PSALMANAZAR
GUSTAAF ADOLF SCHOOF
CPralencle kersttijd op de ^ioogeCUeluwe^
de honing van alle oplichters
Schreef een grammatica van een niet bestaande taal en een
standaardwerk over een land, dat hij nooit gezien had
DE wereld wil bedrogen zijn". Aan
dit spreekwoord worden we tel
kens herinnerd als de kranten ons
weer verhalen van schone, jonge da
mes, die zich uitgeven voor de doch
ter van een Amerikaanse generaal
of een hoge autoriteit bij de Uno,
daarbij zelfs handige zakenlieden en
hoteldirecties duperend. Verhalen
over eenvoudige mensen, die zich
van hun laatste cent lieten beroven
door listigaards met een gladde tong,
die hun rijke winsten in niet bestaan
de ondernemingen voorspiegelden.
Ook op dit terrein is er niets
nieuws onder de zon. In de geschie
denis zijn ook de namen geboek
staafd van aartsbedriegers, die be
paalde personen, bevolkingsgroepen
of zelfs de gehele geleerde wereld
lange tijd een rad voor de ogen kon
den draaien. We denken hier b.v. aan
de Fransman Lucas Vrain, die voor
een rijke verzamelaar handschriften
van beroemde personen uit de his
torie bijeen moest brengen. Het moei
zaam zoeken naar een brief van Ri
chelieu of een handtekening van Lo-
dewijk de Heilige begon hem al ras
te vervelen en bovendien was daar
weinig aan te verdienen. Hij ging
zelf autopraphen vervaardigen en wel
dra stroomde de verraste verzame
laar de prachtigste vondsten toe.
Vrain leverde hem 25.000 handschrif
ten, waaronder brieven van Cleopa
tra, de opgestane Lazarus en Maria
Magdalena, alle geschreven in de
Franse taal!! Maar de verzamelaar
was er gelukkig mee en vele vrien
den bewonderden zijn aanwinsten om
het hardst.
Ook denken we aan William Henry
Ireland, die, daartoe door zijn vader
aangespoord, op zoek ging naar curi
osa over Shakespeare. Hij ontdekte
al spoedig handschriften van deze
grootste aller schrijvers, van wie nog
nimmer een manuscript gevonden is.
Fragmenten van de Hamlet kwamen
voor de dag, een eigenhandig geschre
ven tekst van King Lear en tenslotte
zelfs een geheel onbekend toneelstuk,
getiteld ..Vortigern."
In 1795 hield de trotse vader een
tentoonstelling van de vondsten van
zijn veelbelovende zoon. De bekende
schrijver Boswell bracht er een be
zoek, knielde neer hoewel hij zijn bes
te broek aan had en kuste de reli-
qieën. .Vortigern" werd zelfs in Dru-
ry Lane opgevoerd, hoewel gezegd
moet worden, dat het stuk door het
publiek werd uitgefloten. Al spoedig
bleek echter, dat al deze kostbare
Shakespeariana door Ireland Jr. op
geraffineerde wijze waren vervaar
digd en dat de grote schrijver zelf
er in het geheel niet aan te pas was
gekomen. Zelfs toen de jeugdige da
der had bekend, bleef de vader nog
aan de echtheid van zijn schatten ge
loven! Inderdaad, de wereld wil be
drogen zijn.
\X7 E hebben echter nog geen kennis
V* gemaakt met de koning aller op
lichters. Met de man, die dit ,,vak"
zo goed verstond, dat hij zijn gehe
le leven nooit ontmaskerd is. Dat
Wij nu weten, wat hij op zijn kerf
stok heeft, danken we alleen aan zijn
eigen memoires, die na zijn dood zijn
gepubliceerd. De ware naam van de
ze legendarische figuur is nog altijd
onbekend en zal dit ook wel blijven.
Maar in zijn jonge jaren draaide hij
geheel Engeland en de geleerden van
half Europa rustig jarenlang een rad
voor de ogen.
