Te Grootegast werden 4 politiemannen neergeschoten 4 ZONDAGSBLAD i-i. 16 JANUARI 1954 25 JAAR GELEDEN: Trouweloze vrouw oorzaak van dit drama JN de loop der jaren zijn er vele politiemannen bij de uitoefening van hun functie gevallen. In Nederland moge 't dan niet zo „wild" toegaan als m vele andere landen toch is ie lijst van hen, die in de strijd tegen mis dadigers zijn gevallen, nog betrekkelijk lang. Maar wat in 't vroege morgenuur van 18 Januari 1929 dus aanstaande Maandag 25 jaar geleden in Grootegasteen grote gemeente in 't Westen van de provincie Groningen, plaats greep, is wel een unicum in de politionele geschiedenis. Vier veldwachters allen gehuwd en vaders werden toen door een woesteling neergeknald. Geen wonder, dat de tijding van deze vreselijke misdaad overal met afgrijzen werd ontvangen. En dat vooral in het Noorden des lands dit bloedige drama nog lang niet vergeten is. DE dader van deze afschuwelijke viervoudige moord was de 33-ja- rige Yje Wijkstra, die in een huisje aan de Rottelaan, even buiten het dorp Doezum cnder Grootegast, woonde. Hij was een klein zwart ke reltje, net een Oosters type. Zijn moeder, die lange tijd bij hem inwoonde, was eep vrome vrouw, die door Yje als op de handen gedragen werd. Zijn familie stond als gods dienstig bekend, maar meermalen waren er gevallen van krankzinnig heid en zelfmoord in voorgekomen. In zijn jonge jaren toonde Yje reeds een bijzonder kind met afwijkende eigenschappen te zijn. Hij leed aan neurasthenie (overprikkeling der ze nuwen). Voor dieren kon hij zeer wreed zijn. Yje was klompenmaker en stond bekend als een goed vakman. Maar zijn natuur was veel te onrustig om heel de dag in een kleine ruimte werkzaam te zijn. Daarbij kwam nog, dat hij al vroeg anarchistische ideeën had en zich moeilijk naar de bevelen van een baas wist te schikken. Hij had twee hobby's: studie en muziek. Alles wat maar onder zijn bereik lag werd door hem gelezen: revolutionnaire geschriften en brochu res over occultisme, spiritisme enz. Op het orgel en de harmonica was hij een waar vituoos.-Er waren dagen, dat hij zijn werk in de steek liet om zich geheel over te geven aan zijn muzikale adspiraties. In zijn omge ving was Yje Wijkstra een bekend harmonica-speler en op dorpsfeesten en kermissen een gaarne geziene gast. In Doezum en Grootegast stond Yje zeer goed bekend. Men wist wel dat 't een beetje vreemde jongen was, maar toch mocht men hem wel. En dat was best te begrijpen. Als 't er op aan kwam, liet hij een goeie baan schieten om arme boertjes te kunnen helpen. Nooit had iemand van Yje enige last en bij de politie stond hij bekend als een vriendelijke jongen, ook al was hij een zonderling type. Wat dit laatste betreft: de leeswoe- de van deze Groninger jongen had tot gevolg dat hij niet alleen goéd rede neren kon, maar dat hij soms ook wonderlijke dromen en visioenen had en griezelige verhalen deed over ver schijningen en spoken. En dan was er nog iets waarom Yje Wijkstra ki wijde omtrek bekend was. Hij was een goed schutter en wist uit nemend met revolver en geweer om te gaan De verhalen over zijn schut- tersbekwaamheid zullen wel wat overdreven zijn, zoals 't meestal in dergelijke gevallen gaat. Maar onte genzeggelijk bezat hij ook in dit op zicht buitengewone capaciteiten. T7ROUW Wykstra had op haar zoon een even grote als goede invloed. Zij kende zijn moeilijk karakter en wist hem zo veel mogelijk op het goe de pad te houden. En daarom is 't zo jammer, dat zij besloot bij een van haar andere kinderen haar intrek te nemen. Want toen zij het kleine huisje aan de Rottelaan verliet, kwam daar weldra een andere vrouw. En toen ging 't met Yje