DE SIAMESE TWEELINGEN
onzejeuqó-p&qin&f
dravertje en B/aJJert/e
koet vtRh&al. v^n kithinki l&nnoy
EEN oud grachtenhuis met een
trapgevel.
De zon plekt witte vlekken op de
blanke kleine gordijnen, die keurig
opgenomen door een dik zijden koord
in de hoeken van de vensters han
gen.
Beneden achter de brede, bruine,
krullenbesneden deur is de lange,
donkere gang, die in de verte licht
vangt door een matglazen deurraam,
goudachtig bij zonneschijn, grauw
bij regenweer. Waarschijnlijk is daar
een keuken, waarvan de deur naar
de gang zelden geheel gesloten wordt,
want soms klinkt helderóp het ge
klik van pannen en vaatwerk.
Vóór in de gang, bij de vestibule,
is een klein kantoor, dat geen ander
leven dan een zakenleven kent, en
ook de donkere kamer achter de trap
heeft niets te vertellen, dat waarlijk
levend is.
Maar dan de trap op!
Twee kamers zijn hier, in elkaar
lopend, kamers, die wonderlijk lé
vend zijn, van een soort leven, dat
plotseling overspringt naar een vroe
gere, stillere tijd, misschien een eeuw,
misschien ook langer geleden.
Op de schoorsteen in de voorkamer
staat zo'n echt oude goudvergulde
raderklok en in de achterkamer een
antieke pendule, groen émail cloison-
né met twee dito coupes met koperen
krullen. Er staan ook kleine en gro
te bleek-blauwe vaasjes, met, alsof
het kantknipsel is, fijne witte poppe
tjes en plantjes op hun ronde buik.
Ook staan er twee oude vergeelde
foto's op de schoorsteenmantel, aan
weerszijden van de stil pronkende
pendule. De grond is zacht, met een
warme, al wat kalende bekleding, en
de oude stoelen dempen hun kraak-
stem tot een bescheiden huiselijk kre
kelgeluid, dat denken doet aan het
frutselen van een kraakjapon of aan
het schrapen van een geschoren kin
langs hoge witte vadermoorders.
Schuin tegenover het oud buffet
met zijn marmeren blad, waarop al
lerlei kleine, oude, broze pronkcrij-
tjes zijn opgesteld, staat een soort
kast van mahoniehout met inlegwerk.
Doch het is geen kast. al mag hel zo
lijken. Het is een antiek pijporgel,
met een opslaand klavier en zware
stenen op de luchtkamers Als het
open gaat komt er een reuk uit van
kamfer, en van oud, wonderlijk oud
leven, dat zich nog in klanken uiten
wil en kan.
Op dit orgel speelt de oude heer des
huizes en zijn smalle handen met de
hoge blauwe aderen zijn bijna even
vergeeld als de toetsen van het in
strument.
Hoor dat fluitwerk! zegt hij tot
zichzelf en die holpijpjes en die
ondertonen, die maar blijven door
klinken
De koralen van de Matthauspassion
i sterk door de ka-
treuren zacht
schrijfbureau bij het raam enkele ro
mans van zeer recente datum en de
nieuwste werken over de muziek-
door-alle-eeuwen-heen.
En daar, dat vlotte meisjesportret,
dat is niet vergeeld. Dat vrolijk
lachende gezicht met de moderne
krullen over het gladde hoge voor
hoofd, hoort bij de piano, de boeken
en de haarden, het hoort bij de dreu
nende verhuisauto en bij de electri-
sche huiskamerlamp, maar niet bij
de kristallen gaskroon uit de kleinere
voorkamer waarvan elke glasdruppel
schittert als een traan wanneer het
kousje opgloeit.
In zijn kleinkinderen leeft de oude
man in deze tijd. En hij vertelt van
zijn leven, van de mooi
gen uit zijn bestaan.
Het doet even aón, te ervaren hoe
de vreugde uit zijn leven bestendig
is gebleven en voortbestaat, terwijl
de smartelijke uren, die daar toch
zeker waren, verdwenen zijn, opge
lost als Vage schaduwen, waarvan
men de vorm niet juist meer bepa
len kan in het aangrauwend duister
van de komende nacht.
