht daartoe in Italië, Frank rijk, Duitsland of België gelegenheid te zoeken. Er was dan ook geen Hogeschool in het buitenland, die niet enige Noord- Nederlanders onder haar leerlingen telde. Toen dan ook in ons land de Refor matie haar licht verspreidde, ombbrak het weliswaar niet aan mannen, die grondig waren onderricht in de Godge leerdheid, zoals deze aan de Rooms- Katholieke Universiteiten werd onder wezen, maar wel aan mannen, die ge schikt en bekwaam waren om in de Pro testantse Kerken als Evangeliedienaar op te treden. Naarmate de Reformatie dieper door drong, werd de behoefte aan zulke man nen dringender. Er waren natuurlijk priesters, die hun priesterlijke waardig heid hadden verwisseld met het leraars- ambt. Ook waren er in ons land man nen, die onder het gehoor en het gevolg van de grote hervormers waren geweest. Wat betekenden echter deze enkelingen tegenover de talloos velen, die zoals uit die dagen is opgetekend, „dorstten naar de welaangename dag, dat zij hun zielen in de bruisende stroom van het psalm gezang in de vergadering der heiligen mochten uitstorten en Gods Heilig Woord' horen prediken!" Velen kwamen Er werd door Synoden en Consistoriën bitter over de nood der Kerk geklaagd; er was een tekort aan geleerde Schrift uitleggers. Allen, die gaven meenden te bezitten, werden opgeroepen zich aan de dienst der Kerk te wijden. En zij kwamen! Onderwijzers, handwerklieden wier ambacht door de oorlog stil stond, afvallige priesters, weggelopen monni ken), mannen van verschillende stand en jaren, zij allen wendden zich tot de con sistoriën met het verzoek als Evangelie dienaar te worden toegelaten. De mees ten werden na een kort examen tot le raar bevestigd. Hun getal was aanzienlijk, maar het tekort aan predikanten bleef nog altijd groot en er waren vele Gemeenten, die geen herder hadden. Men zond gezanten naar het Protes tantse Duitsland en Zwitserland, klaagde bij de stedelijke besturen, de Staten en de Prins en smeekte „toch in de extreme nood der Kerke Christi te voorzien'; de velden waren wit voor de oogst, maar de maaiers ontbraken". De Steden wisten geen oplossing en hoewel de Staten beloofden hun uiterste best te zullen doenv teneinde in deze grote geestelijke nood te voorzien, kwam ook van deze kant geen uitkomst Het was ten slotte Prins Willem, die daadwerkelijk hielp en de grond slag legde voor een instituut tot op leiding van Godsdienstleraars, t.w. de Academie te Leiden. Hiermede had hij een plan verwerkelijkt, dat hem na aan het hart lag, want tegen over het Rooms-Katholieke bolwerk in de vorm van de Hogeschool te Leuven, wilde hij in Holland een Protestants bolwerk plaatsen. Dat hij voor vestiging van deze Hoge school onze stad uitkoos, terwijl ook Middelburg cn Gouda in aanmerking kwamen, was te danken aan de in het beleg betoonde dapperheid. Wij weten het uit zijn brief, die hij in December 1574 vanuit Zeeland aan de Staten schreef en waarin hij voor Leiden koos „ten aanzien van den groten last en nood van den krijg door haar in alle ge trouwheid gesustineerd en gedragen." Weliswaar was de Academie ook be stemd voor opleiding van rechtsgeleer den. medici en letterkundigen, maar het hoofddoel, dat de Prins voor ogen stond bij haar stichting, was vorming van le raars voor de Gereformeerde Kerken in Nederland. Reeds op 3 Januari 1575 werd door de Staten tot stichting van een Hogeschool besloten en overeenkomstig het advies van de Prins, werd Leiden als haar ze tel gekozen. De plechtigheid Een door de Staten ingestelde com missie kreeg tot taak mannen te vinden, die bereid waren en de bekwaamheid be zaten om zich met het onderwijs te be lasten en de faculteiten bij de inwijding, die was vastgesteld op 8 Februari 1575, te vertegenwoordigen. De commissie had geen lichte taak, maar met behulp van de Staten, de ste