Geen
berichf,
LUTHER
r
Hiii'i!
regent
KORT VERHAAL VAN A. v. d. V.-W. -
Al. weken lang hadden zij niets van
hem gehooid en ze zalen erover in
angst, ook al wilden ze het elkaar niet
r de universiteitsstad vertrokken.
Pat wisten ze tenminste van kennissen,
die hem daar gezien hadden. Zelf had
den ze taal noch teken van hem gehad.
Van klein kind af aan was hij de
moeilijkste geweest van de drie kinde
ren.
Zijn oudere zusje had hem altijd ver
wend en dat was vast niet goed voor
hem geweest. Zijn veel oudere broer had
zich niet veel aan hem gelegen laten
liggen, ze scheelden bijna twaalf jaar en
toen Aart naar zee ging. was Paultje
Pa uitje was naar de beste school in
dc buurt gezonden. Eerst hadden ze goe
de berichten over hem gekregen, hij
leerde gemakkelijk en had altijd hoge
cijfers.
Maar toen had hij Willem leren ken
nen. De eerste keer. dat Paultje hem
mee naar huis gebracht had, hadden zij,
zonder precies te weten waarom, al een
tegenzin gevoeld bij het zien van dit
Was het, omdat hij zoveel ruwe woor
den gebruikte? Of omdat hij over Paul-
tjes speelgoed beschikte, alsof het zijn
Op zekere avond kwam het hoofd van
school bij hen op bezoek. Hij kwam
eens over Paultje praten. Wat hadden ze
zich gevleid gevoeld bij die mededeling!
Maar al gauw verkeerde die vreugde in
verslagenheid, toen ze hoorden, dat het
geheel niet was om het gedrag van Paul
tje te prijzen, dat hij gekomen was,
maar integendeel om hun te verzoeken,
Paultje eens goed onder handen te ne
men. Angstig vroegen ze, wat hun jon
gen dan misdaan had.
Het bleek, dat er gedurende de laatste
weken boeken verdwenen waren uit de
kastjes der leerlingen. Er waren hoe
langer hoe meer klachten gekomen en
op zekere morgen had de lerares uit de
vijfde klas Paultje en Willem betrapt,
toen ze met een arm vol boeken naar
(Vervolg van pag. l.j
WITTENBERG en WARTBURG
de Schriten, door mij aangehaald, in
het geweten aan Gods Woord gebon
den ben, zo mag en wil ik niets her
roepen, dewijl tegen het geweten te
handelen heilloos en gevaarlijk is.
Zo helpe mij God. Amen."
Luther kreeg een vrijgeleide voor
een-en-twintig dagen daarna zou
hij een vogelvrij verklaarde zijn
Wat dit in deze tijd betekende be
hoeft zeker geen breed betoog. Enige
ridders wisten hem echter aan het
dreigend gevaar te ontrukken. Zij
overvielen de wagen, waarin Luther
vervoerd werd, zetten hem op een
paard en brachten hem r.aar de
Wartburg.
Als „Ridder George" heeft hij daar
geruime tijd vertoefd. Natuurlijk kon
Luther niet stil zitten. Duitsland werd
door vele twisten verscheurd en met
zijn pen nam hij aan deze strijd deel
Talrijke geschriften zijn toen van
hem verschenen.
Zijn verblijf op de Wartburg is
daarom van zo grote betekens ge
weest. omdat Luther hier het Nieuwe
Testament uit het Grieks in het
Duits heeft vertaald. Zoals steeds
kwam ook onder deze arbeid zo af
en toe de humor boven. „Ik ben er
verheugd over, dat de Heilige Geest
er een bijzondere lust in heeft met
ons Duitsers in onze moedertaal te
spreken." Het Nieuwe Testament, na
gezien door zijn vriend Melanchton,
verscheen in September 1522; het
Oude Testament eerst in 1534.
Door deze Bijbelvertaling heeft
Luther de Reformatie een onschat
bare dienst bewezen. Ook door deze
geweldige arbeid bewees hij een taal
virtuoos te zijn. Geen Duitser han
teerde de taal zo meesterlijk als hij
Hij wordt dan ook beschouwd als de
schepper van het nieuwe Duits.
Dit werk van de grote Her vormei
was voor zijn vaderland van even
grote betekenis als later de Staten
vertaling voor de Nederlanden.
Na de ontvoering van Luther
schreef de bekende kunstenaar Dürer
in zyn dagboek: „O God, is Luther
dood, wie zal ons nu voortaan het
heilig Evangelie zo helder voorstel
len als hij deed? Wat was zijn woord
doorzichtig als hij het Evangelie uit
legde. Hoeveel had hij nog kunnen
schryven in tien of twintig jaren!"