Gods al-grote goedheid, die het leed
doet vervagen en alles stil en vreug-
dig maakt, heeft met de Hand over
dit oude gezicht gestreken, de bitter-
Mozes' dood
Zijn oog was als voorheen en ongebroken
de kracht, die hem zijn leven had gesierd.
De dienaar ging. De Meester had gesproken.
Hij ging als een, die 't feest der feesten viert.
't Beloofde land, hij zag het; ook zijn leven.
Vereenzaamd zag hij in de oneindigheid
de schatten, die de Meester hem zou geven,
en voelde zich een vreemde in de tijd.
Men heeft zijn graf gezocht, zonder te vinden,
langs Nebo's helling en 't begroeide dal.
Hij was een mens, die Jahwe zeer beminde;
die eeuwig in Zijn woning leven zal.
ANTHONIE STOLK
rijke din-
heidsvoren van het alledagleven ge
vuld met stilte en de moede ogen
met herinnering. Als zó de ouderdom
mag zijn, dan is ze mooi en niet
doods-verlaten. Dan geeft de beven
de glimlach aan de jeugd van heden
een kleine, niet uitgesproken jaloezie
om vroegere, wellicht betere tijden.
Maar zij beseft met dat in die glim
lach, wil ze rein en stil zijn, naast
de schone herinnering, naast de hang
aan het heden, een verlangen ligt,
gegroeid juist uit die herinnering,
een verlangen naar nog beter, nog
puurder wederzien.
Dan zal de dag komen dat alleen
het oude orgel en de klok kunnen
spreken van de herinneringswereld,
maar dat die voor geen mens meer
zal opengaan.
Of wel soms?
De dagen zullen weer verder gaan.
De dagen hervinden hun kring.
Vergeten wij niet in ons
daag'lijks bestaan
Dat Christus is werkelijk op
gestaan
Tot onze zaliging.
Misschien zal toch de klok ver
staan zijn memento mori tikken, al
zal dan ook niemand meer met de
zelfde oude door en door beleefde
liefde spreken over het tere fluitwerk
van het orgel en over zijn heerlijke
stem. Maar die het beleefd heeft, zal
het onthouden en zijn stap even ver
stillen in het voorbijgaan van dat
oude huis.
En opkijkend naar de stille ven
sters zal hij zien: een oud man aan
een oud, eeuwenoud orgel en hij zal
horen de koralen der herinnering.
Zij werden 63 jaar en stierven o|> dezelfde d
HET onderwerp „Siamese tweelingen" is plotseling actui
geworden. Niet alleen in Engeland, waar een dokter e
scheiding tussen twee aancengeboren negerkinderljes I
stand bracht, maar ook in ons land, waar een onlangs
Friesland geboren tweeling eveneens tot de zeldzame co
gorie behoort, die men ..Siamees'" pleegt t
Hoe komt men eigenlijk aan die benamii
ongewone geboorten in Siam
Neen; in dat land komen ze al even weinig voor a
Nederland.
De uitdrukking is echter in gebruik gebleven sinds
OEN de tweeling acht jaar oud was, stierf hun vader.
Chang en Eng moesten kostwinners worden. Ze gingen
i verkopen en gaven er blijk van handige koop-
wereldberoemd werd.
Siam geborc
ongegroeide tweeling
lieden
Het was in die tijd. dat e<
dag de moeder van Chang t
te overreden de tweeling aai
naar Europa en Amerika
nog geen toestemming, mi..
met geld en goede woorden bepraten.
Met het Amerikaanse schip Sachem reisden Chang en Eng
naar Engeland, waar zij als een wereldwonder ontvangen
werden Beroemde medici onderzochten hen en kwamen tot
de conclusie, dal het wellicht mogelijk zou zijn hen door een
:n Engelse koopman op een goede
n Eng opzocht niet het doel haar
1 hem mee te geven voor een reis
Op dal ogenblik gaf de moeder
jaar later liet zij zich
Er is toch maar één Bach, zegt
de oude stem.
