PSALMANAZAR GUSTAAF ADOLF SCHOOF CPralencle kersttijd op de ^ioogeCUeluwe^ de honing van alle oplichters Schreef een grammatica van een niet bestaande taal en een standaardwerk over een land, dat hij nooit gezien had DE wereld wil bedrogen zijn". Aan dit spreekwoord worden we tel kens herinnerd als de kranten ons weer verhalen van schone, jonge da mes, die zich uitgeven voor de doch ter van een Amerikaanse generaal of een hoge autoriteit bij de Uno, daarbij zelfs handige zakenlieden en hoteldirecties duperend. Verhalen over eenvoudige mensen, die zich van hun laatste cent lieten beroven door listigaards met een gladde tong, die hun rijke winsten in niet bestaan de ondernemingen voorspiegelden. Ook op dit terrein is er niets nieuws onder de zon. In de geschie denis zijn ook de namen geboek staafd van aartsbedriegers, die be paalde personen, bevolkingsgroepen of zelfs de gehele geleerde wereld lange tijd een rad voor de ogen kon den draaien. We denken hier b.v. aan de Fransman Lucas Vrain, die voor een rijke verzamelaar handschriften van beroemde personen uit de his torie bijeen moest brengen. Het moei zaam zoeken naar een brief van Ri chelieu of een handtekening van Lo- dewijk de Heilige begon hem al ras te vervelen en bovendien was daar weinig aan te verdienen. Hij ging zelf autopraphen vervaardigen en wel dra stroomde de verraste verzame laar de prachtigste vondsten toe. Vrain leverde hem 25.000 handschrif ten, waaronder brieven van Cleopa tra, de opgestane Lazarus en Maria Magdalena, alle geschreven in de Franse taal!! Maar de verzamelaar was er gelukkig mee en vele vrien den bewonderden zijn aanwinsten om het hardst. Ook denken we aan William Henry Ireland, die, daartoe door zijn vader aangespoord, op zoek ging naar curi osa over Shakespeare. Hij ontdekte al spoedig handschriften van deze grootste aller schrijvers, van wie nog nimmer een manuscript gevonden is. Fragmenten van de Hamlet kwamen voor de dag, een eigenhandig geschre ven tekst van King Lear en tenslotte zelfs een geheel onbekend toneelstuk, getiteld ..Vortigern." In 1795 hield de trotse vader een tentoonstelling van de vondsten van zijn veelbelovende zoon. De bekende schrijver Boswell bracht er een be zoek, knielde neer hoewel hij zijn bes te broek aan had en kuste de reli- qieën. .Vortigern" werd zelfs in Dru- ry Lane opgevoerd, hoewel gezegd moet worden, dat het stuk door het publiek werd uitgefloten. Al spoedig bleek echter, dat al deze kostbare Shakespeariana door Ireland Jr. op geraffineerde wijze waren vervaar digd en dat de grote schrijver zelf er in het geheel niet aan te pas was gekomen. Zelfs toen de jeugdige da der had bekend, bleef de vader nog aan de echtheid van zijn schatten ge loven! Inderdaad, de wereld wil be drogen zijn. \X7 E hebben echter nog geen kennis V* gemaakt met de koning aller op lichters. Met de man, die dit ,,vak" zo goed verstond, dat hij zijn gehe le leven nooit ontmaskerd is. Dat Wij nu weten, wat hij op zijn kerf stok heeft, danken we alleen aan zijn eigen memoires, die na zijn dood zijn gepubliceerd. De ware naam van de ze legendarische figuur is nog altijd onbekend en zal dit ook wel blijven. Maar in zijn jonge jaren draaide hij geheel Engeland en de geleerden van half Europa rustig jarenlang een rad voor de ogen. Deze meester-fantast werd om streeks 1680 ergens in Zuid-Frankrijk geboren en hy kreeg een opleiding op een Jezuietenschool. Als jongen van een jaar of achttien zwierf hij door Europa, eerst naar Rome en la ter door Frankrijk naar Duitsland. Net naar het uitkwam, gaf hij zich daarbij uit voor een Iers student, een bekeerde Hugenoot of een Jood. Dit zeker als voor-oefening op de grote stunt, die hij als 21-jarige zou uit halen. Toen zon hij namelijk op een plan, dat hem in het centrum van de belangstelling zou plaatsen en te gelijkertijd een onbezorgd bestaan verzekeren. Zo landde hij