Atoom-energie weldra hulp in plaats van vernietiging in de winter van 't leven straalt over schaduw Iieen Kerstnummer Pagina 3 December 1953 Nu alleen nog maar huivering O O ALS over enkele tientallen jaren een vliegtuig opstijgt voor een vlucht over de Atlantische Oceaan, zal de brandstof van dat vliegtuig, hij wijze van spreken, door de piloot ki zijn vestjeszak aan boord worden gebracht. Tien a vijftien gram is voldoende. Als een oceaanstomer dan afvaart voor een reis om de wereld, zal eenzelfde hoeveelheid brandstof hem verder brengen dan alle bunkers vol olie of steenkool het nu kunnen doen. Dan zal misschien ook de Sahara een vruchtbare landstreek zijn, dan zal het klimaat over de gehele aarde heter ®n milder zijn. dan zullen de ijskappen aan Noord- en Zuidpool gesmolten ziju en dan zal het water van zeeën, en rivieren een temperatuur hebben, die het gunstigst is voor een goed klimaat, een goede vruchtbaarheid en het maximum aan comfort voor ons mensen. Ja, zo voorspellen ons de geleerden de atoom-toe komst; deze utopische denkbeelden leest men in tijdschriften en couranten. Maar wij, nuchtere Nederlanders, geloven daarin niet zo gauw. Wij zeggen op z'n oud vaderlands: ..Ik moet het eerst nog zien. Maar als we ons dan verder voor het probleem interesseren, als we nu eens nagaan, of er tekenen zijn, die wijzen op een dergelijke vooruitgang in ons maatschappelijk bestel, dan moeten we bekennen: De eer ste stappen zijn gezet. Hier zijn de nuchtere feiten: In Enge land is een experimentele elec- trische centrale gebouwd, die draait op kern-energie. Men levert de electriciteit daar voor vijf centen per kilowatt. Dat is dus duurder dan wij het nu hebben: de centrale heeft dan ook handen vol geld gekost, alles is nog experiment. Vol gend jaar zal in de Verenigde Staten een schip varen, dat wordt voortgedreven door kern-energie. De Amerikaanse Atoomklok, een uurwerk dat loopt op de periodieke gebeur tenissen in de kern van het atoom, is preciezer en nauw keuriger dan welk ander uur werk ook. Woestijnen bevloeid; klimaten verbeterd En dan moeten toch zelfs wij, nuchtere Nederlanders, onder de in druk komen van de vorderingen, die de atoomwetensehap-voor-de-vrede maakt Onder de indruk ook van de moeizame strijd van onderzoek en experiment, die de geleerden nog steeds zelfs bij de projecten, die men tot stand heeft gebracht moe ten voeren ter vervolmaking en ver betering. Neem zo'n schip, dat op atoom kracht vaart. De installatie om de radio-actieve straling af te schermen en de „brandstof" zonder gevaar te kunnen meenemen, is momenteel net zo zwaar als een flinke hoeveelheid brandstof van een schip-van-nu. Als men dat probleem der afscherming en opsluiting niet oplost, zal een der gelijke installatie voor bijvoorbeeld een vliegtuig en een auto geen zin hebben. Olie en kolen loop. Men heeft geschat, dat wij nu nog zeventig jaar gebruik kunnen maken van onze natuur lijke delfstoffen. De productie van mijnen en bronnen loopt nu al langzaam terug, nog niet merkbaar in de consumptie, nog niet gevaarlijk voor de econo mische constellatie, maar toch waarneembaar. Vóór die zeventig jaren om zijn, zal de kern-energie de taak van ko len en olie moeten hebben overgeno men. En als we de atoomwetenschap op het moment overzien, zeggen we: dat kan. Dan zullen de auto's en bromfietsen, vliegtuigen en schepen, electrische. centrales en industi'ieën, stadsverwarming en bedrijven hun kracht ontlenen aan