Ja, Luther had nog veel te schrij
ven. En door een bijzondere bestie
ring des Heren kreeg hij daartoe
gelegenheid ©p de Wartburg!
het fietsenhok, achter de school, draaf
den.
Een verhoor was gevolgd, waarbij ge
bleken was, dat ze een deel van het hok
gebruikten als opslagplaats. Ongeveer
de helft van de verdwenen boeken be
vond zich daar nog. De andere helft
hadden ze overgedaan aan een opkoper.
Van het geld hadden ze snoeperijen en
vuurwerk gekocht...
Paultjes moeder was in tranen uitge
barsten. „Waar heeft hij dat nu toch
vandaan? Zoiets heeft hij van ons toch
nooit geleerd?"
Haar man en het schoolhoofd hadden
getracht haar te troosten. Tja, te ver
goelijken was het natuurlijk niet, maar
het kwam wel eens meer voor. dat jon
gens. van die leeftijd iets ondeugends
uithaalden... En bovendien geleek het er
veel op. dat Paultje opgestookt was door
Willem.
's Avonds had eerst vader met Paultje
gepraat. Paultje had plechtig beterschap
beloofd en samen waren ze naar moe
der gegaan. Moeder had met Paultje
gebeden en daarna had hij, met een
heel einstig gezichtje, nogmaals verze
kerd, dat hij nooit meer zoiets doen zou.
Op dat ogenblik had hij het stellig eer
lijk geloofd. Maar helaas, er verstreken
slechts enkele maanden en toen kwamen
er opnieuw klachten over Paul. Deze
keer kwamen ze van het oude moeder
tje uit het snoepwinkeltje, vlak bij
school. Het was al een paar keer ge
beurd, dat ze een reep miste. En nu had
ze Paultje erop betrapt, dat hij snel een
reep weggriste, toen zij dropjes afwoog.
Ze was niet naar de politie gelopen, dat
had ze nu direct weer zo erg gevonden,
maar ze wilde de ouders toch waar
schuwen, dat het niet weer moest voor
komen.
De ouders waren diep bedroefd en
boos tegelijk. Paultje werd flink onder
handen genomen en kreeg straf. Het was
een verdrietige dag. 's Avonds baden
beide ouders lang en dringend tot God,
hun kind toch bij te willen staan en het
de goede weg te wijzen.
L1 EN tijd lang leek het. of Paul zijn
■*-* leven gebeterd had. Niemand kwam
er over hem klagen en de berichten van
school waren uitstekend. De tijd van het
toelatingsexamen kwam en Paul slaag
de met gemak De vreugde keerde te
rug in het gezin.
Ach, was hel maarzo gebleven. Doch
weer duurde het niet lang. of Paul plaat
ste zijn ouders voor problemen, zij het
deze keer van heel andere aard.
Met vijf jongens van zijn klas was
Paul naar catechisatie gestuurd. Eerst
ging hij er graag heen en kwam met
hele verhalen, over wat de dominee al
lemaal verteld had, thuis. Moeder had
altijd belangstellend geluisterd en ze had
hem aangemoedigd.
De andere jongens kwamen soms wel
V.
Hij wjfls en bleef een drift-gebonden boer
Die zingen kon zodat het klooster dreunde
's Avonds sloeg hij verwoed op schonk en schoer,
En niet de duivel, maar h ij brulde en kreunde.
Tussen zijn lachlust en bezetenheid,
Dit fel en onverhoeds vagebonderen,
Js jarenlang hij slingerend geleid,
Totdat hij zweeg voor 't aangezicht des Heren.
Hij voelde door zijn afgebeulde bloed
Gods vrijmacht van genade zuivrend stromen;
Hij, een nieuw schepsel, profeteerde en zong,
En heeft met de oude drift en nieuwen moed,
Den kamp met kerk en keizer opgenomen,
Omdat de Heer hem op de knieën dwong.
Uit: „Kaleidoscoop".
WILLEM DE MéRODE
~v
met Paul mee cn tegen geen van alle
had moeder ook maar enigszins bezwaar
gehad. Het waren aardige, vlotte jon
gens en het deed de ouders plezier, dat
ze in het geheel niet leken op Pauls
vroegere vriendje Willem.
Langzamerhand kwamen de jongens
echter niet meer en Paul werd zwijgza
mer. Op de vragen van zijn ouders gaf
hij ontwijkende antwoorden of hij hield
zich doof.