Hier leeft het verleden, daarvan
speelt ook deze oude, oude man. Hij
zelf is met alles wat het zijne is
overgebleven uit vroeger tijden. Hij
leeft in die tijden, al is hij er ook nu.
Hij bestaat in een kleine stille we
reld van herinnering.
Zie dat goud-omlijste schilderij daar
tegenover hem; een wit gepruikte
jongeman, die met zijn hooggekapte
schone musiceert. En dan die oude
foto's, waarin zich heel het leven
heeft vastgelegd van deze oude man,
die daar nu zit en speelt op zijn oud
orgel.
Zijn handen trekken aan de regis
ters, zijn voet trapt het ene pedaal
en zijn dun grijs haar beweegt een
weinig alsof het werd beroerd door
een lichte ademtocht. Soms prevelt
hij zacht in zichzelf iets over de mu
ziek, die zich, zoals hij vaak zegt,
met iedere dag schoner aan hem
openbaart en in voller reinheid in
hem openbloeit. Dan speelt hij de
oude psalmen, die onder zijn handen
uil eens het volle kerkgebouw door-
ruisten, zo, dat hij zelf niet meer ge
loofde dat hij het was, die deze to
nen tot leven riep.
En toch is ook voor hem een nieu
we tijd gekomen. Er glanzen twee
grote vulhaarden onder de schoor
stenen en over de gracht onder de
reeds naar de winter neigende bo
men, ratelt een vrachtwagen der
spoorwegen en dendert een verhuis
auto voorbij.
Er staat een piano in de voorka
mer, een nieuwe, glanzend zwart,
met een heldere jonge klank in haar
accoorden. En er liggen op het oude
Europa had gebracht, voelde
alleen omdat hij tegenover de be-
.voordelijkhcid voor haar kinderen
ir ook. omdat reeds na een week
e bedragen er konden worden ver
den volke vertonen van de tweeling. Tij-
3000 km door Engeland incasseerde hij
volgden, een astronomisch hoog be-
gegeve:
zorgde moeder alle ve
op zich had genomen,
was gebleken, welke ei
diend met het
dens een tocht
in de maanden, die
diag.
Chang en Eng hadden cr al eerder blijk van gegeven goede
kooplieden te zijn. Dat zij het werkelijk waren, kwam ander
maal aan het licht, toen ze meerderjarig werden, tijdens een
tournee door Amerika. Zij namen nu huil „exploitatie" in
eigen handen Acht jaar lang reisden ze door dc Verenigde
Staten, en er waren ten slotte nog maar heel weinig Ameri
kaanse steden, waar men hen nog niet had kunnen aanschou
wen voor de vaste toegangsprijs van een halve dollar per
bezoeker
op. dat heden i
klinkende munt
is het goed rusten!
Lang duurde hun rust echter niet, want na enige tijd.
traden zij in het huwelijk met dc beide dochters van een boer,
die op een hoeve m de nabijheid van het huis van Chang en
Eng woonde. Sarah en Adelaide heetten deze meisjes; ze ston
den bekend als wilskrachtig en religieus.
Toen zij trouwden, kochten de tweelingen er nog een huis
bij. Het oude huis werd van Chang, het andere van Eng.
Om de drie dagen trok rie tweeling van het ene huis naar het
andere, zodat om de drie dagen Sarah of Adelaide ..haar
man" bij zich kon heoben. Zij hielden dit vol tot hun dood!
Ieder der tweelingen was ..meester in eigen huis".
Het merkwaardige van dit dubbele huwelijk, dat op dezelfde
dag werd gesloten, is. dat het zeer harmonieus was. Niet
minder dan 22 kinderen werden er uit geboren: Eng en Sarah
kregen zeven jongens en vijf meisjes; Chang en Adelaide
kregen zeven jongens en drie meisjes. Alle kinderen waren
al.