kern-energie. Denk eens aan de medische weten schap. die met de toepassing van ra dio-actieve stoffen grote vorderingen heeft gemaakt, denk eens aan de toe passing van radio-actieve isotopen, die bij de röntgen-fotografie van ma terialen en grondstoffen zulks als onderzoek naar fouten en gebreken zo'n grote rol spelen. En dan kun nen we de bevloeiing van woestijnen, de verbetering van klimaat en de smelting van het poolijs nog wel met een korreltje zout nemen, maar deze tastbare feiten kunnen we niet blijven ontlopen. Welziji centrales heeft reeds contracten af gesloten met de initiatiefnemers electriciteitswinning door kern-ener gie zal binnenkort in ons land de ge woonste zaak van de wereld zijn. Zo zet de wetenschap stap na stap op de weg, die zal moeten leiden tot een maatschappij, die commercieel en sociaal, medisch en industrieel de voordelen van de kern-energie ge niet, de energie, die in de stof ligt opgesloten. Of dat een betere wereld zal zijn, hangt niet af van deze vindingen en vorderingen alleen. Of we een Utopia krijgen met regelbaar klimaat en weer, schuiven wij voorlopig maar opzij maar voor de voordelen van dit brok wetenschap, dat ons in han den is gegeven, mogen wij niet blind blijven. Wij moeten er dankbaar voor Atoomenergie doet in onze dagen de mensen nog alleen maar huiveren. Geen wonder ook, want ze schijnt nog alleen maar te worden aangewend in verband met defensie en oor logvoering. Atoomenergie is voor ons nog meestal gelijk aan atoombommen. Maar hier boven hebben we willen laten zien, dat atoomenergie nog iets anders ook is en iets meer; dat het is een wonderlijke gave, die God Zelf in Zijn schepping heeft gelegd en die wij daaruit mogen winnen. Daarom mogen wij op het Kerstfeest juist ook over deze dingen spreken. Want het Kerstfeest is het feest, niet van het verderf (dat zou ook nooit een feest kunnen zijn), maar van het behoud. DIE weg in Canada was precies eender Buiten Toronto, toen de contou ren der huizenmassa's nog maar nauwelijks begonnen te vervagen achter het punt, waar de beide wegkanten samenkwamen, was het gaan sneeuwen. Na een uur waren de heuvels van Ontario van groen, via waterig-groenwit geworden. En rustig, maar hardnekkig bleef die sneeuw neerdalen op de voor ruit van de auto, waar wissers moeite hadden om de witte massa weg te vegen. Wielsporen van auto's verdwenen op dc weg. Het sneeuwde harder, dan het ooit. 'n Nederland gebeurt Een sneeuw storm joeg over King's Highway No. 1, en over de steden en dorpen en heuvels langs die weg: de Ca nadese winter begon nu pas goed. QTTAWA was nog honderden mijlen verder. Peterborough, Oshawa, Kingston. Sneeuw, sneeuw, sneeuw. Steeds meer en de uren verstreken. Voorzichtig passeerden we auto's, die in wegberm waren weggezakt. Grote trucks en personenwagens. Het was al avond geworden en eindelijk was de blizzard" be daard. Dat was misschien op 50 mijl van Ottawa. Grote sneeuvjploe- gen hadden de weg enigszins be rijdbaar gemaakt. Terwijl de koplampen van de wagen besneeuwde bomen besche nen naderden we die wegkrom- ming. Precies zo'n bocht als op die foto. En in die bocht stond dat zie- lig-magere mannetje. MAAST een Fordje, dat misschien dertig, veertig jaren zijn dien sten had gedaan. Het lag scheef gezakt en dodelijk-vermoeid tus sen de bomen in de sneeuw. „Zou u me misschien mee kun nen laten rijden?" vroeg het man netje. Hij droeg een met sneeuw bedekte ouwe hoed en geen over jas. 