De waarheid kwam aan het licht, door
dat moeder op een middag, toen ze aan
het winkelen was, één van de vijf ont
moette. Ze liepen samen op en voorzich
tig informeerde moeder eens, waarom
ze nooit meer meekwamen.
Het gezicht van de jongen drukte ver
bazing uit. Even aarzelde hij, niet we
tend. wat te doen. Toen antwoordde hij:
„Paul komt nooit meer op catechisatie.
Hij heeft ons verteld, dat U het beter
tellen en moeder ging. ongerust, terug
naar huis. De boodschappen stelde ze
maar uit tot een volgende keer.
Thuis ging ze regelrecht naar Pauls
kamer. Hij keek verbaasd op en pro
beerde gauw een boek weg te moffelen.
Maar moeder had het al gezien.
„Geef mij dat eens. jongen," zei ze
vriendelijk ,,en laten wij dan eens sa-
Sehoorvoetend reikte Paul haar het
boek over. Moeder schrok bij het zien
van de titel, maar ze liet niets merken.
„Paul", begon ze. „vertel eens, waar
om je niet meer naar catechisatie gaat.
Ik heb iemand gesproken, die me ver
telde, dat jij dacht, dat wij het beter
vonden, als je niet meer ging. Zoiets
heb je ons toch nooit horen zeggen, jon-
C2EQBQ9
Hervormingsdag
\Y1J kun"*" ons niet vaak meer
indenken, hoe fel dc strijd was
in de tijd van de Hervorming, 't Ging
om de rechtvaardiging door het geloof
alleen, sola fide.
Dit sola fide is wel genoemd het
..schibboleth" in de spannende dogen
der Reformatie Deze belijdenis was en
is van fundamentele betekenis. Hel was
zoals Calvijn ergens zegt, maar geen
spitsvondige en onnutte kwestie, nee,
wanneer de kennis van deze belijdenis
weggenomen is, is Christus' heerlijk
heid uitgeblust, de religie afgeschaft,
de kerk verwoest en de hoop op de za
ligheid vernietigd.
„Christus' heerlijkheid uitgeblust",
dat was het, waarom de reformatoren
alles op alles gezel hebben. Zeker, we
weten dat er tussen de Roomsen en ons
grote verschillen bestaan. We hébben
't niet erg op hen, we zijn bang voor
..verroomsing", we rekenen al uit over
hoeveel jaren zij de meerderheid kun
nen hebben en we zijn bang dat dan de.
tijd van de inquisitie terugkomt. We
vinden, dat we meer tegen de Roomse
Kerk moesten optreden, getuigen.
Alles goed en wel, maar 't is de vraag
of onze motieven even zuiver zijn als
bij Luther en Calvijn bijvoorbeeld. O
nee, ook toen zal wel niet alles goud
geweest zijn wat er blonk, maar de
hervormers voelden toch in dit dogma
't hart van het evangelie kloppen
„Christus' heerlijkheid uitgeblust',
dat konden, móchten ze niet toelaten.
Daarom gaven ze, als 't moest, hun le
ven. Als Hij maar verheerlijkt werd.
Als het maar beleden werd: door het
geloof alleen, sola fide. Het geloof dan,
zoals het met de bekende „vakterm"
gezegd wordt: als instrument waarmee
we Christus omhelzen.
Ja. wat technisch en mechanisch ge
zegd misschien, maar toch zuiver van
bedoeling, echt bijbels, vól-evungelisch.
Paul us spreekt van „door het ge
loof". De reformatoren hebben er graag
het woord „alleen" bij gezet. Niet om
Paulus aan te vullen of te verbeteren,
maar om weer te geven hoe z>j het
evangelie hoorden en verstonden.
God geve, dat alle protestantse
Christenen (en ook de Roomse Chris
tenen!) deze belijdenis weer zien als
van fundamentele betekenis. En dan
maar niet deze belijdenis wel geloven,
maar hun geloof werkelijk belijden.
Dat echte geloof, dat de hervorming
bedoelde in haar schibboleth, maakt
de werken mogelijk. Want de goede
werken zijn uit een waar geloof. Zo
zien we 't verband tussen Paulus en
Jacobus, als ze spreken over de goede
werken. Paulus zegt dat voor de recht
vaardiging de werken geen enkele
waarde hebben. Genade alleen! Alleen
door het geloof, zonder de werken.
Jacobus bestrijdt hem niet, maar
heeft het erover, dat het geloof niet al
leen blijft. Als hij zegt dat een mens
uit de werken gerechtvaardigd wordt
en niet alleen uil het geloof, dan
spreekt Jacobus hier natuurlijk in ren
andere zin over „rechtvaardigen" dan
Paulus. De laatste zegt met klem altijd
weer, dat het geloof zich richt op Gods
genade alleen.