Als de bodem vai
Chang en Eng er
dat ze zich ..lieten
de schatkist weer tc zien was. trokken
i uit om ,,te werken". Dat wil zeggen,
en". Aan belangstelling ontbrak het nim-
Chang en Eng waren de namen van deze beide jongens,
die in het jaar 1811 werden geboren als de kinderen van een
arme visser. Omdat de moeder Chinees bloed in de aderen
had, spraken de Siamezen aanvankelijk van „Chinese Twee-
Het bericht van hun geboorte veroorzaakte al aanstonds
de nodige emotie Naar verluidt moet de koning van Siam
er in het eerst zelfs over gedacht hebben de kinderen te
laten doden, omdat hij in hun geboorte een slecht voorteken
De moeder herademde, toen men haar kwam vertellen, dat
de koning van zijn plan afgezien had. Ze was een flinke
vrouw, die zich voornam er voor te zorgen, dat Chang en
Eng zich door het leven konden slaan. Ze leerde hen lopen,
zwemmen, spelen en vissen als normale kinderen. Op voor
stellen van Siamese doktoren om de beide kinderen door ope
ratief ingrijpen te scheiden, ging zij niet in. Dat was maar
goed ook, want waarschijnlijk was de operatie niet gelukt.
In karakter verschilden Chang en Eng veel van elkaar.
Chang hield van wijn, en Eng was geheelonthouder. Tij
dens de Burgeroorlog sympathiseerden ze ieder met een an
dere partij. Ruzie tussen de tweelingen bleef zo nu en dan
niet uit, maar altijd verzoenden ze zich wel weer. Het moest
IN Januari 1874 waren Chang en Eng in Changs huis, toen
de eerste, die de zwakste van de twee was, bronchitis op
gelopen bleek te hebben. Tegen de protesten van de ander<
's Nachts
Chang
zoontjes
d Eng wakker Hij merkte dat er iets met
de hand was. Hij riep om hulp en liet een zijner
n tweelingbroer kijken. „Oom Chang is dood"
het jongetje verschrikt.
„Dan is het ook mijn beurt", zei Eng. Hij stierf vóór men
de dokter had kunnen halen, die misschien nog had kunnen
proberen de beide broers te scheiden.
Zo stierven „de Siamese tweelingen", die drie en zestig
jaar lang eikaars onafscheidelijke aanwezigheid moesten dul
den, en er werkelijk in slaagden om van hun leven te maken,
Grote aanplakbiljetten worden klaar
gemaakt en in kabouterstad opgehan
gen. Iedereen leest het plan. Op de
hoeken van de bospaden blijven de ka
bouters en elfjes staan. Ze bespreken
het plan van de koning en iedereen
beeft als hij aan de vlammen denkt, die
het hondje en het haasje moeten ver
branden. Ook Kabouter Praatgraag
leest het.
„Maar dat is vreselijk", denkt hij.
„Dat mag nooit gebeuren. Oh, wat moet
ik doen?"
Praatgraag loopt heen en weer in zijn
huisje. Hij denkt diep na. Hoe moeten
de vriendjes bevrijd worden? Heel, heel
lang denkt hij na. Dan heeft hij een
plannetje verzonnep. Hij zegt het na
tuurlijk tegen niemand. Als het donker
is, trekt kabouter Praatgraag een zwar
te mantel aan. Zijn snor poetst hij ex
tra op. Stilletjes gaat hij de deur uit
om Gravertje en Blaffcrtje te helpen.
Langs de donkere straten van kabou
terstad stapt hij voort. Niemand komt
hij tegen, totdat...
Praatgraag is bij een groot en mooi
huis gekomen. Om bij de deur te ko
men moet de kabouter een trapje op.
Binnen brandt licht, dat kabouter Praat
graag ziet door de grote ramen. Er
zijn dus kabouters thuis.
Zachtjes trekt dc dappere kabouter
aan de bel.
„Klingelingeling", klinkt het doof het
huis. Het lijkt wel of het er helemaal
hol is, zo hard gaat het.
Achter de deur hoort Praatgraag
voetstappen. Langzaam gaat de deur
open.