Deze meester-fantast werd om
streeks 1680 ergens in Zuid-Frankrijk
geboren en hy kreeg een opleiding
op een Jezuietenschool. Als jongen
van een jaar of achttien zwierf hij
door Europa, eerst naar Rome en la
ter door Frankrijk naar Duitsland.
Net naar het uitkwam, gaf hij zich
daarbij uit voor een Iers student, een
bekeerde Hugenoot of een Jood. Dit
zeker als voor-oefening op de grote
stunt, die hij als 21-jarige zou uit
halen. Toen zon hij namelijk op een
plan, dat hem in het centrum van
de belangstelling zou plaatsen en te
gelijkertijd een onbezorgd bestaan
verzekeren.
Zo landde hij dan in 1701 in Enge
land, waar hij zich voorstelde als
Psalmanazar, afkomstig van het ei
land Formosa. Later heeft hij be
kend, dat hij deze naam ontleende
aan die van de Assyrische koning
Salmanassar, waarover in het twee
de boek der Koningen gesproken
wordt. Nu was Formosa in die tijd
voor de Engelse geleerden volkomen
onbekend gebied. Zij waren dolgeluk
kig een rasechte inboorling van dit
eiland tot hun beschikking te hebben.
En Psalmanazar stelde hen niet te-
■fr
EERST verschafte hij hun een kun
stig in elkaar gezet alphabet van het
Formozaans en toen ze dit genoeg
bestudeerd hadden, kregen ze enkele
in deze taal geschreven fragmenten.
Enthousiast wiex-pen zij zich op de
studie, maar ze konden er geen touw
aan vast knopen. Een poosje liet
Psalmanazar hen tobben, maar toen
produceerde hij een complete gram
matica van zijn moedertaal',' die
alle problemen oploste.
Inmiddels had hij Engels geleerd
van de geestelijke Innes, aalmoeze
nier van een Schots regiment. Dit
vergrootte zijn operatieterrein aan
zienlijk. Hij ging onmiddellijk de En
gelse catechismus in het door hem
uitgevonden Formozaans overbrengen
en won daardoor de gunst van de
bisschop van Londen.
Toen Innes de .heiden" Psalmana
zar, die de zon aanbad en rauw
vlees at, tot het Christendom wist te
„bekeren", was dit dan ook een ge
beurtenis van de eerste rang en de
geestelijke werd als beloning benoemd
tot hoofdaalmoezenier van de Engel
se strijdkrachten in Portugal.
In 1704 haalde de inmiddels be
roemd geworden oplichter zijn stout
ste stukje uit. Hij publiceerde toen
een boek, getiteld: „Een Geschied- en
Aardrijkskundige Beschrijving van
het eiland Formosa, met een uiteen
zetting over de godsdienst, de gebrui
ken en de levenswijze van de bewo
ners, door George Psalmanazar, ge
boortig van dit eiland." Het was een
indrukwekkend werk met tal van il
lustraties van klederdrachten, gods
dienstige ceremoniën enz. Het gold
dan ook als een standaardwerk en
werd op alle universiteiten gebruikt.
Bovendien werd het vertaald in het
Frans en in het Duits, in welke laat
ste uitgave het vier drukken beleef
de!! Zo bestudeerde geleerd Europa
braaf en aandachtig de nonsens, die
alleen aan de intelligente fantasie
van een aartsoplichter waren ont
sproten.
De auteur werd in de beste krin
gen ontvangen. Hij werd in de ge
legenheid gesteld in Oxford te stude
ren en maakte daarvan een dank
baar gebruik. Met zijn fantasieën was
het toen afgelopen want hij had zijn
doel bereikt. Zeven jaar later voltooit
hij zijn studie, gaat tot de geestelij
ke stand over en krijgt een benoe
ming als aalmoezenier van een regi-
J17E horen dan weinig meer van
Psalmanazar. De uitspraak van
een tijdgenoot, dat hij „zich bij allen
bemind maakt door zijn vroomheid
en deugd" doet vermoeden, dat hij
zijn leven gebeterd heeft. Heeft hij
echter zijn zonde al nagelaten, tot
een belijdenis kwam hij nog slechts
op papier. Voor iedereen bleef hij
steeds de bekeerde Formozaan. Dr
Samuël Johnston, voorwaar geen dom
me jongen en bovendien een man, die
kieskeurig was op zijn gezelschap,
zocht hem later dikwijls op. In een
wijnhuis gezeten liet de doctor zich
dan over Formosa vertellen en tot
een vriend zei hij eens: „Wat zegt
u mijnheer? Psalmanazar tegenspre-
(Vervolg op pag. 5).