Er is geen sprake van enige samen
werking tussen God en ons. Maar als
u zegt dat u dat gelooft, als u zegt dat
u een reformatorisch, bijbels Christen
uiilt zijn, als u het ..sola fide" ernst is,
wel dan moet (en dat bedoelt Jacohtis)
u ook als zo'n rechtvaardigeals 'n
levend christen openbaar worden in uw
„werken" in uui levenswandel.
Op dat cardinale punt moeten we
onszelf maar onderzoeken op Hervor
mingsdag.
Sola fide, ja alléén door het geloof.
Maar het gelooof is niet alleen. Zón
der werken is het dood.
flauw is, in God te geloven. Dat is goed
voor kleine kinderen, net als het gelo
ven in Sinterklaas Nou. en ik ben niet
klein meer, dus geloof ik er ook niet
meer in. En ik wil ook niet meer naar
catechisatie."
Alle pogingen, die moeder deed, Paul
uit te leggen, dat het geloof aan God
iets geheel anders was, waren tever
geefs Ze liet het dus 's avonds aan Va
der over, Paul te overtuigen. Maar niets
baatte. Pauls antwoord was onverander
lijk: „Als jullie dat geloven willen, is
het mij best, maar ik doe het niet."
Zijn oudste zusje kwam juist die
avond terug uit het ziekenhuis, waar ze
als verpleegster werkzaam was. Ondanks
het lange gesprek, dat ze met haar
broer voerde, bleef hij bij zijn besluit.
Wat konden zijn ouders anders doen
dan bidden en hopen, dat hun jongen tot
een beter inzicht zou komen?
DE tijd verstreek, Paul werkte hard
en ging geregeld over. Alles was
goed, behalve dat éne. En dat was nu
juist zo verschrikkelijk. Zodra iemand
over dit onderwerp begon, liep hij de
kamer uit. Werd hem bevolen te blij
ven. dan luisterde hij niet.
Maar zolang hij geen kwaad deed,
bleven de ouders hopen op een omme
keer.
Maar het bleef niet goed gaan. Haps,
het vriendje, dat de oorzaak van al de
ze ellende was, had rijke ouders, die
voor hun zoon steeds een fuifje gaven,
als hij een mooi rapport had behaald.
Paul was uitgenodigd op die fuifjes en,
nadat zijn ouders kennis gemaakt had
den met de ouders van Hans, was hem
verlof gegeven, er ook heen te gaan.
Daar ontmoette Paul meisjes en daar
Hans er altijd een paar naar huis
bracht, begon hij dat ook te doen, zon
der er iets van te zeggen tegen zijn
Dat was het begin van veel narigheid.
Paul begon zijn werk te verwaarlozen
en zijn tijd te besteden aan het uitgaan
Hij zakte voor het eindexamen. Zc
pakten hem thuis strenger aan. Het re
sultaat was, dat hij, na het jaar daarop
geslaagd te zijn, er vandoor ging, naar
men zei met een meisje. Van zijn va
ders spraarrekening was het hem ge
lukt, vierhonderd gulden op te nemen.
Dit was het begin van een reeks es
capades. Soms bleef hij een tijd thuis
en beloofde beterschap. Maar uiteinde
lijk liep hel toch weer mis
Nu was hij dan in de universiteits
stad gesignaleerd. Maar hij was al een
en twintig, had deze keer geen geld mee
genomen en niets anders misdreven;
konden zc hem weer laten oppakken en
naar huis terug laten brengen?
Ze deden het niet. maar wachtten
angstig op een brief. Telkens, als hij ge
schreven had, was het om geld te doen
geweest. Maar er kwam geen bericht
Ze wisten bij voorbaat, dat Paul er
vandoor zou gaan. als ze probeeiden,
hem op te zoeken. En dus deden zij het
niet, informeerden alleen via omwegen
naar hem, baden en wachtten.
Twee en een half jaar hoorden ze
A niets meer van hem. Toen kwam er
„Lieve vader en moeder,
Ik heb jullie sinds lang niet geschre
ven. Maar nu doe ik het, om jullie te
vertellen, dat ik eerst geld heto ver
diend en toen ben gaan studeren. Ik
studeer Theologie en ben al een aar
dig eind op weg met mijn studie.
Maar ik heb nog meer nieuws. Ik
kom, als jullie het goedvinden, dit
weekend bij jullie met Jennie. Zij
heeft in alle moeilijkheden naast me
gestaan en me geholpen, te volhar-
lie en tegenover God. Ik heb getr:
me Ie beteren en hoop. dat jullie me
al het verdriet, dat ik jullie aandeed.