„Wie is daar?" vraagt een stem.
k .,lk ben het, Praatgraag", zegt de ka-
„Kom dan maar binnen", zegt de
stem weer. Praatgraag kan niet zien,
wie dat zegt, want het is erg donker in
de gang. Hij loopt achter de vreemde
kabouter aan een paar trappen op, tot-
De oudste kabouter fluistert wat in
het oor van Praatgraag. Die geeft het
door aan zijn buurman en zo gaat de
boodschap het hele rijtje langs.
De agenten staan nog steeds op wacht
en hebben gelukkig niets gemerkt.
Maar hoe moeten de kabouters van de
geheime bond die nu weg krijgen?
Een van de kabouters gaat op zijn
buik liggen en kruipt voorzichtig voor
uit. De anderen blijven wachten. Niets
is er te horen, alles is doodstil. De ka
bouter, die weggekropen is. verschuilt
zich achter een bosje. Hij gluurt door
de takken. De kabouteragenten merken
nog steeds niets. Een andere kabouter
sluipt zachtjes naar een boom. die een
eindje verder op staat. Zo zoekt ieder
een veilig plaatsje op.
De oudste kabouter geeft een gil. De
kabouteragenten schrikken er natuurlijk
heel erg van Ze staan er gewoon van
te beven. De kabouters van de geheime
bond stormen ineens naar voren en ja
gen de kabouteragenten weg. Ze lopen
zo hard ze kunnen.
Vlug stapt de kabouter met de lange
baard het hol binnen en roept: „Gra
vertje, Blaffertje, zijn jullie daar?
Kom er gauw uit, dan kunnen jullie
vluchten." De vriendjes, die van het ru
moer wakker geworden zijn, komen
hard aanlopen
„Wat is er, wat gebeurt er?" vragen
„Gauw, gauw, vlucht", zeggen de ka
bouters, „anders komen ze straks terug
om jullie weer te pakken."
Gravertje en Blaffertje lopen zo hard
ze kunnen. In een paar tellen zijn ze
verdwenen.
De kabouters van de geheime bond
gaan nu ook weer naar huis. Ze zijn
blij, dat de redding zo goed is afgelo
pen. Kabouter Praatgraag wandelt naar
zijn eigen huis terug. Ook hij is erg blij
Hij hoopt maar, dat Gravertje en Blaf
fertje het land uit komen, voordat de
politie ze weer kan pakken.
Als de koning van de ontvluchting
hoort, is hij natuurlijk vreselijk boos.
Hij loopt maar 4e brommen en te mop
peren. Iedereen geeft hij de schuld: de
kabouters, de commissaris, de agenten
en zelfs de koningin. Zo boos is hij, dat
hij dagen'
zit hij te
mislukt is
Maar gelukkig kan hij Gravertje en
Blaffertje niet meer pakken. En de ka
bouters van de geheime bond zijn allang
weer aan het werk. De koning weet niet,
dat zij de vriendjes gered hebben
Neen. niemand heeft Gravertje en
Blaffertje ooit in kabouterland terug
gezien.
Het hondje en zijn vriend haas lopen
zo hard. dat ze bijna niet harder kun
nen. Ze lopen maar en lopen maar.
Welke kant ze uit moeten weten ze niet,
als ze maar eerst uit het land van ko
ning Boosoog zijn. Na een hele tijd blij-
vriavejije
„Nou, dat is waar, ik ben blij. dat we
uit kabouterland zijn", antwoordt Blaf
fertje, „wat is dat een boze koning. La
ten we nog maar een poosje doorlopen,
dan zijn we tenminste veilig.
Wel drie uren lopen ze nog door.
Plotseling zegt Gravertje: „Maar ik
Van plezi
te dansen.
„Oh, dan kan ik naar mijn broertjes
en zusjes. Oh, wat fijn", en Gravertje
begint van pret weer te dansen. „La
ten we maar doorlopen, dan zijn we
gauw thuis", zegt het haasje.
En ja hoor. Nog een paar heuveltjes.
Dan ziet Gravertje zijn broertjes en zus
jes spelen.