delijke besturen en ook van de Prins slaagde zij in de uitvoering van haar opdracht al had het weinig gescheeld, of juist de theologische faculteit zou geen vertegenwoordiger hebben gehad. Te elfder ure echter beloofde Caspar Cool- haas, die sedert 3 October 1574 als leraar aan de Leidse Gemeente was verbonden, niet alleen voorlopig de Godgeleerdheid te onderwijzen, maar ook de plechtige in wijdingsrede te houden. Leiden had zich intussen voor de grote plechtigheid klaargemaakt. Straten en huizen waren versierd, erepoorten op gericht en vele uitnodigingen verzonden, zodat op 8 Februari een aanzienlijke schare in de stad aanwezig was om het grote gebeuren mee te maken. De plechtigheid werd geopend met een godsdienstoefening in de Pieterskerk, waar Pieter Cornelisz, die ook op de dag van Leidens ontzet de Gemeente in het dankgebed was voorgegaan, een toe passelijke rede hield. Daarna trok de stoet van hoogleraren, stadsbestuur deren, vertegenwoordigers van Staat, voorafge gaan door de schutterij en gevolgd door een onafzienbare menigte van burgers en vreemdelingen, naar het Universi teitsgebouw. Hiertoe was het voormalige St Barbaraklooster ingericht. Het is wel merkwaardig, dat de universiteit steeds haar intrek heeft genomen in een gebouw, waar vroe ger de vrome zusters mediteerden, want toen tegen einde 1575 het Bar- bara-klooster werd ontruimd om dienst te gaan doen als verblijf der Stadhouders (het Prinsenhof), was het het Gefaliede Bagijnhof (op de plek waar thans de Universiteits bibliotheek is gevestigd) waar de Academie haar intrek nam, Enige jaren later volgde weer een'verhui zing, thans naar het oude klooster van de Witte Nonnen, waar de universiteit nog steeds haar zetel heeft. Na de plechtige redevoeringen werden alle Professoren en andere personen van Staat en waardigheid, door de Raad van stadswege op een maaltijd onthaald, terwijl voor de burgerij de fees telijkheden werden besloten met het branden van pektonnen en toort sen en het afschieten van vuurpijlen, die, zoals onze oude stadsgeschiedsschrlj- ver J. J. Orlers verhaalt, „tot aan den sterren toe opgeworpen" werden. Het kostte de curatoren veel moeite om geschikte hoogleraren voor de God geleerdheid te vinden. Dank zij de öewerking van de Staten cn de Prins kon hierin evenwel gelukkig op bevre digende wijze worden voorzien. In de tweede plaats bleek, dat het tal jongemannen, die zich voor de studie van theoloog lieten inschrijven ver be neden de verwachtingen bleef. De reden hiervan was. dat het predikambt in de 16e eeuw en nog lang daarna noch bij de deftige burgerstand noch bij de adel in aanzien stond. Men prefereerde een meer winstgevende betrekking. Het was zelfs zo. dat ouders hun zoons, die neiging tot deze studie vertoonden, daar van terughielden. Onder de minder gegoede klassen wa ren er wel jongelieden te vinden, die roeping voor het leraarsambt gevoelden, maar deze ontbrak het aan middelen om de studie te bekostigen. Subsidie De theologische faculteit en curatoren begrepen, dat op dit punt spoedig maat regelen ter verbetering dienden te wor den genomen en in navolging van de Hogescholen te Leuven en Heidelberg, werd door Kerk en Universiteit aan de Staten voorgesteld, dat door elke stad een zeker bedrag zou worden beschik baar gesteld ten behoeve van de oplei ding tot predikant van enige onbemid delde jongelieden. Dit voorstel werd weliswaar direct aangenomen, doch tengevolge van d» jammerlijke toestand waarin de steden toentertijd' door de Spaanse oorlog ver keerden, bleef het daarbij. In 1577 deed de regering echter het aanbod in de vergadering van de Sta ten van Holland om mits de grote steden elk twee alumini (kwekelingen) op hun kosten naar Leiden wilden zen den voor een goed gebouw en een goede regent te zorgen. Dit aanbod, door synoden en clas ses ondersteund, werd