Heel veel goeds voor jullie beiden,
Jennie,
Uw zoon Paul.
in de ogen zagen de
Met
ouders elkaar
„Natuurlijk ontvangen wc hen beiden
dolgraag", fluisterde moeder.
Vader knikte toestemmend en sprak
toen hun beider gedachten uit: „Laten
we God danken voor Zijn oneindige
goedheid." En aldus deden zij.
4 onze jeuqó-p&qin& f
1_|ET had de hele nacht geregend en
*^nog steeds was het niet droog! De hele
morgen striemde de regen neer, zonder
medelijden met de mensen die langs de
straat gingen. De mensen zagen er vies
en onooglijk uit en allemaal klaagden
ze over het weer.
De bakker mopperde en de melkboer
bromde en de visboer z'n oliejas glom
van het nat en allemaal hoopten ze, dat
het maar spoedig droog zou worden. De
kleine kinderen konden niet buiten spe
len. Moeder had het gordijn voor de ra
men weggeschoven, om hen naar bui
ten te laten kijken.
Achter vele ramen keek nu een guitig
kindersnoetje, dat soms het mondje te
gen het koude glas drukte en het uit
gierde van pret, om wat ze op straat
■zagen gebeuren.
De stralen spiegelden van het nat, er
lagen grote plassen, die net kleine meer
tjes leken. Als er een auto aankwam en
er hard doorheen reed, vlogen de mod
derspatten hoog op!
Ja, het was een bar natte dag en de
zon liet zich geen fninuutje zien. De
kleine kinderen zouden wel de hele dag
in huis moeten blijven. Maar 3e groten?
Toen de school uitging begon de pret.
Het was een aardig gezicht, de kinderen
1e zien lopen, p.et hun capes aan en wa
terdichte kaplaarzen.
Zij vonden die regen helemaal niet erg.
Ze plasten en stapten in de goten, of het
hen helemaal niet schelen kon.
En ze leken, met hun kappen over hun
hoofden, net kaboutertjes!
Drie kleine meisjes liepen vrolijk naast
Mientje, Dientje en Rien-
WITJE de tortelduif
IN een klein huisje, net buiten de
grote stad, woonde een timmer
man met zijn vrouw en zijn zoontje
Jan. Zij hadden het niet rijk, want de
timmerman verdiende niet veel.
En daarom wisten de ouders van
Jan ook niet, wat ze hem volgende
week op zijn negende verjaardag
moesten geven.
Zelf zou hij graag een kooi met een
tortelduif willen hebben, of een her
dershond. Zijn ouders besloten hem
het eerste te geven, want een hond
zou le duur zijn.
De Vader maakte zelf de kooi en
ging toen naar de markt om een
duifje te kopen.
Wat was Jan blij, toen hij op zijn
verjaardag een prachtige gebeitste
kooi met een mooi klein wit duifje zag
Staan. Hij noemde het diertje Witje.
De kooi kwam op de gang te hangen.
Elke maand gaf Jan zijn beetje zak
geld om wat tortelduivenvoer voor de
vogel te kopen. Want torteltjes eten
alleen maar dit zaad.
Elke dag mocht de duif even door
de gang vliegen en ze deed dit graag.
Maar Witje verlangde naar buiten.
Als ze andere vogels buiten zag vlie
gen. dacht ze: was ik ook daar maar.
En op een zonnige morgen, toen haar
kooitje was open gezet, en Jan de tuin
in was gegaan, en vergeten had de
deur te sluiten, nam Witje haar kans
Zij vloog de deur uit en het jubelde
in haar: ik ben vrij, ik ben vrij! Zij
vloog maar verder en verder, en de
zon liefkoosde haar vleugels.
Maar het duifje, dat niet gewend
was ver te vliegen, werd weldra vrij
moe. Zij kwam bij de grote stad en
ging toen even wat uitrusten op een
schoorsteen.
En zo zat ze daar wel uren lang te
kijken naar al het vreemde wat ze
zag en vond het heerlijk zo hoog boven
de stad uit te kunnen zien.
Maar op het laatst kreeg ze honger
en er was niemand die haar kon voe
ren. En het werd koud ook.
Toen kreeg het duifje spijt dat het
van zijn huis weggegaan was; zij
dacht verlangend aan de mooie war
me kooi en haar beste baasje, dat nou
om haar zou treuren.
Zij zat daar de hele rfaeht te verkleu
men van de kou. Want in het donker
kon ze niet vliegen. Als het weer och
tend was, zou ze proberen om haar
huisje weer te vinden.