hopeloos ver keerd Deze vrouw was Aaltje van der Tuin uit Kornhorn. Wegens diefstal werd haar man in Veenhuizen opge sloten. Op zekere dag liet Aaltje haar zes kinderen in de steek, vertrok naar Doezum en ging samenleven met Yje Wijkstra. In het rechtsgeding werd deze vrouw getekend ,,als een vam- pyr, die zich aan Yje had vastgezo gen. overmeesterd en met het net van de hartstocht omslingerd." In deze toestand was de zonderlin ge man tot alles in staat, zoals spoe dig op afschuwelijke wijze blijken zou Voor de officier van Justitie werd Aaltje opgeroepen om te Groningen te verschijnen, teneinde rekenschap af te leggen van haar eerloze daad. waardoor zij zich aan strafvervolging had blootgesteld. Deze oproep werd door de veldwachter Koning persoon lijk afgegeven aan de woning van Wijkstra. Voor de ogen van de poli tieman wierp Yje het papier echter in de kachel. Natuurlijk was daarmee de zaak niet afgedaan. In de vroege morgen van 18 Januari 1929 begaven zich vier politiemannen naar de Rottelaan met het doel Aaltje te arresteren. Het waren de chef-veldwachter M. van der Molen en de veldwachters A. Meijer, J Werkman en H. H. Hoving. Chef-vefdwachter Mient v. d. Mo len voerde het bevel en hij besloot niet met z'n vieren naar de voordeur te gaan, teneinde te verhinderen, dat Wijkstra en de vrouw door de ach terdeur zouden ontvluchten. Meijer bleef op de Rottelaan, Ho ving vatte post achter het huis en Werkman aan de Westkant van de woning. Van der Molen begaf zich daarna naar de voordeur en klopte. Wijkstra kwam zelf naar voren, doch deed de deur niet open. Hij vroeg wat v. d. Molen wenste en deze antwoord de daarop: „Aaltje moet mee." Wijkstra heeft toen gezegd: „Ze maakt zich klaar. Ze komt er zo De veldwachters hebben toen enige tijd gewacht, maar er kwam niets. Toen veldwachter v. d. Molen even later de deur, die ir.et een hangslot was afgesloten, op een kier opende, gebeurde het vreselijke. Wijkstra kwam uit de woonkamer met in z'n ene hand een revolver en in de ande re een karabijn. Met de revolver schoot hij door de kier tussen deur en kozijn. Van der Molen werd in de knie getroffen en viel neer. Wijkstra heeft hem toen met de karabijn één of meer kogels door het hoofd ge jaagd, waardoor deze alom geachte en beminnelijke politieman op slag werd gedood. Direct daarop heeft Wijkstra de veldwachters Hoving en Werkman, die op het geluid van de schoten kwa men toelopen, neergeknald. Als een razende heeft hij in het wilde weg ge vuurd, de verbouwereerde veldwach ters de gelegenheid niet gevend, met hun revolvers terug te vuren. Daarna heeft Yje Wijkstra met Meijer afgerekend. Hij had daar meer moeite mee, omdat Meijer in middels reeds voorbereid was op een gevecht op leven en dood. De revol ver van Meijer kon echter weinig uit richten tegen de zwaardere wapens van Wijkstra, die Meijer na een om trekkende beweging naderde. Wijk stra had zijn karabijn opnieuw gela den met negen kogels, die hij daarna op Meijer afvuurde Meijer schoot te rug en heeft Wijkstra ook nog geraakt in een arm en een been, maar toen de in het nauw gedreven veldwachter zwaar gewond in de besneeuwde slootswal viel, was het pleit spoedig beslecht. Met koelbloedig cynisme en rustige overwogenheid heeft Wijkstra daarna de zwaar gewonde Meijer het genadeschot gegeven. In enkele minu ten tijd had hij vier mensen in de kracht van hun leven gedood. ZOALS vanzelf spreekt was de ver ontwaardiging over deze vrese lijke misdaad algemeen; Aaltje Tuin, verzocht opsluiting door de politie, om aan een volksgericht tè ontkomen. Haar huisje te Kornhorn werd door een woedende menigte afgebroken. Yje Wijkstra was, na zijn huis in brand gestoken