dan in 1701 in Enge land, waar hij zich voorstelde als Psalmanazar, afkomstig van het ei land Formosa. Later heeft hij be kend, dat hij deze naam ontleende aan die van de Assyrische koning Salmanassar, waarover in het twee de boek der Koningen gesproken wordt. Nu was Formosa in die tijd voor de Engelse geleerden volkomen onbekend gebied. Zij waren dolgeluk kig een rasechte inboorling van dit eiland tot hun beschikking te hebben. En Psalmanazar stelde hen niet te- ■fr EERST verschafte hij hun een kun stig in elkaar gezet alphabet van het Formozaans en toen ze dit genoeg bestudeerd hadden, kregen ze enkele in deze taal geschreven fragmenten. Enthousiast wiex-pen zij zich op de studie, maar ze konden er geen touw aan vast knopen. Een poosje liet Psalmanazar hen tobben, maar toen produceerde hij een complete gram matica van zijn moedertaal',' die alle problemen oploste. Inmiddels had hij Engels geleerd van de geestelijke Innes, aalmoeze nier van een Schots regiment. Dit vergrootte zijn operatieterrein aan zienlijk. Hij ging onmiddellijk de En gelse catechismus in het door hem uitgevonden Formozaans overbrengen en won daardoor de gunst van de bisschop van Londen. Toen Innes de .heiden" Psalmana zar, die de zon aanbad en rauw vlees at, tot het Christendom wist te „bekeren", was dit dan ook een ge beurtenis van de eerste rang en de geestelijke werd als beloning benoemd tot hoofdaalmoezenier van de Engel se strijdkrachten in Portugal. In 1704 haalde de inmiddels be roemd geworden oplichter zijn stout ste stukje uit. Hij publiceerde toen een boek, getiteld: „Een Geschied- en Aardrijkskundige Beschrijving van het eiland Formosa, met een uiteen zetting over de godsdienst, de gebrui ken en de levenswijze van de bewo ners, door George Psalmanazar, ge boortig van dit eiland." Het was een indrukwekkend werk met tal van il lustraties van klederdrachten, gods dienstige ceremoniën enz. Het gold dan ook als een standaardwerk en werd op alle universiteiten gebruikt. Bovendien werd het vertaald in het Frans en in het Duits, in welke laat ste uitgave het vier drukken beleef de!! Zo bestudeerde geleerd Europa braaf en aandachtig de nonsens, die alleen aan de intelligente fantasie van een aartsoplichter waren ont sproten. De auteur werd in de beste krin gen ontvangen. Hij werd in de ge legenheid gesteld in Oxford te stude ren en maakte daarvan een dank baar gebruik. Met zijn fantasieën was het toen afgelopen want hij had zijn doel bereikt. Zeven jaar later voltooit hij zijn studie, gaat tot de geestelij ke stand over en krijgt een benoe ming als aalmoezenier van een regi- J17E horen dan weinig meer van Psalmanazar. De uitspraak van een tijdgenoot, dat hij „zich bij allen bemind maakt door zijn vroomheid en deugd" doet vermoeden, dat hij zijn leven gebeterd heeft. Heeft hij echter zijn zonde al nagelaten, tot een belijdenis kwam hij nog slechts op papier. Voor iedereen bleef hij steeds de bekeerde Formozaan. Dr Samuël Johnston, voorwaar geen dom me jongen en bovendien een man, die kieskeurig was op zijn gezelschap, zocht hem later dikwijls op. In een wijnhuis gezeten liet de doctor zich dan over Formosa vertellen en tot een vriend zei hij eens: „Wat zegt u mijnheer? Psalmanazar tegenspre- (Vervolg op pag. 5). van het Protestantisme: Gustaaf Adolf van Zweden. Het begon maar heel klein, en pri mitief, maar in de loop der jaren be gon het te groeien, het leerlingenaan tal steeg, en daarmee ook het aantal ouders, dat de kosten kon helpen dra gen. Het begon met één leerkracht, en nu zijn er drie, het begon met één lo kaal, en nu zijn er drie... neen, eigenlijk maar twee: het derde lokaal, veor de kleuters is een zaal in de, aan de school grenzende, spiegelfa- briek, die nu te koop staat. Waar moeten de kleuters een onder komen vinden, wanneer de fabriek verkocht wordt? En, wanneer daar een oplossing voor gevonden is, wat moeten