't Was een ongeluk, Vertelde hij Hij had gedronken ook. Mis schien daarom dat ongeluk. Een kwartier later was hij afge stapt bij zo'n postbus, die de aan duiding was, dat er misschien nog een kwartier lopen daarachter een farm lag. Ralph B. Richardson stond er op die postbus. En wellicht was dat een tè goed klinkende naam voor zo'n mager hoopje mens. dat vu vertwijfeld het ingesneeuwde pad naar z'n boerderij opliep, waar z'n vrouw wachtte om hem te verwij ten. dat-ie weer gedronken had en nu bovendien de „car" in de soep had gereden LS DE WINTER VAN HET LEVEN is aangebroken, 4 p is er veel meer kunstlicht nodig dan in vroegere jaren. Daar doet onze moderne techniek niet veel aan, want dit licht is niet op te wekken met een luttel schakelaartje. Dit licht, dat de levenswinter glans en kleur moet geven, wordt in feite ontstoken in het hart. Het moet van binnen uit komen, want het is liefde, begrip, zorg en hulp. Wij spreken met ernstige stemmen en bezorgd hoofdschudden over het „oude-dag-probleem", want de statistieken en het leven zelf hebben ons geleerd, dat de otiderdorasgrens is verlegd en men een zeventigjarige dikwijls maar nauwelijks aan de arbeid kan ontruk ken, omdat er toch eenmaal jaren van rust moeten komen. Voor de eenvoudigen is het an tieke „oudeliedentehuis" veelal een ondraaglijkheid geworden, kunnen niet meer met velen op slaapzalen en in een dagverblijf geperst worden, zij ebben na hun 65ste jaar niet meer zoetjes weg, tevreden met pijp en breikous, braafjes en onderworpen de huis beheerders „vader en moeder" noemende. Het heeft uitgediend, dit systeem, waarin bejaarden goedmoedig tot de kindertrant worden terugge bracht, waarin zij slechts bij de verzamelnaam „ouden van dagen" worden genoemden waarin zij eigenlijk al vóór hun dood aan het leven zijn ontnomen om nog wat jaartjes te vegeteren, beknord en geprezen te worden, en zo af en toe eens getracteerd op een sigaar tje, een snoepje of een dagje-uit. Het was allemaal niet zo slecht bedoeld, o neen, integendeel, maar het is toch wel goed, dat er eens een eind komt aan deze dwaas heid. Helaas bestaan deze verouderde toestanden nog wél. Vooral op het platteland, maar toch ook in de steden, vindt men nog van deze oude-mensen-pakhuizen. Och, ze zijn er niet bepaald on gelukkig, de bejaarde bewoners van zo'n tehuis, maar ze zijn ge wend aan het denigrerende, dat zij niet meer als zodanig voelen of misschien geven zij alleen voor, er aan gewend te zijn. Wij vinden de oude Berend H. en zijn vrouw in zulk een tehuis. Berend zat in een kring van man nen de dagelijkse portie aardappels te schillen, zijn vrouw mocht even het was-vouwen in de steek laten om met ons een praatje te maken. „We hebben wel eens in zorg gezeten over onze ouwe dag," zegt Berend, „want ik als arbeider zijn de had maar kijk op een klein pen sioentje en de kinderen hebben het ook niet te breed. Nou ja, we hielden het stil, de kinderen had den er niks mee te maken. Ze heb ben d'r vak geleerd en ze hebben d'r brood. Allemaal goed getrouwd, maar moeder heeft 'r de hand aan gehouwen, dat ze goed terecht kwamen en zindelijk op d'r eigen bleven. Al was 't wel es moei lijk....!" Zo gaat daar heel even een voorbijgegaan leven voor ons open. Deze vrouw, die nu de rim pelhandjes even vouwt, heeft Een Dordtse haven in een strenge winter, altijd een prachtig onderwerp voor een fotograaf. zeven kinderen zindelijkgroot gebracht en de man, nu wit van haar en met stijf gebogen rug, heeft week na week zijn zwaar- vèrdiend loon thuisgebracht. Ze hebben moeten regelen en overleggenze hebben midden in de strijd van het leven gestaan. Nu wonen ze hier en ze zijn er dankbaar voor De kinderen doen er zoveel bij, dat het pensioentje toch toereikend is.'