van het Protestantisme: Gustaaf Adolf
van Zweden.
Het begon maar heel klein, en pri
mitief, maar in de loop der jaren be
gon het te groeien, het leerlingenaan
tal steeg, en daarmee ook het aantal
ouders, dat de kosten kon helpen dra
gen. Het begon met één leerkracht, en
nu zijn er drie, het begon met één lo
kaal, en nu zijn er drie... neen,
eigenlijk maar twee: het derde lokaal,
veor de kleuters is een zaal in de,
aan de school grenzende, spiegelfa-
briek, die nu te koop staat.
Waar moeten de kleuters een onder
komen vinden, wanneer de fabriek
verkocht wordt? En, wanneer daar
een oplossing voor gevonden is, wat
moeten we dan beginnen met die
steeds toenemende stroom van leer-:
lingen? Moeten we ze wegsturen?
Moeten ze terug naar de openbare
school?
Wie een klein beetje op de hoogte
is van de toestanden op de Staats
scholen in België, zal meteen zijn
antwoord klaar hebben: Nooit moeten
die leerlingen terug naar die omge
ving van materialisme en ontkerkelij
king.
Maar wat dan wel? Lezer, er is
maar eén oplossing, we hebben lang
gezocht naar een andere, maar die
is er niet: de school moet uitgebreid.
Bij de bouw van de school is er
rekening mee gehouden, dat er even
tueel een verdieping op geplaatst kon
worden. Nu wordt het er de tijd voor.
Maar wie zal dat betalen? Die paar
honderd Protestanten in Mechelen?
Of dat kleine groepje in Nederland,
dat vol belangstelling de groei van
de Gustaaf Adolf-school volgt? Ze
hebben reeds gedaan wat ze konden,
maar dit gaat beslist boven hun krach
ten.
Hartelijk dankbaar zijn we de re
dactie van ons blad, dat ze ons de
gelegenheid geeft een roep om hulp
te richten tot Protestant Nederland:
er zijn voor de nieuwe verdieping
35.000.nodig.
Kunt U helpen, help dan a.u.b. Iede
re gift is van harte welkom, en zal
in dit blad verantwoord worden.
Giften kunnen worden gestort aan
het bureau van ons blad of op giro
nummer 15 81 92, t.n.v. B. Eversen,
Overveen, bijschrift: „Actie Gustaaf
Adolfschool Mechelen".
P. A. E. S1LLEVIS SMITT.
Wie helpt
IN MECHELEN?
HALVERWEGEN Brussel en Ant
werpen ligt in het lage land van
België de beroemde, en ook beruchte
stad Mechelen: de stad van Margarc-
tha van Oostenrijk en Karei V en Prins
Willem van Oranje en Alva, de stad
van de inquisitie en de brandstapels.
Lang geleden, in de tijd van de Re
formatie, was Mechelen in handen van
de geuzen; toen vierden zijn ruirn
duizend Protestanten het Heilig
Avondmaal in de machtige kathedraal
van St. Rombout. Maar dat duurde
niet lang: de Spaanse legers rukten
op, de terreur van Alva begon en de
inquisitie maakte een einde aan do
Hervorming te Mechelen.