te hebben, gevlucht. Per fiets wist hij Tolbert te bereiken, vandaar reed hij per auto naar Gro ningen. Twee rechercheurs op het trambalcon zagen toevallig de dader in de Heerestraat lopen. Ze sprongen van de tram en arresteerden hem. Yje had nog een revolver op zak. Onder geweldige belangstelling van het publiek verscheen Wijkstra op 23 April 1929 voor de Groninger recht bank. Hij toonde over zijn misdaad groot berouw. ,,Ik was helemaal overstuur, versuft en de kluts kwijt", zei -hij tijdens de rechtzitting, ,,'t Zou beter geweest zijn dat ik in dit vuur gevecht ook was gedood." Hij werd verdedigd door mr Levie, die een boeiend {jetoog hield, dat gro te indruk maakte. Yje Wijkstra werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Twaalf jaar heeft hij het uitgehouden. In het rijkskrankzinnigengesticht te Eindho ven is hij in 1941 overleden. niet zeLföe ziekte als AtAstRim in 1929 (Van onze medische medewerker.) TT zult zich wel afgevraagd heb ben, wat toch die witte pokken zijn, waarover men telkens in de cou rant leest. Zoals U weet, worden de echte pok ken veroorzaakt door een spietstof van zeer kleine afmetingen, een zo genaamd virus. Ook de witte pokken worden ver oorzaakt door een virus, maar dit is niet gelijk aan het eerstgenoemde. De beruchte echte pokken en de goedaardige witte pokken zijn dus in genen dele identiek. Even wil ik er nog bij vermelden, dat bij gevaccineerde mensen, dus met een verhoogde weerstand ten op zichte van het echte pokkenvirus,.de pokken zich voor kunnen doen als een Monument ter herinnering aan de beide leden der rijkspolitie Jan Werkman en Hermannus Hendrikus Hoving. Op de steen, achter de individuele graf stenen, staat: De Nederlandse politie aan haar kameraden. betrekkelijk lichte verlopende ziekte. Maar ook deze licht verlopende ge vallen van de echte pokken hebben niets te maken met de thans in Ne derland voorkomende witte pokken. Het woord ,,alastrim" is U beter bekend dan witte pokken". U her innert zich de gevallen van echte pokken in *1929, die ten onrechte on der die naam in Nederland bekend zijn geworden. Onder de 449 ziekte gevallen kwamen toen 23 sterfgeval len voor, een sterfte dus van onge veer 5 pet. Het is namelijk zo, dat de woorden alastrim, witte pokken, kafferpokken en amaas dezelfde ziekte aanduiden. Het woord alastrim is van Braziliaan se origine en afgeleid van het Por tugese woord alastrar, wat bestrooi en, bezaaien en zich verbreiden be- tekent. De benaming kafferpokken doet vermoeden dat deze ziekte, waar van thans dus gevallen in Den Haag voorkomen, van Afrikaanse oorsprong is. Het schijnt dat zij sedert onheug lijke tijden in Zuid-Afrika is voorge komen. Van uit deze Afrikaanse haard is de ziekte overgebracht naar Amerika, waar zij in 1910 in Brazi lië gesignaleerd werd. Ook is deze ziekte voorgekomen in Australië, Nieuw Zeeland en verschei dene Europese landen. De witte pok ken schijnen voorkeur te hebben voor de gekleurde rassen, maar blanken kunnen heel gemakkelijk besmet worden. De incubatietijd, dit wil zeggen de tijd die er verloopt tussen de besmet ting en het optreden van de eerste verschijnselen, is ongeveer veertien dagen. Aanvankelijk heeft men lichte ver schijnselen, die zich uiten in tempe- ratuurverhoging tot ongeveer 38.5, wat pijn in de rug en ledematen en vaak neuscatarrjj. De patiënt heeft gebrek aan eetlust en een bemoeilijk te stoelgang. Deze verschijnselen als voorlopers van de uitslag zijn niet constant aan wezig. De uitslag kan zich over het gehele lichaam openbareh in de vorm van blaasjes van zeer verschillende afmetingen, sommige zijn klein, an dere zijn groter door het samenvloei en van