Te Grootegast werden 4 politiemannen neergeschoten
4
ZONDAGSBLAD i-i. 16 JANUARI 1954
25 JAAR GELEDEN:
Trouweloze vrouw oorzaak van dit drama
JN de loop der jaren zijn er vele politiemannen bij de uitoefening van hun
functie gevallen. In Nederland moge 't dan niet zo „wild" toegaan als m
vele andere landen toch is ie lijst van hen, die in de strijd tegen mis
dadigers zijn gevallen, nog betrekkelijk lang.
Maar wat in 't vroege morgenuur van 18 Januari 1929 dus aanstaande
Maandag 25 jaar geleden in Grootegasteen grote gemeente in 't Westen
van de provincie Groningen, plaats greep, is wel een unicum in de politionele
geschiedenis.
Vier veldwachters allen gehuwd en vaders werden toen door een
woesteling neergeknald.
Geen wonder, dat de tijding van deze vreselijke misdaad overal met
afgrijzen werd ontvangen. En dat vooral in het Noorden des lands
dit bloedige drama nog lang niet vergeten is.
DE dader van deze afschuwelijke
viervoudige moord was de 33-ja-
rige Yje Wijkstra, die in een huisje
aan de Rottelaan, even buiten het
dorp Doezum cnder Grootegast,
woonde. Hij was een klein zwart ke
reltje, net een Oosters type.
Zijn moeder, die lange tijd bij hem
inwoonde, was eep vrome vrouw, die
door Yje als op de handen gedragen
werd. Zijn familie stond als gods
dienstig bekend, maar meermalen
waren er gevallen van krankzinnig
heid en zelfmoord in voorgekomen.
In zijn jonge jaren toonde Yje reeds
een bijzonder kind met afwijkende
eigenschappen te zijn. Hij leed aan
neurasthenie (overprikkeling der ze
nuwen). Voor dieren kon hij zeer
wreed zijn.
Yje was klompenmaker en stond
bekend als een goed vakman. Maar
zijn natuur was veel te onrustig om
heel de dag in een kleine ruimte
werkzaam te zijn. Daarbij kwam nog,
dat hij al vroeg anarchistische ideeën
had en zich moeilijk naar de bevelen
van een baas wist te schikken.
Hij had twee hobby's: studie en
muziek. Alles wat maar onder zijn
bereik lag werd door hem gelezen:
revolutionnaire geschriften en brochu
res over occultisme, spiritisme enz.
Op het orgel en de harmonica was hij
een waar vituoos.-Er waren dagen,
dat hij zijn werk in de steek liet om
zich geheel over te geven aan zijn
muzikale adspiraties. In zijn omge
ving was Yje Wijkstra een bekend
harmonica-speler en op dorpsfeesten
en kermissen een gaarne geziene
gast.
In Doezum en Grootegast stond Yje
zeer goed bekend. Men wist wel dat
't een beetje vreemde jongen was,
maar toch mocht men hem wel. En
dat was best te begrijpen. Als 't er
op aan kwam, liet hij een goeie baan
schieten om arme boertjes te kunnen
helpen. Nooit had iemand van Yje
enige last en bij de politie stond hij
bekend als een vriendelijke jongen,
ook al was hij een zonderling type.
Wat dit laatste betreft: de leeswoe-
de van deze Groninger jongen had tot
gevolg dat hij niet alleen goéd rede
neren kon, maar dat hij soms ook
wonderlijke dromen en visioenen had
en griezelige verhalen deed over ver
schijningen en spoken.
En dan was er nog iets waarom Yje
Wijkstra ki wijde omtrek bekend was.
Hij was een goed schutter en wist uit
nemend met revolver en geweer om
te gaan De verhalen over zijn schut-
tersbekwaamheid zullen wel wat
overdreven zijn, zoals 't meestal in
dergelijke gevallen gaat. Maar onte
genzeggelijk bezat hij ook in dit op
zicht buitengewone capaciteiten.