we dan beginnen met die steeds toenemende stroom van leer-: lingen? Moeten we ze wegsturen? Moeten ze terug naar de openbare school? Wie een klein beetje op de hoogte is van de toestanden op de Staats scholen in België, zal meteen zijn antwoord klaar hebben: Nooit moeten die leerlingen terug naar die omge ving van materialisme en ontkerkelij king. Maar wat dan wel? Lezer, er is maar eén oplossing, we hebben lang gezocht naar een andere, maar die is er niet: de school moet uitgebreid. Bij de bouw van de school is er rekening mee gehouden, dat er even tueel een verdieping op geplaatst kon worden. Nu wordt het er de tijd voor. Maar wie zal dat betalen? Die paar honderd Protestanten in Mechelen? Of dat kleine groepje in Nederland, dat vol belangstelling de groei van de Gustaaf Adolf-school volgt? Ze hebben reeds gedaan wat ze konden, maar dit gaat beslist boven hun krach ten. Hartelijk dankbaar zijn we de re dactie van ons blad, dat ze ons de gelegenheid geeft een roep om hulp te richten tot Protestant Nederland: er zijn voor de nieuwe verdieping 35.000.nodig. Kunt U helpen, help dan a.u.b. Iede re gift is van harte welkom, en zal in dit blad verantwoord worden. Giften kunnen worden gestort aan het bureau van ons blad of op giro nummer 15 81 92, t.n.v. B. Eversen, Overveen, bijschrift: „Actie Gustaaf Adolfschool Mechelen". P. A. E. S1LLEVIS SMITT. Wie helpt IN MECHELEN? HALVERWEGEN Brussel en Ant werpen ligt in het lage land van België de beroemde, en ook beruchte stad Mechelen: de stad van Margarc- tha van Oostenrijk en Karei V en Prins Willem van Oranje en Alva, de stad van de inquisitie en de brandstapels. Lang geleden, in de tijd van de Re formatie, was Mechelen in handen van de geuzen; toen vierden zijn ruirn duizend Protestanten het Heilig Avondmaal in de machtige kathedraal van St. Rombout. Maar dat duurde niet lang: de Spaanse legers rukten op, de terreur van Alva begon en de inquisitie maakte een einde aan do Hervorming te Mechelen. Ja, de rollen zijn in Mechelen om gedraaid, en er is weinig meer, dat de vreemdeling doet denken aan Pro testantisme: een enkele inscriptie op historische gebouwen, meer niet. On der de schaduw van de St.Rombout, die heel Mechelen en omgeving domi neert. troont de kardinaal, en de en kele Protestantse kerkjes gaan ver scholen achter de machtige kerkge bouwen, de seminaries en de café's. Er zijn nog maar een paar honderd Protestanten, hier in Mechelen, maar dit kleine koppeltje mensen heeft met inspanning van alle krachten en ten koste van enorme persoonlijke offers een eigen school opgericht: een Pro testants-christelijke school, die de naam draagt van de grote geloofsheld De machtige kathedraal van St. Romuout, die heel Mechelen en omgeving domineert. rt AN nauwelijks vingerdikke takken draagt het prille Amerikaanse eike boompje zijn overwegend forse wijnrode blad, dat blijft naglanzen als de sche mering haar ondoorzichtig kleed spreidt. Het verbergt het frisse groen van het eikenhakhout, dat nog weerstand biedt aan het herfsttij en waarin het ree wild ruwweg hoeken heeft gevreten. Ginds hangt een geknakte tak van een trotse blauwspar over een pad, dat he vig omgewoeld is. De prent van ruige evers, die rumoerend zijn voorbijgetrok ken, is duidelijk zichtbaar. Maar de tak van de statige blauwspar hebben de wil de zwijnen niet gebroken. Dat is het werk van een edelhert, dat vanwege de onstuimigheid, welke hem nu bezielt, zijn sterke gewei gemeten heeft aan de taaiheid van het hout, als gold het een tegenstander. DE sonore bas der plaatsherten op de schemerige heide vervuil in het avonduur de wijde verlatenheid van de Hoogc Veluw'e. Nog een enkele maal trekt een roedel bronstig roodwild in tomeloze vaart door de wildbaan. De zware keelgeluiden van de herten sug gereren het veelvoudige van hun wer kelijk aantal in het Nationale Park, waar het blad dwarrelend valt