... er blijft zelfs een klein zakcentje over. „Wij hebben de bedéling nooit nodig gehad", zegt Berend ouder wets, maar zijn kleine, nog water- blauwe oogjes glinsteren er bij. „En nou moet ik terug naar me aarpels, want moeder is niet mals, as je traineert!" Moeder is niet mals. Dat zegt een bijna tachtigjarige, die eenmaal zelf de Krachtige vader van zeven kinderen was en er de wind onder hield. over een vijftigjarige vrouw, die hem in 't voorbijgaan eens even op de schouder klopt: „Doe je best maarBerend!" Nu met zeggen: „Maar dat is te gek, dat is toch geen verhou ding!". neen, toant Berend is wel gelukkig op zijn manier. Hij weet niet, dat het nol: anders had ge kundhij is trots en dankbaar. ga me huis niet uit, eer 'k er uit gedragen v:or. Moeder en ik rooien het wel en me getrouwde dochter woont schuin over ons, ja, in die grote bedoening. Ze is hier iedere dag en haar werkster doet hier de boel ook. Maar ver der scharrel ik zelf, zolang God me 't leven geeft!" Dat is om er even stil van te worden, want „de baas" heeft niet zo'n kleine taak. zijn vrouw is al vier jaar bedlegerig en het hoofd wil niet meer mee. Ze ligt in de nette bedstee en murmelt met een tanaeloos, smal bekje voor zich heen. ,JHe dochter. d>e helpt 'r 's mor gens, maar verder doe ik dat de hele dag, niewaar moeder?" Het klinkt zo hartelijk uit zijn mond en hij legt eventjes zijn hand op het magere klauwtje, dat rusteloos aan de grijze deken plukt. „En hou oud bent u nou?" „Met Nieuwejaar achtenzeven tig, als 'k het beleven mag De andere kant Moeder B. woont nu al vijf jaren bij haar getrouwde zoon in. Die zoon heeft de winkel overgenomen toen vader te oud werd, maar vader is vijf jaar geleden heen gegaan en de kinderen hebben gezegd: „Moeder, kom maar hier Ze heeft het. na lang wikken en wegen, gedaan, 't Was even wat moeilijk, haar eigen bedoeninkje af te staan en zich te regelen naar het beleid van '«aar voortvarende schoondochter, maar het gaat alles best- „Weet u," zegt ze zachtjes, als we even alleen zijn, „weet u, meestal gaat dat niet zo best. Maar dat is niet altijd de schuld van de kinderen. Je moe' zelf verstandig zijn en niet de baas willen spelen. Het gaat bij een ander nooit zo als bij jezelf thuis maar dat moet je overgeven. Je moet beden' n. dat 't een heel ding voor ze is, zo'n oude moeder in huis. En ze zijn toch zo goed voor me!" Een bijzonderheid? Ach, er zijn moeilijke gevallen te over. 't Is dat hij knap woont en alleen maar wat steun van de kinderen nodig heeft. f/laar toch.onthouden, deze pijnlijke ervaring. Dit moet op houden, dit kan, gelukkig, al heel anders. In eigen boeltje Want in vele gemeenten ver rijzen nu verzorgingshuizen, waar de bejaarden een eigen kamer hebben en zij, die er financieel beter aan toe zijn, zelfs een klein appartement. Daar zitten ze in hun eigen meubeltjes en ze weten niet van slapen op een zaal en eten aan lange vurenhouten tafels en schragen- 't Is een rust, dat ze niet helemaal alleen zijn, dat er een zuster in huis is voor als er ziekte komt, dat moeder niet meer het dagelijkse potje behoeft te koken nu ze zo slecht ter been is, dat vader met z'n rheumahandcn niet meer al die kleine huis