T7ROUW Wykstra had op haar zoon
een even grote als goede invloed.
Zij kende zijn moeilijk karakter en
wist hem zo veel mogelijk op het goe
de pad te houden. En daarom is 't zo
jammer, dat zij besloot bij een van
haar andere kinderen haar intrek te
nemen. Want toen zij het kleine
huisje aan de Rottelaan verliet, kwam
daar weldra een andere vrouw. En
toen ging 't met Yje hopeloos ver
keerd
Deze vrouw was Aaltje van der
Tuin uit Kornhorn. Wegens diefstal
werd haar man in Veenhuizen opge
sloten. Op zekere dag liet Aaltje haar
zes kinderen in de steek, vertrok naar
Doezum en ging samenleven met Yje
Wijkstra. In het rechtsgeding werd
deze vrouw getekend ,,als een vam-
pyr, die zich aan Yje had vastgezo
gen. overmeesterd en met het net van
de hartstocht omslingerd."
In deze toestand was de zonderlin
ge man tot alles in staat, zoals spoe
dig op afschuwelijke wijze blijken
zou
Voor de officier van Justitie werd
Aaltje opgeroepen om te Groningen
te verschijnen, teneinde rekenschap
af te leggen van haar eerloze daad.
waardoor zij zich aan strafvervolging
had blootgesteld. Deze oproep werd
door de veldwachter Koning persoon
lijk afgegeven aan de woning van
Wijkstra. Voor de ogen van de poli
tieman wierp Yje het papier echter
in de kachel.
Natuurlijk was daarmee de zaak
niet afgedaan. In de vroege morgen
van 18 Januari 1929 begaven zich
vier politiemannen naar de Rottelaan
met het doel Aaltje te arresteren. Het
waren de chef-veldwachter M. van
der Molen en de veldwachters A.
Meijer, J Werkman en H. H. Hoving.
Chef-vefdwachter Mient v. d. Mo
len voerde het bevel en hij besloot
niet met z'n vieren naar de voordeur
te gaan, teneinde te verhinderen, dat
Wijkstra en de vrouw door de ach
terdeur zouden ontvluchten.
Meijer bleef op de Rottelaan, Ho
ving vatte post achter het huis en
Werkman aan de Westkant van de
woning. Van der Molen begaf zich
daarna naar de voordeur en klopte.
Wijkstra kwam zelf naar voren, doch
deed de deur niet open. Hij vroeg wat
v. d. Molen wenste en deze antwoord
de daarop: „Aaltje moet mee."
Wijkstra heeft toen gezegd: „Ze
maakt zich klaar. Ze komt er zo
De veldwachters hebben toen enige
tijd gewacht, maar er kwam niets.
Toen veldwachter v. d. Molen even
later de deur, die ir.et een hangslot
was afgesloten, op een kier opende,
gebeurde het vreselijke. Wijkstra
kwam uit de woonkamer met in z'n
ene hand een revolver en in de ande
re een karabijn. Met de revolver
schoot hij door de kier tussen deur
en kozijn. Van der Molen werd in de
knie getroffen en viel neer. Wijkstra
heeft hem toen met de karabijn één
of meer kogels door het hoofd ge
jaagd, waardoor deze alom geachte
en beminnelijke politieman op slag
werd gedood.
Direct daarop heeft Wijkstra de
veldwachters Hoving en Werkman, die
op het geluid van de schoten kwa
men toelopen, neergeknald. Als een
razende heeft hij in het wilde weg ge
vuurd, de verbouwereerde veldwach
ters de gelegenheid niet gevend, met
hun revolvers terug te vuren.