en de zomerse kleuren geleidelijk vervagen. De bronsttijd luidt in het natuurre servaat de herfst in. De onstuimige trek van het roodwild over de Oud Reemster Heide, dwars over De Plij* men, langs de Kompagnieberg en De Pollen, hun ongedurigheid en geringe lust tot vreten doen zich gelden. Medio October eindigt de bronsttijd in de re gel, maar naar gelang van de individu ele eigenschappen, weersgesteldheid en voedingstoestand treedt hij ook wel la- wig oneinöiq is het q&mmd, ö€R kLeuRen BRonsttijö v&n het eöeLheRt De pascha van het roedel komt in het begin van de bronsttijd eerst 's avonds bij haar, en verdwijnt wederom 's mor gens, en het gebeurt zeer dikwijls, dat een in de buurt zijnde mede-minnaar hiervan profiteert en zich aan de hin den opdringt. Naderhand blijft het plaatshert bij zijn roedel en dan is er geen sprake meer van. Hij duldt geen medeminnaar en het recht van de sterk ste viert hier nog steeds hoogtij. De zwakkere verdwijnt van het toneel. He vige vechtpartijen, soms wel eens met dodelijke aflqpp, hebben tijdens de bronsttijd plaats. Het plaatshert blijft de baas. Hebben de herten weer voldoende rust en voedsel gekregen en geen ernstige verwonding bij de vechtpartijen opge lopen, dan herstellen zij zich spoedig en is er naderhand weinig meer aan hen te bespeuren. Hot roedel komt bij elkaar en de rust is weer teruggekeerd. IJ PT najaar jaagt de afgeleefde bla- ren van de bomen. Zij bedekken het nog niet vergane herfsttapijt van het vorig jaar. Op dagen, wanneer de wind krachtig is, onttrekken zij de bodem vegetatie in korte tijd aan het oog. Reeën in het jaargetijde der vergan kelijkheid. Ge ontwaart ze nog moeilijker dan gewoonlijk in dit landschap van roest bruine en donkergele tinten, die allengs dominerend de majesteit van de herfst vergezellen. Omwoelde grond, weggeschoven tak ken, een lichte ovale uitholling; het le- (Vervolg van pag. 4.) ken? Ik zou nog eerder een bisschop tegenspreken." Psalmanazar heeft de gezegende leeftijd van 83 jaar bereikt en zijn memoires met de bekentenis van zijn dubbel leven kwamen dus eerst in 1764 van de pers. Vrijwel alle geleer den, die door zijn alphabet en gram matica bij de neus waren genomen, waren toen reeds overleden in de hei lige overtuiging de wetenschap een dienst bewezen te hebben door het bestuderen en doceren van de For- mozaanse geschied- en taalkunde. De naam van de bedrieger leeft echter voort in de geschiedenis als die van de grootste oplichter aller tijden; en in het verzwijgen van zijn ware naam bedriegt Psalmanazar de historici nog lang na zijn dood. Slechts in de harten van één groep mensen leeft deze naam in dankbare herin nering voort. De Angelsaksische bi- bliophiclen aan beide zijden van de oceaan eren hem als de man, die hun aan een prachtig verzamelobject heeft geholpen. En zo komt het, dat geen enkel werk over Formosa thans z« duur is als het boek van deze fan tast, waar letterlijk geen waar woord in staat. ger van het sierlijke ree. Rust na gra tievol bewegen. Misschien is dit vluchtige leger wel van de reegeit, die ik zag wegspringen als een jonge, herdershond. En later bij een doorkijkje in de voormalige fazan- terie zag ik haar weer. Het ree is slan ker en kleiner dan het edelhert en ook talrijker in dit gebied. Ruim honderd reeën zwerven over de omheinde wild baan en in het cultuurgedeelte van het park, ongeveer 75 edelherten complete ren de stand van het hoogwild. Er zijn twaalfenders onder de geweidragers. Het burlen van de herten weerklinkt op de wildbaan. De wegen er heen be zitten een breed rooster op de scheiding van het cultuur- en natuurgedeelte. Een rooster, waarop het edelhert noch het ree het waagt zijn lopers te zetten. De angst, dat hun lopers langs de spijlen zullen wegzakken, weerhoudt ze de wildbaan langs de openbare weg te verlaten. Ze zouden gemakkelijk over het zwarte rooster kunnen