karweitjes behoeft te doen. „Kijk", zegt Teunis G., die hier niet bij z'n voornaam, maar netjes met „meneer" wordt aangespro ken, ook al zegt hij dikwijls gul „Noem mij maar Teun!" ..kijk. hier zit nou een belletje, hè, en als het nodig is, dan kenne meneer en mevrouw belle! Niet, dat we 't al es hebbe gedaan, hoor. maar 't zóu kunnen!". Veiligheid, bescherming: licht in de winter van hei leven! Maar ze zijn duur, die tehuizen naar moderne opvatting en het is nog altijd moeilijk, de zeer klein- financiëlcn. de „Dreesmensener een plaatsje te geven, als de kin deren niet kunnen bijspringen. Want als het Huis met grote te korten gaat draaien, komt er hele maal niets meer van terecht. Er zijn twee oplossingen moge lijk: hogere ouderdomspensioenen óf ruime staatssubsidie voor deze verzorgingshuizen. ff e rooien 'f n el Achter op het erfje blaft schor en obstinaat de oude herdershond. Hij rukt aan zijn ketting en komt pas tot bedaren als „de baas" dc achterdeur opent. Wat doet 'r op, Jakob? Stil ■ij es effe!" Jakobmag dan zijn beste iaren hebben gehad, óns impo neert hij nog wel met z'n scherpe landen in de blaffende bek. Maar hij blijkt, zo met dc baas er bij. toch wel een goeierd te zijn en als er handen geschud zijn. laat Jakob zich grommend achter het oor krabbelen, 'k Heb me leve lang geboerd, al was 't in 't klein", vertelt „dc baas" binnen bij de kachel, „en ik jicht in de Winter van het leven... voor bejaarde ouders niet altijd zo'n geluk, bij kinderen in te wonen. Ze zijn gauw te veel Mevrouw B. leert ona de andere „Je n.oet zelf ook willen. Niet veeleisend zijn, nic. bemoeierig. Het is toch ook helemaal niet nodig, dat ik ontzien zou worden in huis! Ik ben nog geen oud mens!" Even later bekent ze, al zes enzeventig te zijn. JFe ivorden oud.... ,JSoms denk ik wel eens: we zijn toch eigenlijk maar oude mensen", zegt mevrouw R. Dat is een typisch verschijnsel bij een paar, aat samen oud is geworden, maar een volwassen dochter of ook meer volwassen kinderen in huis hield. Hier is nog het normale gezin... moeder voert de huishouding, ook al heeft de dochter zo langzamer hand, haast ongemerkt, de leiding genomen en doet moeder alleen nog maar wat lichte werkjes. Er was een dag, waarop vader met pensioen thuiskwam, niet meer zijn dagelijkse gang naar het werk maakte Toen ging hij andere karweitjes zoeken. maakte rijn dagen toch arbeidraam vol. Al even ongemerkt heeft hij zoetjes aan er dit en dar van laten glip pen. nu zit by dikwijls rustig te lezen of even te dutten in zijn stoel. Het leven gaat z'n gewone gang. De getrouwde kinderen komen af en toe „thuis", vinden er alles nog zo als vroeger, de kleinkin deren zijn alt lid welkom en als opa het wat te koud vindt voor een wandelingis tante altijd be reid, mee te tekenen of voor te lezen. En dan, op een keer, zegt moe der: „Soms denk ik wel eens, we worden oud. Maar die dochterzy weet het wel En zy lacht maar eens. Een dappere lach. Hadr hart ont steekt zeer veel licht in de levens- winter van haar ouders en zij spreekt met over de offers, die zj dikwijls brengt. Een eresaluut voor deze toegewijdenl Er is een oude-dag-probleem, dat valt niet te ontkennen. Maar wij moeten de dingen van twee kanten durven bezien. Niet alleen de zorg, de wantoestand, ook al is die er zeker. Opbouwen door aanmerkingen alleen is onvolledig, men moet ook het goede willen zien, om zich daarnaar te richten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 11