„Ik ben het", roept hij, „ik ben het.
Gravertje." Zijn moeder hoort het en
begint van blijdschap te huilen. Ze is zo
blij, dat Gravertje weer terug is, dat ze
niets kan zeggen. Ze zoent hem maar.
De vader van Gravertje is ook wel
blij, dat zijn zoon terug is. Maar hij
geeft hem toch een heel erg standje,
dat hij zo maar weggelopen is. Graver
tje moet beloven, dat hij het nooit meer
Blaffertje staat op een afstand hele
maal alleen te kijken Hij heeft geen
huis meer. Naar zijn boze baas wil hij
niet meer terug. Als Gravertje hem zo
treurig ziet staan, gaat hij naar zijn
moeder toe en vraagt haar of Blaffer
tje bij hem mag blijven.
Anders is Blaffertje zo alleen Als hij
nu bij Gravertje mag blijven, kunnen ze
veel met elkaar spelen.
Gelukkig vindt moeder het goed er.
vader haas ook.
Wat is Gravertje blij. Hij gaat het
gauw aan Blaffertje vertellen, die van
vreugde zo hard gaat blaffen, dat moe
der haas haar oren dicht stopt. Een
groot feestmaal wordt klaar gemaakt.
Vader, moeder, de broertjes en zusjes
en Blaffertje mogen net zoveel eten als
ze maar willen.
En dan vertellen Blaffertje en Gra
vertje hun avonturen, waar iedereen
heel stil naar luistert.
•O#-»#-»#»*-»
„Goedenavond", antwoorden de an
dere kabouters met donkere stemmen.
,Ik kom u vragen mij te helpen om
Blaffertje. het hondje en Gravertje, het
haasje te redden", vraagt Praatgraag.
Maar wie zijn die kabouters, waar
Praatgraag nu bij is? Wel, het is een
geheime bond van kabouters, die ieder
een helpt bij moeilijkheden. Het zijn
dappere en eerlijke kabouters Voor
niemand zijn ze bang. Ze dragen altijd
lange, zwarte jassen. Daaraan zijn ze
te herkennen, maar eigenlijk weten
maar heel weinig kabouters wat ze nu
precies doen
Naar die kabouters is Praatgraag nu
gegaan. Zij moeten hem helpen zijn
twee vriendjes te redden.
Praatgraag vertelt het hele verhaal.
Hoe Gravertje de naam verzonnen
heeft, hoe ze feest hebben gevierd en
daaina in een optocht naar het paleis
zijn gegaan. Dat koning Boosoog heel
erg kwaad is geworden en dat hij ze
nu wil verbranden.
Wanneer Praatgraag uitgepraat is,
vraagt hij de kabouters of ze hem wil
len helpen.
Een kabouter met een lange grijze
baard is de oudste en hij zegt:.
„Natuurlijk zullen wij je helpen je
vriendjes te redden. Wij moeten nu al
leen nadenken over een plan hoe we het
moeten doen."
De andere kabouters knikken met hun
hoofden en zeggën ook, dat ze mee zul
len helpen.
Praatgraag is maar wat blij. Nu kan
het boze plan van de koning niet door
gaan De kabouters van de geheime
bond kruipen heel dicht bij elkaar. Ze
fluisteren onder elkaar. Eindelijk nadat
2e heel lang gepraat hebben, zegt de
oudste kabouter weer: ,.Wij hebben een
plan verzonnen en zullen dadelijk op
stap gaan. Maar eerst moeten we ons
verkleden." Dat is gauw gebeurd. Praat
graag ziet, dat er vijf kabouters zijn,
die nu achter elkaar het huis verlaten.