aangenomen en nu wees de Leidse magistraat het voormalige Cellebroers-klooster (van de Alexianen) op de „Broertjes gracht" (thans Kaiserstraat) aan tot een collegie voor schamele studen ten. Dit klooster destijds het enige mannenklooster in Leiden was eerst in 1576 door de broeders ont ruimd. Dat zij zich na de Reformatie nog zo lang hadden kunnen hand haven. vond zijn oorzaak in de liefde diensten, die zij vooral gedurende het beleg aan de Leidse stede lingen hadder betoond, t.w. het ver plegen van pestlijders en het begra ven van de doden. Tot regent van het college werd de te Leiden- geboren Petrus Haokius benoemd, toen- predikant te Wachtendonk. Toen deze echter in Juni 1578 met zijn vrouw in Leiden arriveerde. bleken er nog geen leerlingen in het Collegie aanwe zig te zijn. terwijl ook de inrichting van het verblijf nog veel te wensen over liet. Een slecht begin! Hackius heeft het Collegie maar kor- Dxerenarts en dierenvriend. Dat kan ook gezegd worden van de Haagse dieren arts dr J. M. Hoogland, die vandaag 40 jaar als zodanig werkzaam is. te tijd geleid. Reeds na een jaar vin den wij hem vermeld als predikant van de Leidse Gemeente. Zijn opvolger, Gro ninger van geboorte, maar werkzaam te Leiden, was Mr Westerwolt, die aan de Hogeschool te Heidelberg had gestudeerd. De inrichting was nog steeds zeer ar moedig en dat zal wel één van de rede nen zijn geweest, dat er zo weinig kwe kelingen naar Leiden kwamen. Verder kwamen de steden htm gegeven woord maar slecht na en slechts enkele steden zonden af en toe een kwekeling. Verhoudingsgewijze leverden de Zui delijke Nederlanden nog de meeste kwe kelingen! Al met al leed het Collegie een kwij nend bestaan en de huisvesting werd daarnaast eer slechter dan beter. Deze toestand vroeg dringend om verbetering Mr Westerwolt diende hiertoe dan vele verzoekschriften in bij curat o- Dezen hadden voor het Collegie echter maar weinig belangstelling. Niet alleen ten gevolge van de onverschillig heid van de Staten en de Steden te dien opzichte, maar ook en vooral doordat het bestuur van de overigens wel Ijve rige regent zéér zwak was. In overleg met de theologische facul- 'it en de predikanten, was dan ook reeds binnenskamers besloten tot een lgehele vernieuwing van het Collegie onder een nieuwe regent. Kort daarna kreeg Mr Westerwolt zijn zij hel eer vol ontslag. Hif vertrok naar Den Haag, waar hij rector yrerd aan de La- Johan Bodegraven een avond bij Leidse Expogé Luchtig verhaal over z'n mooie blomfietstocht De leden van de Leidse afdeling van de Vereniging van ex-politieke ge vangenen hebben alles wat zij aan familieleden, kennissen en vrienden be zaten, gisteravond meegenomen naar het Vlies om daar naar de bekende radioreporter van de N. C. R. V., de heer Johan Bodegraven, te luisteren. De zaal was stampvol, het was er (erg) warm van en toch heeft men het moment, dat de man van de onvergetelijke Haak-In-actie zijn mond opendeed af, tot op het moment, dat hij die sloot, aan zijn lippen „gehangen" Jubilerend „Kunst na Arbeid" gaf concert met „Ex Animo" Uitvoering op zeer behoorlijk niveau Het zestig jarig bestaan van het Leidse mannenkoor „Kunst na Arbeid" werd gisteravond op feestelijke wijze herdacht met een concert in de Stadsgehoorzaal, waarvoor zeer veel belangstelling bestond. Behalve het mannenkoor „Kunst na Arbeid" werkten mee de Chr. Zangvereniging „Ex Animo", de sopraan mevfouw Sophie Both-Haas en de bas Evert Lutz, ter wijl mevrouw W. E. v. d. Heiden-Brakel alle nummers aan de vleugel be geleidde. „Ex Animo" verdiende veel lof met koren uit Wagner's Meistersinger en uit Mascagni's Cavalerla Rusticana. Zowel Evert Lutz als mevr. Both-Haas gaf blijk van uitstekende vocale kwaliteiten, de laatste tevens van een voortreffelijke zangtechniek. Natuurlijk was niet alles onberispelijk; ten