Daarna heeft Yje Wijkstra met
Meijer afgerekend. Hij had daar
meer moeite mee, omdat Meijer in
middels reeds voorbereid was op een
gevecht op leven en dood. De revol
ver van Meijer kon echter weinig uit
richten tegen de zwaardere wapens
van Wijkstra, die Meijer na een om
trekkende beweging naderde. Wijk
stra had zijn karabijn opnieuw gela
den met negen kogels, die hij daarna
op Meijer afvuurde Meijer schoot te
rug en heeft Wijkstra ook nog geraakt
in een arm en een been, maar toen
de in het nauw gedreven veldwachter
zwaar gewond in de besneeuwde
slootswal viel, was het pleit spoedig
beslecht. Met koelbloedig cynisme en
rustige overwogenheid heeft Wijkstra
daarna de zwaar gewonde Meijer het
genadeschot gegeven. In enkele minu
ten tijd had hij vier mensen in de
kracht van hun leven gedood.
ZOALS vanzelf spreekt was de ver
ontwaardiging over deze vrese
lijke misdaad algemeen; Aaltje Tuin,
verzocht opsluiting door de politie,
om aan een volksgericht tè ontkomen.
Haar huisje te Kornhorn werd door
een woedende menigte afgebroken.
Yje Wijkstra was, na zijn huis in
brand gestoken te hebben, gevlucht.
Per fiets wist hij Tolbert te bereiken,
vandaar reed hij per auto naar Gro
ningen. Twee rechercheurs op het
trambalcon zagen toevallig de dader
in de Heerestraat lopen. Ze sprongen
van de tram en arresteerden hem.
Yje had nog een revolver op zak.
Onder geweldige belangstelling van
het publiek verscheen Wijkstra op 23
April 1929 voor de Groninger recht
bank. Hij toonde over zijn misdaad
groot berouw. ,,Ik was helemaal
overstuur, versuft en de kluts kwijt",
zei -hij tijdens de rechtzitting, ,,'t Zou
beter geweest zijn dat ik in dit vuur
gevecht ook was gedood."
Hij werd verdedigd door mr Levie,
die een boeiend {jetoog hield, dat gro
te indruk maakte.
Yje Wijkstra werd tot levenslange
gevangenisstraf veroordeeld. Twaalf
jaar heeft hij het uitgehouden. In het
rijkskrankzinnigengesticht te Eindho
ven is hij in 1941 overleden.
niet zeLföe ziekte als AtAstRim in 1929
(Van onze medische medewerker.)
TT zult zich wel afgevraagd heb
ben, wat toch die witte pokken
zijn, waarover men telkens in de cou
rant leest.
Zoals U weet, worden de echte pok
ken veroorzaakt door een spietstof
van zeer kleine afmetingen, een zo
genaamd virus.
Ook de witte pokken worden ver
oorzaakt door een virus, maar dit is
niet gelijk aan het eerstgenoemde.
De beruchte echte pokken en de
goedaardige witte pokken zijn dus in
genen dele identiek.
Even wil ik er nog bij vermelden,
dat bij gevaccineerde mensen, dus
met een verhoogde weerstand ten op
zichte van het echte pokkenvirus,.de
pokken zich voor kunnen doen als een
Monument ter herinnering aan de beide leden der rijkspolitie Jan Werkman
en Hermannus Hendrikus Hoving. Op de steen, achter de individuele graf
stenen, staat: De Nederlandse politie aan haar kameraden.
betrekkelijk lichte verlopende ziekte.
Maar ook deze licht verlopende ge
vallen van de echte pokken hebben
niets te maken met de thans in Ne
derland voorkomende witte pokken.
Het woord ,,alastrim" is U beter
bekend dan witte pokken". U her
innert zich de gevallen van echte
pokken in *1929, die ten onrechte on
der die naam in Nederland bekend
zijn geworden. Onder de 449 ziekte
gevallen kwamen toen 23 sterfgeval
len voor, een sterfte dus van onge
veer 5 pet.
Het is namelijk zo, dat de woorden
alastrim, witte pokken, kafferpokken
en amaas dezelfde ziekte aanduiden.