Ja, de rollen zijn in Mechelen om
gedraaid, en er is weinig meer, dat
de vreemdeling doet denken aan Pro
testantisme: een enkele inscriptie op
historische gebouwen, meer niet. On
der de schaduw van de St.Rombout,
die heel Mechelen en omgeving domi
neert. troont de kardinaal, en de en
kele Protestantse kerkjes gaan ver
scholen achter de machtige kerkge
bouwen, de seminaries en de
café's.
Er zijn nog maar een paar honderd
Protestanten, hier in Mechelen, maar
dit kleine koppeltje mensen heeft met
inspanning van alle krachten en ten
koste van enorme persoonlijke offers
een eigen school opgericht: een Pro
testants-christelijke school, die de
naam draagt van de grote geloofsheld
De machtige kathedraal van St. Romuout, die heel
Mechelen en omgeving domineert.
rt AN nauwelijks vingerdikke takken
draagt het prille Amerikaanse eike
boompje zijn overwegend forse wijnrode
blad, dat blijft naglanzen als de sche
mering haar ondoorzichtig kleed spreidt.
Het verbergt het frisse groen van het
eikenhakhout, dat nog weerstand biedt
aan het herfsttij en waarin het ree
wild ruwweg hoeken heeft gevreten.
Ginds hangt een geknakte tak van een
trotse blauwspar over een pad, dat he
vig omgewoeld is. De prent van ruige
evers, die rumoerend zijn voorbijgetrok
ken, is duidelijk zichtbaar. Maar de tak
van de statige blauwspar hebben de wil
de zwijnen niet gebroken. Dat is het
werk van een edelhert, dat vanwege de
onstuimigheid, welke hem nu bezielt,
zijn sterke gewei gemeten heeft aan de
taaiheid van het hout, als gold het een
tegenstander.
DE sonore bas der plaatsherten op de
schemerige heide vervuil in het
avonduur de wijde verlatenheid van de
Hoogc Veluw'e. Nog een enkele maal
trekt een roedel bronstig roodwild in
tomeloze vaart door de wildbaan. De
zware keelgeluiden van de herten sug
gereren het veelvoudige van hun wer
kelijk aantal in het Nationale Park,
waar het blad dwarrelend valt en de
zomerse kleuren geleidelijk vervagen.
De bronsttijd luidt in het natuurre
servaat de herfst in. De onstuimige
trek van het roodwild over de Oud
Reemster Heide, dwars over De Plij*
men, langs de Kompagnieberg en De
Pollen, hun ongedurigheid en geringe
lust tot vreten doen zich gelden. Medio
October eindigt de bronsttijd in de re
gel, maar naar gelang van de individu
ele eigenschappen, weersgesteldheid en
voedingstoestand treedt hij ook wel la-
wig
oneinöiq is het q&mmd, ö€R kLeuRen
BRonsttijö v&n het eöeLheRt
De pascha van het roedel komt in het
begin van de bronsttijd eerst 's avonds
bij haar, en verdwijnt wederom 's mor
gens, en het gebeurt zeer dikwijls, dat
een in de buurt zijnde mede-minnaar
hiervan profiteert en zich aan de hin
den opdringt. Naderhand blijft het
plaatshert bij zijn roedel en dan is er
geen sprake meer van. Hij duldt geen
medeminnaar en het recht van de sterk
ste viert hier nog steeds hoogtij. De
zwakkere verdwijnt van het toneel. He
vige vechtpartijen, soms wel eens met
dodelijke aflqpp, hebben tijdens de
bronsttijd plaats. Het plaatshert blijft
de baas.
Hebben de herten weer voldoende rust
en voedsel gekregen en geen ernstige
verwonding bij de vechtpartijen opge
lopen, dan herstellen zij zich spoedig en
is er naderhand weinig meer aan hen te
bespeuren. Hot roedel komt bij elkaar
en de rust is weer teruggekeerd.
IJ PT najaar jaagt de afgeleefde bla-
ren van de bomen. Zij bedekken het
nog niet vergane herfsttapijt van het
vorig jaar. Op dagen, wanneer de wind
krachtig is, onttrekken zij de bodem
vegetatie in korte tijd aan het oog.