slotte waren bijna alle uitvoerenden dilettanten cn we mogen dus niet al te strenge maatstaven han teren. Toch zullen de talrijke aanwezigen stellig met zeer veel genoegen geluisterd hebben. Misschien hebben sommigen het met ons enigszins betreurd, dat uitsluitend opera- fragmenten werden uitgevoerd, en dan nog wel zo nu en dan in wonderlijke ver talingen (Verdi in het Duits b.v., terwijl anderzijds soms wel ln het Italiaans ge zongen werd de mannenkoorzang kwam zo niet geheel tot zijn recht en kwam kwantitatief ook wat in de verdrukking. Er bestaat immers een uitgebreid reper toire van liederen voor mannenkoor van meesters als Schubert. Brahms enz. om van moderne Nederlandse componisten nog maar te zwijgen. Doch wellicht worden we bij een vol gende gelegenheid wel eens verrast met een oorspronkelijker programma. De totale omvang zou t)an wel 'ets korter kunnen zijn, de eenheid zou er door be vorderd kunnen worden. Intussen wensen wij ook van onze kant het jubilerende koor veel geluk met deze avond en wij hopen, dat het zal blijven bijdragen tot de veelzijdigheid van het Leidse muziek- J. van der Veen jubilerende voorzitter „Kunst na Arbeid", de heer Ginjaar, die reeds 25 Jaar zijn functie bekleedt, en dil met veel succes, opende de avond met eer welkomstwoord, waarbij hij in het bij- ronder enige vooraanstaande aanwezigen begroette, zoals de burgemeester, jhr Van Kinschot. Hierna nam de erevoorzitter vat vereniging, de heer J. G. J. Verhey Wijk, het woord om in enkele eenvoudige bewoordingen de voorzitter geluk te wensen met zijn jubileum en hem daarbij een medaille te overhandigen. Het programma bestond geheel uit operafragmenten van Gounod. Verdi, Wagner, Mascagnl, Weber en Bellini, waarbij soms „Kunst na Arbeid", „Ex Animo" aan het woord was. ook beide koren tezamen. Er tussen in werden enige aria's gezongen door de beide solisten. Over het algemeen stond de uitvoering op een zeer behoorlijk niveau, er werd met vuur en toewijding gezongen, onder de directie van de heer J. v. d. Bos van Herman de Wolf. We vermelden vooral enige mannenkoren zoals het sol- datenkoor uit Gounod's Faust, het Slaven koor uit Verdi's Nabucco, het monniken koor uit Verdi's Forza del Destino ei pelgrimskoor uit Wagner's TannhSuser, waarin „Kunnst na Arbeid" zijn traditie hooghield en een warm pleidooi hield voor de mannenkoorzang, een mu vorm die in ons land ietwat in het ge drang schijnt te geraken. tijnse school. (Wordt vervolgd). Waar werd oprechter trouw dan tussen kauw Kepen vertonen zich in zeer grote aantaJlen Midwinter U voor de vogelaar altijd een periode van betrekkelijk weinig actie en niet veel opwindende voorvallen. In het bijzonder de tijd voor het plotseling invallen van een nieuwe vorstperiode heett veel noordelijke soorten de gelegenheid gegeven, een poging te wagen hier de winter door te komen. Het zijn vooral de noordelijke lijstersoorten, de koperwieken en de veel grotere kramsvogels, die wtf in troepen, soms samen met spreeuwen op het land kunnen zien. Zij verschijnen direct op de sport, velden, zodra daar een wedstrijd is ge houden en de mensen weer zyn ver dwenen. Door het betreden van het gras veld zyn veel wormen boven de grond gekomen, waarop zij azen. Merkwaardig, hoe gauw de vogels dat in de gaten hebben. En dan moeten we de troepen vinken en kepen ook niet vergeten. Vooral van de laatste soort blijven zich opvallend grote aantallen vertonen. Zij houden zich meer in bosjes op. Kort geleden berichtte men mij ui'. Zwitserland, dat daar millioen kepen, ook wel noordvinken genoemd, worden waargenomen. Zij zijn bij het opvliegen gemakkelijk te herkennen aan de witte stuit aan de bovenzijde, waardoor zij niet verward kunnen worden met de gewone vink. De mannetjes zijn vaak prachtig oranje gekleurd. Deze vogels broeden niet in ons land, maar