's Ochtends vloog ze van de schoor
steen at en wat in het rond, maar haar
huisje kon zij nergens bespeuren.
Toen kwam zij bij de markt en zag
daar vele tentjes staan. In één ver
kochten ze duivenvoer. Nou voelde ze
haar honger nog meer.
Eerst wou Witje naar het tentje
gaan. om wat weg te pikken. Maar zij
durfde niet.
Toen kwam zij bij een tentje, waar
2e verschillende soorten duiven ver
kochten. Zij schrok toen ze zng hoe ?1
die duiven bij elkaar in een klein hok
zaten. Toen zag ze pas, hoe goed ze
het bij Jan had gehad.
Zij w: i net weer moedeloos verder
vliegen, toen ze haar ogen niet kon ge
loven. Daar liep haar baasje over de
zrarkt! Zij vloog luid koekeroerend op
zijn schouder.
Wat was Jan blij. hij herkende Wit
je natuurlijk dadelijk.
Jan had net een nieuwe duif willen
kopen, maar nu was hij veel gelukki
ger, want nu had hij zijn eigen duif te
rug.
En het avontuurlijke Witje had haar
les gehad. Zij waardeerde nu haar huis
waar zij zo goed verzorgd werd.
BEN VERBOOM.
elHetr'<
tje.
Ze hadden niets geen haast en ze lie
ten zich lekker natregenen.
Dientje kwam met een plannetje: „La
ten we gaan zingen," zei ze.
„Ja." riep Rientje, „maar wat?"
„Natuurlijk een regenversje," zei Mien
tje.
Het regent, het regent.
De straatjes worden nat.
Toen kwamen er drie boerinnetjes,
Die vielen op heur kinnetjes.
Het regent, het regent.
De straatjes worden nat!
lachjes van de meisjes.
't Ging een poosje goed, maar o wee!
Een van de boerinnetjes gleed uit en
viel. Natuurlijk net in een grote plas.
Het was Mientje. Ze stond haastig op,
het i
ch vond ze
alle kanten. De andere
meisjes riepen: „Och en Ach." maar
wat hielp dat?
Moeder zou het thuis wel schoonma
ken, nu moesten ze weer vrolijk verder.
Dat deden ze toen ook. Ze zongen van
„Het regent, het regent" en hadden weer
reuze pret, wanneer ze de beweging
maakten, als ze „vielen".
En de jongens dachten ook alleen
maar aan de prettige dingen van een
regendag.
Wat een warwinkel hè? Nu gaat
het er om, dat jullie de voorwerpen,
die bij elkaar horen, opzoekt en
netjes naast elkaar zet. Waar denk
je, dat de vlinder bij hoort? Natuur
lijk bijjuist, het net. En zo
ga je maar door.
Ze gingen scheepje
i de pias-
Kees werkte bij z'n moeder in de
schuur net zo lang, tot hij ook een vaar
tuig had. Hij maakte een pracht bootje
van een oude klomp. Hij zorgde voor een
flinke mast, met een zeil eraan. Hij
sneed voorzichtig een klein roertje en
toen was de boot klaar!
Met glinsterende ogen ging hij naar
buiten. Daar wachtten z'n vriendjes. Hij
liet hun z'n schip zien, wat was het
Nu maar varen in de plassen.
Ze juichten verrukt, toen ze zagen hoe
fijn de boot liep.
En ze speelden hun spel, van vracht
en passagiersvaart.
Een nare dag?
Geen sprake van, want iedere dog heeft
z'n eigen pretjes.
Het regent, het regent!
C. M. v. d. B -A.
Het regent
Het regent en de wind waait buiten,
de straatgoot kabbelt als een beek.
De bomen staan met natie snuiten,
verkouden en geheel van streek.
Wij mogen op de zolder spelen
en rommelen naar hartelust.
Denk heus niet dot we ons vervelen,
we nemen geen minuutje rust.
We bouwen van een tafellaken,
een wasrek en een oud gordijn,
een fijne tent en daarin maken
we dan een feest, dat er mag zijn.
We spelen dat we echt kamperen
en zetten thee op Jet's fornuis.
Als grote dames en als heren,
voelen we ons hier heerlijk thuis.
En als een leger bange muizen
trippelt de regen over 'l dak.
Wij luistren knusjes naar het suizen
van 't water in de afvoerbak.