meerdere blaasjes. Zelden zijn de slijmvliezen aangedaan. In de 1 OWl fC Weerpraatje 1 over laatste 250 jaar (Va weerkundige medewerker) NIET zelden hoort men beweren, dat de winters vroeger veel kouder wa ren dan de laatste tijd. Wanneer men dan onder „vroeger" een tijd verstaat van 50 tot 100 jaar geleden, dan kunnen wij het daarmee niet eens zijn. Het was in het begin van de achttien de eeuw, omstreeks 1705, dat de eerste regelmatige temperatuurwaarnemingen werden verricht in ons land door Ruar- dus Andala, hoogleraar te Franeker. In 1735 begon Noppen op „Zwanenberg" ook met temperatuur-en luchtdrukwaar nemingen. Na berekeningen en verge lijkingen, beschikken wij vanaf 1705 over betrouwbare temperatuurwaarnemingen. Een periode van bijna 250 jaar. Uit deze temperatuurreeks blijkt, dat de laatste strenge winter van 1946'47 in ons land op één na de strengste win ter van de laatste 250 jaar is geweest met een etmaalgemiddelde te De Bilt van -2.4 gr C. De koudste winter bleef die van 18291830 met een gemiddelde van -3.1 gr C. en op de derde plaats komt de winter van 1783—1784 met -2.3 gr. C. Hieruit kan geconcludeerd worden dat strenge winters heus nog niet uit de mode zijn. Toch blijkt uit verhalen, vóór de tijd dat meh over temperatuurwaarnemin gen beschikte, dat heel vroeger de win ter aanmerkelijk langer duurde. Dit klimaatsverandering te spreken, waar over velen bij 't zachte weer van de laatste tijd de mond vol hebben, is voorbarig. Een werkelijke klimaatsverandering voltrekt zich niet in 100 of 500 jaar. Vóór dat de mens kwam kijken, heb ben wij tot in het Noordpoolgebied toe een tropisch klimaat gekend, dat door meer dan één ijstijd is gevolgd. Dit zijn klimaatveranderingen, maar deze voltrekken zich over perioden van enkele tienduizenden jaren of meer. Wanneer wij de temperatuur over de laatste 250 jaar bekijken, dan lijkt het er op, dat het inderdaad langzaam maar zeker warmer gaat worden, al gaat dit niet regelmatig maar met sprongetjes. Bedenk even, dat drie van de streng ste winters in de laatste 250 jaar tussen 1940 en 1950 zijn voorgekomen. Een be wijs dus, dat het ongegrond is om te be weren dat de winters zachter zijn dan' vroeger. Warmer aan de P00L AF en tóe kunnen wij lezen, dat het vooral in het hoge Noorden warmer wordt. Op Spitsbergen ligt de gemiddel de wintertemperatuur ca. 3 graden ho- 100 jaar terug. Er gToeien zelfs al korenbloemen langs de kust van Groenland. En in het Noor den van Noorwegen en op IJsland wordt gerst verbouwd, in grond die voor 50 jaar terug nog zeven maanden van het jaar was bevroren. Ook in Alaska trekken de gletschers zich met een snelheid van 400 meter per jaar terug. De kabeljauw is in het steeds warmer wordende water in deze noordelijke streken doorgedrongen en is het hoofdvoedsel van de Groenlanders geworden. En nu moet men bedenken, dat vóór 50 jaar in Zuidwest Groenland was kabel^auw zo goed als onbekend Het steeds verder wegsmelten van de gletschers is ook in het Alpengebied op te merken, maar de treffendste voor beelden doen zich toch in het gebied rond en binnen de poolcirkel voor. Daar dit verschijnsel iets is van de laatste 100 jaar, geloven wij eerder ook hier met een schommeling te doen te hebben, dan met een „klimaatverande ring". Het is heel goed mogelijk, dat in de komende 100 jaar de temperatuur in die gebieden weer' gaat dalen, want ook al zouden wij langzaam maar ze ker de richting van een tropisch kli maat zijn ingeslagen, dan zal dit met schommelingen gaan. De herfst en deze tot op heden zeer zachte winter geeft weer stof tot pra ten. Het is inderdaad opmerkelijk, dat het zo zacht blijft, maar dat het met de koude en