ook de vinken onder die troepjes zijn geen „eigen" vogels. Ook die zijn meegekomen uit het noorden en tonen vaak fellere kleuren dan onze broedvogels. Hoewel in ons land meer kepen dan gewoonlijk voorkomen, kunnen we toch niet van zo'n massaal optreden spreken als in Zwitserland. Men heeft daar wer kelijk met een grote invasie te doen. Hebben we een gelukje, dat zien we hier of daar in wat elzen of berken een troepje barmsijzen. Ook deze klanten hebben weer een jaar. dat zij veel meer gezien worden dan gewoonlijk. Vermoe delijk zijn onder andere bepaalde weers omstandigheden de oorzaak van dit plot selinge optreden. Of anders kan men zich in deze win termaanden verdiepen in de dagelijkse terugkerende slaaptrek van meeuwen, kauwtjes en roeken. Elke morgen, als het licht wordt, zien wij hen terugkomen van de slaapplaatsen op weg naar geschikte terreinen voor het zoeken van voedsel. Elke middag, even voordat het donker wordt, zien wij hen weer dezelfde weg terug nemen. Kauwentiouw meeuwen verlaten 's avonds de stad op het land te overnachten. De kauwtjes en de roeken verlaten het land. waar zij voedsel zoeken, om laag over de stad vliegend naar de omgeving van Voorschoten en Wassenaar te gaan, v; zij in de hoge- oude bomen gezellig men overnachten. Vooral bij de kauwtjes gaat dat altijd erg luidruchtig. Als we goed opletten, kunnen we zelfs in elke troep een afzonderlijk paar ontdekken. Man en vrouw Kauw zien wij altijd sa men. ook in de winter. Zij zijn dan ook. indien een van hen tenminste niets over komt, vele jaren samen. Elk jaar opnieuw bouwen zij samen weer een nieuw gezin op. vaak op dezelfde plaats als de voor afgaande jaren. Het komt wel eens voor, dat het mid den op de dag plotseling zo donker als de nacht wordt. Dan vergissen de kau wen zich soms en begeven zich luidruch tig in de richting van de vaste slaap plaatsen. Onderweg bemerken zij meestal wel de fout. doordat het weer lichter wordt, en dan maken ze gauw rechts omkeert. Meeuwen Bij een strandwandeling kan men zich nog eens oefenen in het herkennen van de verschillende meeuwensoorten, het zoeken van stookolieslachtoffers of het achterna rennen van een troepje drieteen- strandlopertjes of bonte strandlopers. Pas vlak voor onze voeten vliegen ze op :en eindje verder weer neer te strij- en als pluizen balletjes of muizen het strand langs zee te rennen. Op bazaltglooiingen hebben we kans op een troepje van die „miniatuur-scholek3ter- tjes", ik bedoel die aardig getekende leenlopertjes. Mij boeien altijd de talrijke roofvogel- soorten, die bij ons in de winter voor komen. het meest. De grootste is wel de arend. Een kolossale vogel met op vallend brede vleugels en een korte, wig vormige staart. Ook de ver vooruit ge stoken kop is karakteristiek. Bij oudere vogels valt de witte staart direct op. Zwarte kraaien komen hen nog wel eens plagen en zijn er bepaald kleine jongens bij. Elk jaar kiezen enkele zee-arenden op verschillende plaatsen, onder andere de A. W.-duinen en op de Hooge Veluwc, hun winterkwartier uit. Buizerdsoorten algemene bezoeker van onze winterse polders. Ook in de duinen verschijnen zy dan. De prooi, hoofdzakelijk muizen, mollen en dergelijke, wordt voornamelijk beloerd van af een verehvenheid boven de grond. Meestal is dat een paaltje, ook een boom. Als zij daar op zo'n paaltje in de polder zitten, kunnen zo soms tot op korte af stand worden benaderd. Wordt de af stand hen te klein, dan verplaatsen zij zich met een lome glijvlucht, nu en n kleinere roofvogel, maar kloek formaat, is de buizerd, een op eenzelfde hoog punt op, zoals Slechtvalk op een vlaggestok bovenop een toren. Tekening H. J. Slaper. onderbroken door enkele trage vleugel slagen, naar een volgende paal. De prooi wordt gewoonlijk op de grond bemach tigd. Vaak ook zien wij de buizerd in wijde