Het woord alastrim is van Braziliaan
se origine en afgeleid van het Por
tugese woord alastrar, wat bestrooi
en, bezaaien en zich verbreiden be-
tekent. De benaming kafferpokken
doet vermoeden dat deze ziekte, waar
van thans dus gevallen in Den Haag
voorkomen, van Afrikaanse oorsprong
is. Het schijnt dat zij sedert onheug
lijke tijden in Zuid-Afrika is voorge
komen. Van uit deze Afrikaanse
haard is de ziekte overgebracht naar
Amerika, waar zij in 1910 in Brazi
lië gesignaleerd werd.
Ook is deze ziekte voorgekomen in
Australië, Nieuw Zeeland en verschei
dene Europese landen. De witte pok
ken schijnen voorkeur te hebben voor
de gekleurde rassen, maar blanken
kunnen heel gemakkelijk besmet
worden.
De incubatietijd, dit wil zeggen de
tijd die er verloopt tussen de besmet
ting en het optreden van de eerste
verschijnselen, is ongeveer veertien
dagen.
Aanvankelijk heeft men lichte ver
schijnselen, die zich uiten in tempe-
ratuurverhoging tot ongeveer 38.5,
wat pijn in de rug en ledematen en
vaak neuscatarrjj. De patiënt heeft
gebrek aan eetlust en een bemoeilijk
te stoelgang.
Deze verschijnselen als voorlopers
van de uitslag zijn niet constant aan
wezig. De uitslag kan zich over het
gehele lichaam openbareh in de vorm
van blaasjes van zeer verschillende
afmetingen, sommige zijn klein, an
dere zijn groter door het samenvloei
en van meerdere blaasjes. Zelden zijn
de slijmvliezen aangedaan. In de
1
OWl fC Weerpraatje
1 over laatste 250 jaar
(Va
weerkundige medewerker)
NIET zelden hoort men beweren, dat
de winters vroeger veel kouder wa
ren dan de laatste tijd.
Wanneer men dan onder „vroeger"
een tijd verstaat van 50 tot 100 jaar
geleden, dan kunnen wij het daarmee
niet eens zijn.
Het was in het begin van de achttien
de eeuw, omstreeks 1705, dat de eerste
regelmatige temperatuurwaarnemingen
werden verricht in ons land door Ruar-
dus Andala, hoogleraar te Franeker. In
1735 begon Noppen op „Zwanenberg"
ook met temperatuur-en luchtdrukwaar
nemingen. Na berekeningen en verge
lijkingen, beschikken wij vanaf 1705 over
betrouwbare temperatuurwaarnemingen.
Een periode van bijna 250 jaar.
Uit deze temperatuurreeks blijkt, dat
de laatste strenge winter van 1946'47
in ons land op één na de strengste win
ter van de laatste 250 jaar is geweest
met een etmaalgemiddelde te De Bilt
van -2.4 gr C. De koudste winter bleef
die van 18291830 met een gemiddelde
van -3.1 gr C. en op de derde plaats
komt de winter van 1783—1784 met
-2.3 gr. C.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat
strenge winters heus nog niet uit de
mode zijn.
Toch blijkt uit verhalen, vóór de tijd
dat meh over temperatuurwaarnemin
gen beschikte, dat heel vroeger de win
ter aanmerkelijk langer duurde.
Dit
klimaatsverandering te spreken, waar
over velen bij 't zachte weer van de
laatste tijd de mond vol hebben, is
voorbarig.
Een werkelijke klimaatsverandering
voltrekt zich niet in 100 of 500 jaar.
Vóór dat de mens kwam kijken, heb
ben wij tot in het Noordpoolgebied toe
een tropisch klimaat gekend, dat door
meer dan één ijstijd is gevolgd.
Dit zijn klimaatveranderingen, maar
deze voltrekken zich over perioden van
enkele tienduizenden jaren of meer.