Reeën in het jaargetijde der vergan
kelijkheid.
Ge ontwaart ze nog moeilijker dan
gewoonlijk in dit landschap van roest
bruine en donkergele tinten, die allengs
dominerend de majesteit van de herfst
vergezellen.
Omwoelde grond, weggeschoven tak
ken, een lichte ovale uitholling; het le-
(Vervolg van pag. 4.)
ken? Ik zou nog eerder een bisschop
tegenspreken."
Psalmanazar heeft de gezegende
leeftijd van 83 jaar bereikt en zijn
memoires met de bekentenis van zijn
dubbel leven kwamen dus eerst in
1764 van de pers. Vrijwel alle geleer
den, die door zijn alphabet en gram
matica bij de neus waren genomen,
waren toen reeds overleden in de hei
lige overtuiging de wetenschap een
dienst bewezen te hebben door het
bestuderen en doceren van de For-
mozaanse geschied- en taalkunde.
De naam van de bedrieger leeft
echter voort in de geschiedenis als
die van de grootste oplichter aller
tijden; en in het verzwijgen van zijn
ware naam bedriegt Psalmanazar de
historici nog lang na zijn dood. Slechts
in de harten van één groep mensen
leeft deze naam in dankbare herin
nering voort. De Angelsaksische bi-
bliophiclen aan beide zijden van de
oceaan eren hem als de man, die
hun aan een prachtig verzamelobject
heeft geholpen. En zo komt het, dat
geen enkel werk over Formosa thans
z« duur is als het boek van deze fan
tast, waar letterlijk geen waar woord
in staat.
ger van het sierlijke ree. Rust na gra
tievol bewegen.
Misschien is dit vluchtige leger wel
van de reegeit, die ik zag wegspringen
als een jonge, herdershond. En later bij
een doorkijkje in de voormalige fazan-
terie zag ik haar weer. Het ree is slan
ker en kleiner dan het edelhert en ook
talrijker in dit gebied. Ruim honderd
reeën zwerven over de omheinde wild
baan en in het cultuurgedeelte van het
park, ongeveer 75 edelherten complete
ren de stand van het hoogwild. Er zijn
twaalfenders onder de geweidragers.
Het burlen van de herten weerklinkt
op de wildbaan. De wegen er heen be
zitten een breed rooster op de scheiding
van het cultuur- en natuurgedeelte. Een
rooster, waarop het edelhert noch het
ree het waagt zijn lopers te zetten. De
angst, dat hun lopers langs de spijlen
zullen wegzakken, weerhoudt ze de
wildbaan langs de openbare weg te
verlaten. Ze zouden gemakkelijk over
het zwarte rooster kunnen springen,
maar dat doen deze schichtige dieren
gen met een ketting versperd.
De heide van Oud Reemst draagt nog
de warme kleur, die deze prachtige
vlakte bij de rijke bloei van de struik
hei toont. De kleuren van de padden
stoelen lichten geleidelijk aan. Hun de
corurn op het altijd groene mos vangt
aan. De glorie is nog aan de vossebes,
die nog bloeit als de r bij herhaling
in de maand is. Tere witte kelkjes en
bloedrode besjes, groot als ouderwetse
speldeknoppen te midden van glimmend
«ff
IJET getijde, dat ons naar de winter
A A voert, is later in zijn ontplooiing
dan een jaar geleden. Maar toch staat
het bos nu in herfstblad en de schilder
achtige ouverture is in volle gang.
Oneindig is het gamma der kleuren
op De Hooge Veluwe, waar nu de dag
jesmens verstek laat gaan juist nu.
Bewondert ge het aarzelend geel van
de krentenboompjes goede bode. 'er-
beteraars de prunus in een a .der
geel, verdient niet minder bewondering.
En ginds, niet ver var. de zandverstui
ving in haar grauwe schoonheid, praalt
de toorts in bloei. Lichtgeel is haar tros-
bloem. De linde is zachtbruin van tint;
anders is het met de rozenbotlels, wel
ker rode vruchten onsterfelijk schijnen.