springen, maar dat doen deze schichtige dieren gen met een ketting versperd. De heide van Oud Reemst draagt nog de warme kleur, die deze prachtige vlakte bij de rijke bloei van de struik hei toont. De kleuren van de padden stoelen lichten geleidelijk aan. Hun de corurn op het altijd groene mos vangt aan. De glorie is nog aan de vossebes, die nog bloeit als de r bij herhaling in de maand is. Tere witte kelkjes en bloedrode besjes, groot als ouderwetse speldeknoppen te midden van glimmend «ff IJET getijde, dat ons naar de winter A A voert, is later in zijn ontplooiing dan een jaar geleden. Maar toch staat het bos nu in herfstblad en de schilder achtige ouverture is in volle gang. Oneindig is het gamma der kleuren op De Hooge Veluwe, waar nu de dag jesmens verstek laat gaan juist nu. Bewondert ge het aarzelend geel van de krentenboompjes goede bode. 'er- beteraars de prunus in een a .der geel, verdient niet minder bewondering. En ginds, niet ver var. de zandverstui ving in haar grauwe schoonheid, praalt de toorts in bloei. Lichtgeel is haar tros- bloem. De linde is zachtbruin van tint; anders is het met de rozenbotlels, wel ker rode vruchten onsterfelijk schijnen. Ondeir de hoge Amerikaanse eiken knappen, op vele plaatsen de voedza me eikels onder myn voet, eee t-.iag gehoorde muziek. Want zij bc:eken een niet genoeg te waarderen mondkost voor de wilde zwijnen, de reeën en edelherten, die in deze contreien om dolen en die lijftocht aanstonds ontdek ken. Onder sommige bomen ligge-n de eikels als gezaaid; elders onthrek»r de ze natuurlijke rantsoenen schier geheel en de gewone Hollandse eiken dragen uiterst matig in vergel jki.og met de Amerikaanse. Daarom zal men zich an het inzamelen moeten ontnouden e al les voor het grage wild dienen te reser veren. Het natuurlijke voedsel van het bos komt trouwens van rethts-'ege de i of erop beknibbelen. Het edelhart laat zijn bas door het stille bos weerklinken. T7 EN zwerftocht door deze landstreek, waar de herfst thans glorieert, de witte els zijn nieuwe katjes reeds gereed houdt, doch het verdorrend biad knistert onder de voet en de Vlaamse gaai rusteloos hamstert, een warr-arji- ne eekhoorn welgemoed langs de bro*>- zen stam van een Weymoulh-den klimt, waar de houtduif de eikei* pi» kt en kastanjes in groene bolsters over het mos rollen, de ruige ever zich 1 lidroch- tig een weg hr.ant en een reebok roer loos bij een stervende heidestruik staat een zwerftocht door dit gebied is van een betoverende schoonheid. De zomer heeft afscheid gtnomen met het coloriet van eer meermalen Rem- brandticke sfeer. F. VAN OMMEN POGING TOT ZELFPORTRET is werkelijk geen beschei denheid van me dat ik de pre dikant pas na de ouderling en de diaken noem. Vooreerst ben ik niet bescheiden. Ter verontschuldiging moge ik aanvoeren dat men m,j ronduit onbescheiden gemaakt heeft.' U begrijpt toch ook wel dat niets me liever ware dan stilletjes myn werk ie doen, hetgeen bij zomerhitte en winterkoude al zwaar genoeg is?! Maar op die manier kom ik er niet. Wanneer ik niet schrijf en praat over het reilen en zeilen van de Volkswijk komt er eigener beweging geen rooie duit naar me toerollen. In de verte duiken Sinterklaas en Kerst en Oudejaar reeds weer op, de meest dure dagen van het jaar. Tenminste tweeduizend mensen kij ken met verlangende ogen naar die tijd uit: kinderogen waarin de ver wachting straalt om de goed-heilig man; oudere ogen, die hopen op een Kerstgave. Tweeduizend men sen, die week can week door ons werk worden bereikt en waarmee een wijkpredikant don ook wel eens een feest wil beleven. Maar geen schijn van kans als hij be scheiden is. Dat kun je net denken. Hij moest feitelijk alle lezers in alle plaatsen van alle edities langs- marcheren. Dut heeft de ervaring hem wel aan zijn verstand geprie geld. Het is er mee als met dat oude kinderliedje: „Had gij me niet bedorven, ik was