spiralen naar boven cirkelen, waarbij het schijnt, alsof de horizontaal gehouden vleugels met de naar boven gebogen slag- penpunten zo goed als niet bewogen worden. Een veel hierop gelijkende soort is de ruigpootbuizerd. die zijn voedsel even als de torenvalk ..biddend" bemachtigt. verband met het toendra-leven, dat deze vogel gewoonlijk leidt. Ruigpoot- buizerds worden daarom ook nooit op hekken of palen gezien, maar op kleine heuveltjes of hopen in het vlakke land. Het onderscheiden van deze twee soorten il echter niet ieder meevallen. Dan hebben we de slechtvalk, een snel le jager ter grootte van een flinke kraal. Deze vogels houden zich soms maanden Het heeft geen zin zich af te vragen, waarom Johan Bodegraven populair is. Vooral niet in het kader van dit verslag. Het is nu eenmaal een feit, dat hij zijn toehoorders door zijn vertelkunst als wei nig anderen weet te boeien. Gisteravond vertelde hij van de bromfietstocht, Goos Kamphuis en hij het vorig jaar de N.C.R.V. en voor ons blad door Europa maakten. Hij deed het precies zo als hij zei het te willen doen, alsof hij met de microfoon onder zijn neus stond. De ste grap raakte al direct de lachspieren. Toen Goos Kamphuis en hij van honk gingen, kenden zij elkaar oppervlakkig. Toch hebben ze de hele bromtocht lang geen ruzie gehad. Goos Kamphuis gaf hem altijd in alles gelijk De Ardennen waren moeilijk met de bromfiets te bereizen. Als ze niet o bergen heen konden rijden, namen Frankrijk Is een mooi land om ei bromfiets en tent doorheen te trekken. De wijn wordt daar als hier het water ge dronken. In Bourgondic zagen ze de kii deren niet met een flesje melk naar school gaan, maar met een fles wijn. Ze 's middags wel niet laveloos in de klas, maar het was allemaal toch wat anders „Ik heb dorst" Het is in Frankrijk een grote bijzondi held, als men geïnterviewd wordt voor microfoon. De Fransman, wie de eer beurt viel, door Johan Bodegraven bij het opname-apparaat te worden genodigd, was in de plaats zijner inwoning de held van de dag. Dat wist de „held" hoffelijk als hij was. te waarderen. Met champagne veelal. Zodat Goos Kamphuis, als hij dorst had gekregen op de stoffige Zuidfranse wegen zijn collega vroeg: „Johan, maak je nog eens een opname? Ik heb dorst Toen ze een bezoek brachten bij de Hol landse vice-consul in Orange, stond er ir diens tuin een onguur uitziend Individu tegen een boom geleund. In het voorbij gaan zei Goos Kamphuis: „Zoiets zal j( 's avonds bij je tent krijgen". Waarop het individu onmiddellijk in onvervalst Rot terdams zei: „Dan sou je niks komme!" Ze brachten een onvergetelijke ochtend door met deze zeeman, die door hen gelaafd werd met acht koppen koffie en gespijzigd met 23 broodjes, in ruil prachtige zwerversverhalen van zijn kant. Het bleek met de onguurheid nogal mee te vallen. Zo voerde Johan Bodegraven zijn toe hoorders van stad naar stad en van land naar land door Europa, naar Andorra, door de Rivièra, waar onmetelijke rijk dom en de diepste armoede naast elkaar voorkomen, naar Rome, dat een overwel digende indruk maakte en vandaar naar het Noorden, naar Oostenrijk. Duits land, Denemarken, Zweden en Noorwe- hoogspanningsmast. een kerktoren fo.„ de Dom in Utrecht) of radio-masten. Van af deze hooggelegen roofburcht nen zij een uitgestrekt gebied Het menu van deze luchtridders beslaat voor een groot deel uit duiven, dat blijkt ook wel uit de resten, die onder zo'n plek vinden zijn. Maar ook kieviten e dere vogels van dergelijke grootte |en met gemak aangevallen. Vooral het mannetje is een prachtig getekende vogel met zijn grijsblauwe bovendelen, de dwarsgestreepte onder, zijde, de duidelijke baardstreep en de witte kin. In de rust zijn de recht afge sneden, hoge schouders kenmerkend. Ook de slechtvalk is geen broedvogel i ons land. Deze soort hoort in oost en