strenge winters gedaan zal zijn, willen wij niet geloven. Ook de kolenhandelaren kennen arme en vette winters en ook dit schommelt (vraag het hun maar eens). Wij willen hopen, dat deze winter voor óns eens een „vette" mag worden, want in 1952 snorden bij ons de kachels in Septem ber al! Het was toen zelfs de koudste herfst sedert het jaar 1805.. Sprak ie mand daar van een warmer klimaat? Zonnevlekken van invloed. TTlT jarenlange waarnemingen van de v temperatuur en van het aantal waar genomen zonnevlekken, meent men ook hierin enkele aanwijzingen te hebben gevonden, al moet gezegd worden dat ook dit weer geen wet van Meden en Perzen is. Het blijkt nl. dat de kans op koude winters en warme zomers omstreeks een „zonnevlekken-maximum" groter is dan tijdens een „zonnevlekken-minimum". Ook de zeer warme zomer en koude winter van 1947 viel samen met een zon nevlekken-maximum. Wij leven nu weer rond een zonnevlekken-minimum. Een enkele keer valt een koude winter juist met het minimum samen, dit zou dan de volgende winter (1954-'55) kunnen zijn. Tegen 1958-1960 leven wij weer rond een zonnevlekkenmaximum. Het zou voorbarig zijn om reeds nu voor die jaren koude winters te voorspel len, want het klopt niet altijd, al schijnt in die periode de kans op koude win ters en warme zomers groter te zijn dan m de jaren tussen het zonnevlek ken-minimum te 1 Lange winters. hetgeen L schillende geschriften zoal 1 ze lange winters nog bekend is, eens onder de loupe te nemen. Men had in die jaren al wel een ka lender, zodat men kon aantekenen wan neer een winter begon en wanneer hij eindigde. Maar of het nu 12 of 22 gr C. vroor, zal men geen notie hebben gehad. Koud en lang was b.v. de winter van 1695. Deze begon in October en eindig de in Maart. Dit laatste is geen bijzon derheid, want op 15 Maart 1947 lagen al onze grote rivieren ook nog bedekt met ijs. Na deze winter van 1695 lag er tot begin April nog ijs in de Donau, terwijl in Juni te Lemberg (Polen) nog sneeuw werd aangetroffen. Nog erger was het in de Middeleeu wen. In het jaar 1225 begon de winter al op Sint Denijs (9 October) en duur de tot de Heilige Marcus (25 April). Zeer lang blijkt de winter van 821 te zijn geweest, die reeds op 22 Septem ber inzette om eerst op 12 April weer te vertrekken, dit tot vreugde van de hier ronddolende Noormannen. Donau, Rijn, Elbe en Seine konden maanden lang de zwaarste vrachten dragen. Het schijnt dat de winter van 620 al le records heeft geslagen. Uit berich ten van Friese bron krijgt men de in druk van een nagekomen „ijstijdje". Er was practisch geen verschil in de jaar getijden; er zou op totaal 300 dagen vorst zijn voorgekomen. Minder lang. pEN vaststaand feit is wel, dat de *-• winters over het algemeen minder lang zijn dan vroeger, al kunnen er nog wel zeer lage temperaturen voorkomen. Om nu maar zo een-twee-drie over een vloeistof, vandaar de naam witte pok ken, in het Engels ook. wel genoemd melkpokken. Vanaf de vijfde tot de tiende dag drogen de blaasjes in tot kleine bruin achtige korstjes, die omstreeks de elf de dag afvallen. Het pokdalige uiter lijk, dat U wel bekend is, ontbreekt. De koorts, die bij het uitbreken van de uitslag kan stijgen tot 39 graden, gaat na twee dagen weer dalen. In ongeveer 14 dagen is de patiënt dus volledig hersteld. Zoals ik U reeds zei, is het verloop van de witte pokken goedaardig. Er is echter toch een sterftekans van on geveer 1 op de 200. Daar deze ziekte erg besmettelijk is, tracht men de uitbreiding er van tegen te gaan door de patiënten en de directe contacten te isoleren. Als wij dat niet zouden doen en de ziek te zou zich uitbreiden over 10 millioen Nederlanders, dan