Hij loopt vlak achter de oudste aan. Net
als ganzen gaan ze op een rijtje Het is
nu nog donkerder geworden. Van de
maan is maar een heel klein streepje
tc zien. De wind blaast en giert dooi
de bomen, dat het een lust is. Het is
echt koud en akelig weer
Als het troepje vlak bij het donkere
hol gekomen is, blijven ze staan Daar
zitten Blaffertje en Gravertje nog steeds
gevangen. Een hele rij kabouteragenten
staat op wacht. De koning heeft gezegd,
dat dc hond en het haasje goed bewaakt
In de stad, op een gevaarlijk kruis
punt, botsten gisteren bijna drie
vrachtauto's tegen elkaar. Het liep
gelukkig goed af, maar toen de drie
chauffeurs de verkeerssituatie nader
hand bespraken, bleken ze alle drie
concurrenten van elkaar te zijn. Nu,
dat hoefden ze ons niet te vertellen.
want dat hadden we aan de namen al
gezien. Weet je, dat in hun namen
hun beroepen verborgen zitten? Kijk
maar eens goed, dan vind je ze vast!
Ik wacht dus van jullie een opgave
van drie beroepen. De prijsjes liggen
al klaar.
onze BRievenBus
Beste Nichten en Neven.
Wat hebben jullie
je best gedaan! Met
dit complimentje
moet ik beginnen,
want ik ben verrast
met een geweldige
stapel leuke opstel
len.
Vele kinderen
vroegen mij: Tante
Jos, dat moesten we
toch eens meer doen.
Natuurlijk hoop ik
met deze wens re
kening te houden.
Want nu :s wel ge
bleken, dal een op
stelletje maken over
een aardig onder
werp behoort tot de liefste bezigheden
van vele jongens en meisjes.
Je begint maar met: ..Er was
eens.Dan kijk je af en toe het
plaatje nog maar eens goed aan en
vóór je er goed en wel erg in hebt,
heb je al een paar bladzijden vol.
De hoofdprijs is voor Eefje Resoort.
En de troostprijzen gaan naar: Annie
de Jong, Piet Waldekker en Nellie
Veerman.
Nu openen we de brievenbus en
Kees Hollenstelle wordt hartelijk be
dankt voor de mooie prentbriefkaart, die
ik van hem kreeg. Ik moest gelijk den
ken aan 't oude versje „Onder moeders
paraplu Zo. Toos den lleijei
inspecteur bij jullie op school geweest?
Bij dat hoog bezoek was 't zeker wel
erg stil in de klas? Martie Poel te
kende onder haar opstel een mooie
kerstklok. Dat vond ik een aardige ver
rassing. Tot mijn blijdschap vernam
ik, dat Sjanie Dcurloo, die enige tijd in
de barakken moest verpleegd worden,
weer helemaal beter is en naar school
kan gaan. De vriendelijke onbekende
dame, die haar af en toe een pakje
stuurde, wordt langs deze weg hartelijk
bedankt. Een andere weg om aan Sja-
nie's dank uiting te geven, was er niet.
We hopen nu maar dat bedoelde dame
deze regels lezen zal. 'k Ben blij dat
ik ook van jou weer eens een briefje
ontving, Beppie Verboon. 'k Hoop dat
je voortaan weer tot mijn geregelde
„klanten" zult behoren. Pas maar op,
Willie Eikelenboom, dat je met dat ver
stoppertje spelen niet in de vijver te
recht komt. Om deze tijd van 't jaar
zou dat niet leuk zijn Brrr. Dicky
Ippel zond bij haar opstel een leuk ge
dichtje in. Dat heb je zeker in een
schoolboekje gevonden. Dicky? Corrie
dc Bok is van plan nu elke week te
schrijven. Dat vind ik een goed voor
nemen en ik hoop dat Corrie 't ook
uitvoeren zal. Verleden week heb ik
al verteld dat de Sint ook voor mij
heel goed „gereden" heeft. Tonnle Graaf
land. En jij hebt ook geen klagen zeg
met je mooie naaibox. Gerard Gro
tendorst schreef me een gezellige brief
Hij moet op 't Kerstfeest een tekst op
zeggen. Hij moet maar goed zijn best
doen om de woorden van buiten te le
zen. Want bij zo iets mag je natuurlijk
niet haperen. Dat vriendinnetje van
jou. Adri Oosthoek, ken ik wel. En 'k
vind 't leuk dat jij graag met haar
speelt Nellie Veerman maakt graag
een opstelletje. Nu kon ze haar hart dus
ophalen. Ja. 't aardige plaatje leende
zich daar heel goed voor. Wil je je
moeder de hartelijke groeten terug
doen. Jannie Kraak? Wat heb jij al een
hele boel mooie dingen gemaakt.