AB VISSER.
onze BRievenBUS
Af'n beste nichten en neven,
„De Kikker hoort
in 't water, het Lam
hoort in de wei, een
Aap zit aan de ket
ting, het Paard, dat
loopt er vrij, de Rat
zoekt iets te knagen,
de Ooievaar zoekt
in de sloot, de Oli
fant laat zich niet
plagen, een Spin
maakt mugjes dood."
Dit aardige versje
stuurde ons neefje
Kees van der Velden
in. Als jullie het
goed lezen, weet je
gelijk dat de oplos
sing van de puzzle:
„Klaproos" is. Niets moeilijk hè?
Joke Hoogerwerf heeft deze week
zonder twijfel de hoofdprijs verdiend,
want haar inzending spande de kroon.
De troostprijzen gaan naar Jan van
Vugt, Roel ie Ambachtsheer en Edward
van Kampen. En dan wil ik jullie
nog vertellen een kaart te hebben
gekregen van Kees Hollestelle, jullie
weten wel, dat is het neefje, dat een
paar weken m een Kinderkolonie is
geweest. Welkom thuis, Kees. Bram
Sebel stuurde ook een mooie prent
briefkaart. zo maar voor de gezellig
heid. Leuk, Bram.
Dan heb ik deze week weer veel ver
rassingen gekregen. Ik vind het heel
erg prettig zo door jullie verwend te
worden met tekeningen, versjes, opstel
len cn plaatjes. Nu deden Hans Verhoe
ven, Colia Qulst, Trix Boekhout. Teun
Bouwmeester, Greetje Keesmaat, Joan de
Groot, Dicky Ippel. Susan van der Horst,
Ansje en Willie Boing, Leen Smit en
Ingeborg van der Ree, wat aardigs in
de enveloppe. Dank je wel allemaal. Te
gen Trix wil ik nog even zeggen, dat
haar vriendinnetje best naar mij mag
schrijven. O ja en dan heb ik hier nog
een mooie tekening van een dorpje.
Jammer, dat er geen naam bij stond,
want nu weet ik niet wie deze tekening
heeft gemaakt. „Waar is oom Karei
toch?", vraagt Joke de Kooter. Oom Ka-
rel heef', het zo druk met ander werk,
dat hij jammer genoeg niet meer in
„De Brievenbus kan schrijven. Je zult
het dus alleen met mij moeten doen,
Joke. maar dat vind jij toch niet erg,
wel? Willie Eikelenboom heeft een klein
zusje dat erg lief is. Ik vind het altijd
zo leuk, als die kleintjes beginnen te
praten, jij ook? Aric Schakel is deze
week ook weer present. Had je zo wei
nig nieuws te vertellen, Arie? Nee maar,
wat een mooie foto heb ik hier. Daar
staan de zusjes Lia, Maartje, Jannie en
Marrie Hakkesteegt op. Ik zal het kiek
je goed bewaren hoor. Heb jij een paar
keer niet in de brievenbus gestaan. Alie
Boevé? Arme jij, maar ja, ik krijg ook
zoveel brieven, dat ik deze niet altijd
kan beantwoorden. Vergeten doe ik je
echter niet zo je ziet. Dus van Ike zal
ik geen post meer ontvangen. Jan Bak
ker. Maar ik denk toch wel, dat zij
mij dat zelf wel even zal schrijven. Jouw
zusje is maar flink verwend op haar
verjaardag. Anneke van der Lelie. Was
zij blij met het kleurboek? Het spijt me
bijzonder, Leny Monster, maar ik heb
geen enkel Zuid-Afrikaans adres meer.
Misschien kun je langs een andere weg
aan een correspondentievriendin komen.
Fijn, dat je weer helemaal beter bent.
Toosje Heyblom. Maar flink eten hoor.
Jannie van 't Zelfde gaat op de huis
houdschool. Wat zal jij dan goed leren
koken. zeg. Het adres van Jack den
Breejen. waar Tonnie Overvllet om
vraagt is: a 216 Hardinxveld. Wat zal
jij er netjes uitzien in je nieuwe trui
en plooirok. Greetje Grotendorst. Ik ging
vroeger altijd heel netjes zitten, anders
gingen de plooien er uit. De uitslag,
waar jij over schrijft, Neeltjc Vermeer,
wordt in November bekend gemaakt.
Lees dus maar goed de krant. Corie
de Bok gaat ook al op de huishoud
school. Je houdt toch wel een klein
beetje tijd over om naar mij te schrij
ven? Wat zal dat een gezellig feest ge
weest zijn op jullie school. Tienie
Steenks. Heb jij dat liedje ook gezon
gen? Ik hoop, dat vader al weer beter is,
Diewert Dekker. Die eikenbladeren zijn
inderdaad heel mooi. Dus jij was mij
vergeten. Rla Lagerwaard. Fijn, dat je
nu weer present was. Ook Jannie van
der Ende had een versje over de klap
roos gemaakt en zij versierde haar brief
met kleine tekeningen. Aardig gedaan,
meiskc. Zielig hè, van dat hondje Pie-
ler Jan Dekker, het is altijd zo'n naar
gezicht als een hondje wordt overreden.