begrijpt U, dat ook met een betrekkelijk gering sterfte percentage van een half procent er toch een groot aantal slachtoffers kan vallen. Een medicament tegen deze ziekte hebben wij niet. Het gewone koepok- kenvaccin helpt waarschijnlijk niet, daar men dan in aanraking gebracht wordt met de smetstof van de echte pokken, die niet gelijk is aan die van de witte pokken. Er zit voorlopig niets anders op, dan het nemen van algemene hygië nische maatregelen om uitbreiding van deze ziekte tegen te gaan, alhoewel re-vaccinatie aanbevolen zou kunnen worden. r I: t In 1941'42 beleefden EER klopt de bezoeker drie- hoog-voor en meteen wijkt ■h daar de deur open. Het is alsof ze op hem hebben staan wachten; <t alsof ze vermoedens koesterden dat hij wel eens eventjes verhaal zou komen vragen over dat met g die zondvloed van destijds. Al hebben ze moeten merken, daar 4* zo vlak achter hun deur, dat hij .;j eerst naar boven is geklauterd en al kunnen ze weten dat ie dus niet 2 zo met opgestoken vaan weer bij 4x hen binnen wil zeilen. Toch staan de ogen waakzaam; bijna acht er- •ix dochtig. 5: De bezoeker doet of hij niets -fx merkt. Hij laat taal noch teken aunduiden dat hij iets gehoord ■fx heeft, dat niet zo vóór deze voor- buren pleit. Hij vraagt enkel maar -tt of ze weten wie er boven wonen g en waar die zijn kunnen. Hij vraagt het zo onverschillig alsof ze elkaar nog nooit eerder ontmoet <x hebben, zoals je als vreemdeling de weg naar het station zou vragen. 5 Welke laatste informatie dan altijd 4* nog moeilijker te geven zal zijn dan wat de bezoeker weten wil: op zolder, in dat optrekje zit de dochter van de juffrouiP beneden twee achter, en ze zal zelf wel bij haar moeder wezen, want je kunt boven toch niet bivakkeren nu het kouder gaat worden en je daar ■z niet stoken kuntJa, dat kind van boven zal beneden zitten, hier de trap af en dan dadelijk de deur aan je rechterhand, het kan niet missen De deur maakt al toeer aan- •Cx stalten om opnieuw gesloten te 5 worden. Zo met een mengeling van verlichting („die vent zei lekker 4j niks") en nieuwe woede („dat 6 moest ie ook eens gewaagd heb- 4» ben Misschien ook 1Bel met 2 leedvermaak: dat ouwe mens heeft 5 geeneens wat durven overbrieven <r Maar de bezoeker vindt dat toch 4* weer net een al te mooi slot voor 2 zijn activiteiten in deze hoge con- 4* treiën. Hij schuift eventjes een 2 tikkeltje dichter bij, zodat h\j onopvallend tegen de deurpost kan record sneeuwwinter. DE TRAP (VIII) leunen en ze met de beste wil van de wereld zullen moeten wachten met dichtdoen totdat het hem be lieft trapafwaarts te trekken. „Luistert U 'es", zegt hij. Hij zegt het op gedempte toon. Hij fluistert het als een geheimpje. Hij knikt erbij met z'n hoofd als een soort hongerige kip, die een kame raad op een worm attent maakt. Niemand kan zien dat hij onder wijl ook nog in zijn hart loopt te grinneken, want hij weet allang dat voor deze toon en voor dit gebaar geen gesloten deuren be stand zijn. Zie je wel: in stee van dicht te doen, komen de vrouw en de man meteen nog wat verder naar voren. Het lijkt gewoon een complete samenzwering daar op die overloop: „Luistert U 'es Laatste koude winters ]~\E laatste koude winters waren eerst die van 1939-1940, toen in Februari op enkele plaatsen in ons land 24 gr C vorst werd gemeten. Zeer lang en koud was de winter van 1941-1942. Op 2 November 1941 viel de eerste sneeuw en op 15 Maart 1942 lag er nog dik ijs in de rivieren en een meer dan 10 cm dikke sneeuwlaag bedek te de grond De laagste temperatuur in de laatste 100 jaar in ons land waargenomen be droeg -27 gr C op 27 Januari 1542 te Winterswijk gemeten. De strenge winter van 1946-'47 begon op 15 December en duurde met enkele korte onderbrekingen tot half Maart, In de Februarimaand van 1947 kwam, in De Bilt slechts op 4 dagen de tempe ratuur even boven het vriespunt. De winter van 1942 was een buiten gewone sneeuwwinter. Vooral in de eer ste week van Maart deden Noordooster- stormen de sneeuw tot ware bergen op waaien, waarvan bijgaande foto een dui delijk voorbeeld geeft. Zoals het er nu naar uitziet, konden de Duitse weerkundigen te Bad Kissin gen wel eens gelijk krijgen, nl. dat het een zachte winter wordt. De Decembermaand heeft een zeer hoge temperatuur te zien gegeven met een gemiddelde, dat op December 1934 na. de laatste 70 jaar vermoedelijk niet zal zijn overtroffen. Voor de kolenhandelaren, winkeliers in winterjassen, beddekruiken en andere „koude" wintcrartikelen onder onze le zers, willen wij met deze bemoedigende slagzin eindigen: „Strenge winters zijn nog niet uit de mode." Uit de VOLKSWIJK „Nou?" 2egt de vrouw en ,Ja??" zegt de man en laten alle opgezette zeilen op hetzelfde moment vallen. Terwijl de be zoeker vervolgt: „Dat ouwe vrouw tje van hierachter... als er zich eens wat met haar zou voordoen, je kunt niet weten, hè, maar wilt U me direct waarschuwen? U snapt het wel: zo'n oud mens kan een ongeluk krijgen of ziek wor den, en voor d'r zoon hier is, zit je soms al in lasten. Maar als U het nu direct aan het wijkgebouw door wilt geven, als er wat ge beurt, dan kan ik er verder voor laten zorgen Het overvalt die twee, dat ziet de bezoeker zo wel. Het is ook een beetje onverwachts: je denkt dat je kans hebt om op je dak te krijgen met een preek toe en ze schuiven je ondertussen in plaats daarvan een beschermheerschap in je schoenen. Raar genoeg voor de vrouw om weer meteen fel arg- wanend tè worden, maar voor ze g iets kan tegenwerpen, leutert de 2 bezoeker al door: „Nee, ik be- J grijp wel dat U geen tijd hebt om voortdurend op haar te letten. Dat g hoeft nou ook niet. Maar enkel g als er wat gebeuren zou. Laat mij g het weten en ik kan verder zor- g gen. Niets nodig met de politie of g zoiets, /lier op de trapDe be- g zoeker leutert, maar hij weet waarom hij 't doet. Hij pakt hen g op die ene plek waar ze niet van j> terug hebben. Hij suggereert iets, g waar mogelijk nooit sprake van u Zal wezen, al heeft de politie in g de loop der jaren vele oude stum- t, perds dood op bed moeten vinden. g Hij geeft de voorburen enkel net 5 zoveel verantwoordelijkheid als ze X dragen kunnen: hun ogen en oren 3}- gebruiken, wat ze toch allang doen. g En weten waar ze bij eventuele moeilijkheden terecht kunnen. g Niks geen genavraag op de trap. j* Niks geer,1 gehannes en gedoe op g hun verdiepinkje. Gewoon maar even naar het wijkgebouw en de g rest komt in de busg De urouto kijkt wat onzeker, ze g weet het allemaal niet recht wat x} ze hier mee aan moet. Maar de 3 man hakt de knoop door: „Me j}- salie d'r voor sorrege zegt hij g toe. En de bezoeker knikt opge- a lucht: „Gelukkig, dan is m'n hart g gerust. En nou ga ik op jacht naar a die moeder van hierboven. D'r g jong heeft d'r nodig, geloof ik 3. Trap af. deur rechts, hèHij kan g nu ronduit grinneken en hij wil 3 de daad al bij het woord voegen, g als de man ineens de vraag op g hem afvuurt: „Ik had u wel eens gesproken willen hebben l" „Dat g kan altijd", zegt de bezoeker. ,JNom vanavond maar, acht uur aan het wijkgebouw. Ze hoeven je niet te zien dan hebben we de t\jd en het rijk alleen Waaruit men al weer ziet, dat er altijd wel kansen zijn, als je maar ergens een begin maakt. Werkelijk, er zit muziek in dit huis WIJKPREDIKANT. ÉAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1954 | | pagina 7