Wanneer wij de temperatuur over de
laatste 250 jaar bekijken, dan lijkt het
er op, dat het inderdaad langzaam maar
zeker warmer gaat worden, al gaat dit
niet regelmatig maar met sprongetjes.
Bedenk even, dat drie van de streng
ste winters in de laatste 250 jaar tussen
1940 en 1950 zijn voorgekomen. Een be
wijs dus, dat het ongegrond is om te be
weren dat de winters zachter zijn dan'
vroeger.
Warmer aan de P00L
AF en tóe kunnen wij lezen, dat het
vooral in het hoge Noorden warmer
wordt. Op Spitsbergen ligt de gemiddel
de wintertemperatuur ca. 3 graden ho-
100 jaar terug.
Er gToeien zelfs al korenbloemen langs
de kust van Groenland. En in het Noor
den van Noorwegen en op IJsland wordt
gerst verbouwd, in grond die voor 50
jaar terug nog zeven maanden van het
jaar was bevroren.
Ook in Alaska trekken de gletschers
zich met een snelheid van 400 meter
per jaar terug. De kabeljauw is in het
steeds warmer wordende water in deze
noordelijke streken doorgedrongen en is
het hoofdvoedsel van de Groenlanders
geworden. En nu moet men bedenken,
dat vóór 50 jaar in Zuidwest Groenland
was kabel^auw zo goed als onbekend
Het steeds verder wegsmelten van de
gletschers is ook in het Alpengebied op
te merken, maar de treffendste voor
beelden doen zich toch in het gebied
rond en binnen de poolcirkel voor.
Daar dit verschijnsel iets is van de
laatste 100 jaar, geloven wij eerder ook
hier met een schommeling te doen te
hebben, dan met een „klimaatverande
ring". Het is heel goed mogelijk, dat
in de komende 100 jaar de temperatuur
in die gebieden weer' gaat dalen, want
ook al zouden wij langzaam maar ze
ker de richting van een tropisch kli
maat zijn ingeslagen, dan zal dit met
schommelingen gaan.
De herfst en deze tot op heden zeer
zachte winter geeft weer stof tot pra
ten. Het is inderdaad opmerkelijk, dat
het zo zacht blijft, maar dat het met
de koude en strenge winters gedaan zal
zijn, willen wij niet geloven.
Ook de kolenhandelaren kennen arme
en vette winters en ook dit schommelt
(vraag het hun maar eens). Wij willen
hopen, dat deze winter voor óns eens
een „vette" mag worden, want in 1952
snorden bij ons de kachels in Septem
ber al! Het was toen zelfs de koudste
herfst sedert het jaar 1805.. Sprak ie
mand daar van een warmer klimaat?
Zonnevlekken van invloed.
TTlT jarenlange waarnemingen van de
v temperatuur en van het aantal waar
genomen zonnevlekken, meent men ook
hierin enkele aanwijzingen te hebben
gevonden, al moet gezegd worden dat
ook dit weer geen wet van Meden en
Perzen is.
Het blijkt nl. dat de kans op koude
winters en warme zomers omstreeks een
„zonnevlekken-maximum" groter is dan
tijdens een „zonnevlekken-minimum".
Ook de zeer warme zomer en koude
winter van 1947 viel samen met een zon
nevlekken-maximum. Wij leven nu weer
rond een zonnevlekken-minimum. Een
enkele keer valt een koude winter juist
met het minimum samen, dit zou dan
de volgende winter (1954-'55) kunnen zijn.
Tegen 1958-1960 leven wij weer rond een
zonnevlekkenmaximum.
Het zou voorbarig zijn om reeds nu
voor die jaren koude winters te voorspel
len, want het klopt niet altijd, al schijnt
in die periode de kans op koude win
ters en warme zomers groter te zijn
dan m de jaren tussen het zonnevlek
ken-minimum
te 1
Lange winters.
hetgeen
L schillende geschriften zoal 1
ze lange winters nog bekend is, eens
onder de loupe te nemen.