noord-oost Europa thuis. In de winter zijn zij hier echter zeker niet zeldzaam. Eind Februari worden de waarnemingen schaarser en vertrekken de meeste over winteraars alweer. In Maart heeft men dan altijd nog kans op het zien van door trekkers. Het kleinste roofvogeltje is het smei- leken. Het mannetje is maar nauwelijks r dan een tortelduif. Bij roofvogels zijn de mannetjes altijd belangrijk klei- van formaat dan de vrouwtjes. Dit _ïn heel bekend verschijnsel. Het wijfje is ongeveer zo groot als de toren valk. Het zou werkelijk eentonig worden. elke hierboven genoemde vogel een beschrijving te geven. Hiervoor dienen de vogelboeken. Torenvalken cn sperwers vertonen zich hier het gehele jaar door, ofschoon een van deze soorten uit het noorden afkomstig is. Maar daarover had ik het ns eerder. gen, het propere Scandinavië. En steeds weer doken in dit reisverhaal de anecdo tes op, die door de manier, waarop zij verteld werden, de aandacht gevangen hielden. Tot aan het eind toe. toen spre ker de conclusie trok, dat het belangrijk ste van de hele tocht was, dat hij er vooi de leden van Expogé in Leiden van hac kunnen vertellen. Voorzitter L. Questroo dankte hem har telijk uit naam van alle dankbare toe hoorders, die geen gedegen beschouwing van Europese vraagstukken kregen voor gezet, maar hadden kunnen luisteren naai een luchtige vertelling over een avontuur lijke reis door Europa. (Advertentie) Laatste nieuws! Zelfbedieningsorganisatie verlaagt haar prijzen Met de bedoeling de gevolgen van de jongste loonronde en de daarmee samen hangende prijsverhogingen zoveel mogelijk voor eigen rekening te nemen, heeft de grote organisatie van zelfbedieningsbedrij- ven, waarbij ook onze plaatselijke Z.B.- Haarlemmerstaat 164 Is aangesloten, besloten, zo min mogelijk over te gaan tot prijsverhogingen. Verschillende artikelen zullen zelfs dras tisch in prijs worden verlaagd. Zij vertrouwen er op dat de financiële consequentie van dit besluit zal worden opgevangen door verhoging van de om zetten in deze bedrijven. Morgen. Woensdag, speciale Koopjesdag. Komt u DAN overtuigen. O.a.: Maizena van 22 voor17 cent Havermout, van 24 voor19 cent Varkenskluiven van 65 voor 55 cent Plesmanfaan Men söhrjjft ons: In verscheidene plaatsen van ons land worden momenteel pleinen en straten genoemd naar wijlen dr Albert Plesman, de onlangs overleden directeur der KLM. Waar Leiden reeds langer dan een kwarteeuw een Plesmanlaan heeft, rijst de vraag of ons stadsbestuur destijds zo voortvarend is geweest in het brengen in dit hulde- en eerbetoon. De waarheid gebiedt echter mede te delen, dat deze laan niet genoemd is naar de onvergetelijke grondlegger van onze Agenda voor Leiden Dinsdag Schouwburg, 8 uur: abonnementsvoor stelling. Haagse Comedie met Colombe an Jean Anouilh. Zuiderkerk, 7.45 uur: Leids Acad. Kunstcentrum, Hamann Quartett. Middelstegracht 3, 8 uur: Vereniging Ar beiders in Gods Koninkrijk, samenkomst „Eén Heiland voor allen". OEGSTGEEST, zijzaal W. de Zwijger- kerk, 8 uur: Commissie voor huishoude lijke en gezinsvoorlichting, mevrouw A. Alma-Heijnen over woninginrichting. Woensdag Kamerlingh Onnes-laboratorlum, 8 uur: en O., natuur-wetenschappelijke cursus „Licht en kleur" door H. Th. van der Starre. Schouwburg, 8 uur: K. en O. (groene kaarten), Het Vrije Toneel met Escapade an Roger Mac Dougall. Kamer 125 Stadhuis, half 8: Politieke Jongeren Contact Raad, drs Anton F. van der Laan uit Amsterdam over het Europa Stadsgehoorzaal, 7.45 uur: Chr. muziek vereniging Concordia, grote uitvoering, v. drumband. •ine Burcht. 8 uur: Leidse vereniging postzegelverzamelaars, jaarvergade ring. Rijksmuseum voor Volkenkunde, 8 uur: dr T. Volker over het Japanse tussenspel de 17e eeuwse porceleinhandel van de Oost-Indische Compagnie. OEGSTGEEST, Irene, 8 uur: tweede gemeente-avond Hervormde Gemeente, m.