Jannie van Wijngaarden is een bolero
aan het maken. Waar draag je die op.
Jannie? Terwijl Adri Oosthoek aan het
schrijven was. kreeg zij per ongeluk
een stoot van haar broertje. Nou, ik
kon de brief best lezen hoor, troost je
maar. Ik ben blij, dat je deze puzzle
zo aardig vond. Kees Trommel. Ik ge
loof. dat die van vandaag niet zo moei
lijk is. Jouw verhaaltje Gerrie Trapman,
heb ik met genoegen gelezen. Wat een
dom Pluimpje hè? Het is zeker een hele
poos geleden, dat jij hebt geschreven.
Jaap Tanja. Ga je nu in het vervolg
elke week meedoen? Ik wens jullie een
gezellige dag toe, Lientje, Nelly en
Mieke Blever op de le November. Nog
vele jaren, Nelly! Hè, ik zou ook best
herfstvacantie -willen hebben, Jan Plet
van den Berg. Een paar goede dagen,
jong. Hennie en Maggie Visscher schrij
ven ook al over de herfstvacantie. Ik
hoop, dat het goed weer zal zijn, zeg.
Adrie van der Pol schreef voor de ver
andering haar brief met kleurpotlood.
Wel een fleurig gezicht, dat rood. Ik
heb ook wel eens klaprozen geplukt,
Truusje llusselman. Je kunt er met mar
grieten. irissen en wat strohalmen zo'n
fleurig bouquet van maken. Jullie wa
ren zeker wel blij toen Greta uit het
ziekenhuis kwam. Nellie Stok. Wees
maar lief voor het zusje. Wat had jij
je oplossing aardig verzorgd. Cobi Smit.
Vooral die ooievaar vond ik bijzonder
mooi getekend. Groetjes aan Ria. Ellie
Kraan tekende een hangmat. Heb jij
daar wel eens in gelegen? Die verras
sing. Ineke Post komt door het feest,
dat wij op de krant hebben gevierd.
Vond je het aardig? Geertje van der
Dool is naar de Diergaarde geweest.
Dan heb jij vast niet veel moeite ge
had met het oplossen van de puzzle.
Natuurlijk weet ik wie jij bent, Adri
Scheele, ik vergeet mijn neven niet
gauw. Jij had het anders keurig voor
elkaar hoor. Schrijf je me nog eens?
De vader van Meta Starre maakt wel
eens schilderijen, schrijft zij. Dat vind
ik knap hoor. Groetjes aan de andere
drie Starretjes Meta. Zoals je al wel
gelezen zult hebben, Wim Hollestelle,
heeft Kees mij een kaart gestuurd. Fijn,
dat hij weer thuis komt, hè? Ha. hier
de vriendinnen Eke de Boer en Mary
van Eerten met kleine George er bij.
Prachtig, dat je zoveel hebt opgehaald,
Eke. En win jij nogal met knikkeren,
Lenie Visser? Ik vond altijd het nemen
van „verre" zo moeilijk, maar je weet
wel: „Wie waagt, die wint." Hier weer
zo'n aardige oplossing en die komt van
Nellie Frceke. 't Zag er keurig uit. meis-
ke. Staat het dressoir, dat jij tekende,
Kees van Vlerten, bij jullie in de ka
mer? Het schemerlampje is mooi zeg.
Zo en nu gaan wij heel gauw sloppen.
Deze week hebben zich als nieuweling
gepresenteerd Nellie Hogewoning, C. A.
Noorland, Jaap en Dik Zwaan, Ali ter
Haar. Ruth Pos, Wim Geerts, Mieke
Slagmolen, Loesje de Koning, Nelly de
Wit. Geertje Stelwagen. Marianne de
Stoffels, Rietje van Es. Bertien de Moor,
<je mag best een schuilnaam kiezen,
Bertien), Yvonne Tanja, Reina ter Hoe
ve. Bennie Krebs, Janneke Middelkoop,
Flip Monster, Janny de Hoog. Ada Hoo-
gendoorn, Wina van Oeveren. Gerda Ko-
revaar, Dini van Beveren. Michiel Beil.
en Jan Schalk. Ik wens jullie allemaal
een goede Zondag toe, dag.