Ondeir de hoge Amerikaanse eiken
knappen, op vele plaatsen de voedza
me eikels onder myn voet, eee t-.iag
gehoorde muziek. Want zij bc:eken een
niet genoeg te waarderen mondkost
voor de wilde zwijnen, de reeën en
edelherten, die in deze contreien om
dolen en die lijftocht aanstonds ontdek
ken.
Onder sommige bomen ligge-n de
eikels als gezaaid; elders onthrek»r de
ze natuurlijke rantsoenen schier geheel
en de gewone Hollandse eiken dragen
uiterst matig in vergel jki.og met de
Amerikaanse. Daarom zal men zich an
het inzamelen moeten ontnouden e al
les voor het grage wild dienen te reser
veren. Het natuurlijke voedsel van het
bos komt trouwens van rethts-'ege de
i of erop beknibbelen.
Het edelhart laat zijn
bas door het stille bos weerklinken.
T7 EN zwerftocht door deze landstreek,
waar de herfst thans glorieert,
de witte els zijn nieuwe katjes reeds
gereed houdt, doch het verdorrend biad
knistert onder de voet en de Vlaamse
gaai rusteloos hamstert, een warr-arji-
ne eekhoorn welgemoed langs de bro*>-
zen stam van een Weymoulh-den klimt,
waar de houtduif de eikei* pi» kt en
kastanjes in groene bolsters over het
mos rollen, de ruige ever zich 1 lidroch-
tig een weg hr.ant en een reebok roer
loos bij een stervende heidestruik staat
een zwerftocht door dit gebied is
van een betoverende schoonheid.
De zomer heeft afscheid gtnomen met
het coloriet van eer meermalen Rem-
brandticke sfeer.
F. VAN OMMEN
POGING TOT ZELFPORTRET
is werkelijk geen beschei
denheid van me dat ik de pre
dikant pas na de ouderling en de
diaken noem. Vooreerst ben ik niet
bescheiden. Ter verontschuldiging
moge ik aanvoeren dat men m,j
ronduit onbescheiden gemaakt
heeft.' U begrijpt toch ook wel dat
niets me liever ware dan stilletjes
myn werk ie doen, hetgeen bij
zomerhitte en winterkoude al
zwaar genoeg is?! Maar op die
manier kom ik er niet. Wanneer
ik niet schrijf en praat over het
reilen en zeilen van de Volkswijk
komt er eigener beweging geen
rooie duit naar me toerollen. In de
verte duiken Sinterklaas en Kerst
en Oudejaar reeds weer op, de
meest dure dagen van het jaar.
Tenminste tweeduizend mensen kij
ken met verlangende ogen naar die
tijd uit: kinderogen waarin de ver
wachting straalt om de goed-heilig
man; oudere ogen, die hopen op
een Kerstgave. Tweeduizend men
sen, die week can week door ons
werk worden bereikt en waarmee
een wijkpredikant don ook wel
eens een feest wil beleven. Maar
geen schijn van kans als hij be
scheiden is. Dat kun je net denken.
Hij moest feitelijk alle lezers in
alle plaatsen van alle edities langs-
marcheren. Dut heeft de ervaring
hem wel aan zijn verstand geprie
geld. Het is er mee als met dat
oude kinderliedje: „Had gij me niet
bedorven, ik was uw braaf mopsje
Er is dus een andere reden waar
om ik de predikant pas in de derde
plaats noem, hem in het achter
ste gelid plaats, terwijl hij in de
regel der kerkorden toch altijd zo
fier vóórop pleegt te treden. Maar
er bestaat reden voor om dat te
doen. Ik meen namelijk dat in de
Volkswijk de dominee ambtsdra-
gerlijk gesproken verreweg de
minst gewichtige persoon is. Voor
op marcheert daar de diaken, de
man van de daad. Dan is er een
lange lijd een leegte en vervolgens
komt de ouderling, de gelovige
medebewoner van de Volkswijk
En dan is er u-eer een eindeloze
poos niets, totdat eindelijk dc do
minee in zicht komt.