- W. Langhout over het rassenvraagstuk in Zuid-Afrika. Donderdag Burcht, 3-5 uur: afscheidsreceptie C. an Vliet, voorzitter veiling. Schouwburg. 8 uur: Ken O. (groene kaarten), Het Vrije Toneel met Escapade Roger Mac Dougall. maison Snouck Hurgronje. 8h.: Cer. cle francais „Lc coq gaulois", soirée licale, mile Ank Reinders, soprano, et M. Peter Berman, piano. Stadsgehoorzaal. 8 uur: zesde abonne mentsconcert Residentie-Orkest o.l.V. Willem van Otterloo, solist: Stevan Berg- ann, piano. Prediker, 8 uur: Ned. Chr. Bouwbe- drijfsbond. afdeling Leiden, filmavond Ned. Fabrikaat. Gulden Vlies, 8 uur: Leidse Athletiek Commissie, jaarvergadering. Gebouw Sociale Zaken. Stecnschuur 21, half 8-half 9: voorlichtingscommissie prij- Tentoonstelllngen Rijksmuseum voor Volkenkunde Stcenstraat la, zeven eeuwen Ch'neae calligraphic en schilderkunst (collectie dr R. H. van Gullk), 10—4 uur (tot 14 Februari). Prentenkabinet, Kloksteeg 25, 25 u.: Het landschap ln de Noord-Ned. prent kunst (eerste helft 17de eeuw) (tot 30 Januari). Nachtdienst apotheken Apotheek Boekwijt, Breestraat 74, tel. 20552. en de Haven-apotheek, Haven 18, teL 20085. nationale luchtvaart, doch naar zUa grootvader, de aannemer Plesman, die in 1877 de huizen in deze laan liet bouwen. Zyn wö juist ingelicht dan is ook de vader van dr Plesman, Jan Plesman, er geboren, maar hijzelf heeft er nooit ge woond. Lichtfilters nog steeds onontbeerlijk Amateurfotografen zagen het Nederlandse landschap Warmond, Januari 1954. Snoeken cn fotograferen lijkt een vreemde combinatie van liefhebberijen, dat het op voortreffelijke wijze kan samengaan bewees de heer A. P. W. Dalsum gisteravond voor de Leidse teur-fotografenvereniging in De Doelen. Wanneer de heer Van Dalsum gaat snoe ken, heeft hij steevast een camera bij en het gebeurt meermalen, dat hij bepaald plekje vaak voorbij is gelo pen zonder er iets voor een foto te maar dat plotseling door een bepaalde lichtval of nevelstemming er een magni fiek plaatje van gemaakt kan worden. Daarbij komt nog, dat het beslist buiig moet zijn om te snoeken en het zelfde weertype onmisbaar is bij land schapsfotograf ie. Hoewel het de schijn heeft, dat deze k van de fotoliefhebberij er de laatste Jaren ls uitgeraakt en men de voorkeur geeft aan nuchtere, bijna zakelijke foto's had de heer Van Dalsum zich op dit punt niet omver laten praten cn is hij blijven doorgaan met het maken van stem mingsrijke landschapsfoto's. Tenslotte doet een amateur dit voor eigen voldoe- taap TAAPirrw nihg 0,1 nlet voor die van jury'a JAAP TAAPKEN Spreker gaf eerst een uiteenzetting over de technische kant van deze op zij- verzorgen. spoor geraakte tak van de fotografie. Vooral het gebruik van lichtfilters ligt hem na aan het hart. Men beweert wel, dat dit niet meer nodig is met het ma teriaal van tegenwoordig, maar dc heer Van Dalsum bewees aan do hand van een schitterende collectie zwart-wit dia's, dat het bij landschapsfotografio onont beerlijk is. Op één na had hij bij geen van de plaatjes, die hij deze avond toon de. behoeven tegen te houden of door te drukken om een Juiste weergave van de lucht of het water te krijgen. Trou wens bij het ene plaatje betrof het de voorgrond van een pleintje, waarbij het om de Juiste lichtconcentratic ging. De heer Van Dalsum nam vervolgens de aanwezigen mee door het Nederland se landschap in de vier jaargetijden, met een klein buitenlands reisje cr tussen door. De dia's werden toegelicht met een van droge humor cn spitsvondigheid doorkruid commentaar, dat men alleea van een Amsterdammer kan verwachten. Niet ten onrechte sprak de heer Gom- pelman in zijn dankwoord aan dc spre ker de hoop uit, dat de heer Van Dal- binnën niet al te lange t(jd nog eens avond van de L.A.F.V. zou willen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 3