Men had in die jaren al wel een ka
lender, zodat men kon aantekenen wan
neer een winter begon en wanneer hij
eindigde. Maar of het nu 12 of 22 gr
C. vroor, zal men geen notie hebben
gehad.
Koud en lang was b.v. de winter van
1695. Deze begon in October en eindig
de in Maart. Dit laatste is geen bijzon
derheid, want op 15 Maart 1947 lagen
al onze grote rivieren ook nog bedekt
met ijs.
Na deze winter van 1695 lag er tot
begin April nog ijs in de Donau, terwijl
in Juni te Lemberg (Polen) nog sneeuw
werd aangetroffen.
Nog erger was het in de Middeleeu
wen. In het jaar 1225 begon de winter
al op Sint Denijs (9 October) en duur
de tot de Heilige Marcus (25 April).
Zeer lang blijkt de winter van 821 te
zijn geweest, die reeds op 22 Septem
ber inzette om eerst op 12 April weer
te vertrekken, dit tot vreugde van de
hier ronddolende Noormannen. Donau,
Rijn, Elbe en Seine konden maanden
lang de zwaarste vrachten dragen.
Het schijnt dat de winter van 620 al
le records heeft geslagen. Uit berich
ten van Friese bron krijgt men de in
druk van een nagekomen „ijstijdje". Er
was practisch geen verschil in de jaar
getijden; er zou op totaal 300 dagen
vorst zijn voorgekomen.
Minder lang.
pEN vaststaand feit is wel, dat de
*-• winters over het algemeen minder
lang zijn dan vroeger, al kunnen er nog
wel zeer lage temperaturen voorkomen.
Om nu maar zo een-twee-drie over een
vloeistof, vandaar de naam witte pok
ken, in het Engels ook. wel genoemd
melkpokken.
Vanaf de vijfde tot de tiende dag
drogen de blaasjes in tot kleine bruin
achtige korstjes, die omstreeks de elf
de dag afvallen. Het pokdalige uiter
lijk, dat U wel bekend is, ontbreekt.
De koorts, die bij het uitbreken van
de uitslag kan stijgen tot 39 graden,
gaat na twee dagen weer dalen. In
ongeveer 14 dagen is de patiënt dus
volledig hersteld.
Zoals ik U reeds zei, is het verloop
van de witte pokken goedaardig. Er
is echter toch een sterftekans van on
geveer 1 op de 200.
Daar deze ziekte erg besmettelijk
is, tracht men de uitbreiding er van
tegen te gaan door de patiënten en
de directe contacten te isoleren. Als
wij dat niet zouden doen en de ziek
te zou zich uitbreiden over 10 millioen
Nederlanders, dan begrijpt U, dat ook
met een betrekkelijk gering sterfte
percentage van een half procent er
toch een groot aantal slachtoffers kan
vallen.
Een medicament tegen deze ziekte
hebben wij niet. Het gewone koepok-
kenvaccin helpt waarschijnlijk niet,
daar men dan in aanraking gebracht
wordt met de smetstof van de echte
pokken, die niet gelijk is aan die van
de witte pokken.
Er zit voorlopig niets anders op,
dan het nemen van algemene hygië
nische maatregelen om uitbreiding
van deze ziekte tegen te gaan,
alhoewel re-vaccinatie aanbevolen zou
kunnen worden.
r
I:
t
In 1941'42 beleefden
EER klopt de bezoeker drie-
hoog-voor en meteen wijkt
■h daar de deur open. Het is alsof ze
op hem hebben staan wachten;
<t alsof ze vermoedens koesterden
dat hij wel eens eventjes verhaal
zou komen vragen over dat met
g die zondvloed van destijds. Al
hebben ze moeten merken, daar
4* zo vlak achter hun deur, dat hij
.;j eerst naar boven is geklauterd en
al kunnen ze weten dat ie dus niet
2 zo met opgestoken vaan weer bij
4x hen binnen wil zeilen. Toch staan
de ogen waakzaam; bijna acht er-
•ix dochtig.