Waarschijnlijk heeft deze rang
orde der ambten al een gehele
eeuw lang voor de Volkswijk ge
golden. Van de diaken krijg je wat.
Van de ouderling begrijp je wet
En van de dominee zie je niets. De
diaken zorgt voor je lichaam. De
ouderling is vlees van ons vlees,
bloed van ons bloed. De dominee
heeft het over je ziel en geen mens,
die daar wat van snapt. Nog on
geacht het feit dat diaken en
ouderling aanmerkelijk méér con
stante, blijvende figuren zijn ge
weest dan predikanten, die kwa
men en gingen. Maar zelfs wanneer
deze rangorde voor het verleden
Uit de
VOLKSWIJK
niet volledig opging, dan moeten
wij thans vaststellen dat alleen de
diaken nog tot de verbeelding der
randkerkelijken kan spreken. De
diaken is immers de man van dj
daad?! De ouderling heeft al de
cenniën geleden afgedaan: hém be
schouwt men als de man van dc
kerkelijke ruzies en onenigheden
De predikant is rond de eerste
wereldoorlog weggevaagd: hij ze
gende toen immers de wapenen en
stond maar te praten zonder ooit
werkelijk iets te doen.' De diaken
heeft alleen nog de kans om de
afgronden te overbruggen. En dal
is dan de eerste reden waarom <k
zo laat met een poging tot zelf
portret kom aanzetten.
Ik voeg daar echter terstond een
tweede reden aan toe waarom ik
zolang talmde om met een zelf
karakteristiek te beginnen. Een pre
dikant weet natuurlijk dat elk
mens tenminste drie verschillende
karakters heeft: het karakter dat
de omstanders hem toeschrijven
het karakter dat men zichzeij toe
kent en uiteinde'! k ons wezeiuxjki
karakter dat Hy alleen kent, die
harten en nieren proeft. Dat maakt
hem al direct wat schichtige cm
over zichzelf te gaan schrijven
Maar nog veel moeilijker wordt
die opgave waaneer hij dag aan
dag een onderwerp van discussi
voor omstanders vormt, gelijk di t
in de Volkswijk per se het geval
is. De Volkswijk heeft namelijk éc i
eigenaardigheid, die de doorsnee-
Hollander niet ligt: de Volksun**
zegt in ronde woorden precies wut
ze van iemand denkt. In dat op
zicht is zij meer Fries dan Hollands
ingesteld, hetgeen hierop neer komt
dat je op één achternamiddag een
zeer uiteenlopend oordeel over je
zelf kunt opvangen. Een zéér prij
zend alsmede een zéér vernietigend
Raak onder dergelijke omstandig
heden maar eens niet de kluts
Ten slotte is er nog een derd
factor in het geding, die het bij
kans onmogelijk maakt om de eigen
persoon juist te beoordelen. De
Volkswijkpredikant komnog al
eens in aanraking met de zelfk nt
des levens. Hij moet traenten o *i
allerlei abnormaliteiten ze cgrij-
pen en te verstaan wat er in een
mensenhart leven kan. Hoe mea
hy dat echter doet. hoe meer hi
evenwel ook aan zichzelf gaat of-
Zelen. Er is in de geregel.'e or.-
moeting met de criminaliteit ie
byna Bijbels untdekkends. Men
leert grandioos af om nog iets vc
de mens te verwachten. En dus
ook om iets van zichzelf te ver
wachten. Men toordt van de hope
kansel afgesleurd. Vit elk isole
ment waarin men van zichzelf nou
goed kan denken ui tgepeld. Eu
achteraan gezet.
Dus toch: bescheiden? O neen.
heel iets anders.' Aan onszell al
zondaar ontdekt. Weshalve ik
iedereen, die nog hoog tegen zich
zelf opziet, adviseer om ook eens
in de Volkswijk te gaan mee
werken!
WIJKPREDIKANT