uw braaf mopsje Er is dus een andere reden waar om ik de predikant pas in de derde plaats noem, hem in het achter ste gelid plaats, terwijl hij in de regel der kerkorden toch altijd zo fier vóórop pleegt te treden. Maar er bestaat reden voor om dat te doen. Ik meen namelijk dat in de Volkswijk de dominee ambtsdra- gerlijk gesproken verreweg de minst gewichtige persoon is. Voor op marcheert daar de diaken, de man van de daad. Dan is er een lange lijd een leegte en vervolgens komt de ouderling, de gelovige medebewoner van de Volkswijk En dan is er u-eer een eindeloze poos niets, totdat eindelijk dc do minee in zicht komt. Waarschijnlijk heeft deze rang orde der ambten al een gehele eeuw lang voor de Volkswijk ge golden. Van de diaken krijg je wat. Van de ouderling begrijp je wet En van de dominee zie je niets. De diaken zorgt voor je lichaam. De ouderling is vlees van ons vlees, bloed van ons bloed. De dominee heeft het over je ziel en geen mens, die daar wat van snapt. Nog on geacht het feit dat diaken en ouderling aanmerkelijk méér con stante, blijvende figuren zijn ge weest dan predikanten, die kwa men en gingen. Maar zelfs wanneer deze rangorde voor het verleden Uit de VOLKSWIJK niet volledig opging, dan moeten wij thans vaststellen dat alleen de diaken nog tot de verbeelding der randkerkelijken kan spreken. De diaken is immers de man van dj daad?! De ouderling heeft al de cenniën geleden afgedaan: hém be schouwt men als de man van dc kerkelijke ruzies en onenigheden De predikant is rond de eerste wereldoorlog weggevaagd: hij ze gende toen immers de wapenen en stond maar te praten zonder ooit werkelijk iets te doen.' De diaken heeft alleen nog de kans om de afgronden te overbruggen. En dal is dan de eerste reden waarom <k zo laat met een poging tot zelf portret kom aanzetten. Ik voeg daar echter terstond een tweede reden aan toe waarom ik zolang talmde om met een zelf karakteristiek te beginnen. Een pre dikant weet natuurlijk dat elk mens tenminste drie verschillende karakters heeft: het karakter dat de omstanders hem toeschrijven het karakter dat men zichzeij toe kent en uiteinde'! k ons wezeiuxjki karakter dat Hy alleen kent, die harten en nieren proeft. Dat maakt hem al direct wat schichtige cm over zichzelf te gaan schrijven Maar nog veel moeilijker wordt die opgave waaneer hij dag aan dag een onderwerp van discussi voor omstanders vormt, gelijk di t in de Volkswijk per se het geval is. De Volkswijk heeft namelijk éc i eigenaardigheid, die de doorsnee- Hollander niet ligt: de Volksun** zegt in ronde woorden precies wut ze van iemand denkt. In dat op zicht is zij meer Fries dan Hollands ingesteld, hetgeen hierop neer komt dat je op één achternamiddag een zeer uiteenlopend oordeel over je zelf kunt opvangen. Een zéér prij zend alsmede een zéér vernietigend Raak onder dergelijke omstandig heden maar eens niet de kluts Ten slotte is er nog een derd factor in het geding, die het bij kans onmogelijk maakt om de eigen persoon juist te beoordelen. De Volkswijkpredikant komnog al eens in aanraking met de zelfk nt des levens. Hij moet traenten o *i allerlei abnormaliteiten ze cgrij- pen en te verstaan wat er in een mensenhart leven kan. Hoe mea hy dat echter doet. hoe meer hi evenwel ook aan zichzelf gaat of- Zelen. Er is in de geregel.'e or.- moeting met de criminaliteit ie byna Bijbels untdekkends. Men leert grandioos af om nog iets vc de mens te verwachten. En dus ook om iets van zichzelf te ver wachten. Men toordt van de hope kansel afgesleurd. Vit elk isole ment waarin men van zichzelf nou goed kan denken ui tgepeld. Eu achteraan gezet. Dus toch: bescheiden? O neen. heel iets anders.' Aan onszell al zondaar ontdekt. Weshalve ik iedereen, die nog hoog tegen zich zelf opziet, adviseer om ook eens in de Volkswijk te gaan mee werken! WIJKPREDIKANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14