5: De bezoeker doet of hij niets
-fx merkt. Hij laat taal noch teken
aunduiden dat hij iets gehoord
■fx heeft, dat niet zo vóór deze voor-
buren pleit. Hij vraagt enkel maar
-tt of ze weten wie er boven wonen
g en waar die zijn kunnen. Hij
vraagt het zo onverschillig alsof ze
elkaar nog nooit eerder ontmoet
<x hebben, zoals je als vreemdeling
de weg naar het station zou vragen.
5 Welke laatste informatie dan altijd
4* nog moeilijker te geven zal zijn
dan wat de bezoeker weten wil:
op zolder, in dat optrekje zit de
dochter van de juffrouiP beneden
twee achter, en ze zal zelf wel bij
haar moeder wezen, want je kunt
boven toch niet bivakkeren nu het
kouder gaat worden en je daar
■z niet stoken kuntJa, dat kind
van boven zal beneden zitten, hier
de trap af en dan dadelijk de deur
aan je rechterhand, het kan niet
missen
De deur maakt al toeer aan-
•Cx stalten om opnieuw gesloten te
5 worden. Zo met een mengeling van
verlichting („die vent zei lekker
4j niks") en nieuwe woede („dat
6 moest ie ook eens gewaagd heb-
4» ben Misschien ook 1Bel met
2 leedvermaak: dat ouwe mens heeft
5 geeneens wat durven overbrieven
<r Maar de bezoeker vindt dat toch
4* weer net een al te mooi slot voor
2 zijn activiteiten in deze hoge con-
4* treiën. Hij schuift eventjes een
2 tikkeltje dichter bij, zodat h\j
onopvallend tegen de deurpost kan
record sneeuwwinter.
DE TRAP (VIII)
leunen en ze met de beste wil van
de wereld zullen moeten wachten
met dichtdoen totdat het hem be
lieft trapafwaarts te trekken.
„Luistert U 'es", zegt hij. Hij
zegt het op gedempte toon. Hij
fluistert het als een geheimpje. Hij
knikt erbij met z'n hoofd als een
soort hongerige kip, die een kame
raad op een worm attent maakt.
Niemand kan zien dat hij onder
wijl ook nog in zijn hart loopt te
grinneken, want hij weet allang
dat voor deze toon en voor dit
gebaar geen gesloten deuren be
stand zijn. Zie je wel: in stee van
dicht te doen, komen de vrouw en
de man meteen nog wat verder
naar voren. Het lijkt gewoon een
complete samenzwering daar op
die overloop: „Luistert U 'es
Laatste koude winters
]~\E laatste koude winters waren eerst
die van 1939-1940, toen in Februari
op enkele plaatsen in ons land 24 gr C
vorst werd gemeten.
Zeer lang en koud was de winter van
1941-1942. Op 2 November 1941 viel de
eerste sneeuw en op 15 Maart 1942 lag
er nog dik ijs in de rivieren en een
meer dan 10 cm dikke sneeuwlaag bedek
te de grond
De laagste temperatuur in de laatste
100 jaar in ons land waargenomen be
droeg -27 gr C op 27 Januari 1542 te
Winterswijk gemeten.
De strenge winter van 1946-'47 begon
op 15 December en duurde met enkele
korte onderbrekingen tot half Maart, In
de Februarimaand van 1947 kwam, in
De Bilt slechts op 4 dagen de tempe
ratuur even boven het vriespunt.
De winter van 1942 was een buiten
gewone sneeuwwinter. Vooral in de eer
ste week van Maart deden Noordooster-
stormen de sneeuw tot ware bergen op
waaien, waarvan bijgaande foto een dui
delijk voorbeeld geeft.
Zoals het er nu naar uitziet, konden
de Duitse weerkundigen te Bad Kissin
gen wel eens gelijk krijgen, nl. dat het
een zachte winter wordt.