Hebben jullie nog zo laat Sinterklaas
gevierd, Arie Stam? Ik dacht dat de
goede Bisschop al weer lang in Spanje
zat. Nico van Dommelen heeft een
brief uit Zuid-Afrika ontvangen en is
daar blij mee Dat was toch de bedoe
ling van je briefje, Nico? Want ik heb
't niet heleifiaal goed begrepen. Jij kunt
al aardig typen zeg! Bedankt voor
de tekeningetjes, Keesje Blokland. Zo'n
byvoegsel" vind ik altijd leuk. A. v.
d. Stoep heeft 't plaatje van de onder
gelopen huiskamer mooi gekleurd. Dan
moet je er nog meer om lachen. Hoe
is jouw voornaam, vriend A? Vond
jij de verlichting ook zo mooi, Geertje
Stelwagen? Dan zijn we 't samen roe
rend eens Wal een leuke namen hebben
die meesters van jou. Willie van Dijk.
En zit jü nu in de derde klas. Ja. ja,
kleine kinderen worden groot. Eefje
Kesoort heeft met St. Nicolaas een
telefoon gekregen Je moet me eens
opbellen. Eel! Ria Smit heeft een
hele tijd niet meegedaan met onze brie
venbus, maar was nu weer present. Nu
geregeld schrijven. Ria! Jij bent uit
eon echte soldaten-familie, Piet Broek
horst. En zijn jullie altijd benieuwd
naar de brievenbus in 't Zondagsblad?
Nou zie je er dus je eigen naam in staan.
Mijn horloge vertikt 't af en toe te
lopen, Riek Steenbergen. Kan ik da»
van jou niet een poosje lenen? Joke
Jurjaanz houdt erg van opstelletjes ma-
kin Zo was t met mij ook toen ik nog
school ging. Maar dat is al een poosje
geleden hoor. Misschien is vandaag
je wens al vervuld. Gert van Eldercn.
Je moet de nieuwe puzzle op deze blad
zijde maar eens goed bekijken. De
moeder van Wil Groencweg is ziek en
nu moet zij in 't huishouden helpen.
Doe maar goed je best. Wil! Wat
een lange brief hi bt jij me geschre
ven, Nellie Boer. En je schrijft erg ge
zellig hoor. Zo erg was 't gelukkig
niet met opa, Wim van Prooyen. Maar
de loodgieter zal er wel aan te pas
hebben moeten komen. Daar heb jij ge
lijk in. Ria Kok had 't druk met ver
jaardagsvisites, maar toch heeft ze een
opstelletje ingezonden. Dat noem ik
flink. Nellie Kievit, jij hebt de vorige
keer goed je best gedaan, 't Briefje
van je moeder heb ik ontvangen.
Alle briefjes heb ik weer zo veel mo
gelijk beantwoord. Dat is niet altijd mo
gelijk, want er zijn weken, dat ik zó
veel „post" ontvang, dat ik niet iedc.een
een paar regels kan geven. Dan denk
ik maar: volgende week beter. Jullie
moeten dan niet boos worden op Tante
Jos. Want als ze naar haar „goeie hart"
te werk ging, schreef ze aan iedere nicht
en neef een lange brief
We gaan nu dus weer voor een week
van elkaar afscheid nemen. Maar eerst
moet ik nog enige „nieuwelingen" in
onze gelederen welkom heten. Het zijn:
Rien den Ouden, Jan Tinus Booy. Jan
Mooy, Willie Dekker. Annie Broere,
Corn. Vliegenthai t. Ria Mey .vaard, Arie
Pols en Gijs den Ouden.
Jongens en meisjes, allen een prettig
weekend toegewenst door je
Tante Joo.