De Decembermaand heeft een zeer
hoge temperatuur te zien gegeven met
een gemiddelde, dat op December 1934
na. de laatste 70 jaar vermoedelijk niet
zal zijn overtroffen.
Voor de kolenhandelaren, winkeliers in
winterjassen, beddekruiken en andere
„koude" wintcrartikelen onder onze le
zers, willen wij met deze bemoedigende
slagzin eindigen: „Strenge winters zijn
nog niet uit de mode."
Uit de
VOLKSWIJK
„Nou?" 2egt de vrouw en
,Ja??" zegt de man en laten alle
opgezette zeilen op hetzelfde
moment vallen. Terwijl de be
zoeker vervolgt: „Dat ouwe vrouw
tje van hierachter... als er zich
eens wat met haar zou voordoen,
je kunt niet weten, hè, maar
wilt U me direct waarschuwen? U
snapt het wel: zo'n oud mens kan
een ongeluk krijgen of ziek wor
den, en voor d'r zoon hier is, zit
je soms al in lasten. Maar als U
het nu direct aan het wijkgebouw
door wilt geven, als er wat ge
beurt, dan kan ik er verder voor
laten zorgen
Het overvalt die twee, dat ziet
de bezoeker zo wel. Het is ook een
beetje onverwachts: je denkt dat
je kans hebt om op je dak te
krijgen met een preek toe en ze
schuiven je ondertussen in plaats
daarvan een beschermheerschap in
je schoenen. Raar genoeg voor de
vrouw om weer meteen fel arg-
wanend tè worden, maar voor ze g
iets kan tegenwerpen, leutert de 2
bezoeker al door: „Nee, ik be- J
grijp wel dat U geen tijd hebt om
voortdurend op haar te letten. Dat g
hoeft nou ook niet. Maar enkel g
als er wat gebeuren zou. Laat mij g
het weten en ik kan verder zor- g
gen. Niets nodig met de politie of g
zoiets, /lier op de trapDe be- g
zoeker leutert, maar hij weet
waarom hij 't doet. Hij pakt hen g
op die ene plek waar ze niet van j>
terug hebben. Hij suggereert iets, g
waar mogelijk nooit sprake van u
Zal wezen, al heeft de politie in g
de loop der jaren vele oude stum- t,
perds dood op bed moeten vinden. g
Hij geeft de voorburen enkel net 5
zoveel verantwoordelijkheid als ze X
dragen kunnen: hun ogen en oren 3}-
gebruiken, wat ze toch allang doen. g
En weten waar ze bij eventuele
moeilijkheden terecht kunnen. g
Niks geen genavraag op de trap. j*
Niks geer,1 gehannes en gedoe op g
hun verdiepinkje. Gewoon maar
even naar het wijkgebouw en de g
rest komt in de busg
De urouto kijkt wat onzeker, ze g
weet het allemaal niet recht wat x}
ze hier mee aan moet. Maar de 3
man hakt de knoop door: „Me j}-
salie d'r voor sorrege zegt hij g
toe. En de bezoeker knikt opge- a
lucht: „Gelukkig, dan is m'n hart g
gerust. En nou ga ik op jacht naar a
die moeder van hierboven. D'r g
jong heeft d'r nodig, geloof ik 3.
Trap af. deur rechts, hèHij kan g
nu ronduit grinneken en hij wil 3
de daad al bij het woord voegen, g
als de man ineens de vraag op g
hem afvuurt: „Ik had u wel eens
gesproken willen hebben l" „Dat g
kan altijd", zegt de bezoeker. ,JNom
vanavond maar, acht uur aan het
wijkgebouw. Ze hoeven je niet te
zien dan hebben we de t\jd en
het rijk alleen Waaruit men al
weer ziet, dat er altijd wel kansen
zijn, als je maar ergens een begin
maakt. Werkelijk, er zit muziek
in dit huis
WIJKPREDIKANT.
ÉAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA