Geen berichf, LUTHER r Hiii'i! regent KORT VERHAAL VAN A. v. d. V.-W. - Al. weken lang hadden zij niets van hem gehooid en ze zalen erover in angst, ook al wilden ze het elkaar niet r de universiteitsstad vertrokken. Pat wisten ze tenminste van kennissen, die hem daar gezien hadden. Zelf had den ze taal noch teken van hem gehad. Van klein kind af aan was hij de moeilijkste geweest van de drie kinde ren. Zijn oudere zusje had hem altijd ver wend en dat was vast niet goed voor hem geweest. Zijn veel oudere broer had zich niet veel aan hem gelegen laten liggen, ze scheelden bijna twaalf jaar en toen Aart naar zee ging. was Paultje Pa uitje was naar de beste school in dc buurt gezonden. Eerst hadden ze goe de berichten over hem gekregen, hij leerde gemakkelijk en had altijd hoge cijfers. Maar toen had hij Willem leren ken nen. De eerste keer. dat Paultje hem mee naar huis gebracht had, hadden zij, zonder precies te weten waarom, al een tegenzin gevoeld bij het zien van dit Was het, omdat hij zoveel ruwe woor den gebruikte? Of omdat hij over Paul- tjes speelgoed beschikte, alsof het zijn Op zekere avond kwam het hoofd van school bij hen op bezoek. Hij kwam eens over Paultje praten. Wat hadden ze zich gevleid gevoeld bij die mededeling! Maar al gauw verkeerde die vreugde in verslagenheid, toen ze hoorden, dat het geheel niet was om het gedrag van Paul tje te prijzen, dat hij gekomen was, maar integendeel om hun te verzoeken, Paultje eens goed onder handen te ne men. Angstig vroegen ze, wat hun jon gen dan misdaan had. Het bleek, dat er gedurende de laatste weken boeken verdwenen waren uit de kastjes der leerlingen. Er waren hoe langer hoe meer klachten gekomen en op zekere morgen had de lerares uit de vijfde klas Paultje en Willem betrapt, toen ze met een arm vol boeken naar (Vervolg van pag. l.j WITTENBERG en WARTBURG de Schriten, door mij aangehaald, in het geweten aan Gods Woord gebon den ben, zo mag en wil ik niets her roepen, dewijl tegen het geweten te handelen heilloos en gevaarlijk is. Zo helpe mij God. Amen." Luther kreeg een vrijgeleide voor een-en-twintig dagen daarna zou hij een vogelvrij verklaarde zijn Wat dit in deze tijd betekende be hoeft zeker geen breed betoog. Enige ridders wisten hem echter aan het dreigend gevaar te ontrukken. Zij overvielen de wagen, waarin Luther vervoerd werd, zetten hem op een paard en brachten hem r.aar de Wartburg. Als „Ridder George" heeft hij daar geruime tijd vertoefd. Natuurlijk kon Luther niet stil zitten. Duitsland werd door vele twisten verscheurd en met zijn pen nam hij aan deze strijd deel Talrijke geschriften zijn toen van hem verschenen. Zijn verblijf op de Wartburg is daarom van zo grote betekens ge weest. omdat Luther hier het Nieuwe Testament uit het Grieks in het Duits heeft vertaald. Zoals steeds kwam ook onder deze arbeid zo af en toe de humor boven. „Ik ben er verheugd over, dat de Heilige Geest er een bijzondere lust in heeft met ons Duitsers in onze moedertaal te spreken." Het Nieuwe Testament, na gezien door zijn vriend Melanchton, verscheen in September 1522; het Oude Testament eerst in 1534. Door deze Bijbelvertaling heeft Luther de Reformatie een onschat bare dienst bewezen. Ook door deze geweldige arbeid bewees hij een taal virtuoos te zijn. Geen Duitser han teerde de taal zo meesterlijk als hij Hij wordt dan ook beschouwd als de schepper van het nieuwe Duits. Dit werk van de grote Her vormei was voor zijn vaderland van even grote betekenis als later de Staten vertaling voor de Nederlanden. Na de ontvoering van Luther schreef de bekende kunstenaar Dürer in zyn dagboek: „O God, is Luther dood, wie zal ons nu voortaan het heilig Evangelie zo helder voorstel len als hij deed? Wat was zijn woord doorzichtig als hij het Evangelie uit legde. Hoeveel had hij nog kunnen schryven in tien of twintig jaren!" Ja, Luther had nog veel te schrij ven. En door een bijzondere bestie ring des Heren kreeg hij daartoe gelegenheid ©p de Wartburg! het fietsenhok, achter de school, draaf den. Een verhoor was gevolgd, waarbij ge bleken was, dat ze een deel van het hok gebruikten als opslagplaats. Ongeveer de helft van de verdwenen boeken be vond zich daar nog. De andere helft hadden ze overgedaan aan een opkoper. Van het geld hadden ze snoeperijen en vuurwerk gekocht... Paultjes moeder was in tranen uitge barsten. „Waar heeft hij dat nu toch vandaan? Zoiets heeft hij van ons toch nooit geleerd?" Haar man en het schoolhoofd hadden getracht haar te troosten. Tja, te ver goelijken was het natuurlijk niet, maar het kwam wel eens meer voor. dat jon gens. van die leeftijd iets ondeugends uithaalden... En bovendien geleek het er veel op. dat Paultje opgestookt was door Willem. 's Avonds had eerst vader met Paultje gepraat. Paultje had plechtig beterschap beloofd en samen waren ze naar moe der gegaan. Moeder had met Paultje gebeden en daarna had hij, met een heel einstig gezichtje, nogmaals verze kerd, dat hij nooit meer zoiets doen zou. Op dat ogenblik had hij het stellig eer lijk geloofd. Maar helaas, er verstreken slechts enkele maanden en toen kwamen er opnieuw klachten over Paul. Deze keer kwamen ze van het oude moeder tje uit het snoepwinkeltje, vlak bij school. Het was al een paar keer ge beurd, dat ze een reep miste. En nu had ze Paultje erop betrapt, dat hij snel een reep weggriste, toen zij dropjes afwoog. Ze was niet naar de politie gelopen, dat had ze nu direct weer zo erg gevonden, maar ze wilde de ouders toch waar schuwen, dat het niet weer moest voor komen. De ouders waren diep bedroefd en boos tegelijk. Paultje werd flink onder handen genomen en kreeg straf. Het was een verdrietige dag. 's Avonds baden beide ouders lang en dringend tot God, hun kind toch bij te willen staan en het de goede weg te wijzen. L1 EN tijd lang leek het. of Paul zijn ■*-* leven gebeterd had. Niemand kwam er over hem klagen en de berichten van school waren uitstekend. De tijd van het toelatingsexamen kwam en Paul slaag de met gemak De vreugde keerde te rug in het gezin. Ach, was hel maarzo gebleven. Doch weer duurde het niet lang. of Paul plaat ste zijn ouders voor problemen, zij het deze keer van heel andere aard. Met vijf jongens van zijn klas was Paul naar catechisatie gestuurd. Eerst ging hij er graag heen en kwam met hele verhalen, over wat de dominee al lemaal verteld had, thuis. Moeder had altijd belangstellend geluisterd en ze had hem aangemoedigd. De andere jongens kwamen soms wel V. Hij wjfls en bleef een drift-gebonden boer Die zingen kon zodat het klooster dreunde 's Avonds sloeg hij verwoed op schonk en schoer, En niet de duivel, maar h ij brulde en kreunde. Tussen zijn lachlust en bezetenheid, Dit fel en onverhoeds vagebonderen, Js jarenlang hij slingerend geleid, Totdat hij zweeg voor 't aangezicht des Heren. Hij voelde door zijn afgebeulde bloed Gods vrijmacht van genade zuivrend stromen; Hij, een nieuw schepsel, profeteerde en zong, En heeft met de oude drift en nieuwen moed, Den kamp met kerk en keizer opgenomen, Omdat de Heer hem op de knieën dwong. Uit: „Kaleidoscoop". WILLEM DE MéRODE ~v met Paul mee cn tegen geen van alle had moeder ook maar enigszins bezwaar gehad. Het waren aardige, vlotte jon gens en het deed de ouders plezier, dat ze in het geheel niet leken op Pauls vroegere vriendje Willem. Langzamerhand kwamen de jongens echter niet meer en Paul werd zwijgza mer. Op de vragen van zijn ouders gaf hij ontwijkende antwoorden of hij hield zich doof. De waarheid kwam aan het licht, door dat moeder op een middag, toen ze aan het winkelen was, één van de vijf ont moette. Ze liepen samen op en voorzich tig informeerde moeder eens, waarom ze nooit meer meekwamen. Het gezicht van de jongen drukte ver bazing uit. Even aarzelde hij, niet we tend. wat te doen. Toen antwoordde hij: „Paul komt nooit meer op catechisatie. Hij heeft ons verteld, dat U het beter tellen en moeder ging. ongerust, terug naar huis. De boodschappen stelde ze maar uit tot een volgende keer. Thuis ging ze regelrecht naar Pauls kamer. Hij keek verbaasd op en pro beerde gauw een boek weg te moffelen. Maar moeder had het al gezien. „Geef mij dat eens. jongen," zei ze vriendelijk ,,en laten wij dan eens sa- Sehoorvoetend reikte Paul haar het boek over. Moeder schrok bij het zien van de titel, maar ze liet niets merken. „Paul", begon ze. „vertel eens, waar om je niet meer naar catechisatie gaat. Ik heb iemand gesproken, die me ver telde, dat jij dacht, dat wij het beter vonden, als je niet meer ging. Zoiets heb je ons toch nooit horen zeggen, jon- C2EQBQ9 Hervormingsdag \Y1J kun"*" ons niet vaak meer indenken, hoe fel dc strijd was in de tijd van de Hervorming, 't Ging om de rechtvaardiging door het geloof alleen, sola fide. Dit sola fide is wel genoemd het ..schibboleth" in de spannende dogen der Reformatie Deze belijdenis was en is van fundamentele betekenis. Hel was zoals Calvijn ergens zegt, maar geen spitsvondige en onnutte kwestie, nee, wanneer de kennis van deze belijdenis weggenomen is, is Christus' heerlijk heid uitgeblust, de religie afgeschaft, de kerk verwoest en de hoop op de za ligheid vernietigd. „Christus' heerlijkheid uitgeblust", dat was het, waarom de reformatoren alles op alles gezel hebben. Zeker, we weten dat er tussen de Roomsen en ons grote verschillen bestaan. We hébben 't niet erg op hen, we zijn bang voor ..verroomsing", we rekenen al uit over hoeveel jaren zij de meerderheid kun nen hebben en we zijn bang dat dan de. tijd van de inquisitie terugkomt. We vinden, dat we meer tegen de Roomse Kerk moesten optreden, getuigen. Alles goed en wel, maar 't is de vraag of onze motieven even zuiver zijn als bij Luther en Calvijn bijvoorbeeld. O nee, ook toen zal wel niet alles goud geweest zijn wat er blonk, maar de hervormers voelden toch in dit dogma 't hart van het evangelie kloppen „Christus' heerlijkheid uitgeblust', dat konden, móchten ze niet toelaten. Daarom gaven ze, als 't moest, hun le ven. Als Hij maar verheerlijkt werd. Als het maar beleden werd: door het geloof alleen, sola fide. Het geloof dan, zoals het met de bekende „vakterm" gezegd wordt: als instrument waarmee we Christus omhelzen. Ja. wat technisch en mechanisch ge zegd misschien, maar toch zuiver van bedoeling, echt bijbels, vól-evungelisch. Paul us spreekt van „door het ge loof". De reformatoren hebben er graag het woord „alleen" bij gezet. Niet om Paulus aan te vullen of te verbeteren, maar om weer te geven hoe z>j het evangelie hoorden en verstonden. God geve, dat alle protestantse Christenen (en ook de Roomse Chris tenen!) deze belijdenis weer zien als van fundamentele betekenis. En dan maar niet deze belijdenis wel geloven, maar hun geloof werkelijk belijden. Dat echte geloof, dat de hervorming bedoelde in haar schibboleth, maakt de werken mogelijk. Want de goede werken zijn uit een waar geloof. Zo zien we 't verband tussen Paulus en Jacobus, als ze spreken over de goede werken. Paulus zegt dat voor de recht vaardiging de werken geen enkele waarde hebben. Genade alleen! Alleen door het geloof, zonder de werken. Jacobus bestrijdt hem niet, maar heeft het erover, dat het geloof niet al leen blijft. Als hij zegt dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uil het geloof, dan spreekt Jacobus hier natuurlijk in ren andere zin over „rechtvaardigen" dan Paulus. De laatste zegt met klem altijd weer, dat het geloof zich richt op Gods genade alleen. Er is geen sprake van enige samen werking tussen God en ons. Maar als u zegt dat u dat gelooft, als u zegt dat u een reformatorisch, bijbels Christen uiilt zijn, als u het ..sola fide" ernst is, wel dan moet (en dat bedoelt Jacohtis) u ook als zo'n rechtvaardigeals 'n levend christen openbaar worden in uw „werken" in uui levenswandel. Op dat cardinale punt moeten we onszelf maar onderzoeken op Hervor mingsdag. Sola fide, ja alléén door het geloof. Maar het gelooof is niet alleen. Zón der werken is het dood. flauw is, in God te geloven. Dat is goed voor kleine kinderen, net als het gelo ven in Sinterklaas Nou. en ik ben niet klein meer, dus geloof ik er ook niet meer in. En ik wil ook niet meer naar catechisatie." Alle pogingen, die moeder deed, Paul uit te leggen, dat het geloof aan God iets geheel anders was, waren tever geefs Ze liet het dus 's avonds aan Va der over, Paul te overtuigen. Maar niets baatte. Pauls antwoord was onverander lijk: „Als jullie dat geloven willen, is het mij best, maar ik doe het niet." Zijn oudste zusje kwam juist die avond terug uit het ziekenhuis, waar ze als verpleegster werkzaam was. Ondanks het lange gesprek, dat ze met haar broer voerde, bleef hij bij zijn besluit. Wat konden zijn ouders anders doen dan bidden en hopen, dat hun jongen tot een beter inzicht zou komen? DE tijd verstreek, Paul werkte hard en ging geregeld over. Alles was goed, behalve dat éne. En dat was nu juist zo verschrikkelijk. Zodra iemand over dit onderwerp begon, liep hij de kamer uit. Werd hem bevolen te blij ven. dan luisterde hij niet. Maar zolang hij geen kwaad deed, bleven de ouders hopen op een omme keer. Maar het bleef niet goed gaan. Haps, het vriendje, dat de oorzaak van al de ze ellende was, had rijke ouders, die voor hun zoon steeds een fuifje gaven, als hij een mooi rapport had behaald. Paul was uitgenodigd op die fuifjes en, nadat zijn ouders kennis gemaakt had den met de ouders van Hans, was hem verlof gegeven, er ook heen te gaan. Daar ontmoette Paul meisjes en daar Hans er altijd een paar naar huis bracht, begon hij dat ook te doen, zon der er iets van te zeggen tegen zijn Dat was het begin van veel narigheid. Paul begon zijn werk te verwaarlozen en zijn tijd te besteden aan het uitgaan Hij zakte voor het eindexamen. Zc pakten hem thuis strenger aan. Het re sultaat was, dat hij, na het jaar daarop geslaagd te zijn, er vandoor ging, naar men zei met een meisje. Van zijn va ders spraarrekening was het hem ge lukt, vierhonderd gulden op te nemen. Dit was het begin van een reeks es capades. Soms bleef hij een tijd thuis en beloofde beterschap. Maar uiteinde lijk liep hel toch weer mis Nu was hij dan in de universiteits stad gesignaleerd. Maar hij was al een en twintig, had deze keer geen geld mee genomen en niets anders misdreven; konden zc hem weer laten oppakken en naar huis terug laten brengen? Ze deden het niet. maar wachtten angstig op een brief. Telkens, als hij ge schreven had, was het om geld te doen geweest. Maar er kwam geen bericht Ze wisten bij voorbaat, dat Paul er vandoor zou gaan. als ze probeeiden, hem op te zoeken. En dus deden zij het niet, informeerden alleen via omwegen naar hem, baden en wachtten. Twee en een half jaar hoorden ze A niets meer van hem. Toen kwam er „Lieve vader en moeder, Ik heb jullie sinds lang niet geschre ven. Maar nu doe ik het, om jullie te vertellen, dat ik eerst geld heto ver diend en toen ben gaan studeren. Ik studeer Theologie en ben al een aar dig eind op weg met mijn studie. Maar ik heb nog meer nieuws. Ik kom, als jullie het goedvinden, dit weekend bij jullie met Jennie. Zij heeft in alle moeilijkheden naast me gestaan en me geholpen, te volhar- lie en tegenover God. Ik heb getr: me Ie beteren en hoop. dat jullie me al het verdriet, dat ik jullie aandeed. Heel veel goeds voor jullie beiden, Jennie, Uw zoon Paul. in de ogen zagen de Met ouders elkaar „Natuurlijk ontvangen wc hen beiden dolgraag", fluisterde moeder. Vader knikte toestemmend en sprak toen hun beider gedachten uit: „Laten we God danken voor Zijn oneindige goedheid." En aldus deden zij. 4 onze jeuqó-p&qin& f 1_|ET had de hele nacht geregend en *^nog steeds was het niet droog! De hele morgen striemde de regen neer, zonder medelijden met de mensen die langs de straat gingen. De mensen zagen er vies en onooglijk uit en allemaal klaagden ze over het weer. De bakker mopperde en de melkboer bromde en de visboer z'n oliejas glom van het nat en allemaal hoopten ze, dat het maar spoedig droog zou worden. De kleine kinderen konden niet buiten spe len. Moeder had het gordijn voor de ra men weggeschoven, om hen naar bui ten te laten kijken. Achter vele ramen keek nu een guitig kindersnoetje, dat soms het mondje te gen het koude glas drukte en het uit gierde van pret, om wat ze op straat ■zagen gebeuren. De stralen spiegelden van het nat, er lagen grote plassen, die net kleine meer tjes leken. Als er een auto aankwam en er hard doorheen reed, vlogen de mod derspatten hoog op! Ja, het was een bar natte dag en de zon liet zich geen fninuutje zien. De kleine kinderen zouden wel de hele dag in huis moeten blijven. Maar 3e groten? Toen de school uitging begon de pret. Het was een aardig gezicht, de kinderen 1e zien lopen, p.et hun capes aan en wa terdichte kaplaarzen. Zij vonden die regen helemaal niet erg. Ze plasten en stapten in de goten, of het hen helemaal niet schelen kon. En ze leken, met hun kappen over hun hoofden, net kaboutertjes! Drie kleine meisjes liepen vrolijk naast Mientje, Dientje en Rien- WITJE de tortelduif IN een klein huisje, net buiten de grote stad, woonde een timmer man met zijn vrouw en zijn zoontje Jan. Zij hadden het niet rijk, want de timmerman verdiende niet veel. En daarom wisten de ouders van Jan ook niet, wat ze hem volgende week op zijn negende verjaardag moesten geven. Zelf zou hij graag een kooi met een tortelduif willen hebben, of een her dershond. Zijn ouders besloten hem het eerste te geven, want een hond zou le duur zijn. De Vader maakte zelf de kooi en ging toen naar de markt om een duifje te kopen. Wat was Jan blij, toen hij op zijn verjaardag een prachtige gebeitste kooi met een mooi klein wit duifje zag Staan. Hij noemde het diertje Witje. De kooi kwam op de gang te hangen. Elke maand gaf Jan zijn beetje zak geld om wat tortelduivenvoer voor de vogel te kopen. Want torteltjes eten alleen maar dit zaad. Elke dag mocht de duif even door de gang vliegen en ze deed dit graag. Maar Witje verlangde naar buiten. Als ze andere vogels buiten zag vlie gen. dacht ze: was ik ook daar maar. En op een zonnige morgen, toen haar kooitje was open gezet, en Jan de tuin in was gegaan, en vergeten had de deur te sluiten, nam Witje haar kans Zij vloog de deur uit en het jubelde in haar: ik ben vrij, ik ben vrij! Zij vloog maar verder en verder, en de zon liefkoosde haar vleugels. Maar het duifje, dat niet gewend was ver te vliegen, werd weldra vrij moe. Zij kwam bij de grote stad en ging toen even wat uitrusten op een schoorsteen. En zo zat ze daar wel uren lang te kijken naar al het vreemde wat ze zag en vond het heerlijk zo hoog boven de stad uit te kunnen zien. Maar op het laatst kreeg ze honger en er was niemand die haar kon voe ren. En het werd koud ook. Toen kreeg het duifje spijt dat het van zijn huis weggegaan was; zij dacht verlangend aan de mooie war me kooi en haar beste baasje, dat nou om haar zou treuren. Zij zat daar de hele rfaeht te verkleu men van de kou. Want in het donker kon ze niet vliegen. Als het weer och tend was, zou ze proberen om haar huisje weer te vinden. 's Ochtends vloog ze van de schoor steen at en wat in het rond, maar haar huisje kon zij nergens bespeuren. Toen kwam zij bij de markt en zag daar vele tentjes staan. In één ver kochten ze duivenvoer. Nou voelde ze haar honger nog meer. Eerst wou Witje naar het tentje gaan. om wat weg te pikken. Maar zij durfde niet. Toen kwam zij bij een tentje, waar 2e verschillende soorten duiven ver kochten. Zij schrok toen ze zng hoe ?1 die duiven bij elkaar in een klein hok zaten. Toen zag ze pas, hoe goed ze het bij Jan had gehad. Zij w: i net weer moedeloos verder vliegen, toen ze haar ogen niet kon ge loven. Daar liep haar baasje over de zrarkt! Zij vloog luid koekeroerend op zijn schouder. Wat was Jan blij. hij herkende Wit je natuurlijk dadelijk. Jan had net een nieuwe duif willen kopen, maar nu was hij veel gelukki ger, want nu had hij zijn eigen duif te rug. En het avontuurlijke Witje had haar les gehad. Zij waardeerde nu haar huis waar zij zo goed verzorgd werd. BEN VERBOOM. elHetr'< tje. Ze hadden niets geen haast en ze lie ten zich lekker natregenen. Dientje kwam met een plannetje: „La ten we gaan zingen," zei ze. „Ja." riep Rientje, „maar wat?" „Natuurlijk een regenversje," zei Mien tje. Het regent, het regent. De straatjes worden nat. Toen kwamen er drie boerinnetjes, Die vielen op heur kinnetjes. Het regent, het regent. De straatjes worden nat! lachjes van de meisjes. 't Ging een poosje goed, maar o wee! Een van de boerinnetjes gleed uit en viel. Natuurlijk net in een grote plas. Het was Mientje. Ze stond haastig op, het i ch vond ze alle kanten. De andere meisjes riepen: „Och en Ach." maar wat hielp dat? Moeder zou het thuis wel schoonma ken, nu moesten ze weer vrolijk verder. Dat deden ze toen ook. Ze zongen van „Het regent, het regent" en hadden weer reuze pret, wanneer ze de beweging maakten, als ze „vielen". En de jongens dachten ook alleen maar aan de prettige dingen van een regendag. Wat een warwinkel hè? Nu gaat het er om, dat jullie de voorwerpen, die bij elkaar horen, opzoekt en netjes naast elkaar zet. Waar denk je, dat de vlinder bij hoort? Natuur lijk bijjuist, het net. En zo ga je maar door. Ze gingen scheepje i de pias- Kees werkte bij z'n moeder in de schuur net zo lang, tot hij ook een vaar tuig had. Hij maakte een pracht bootje van een oude klomp. Hij zorgde voor een flinke mast, met een zeil eraan. Hij sneed voorzichtig een klein roertje en toen was de boot klaar! Met glinsterende ogen ging hij naar buiten. Daar wachtten z'n vriendjes. Hij liet hun z'n schip zien, wat was het Nu maar varen in de plassen. Ze juichten verrukt, toen ze zagen hoe fijn de boot liep. En ze speelden hun spel, van vracht en passagiersvaart. Een nare dag? Geen sprake van, want iedere dog heeft z'n eigen pretjes. Het regent, het regent! C. M. v. d. B -A. Het regent Het regent en de wind waait buiten, de straatgoot kabbelt als een beek. De bomen staan met natie snuiten, verkouden en geheel van streek. Wij mogen op de zolder spelen en rommelen naar hartelust. Denk heus niet dot we ons vervelen, we nemen geen minuutje rust. We bouwen van een tafellaken, een wasrek en een oud gordijn, een fijne tent en daarin maken we dan een feest, dat er mag zijn. We spelen dat we echt kamperen en zetten thee op Jet's fornuis. Als grote dames en als heren, voelen we ons hier heerlijk thuis. En als een leger bange muizen trippelt de regen over 'l dak. Wij luistren knusjes naar het suizen van 't water in de afvoerbak. AB VISSER. onze BRievenBUS Af'n beste nichten en neven, „De Kikker hoort in 't water, het Lam hoort in de wei, een Aap zit aan de ket ting, het Paard, dat loopt er vrij, de Rat zoekt iets te knagen, de Ooievaar zoekt in de sloot, de Oli fant laat zich niet plagen, een Spin maakt mugjes dood." Dit aardige versje stuurde ons neefje Kees van der Velden in. Als jullie het goed lezen, weet je gelijk dat de oplos sing van de puzzle: „Klaproos" is. Niets moeilijk hè? Joke Hoogerwerf heeft deze week zonder twijfel de hoofdprijs verdiend, want haar inzending spande de kroon. De troostprijzen gaan naar Jan van Vugt, Roel ie Ambachtsheer en Edward van Kampen. En dan wil ik jullie nog vertellen een kaart te hebben gekregen van Kees Hollestelle, jullie weten wel, dat is het neefje, dat een paar weken m een Kinderkolonie is geweest. Welkom thuis, Kees. Bram Sebel stuurde ook een mooie prent briefkaart. zo maar voor de gezellig heid. Leuk, Bram. Dan heb ik deze week weer veel ver rassingen gekregen. Ik vind het heel erg prettig zo door jullie verwend te worden met tekeningen, versjes, opstel len cn plaatjes. Nu deden Hans Verhoe ven, Colia Qulst, Trix Boekhout. Teun Bouwmeester, Greetje Keesmaat, Joan de Groot, Dicky Ippel. Susan van der Horst, Ansje en Willie Boing, Leen Smit en Ingeborg van der Ree, wat aardigs in de enveloppe. Dank je wel allemaal. Te gen Trix wil ik nog even zeggen, dat haar vriendinnetje best naar mij mag schrijven. O ja en dan heb ik hier nog een mooie tekening van een dorpje. Jammer, dat er geen naam bij stond, want nu weet ik niet wie deze tekening heeft gemaakt. „Waar is oom Karei toch?", vraagt Joke de Kooter. Oom Ka- rel heef', het zo druk met ander werk, dat hij jammer genoeg niet meer in „De Brievenbus kan schrijven. Je zult het dus alleen met mij moeten doen, Joke. maar dat vind jij toch niet erg, wel? Willie Eikelenboom heeft een klein zusje dat erg lief is. Ik vind het altijd zo leuk, als die kleintjes beginnen te praten, jij ook? Aric Schakel is deze week ook weer present. Had je zo wei nig nieuws te vertellen, Arie? Nee maar, wat een mooie foto heb ik hier. Daar staan de zusjes Lia, Maartje, Jannie en Marrie Hakkesteegt op. Ik zal het kiek je goed bewaren hoor. Heb jij een paar keer niet in de brievenbus gestaan. Alie Boevé? Arme jij, maar ja, ik krijg ook zoveel brieven, dat ik deze niet altijd kan beantwoorden. Vergeten doe ik je echter niet zo je ziet. Dus van Ike zal ik geen post meer ontvangen. Jan Bak ker. Maar ik denk toch wel, dat zij mij dat zelf wel even zal schrijven. Jouw zusje is maar flink verwend op haar verjaardag. Anneke van der Lelie. Was zij blij met het kleurboek? Het spijt me bijzonder, Leny Monster, maar ik heb geen enkel Zuid-Afrikaans adres meer. Misschien kun je langs een andere weg aan een correspondentievriendin komen. Fijn, dat je weer helemaal beter bent. Toosje Heyblom. Maar flink eten hoor. Jannie van 't Zelfde gaat op de huis houdschool. Wat zal jij dan goed leren koken. zeg. Het adres van Jack den Breejen. waar Tonnie Overvllet om vraagt is: a 216 Hardinxveld. Wat zal jij er netjes uitzien in je nieuwe trui en plooirok. Greetje Grotendorst. Ik ging vroeger altijd heel netjes zitten, anders gingen de plooien er uit. De uitslag, waar jij over schrijft, Neeltjc Vermeer, wordt in November bekend gemaakt. Lees dus maar goed de krant. Corie de Bok gaat ook al op de huishoud school. Je houdt toch wel een klein beetje tijd over om naar mij te schrij ven? Wat zal dat een gezellig feest ge weest zijn op jullie school. Tienie Steenks. Heb jij dat liedje ook gezon gen? Ik hoop, dat vader al weer beter is, Diewert Dekker. Die eikenbladeren zijn inderdaad heel mooi. Dus jij was mij vergeten. Rla Lagerwaard. Fijn, dat je nu weer present was. Ook Jannie van der Ende had een versje over de klap roos gemaakt en zij versierde haar brief met kleine tekeningen. Aardig gedaan, meiskc. Zielig hè, van dat hondje Pie- ler Jan Dekker, het is altijd zo'n naar gezicht als een hondje wordt overreden. Jannie van Wijngaarden is een bolero aan het maken. Waar draag je die op. Jannie? Terwijl Adri Oosthoek aan het schrijven was. kreeg zij per ongeluk een stoot van haar broertje. Nou, ik kon de brief best lezen hoor, troost je maar. Ik ben blij, dat je deze puzzle zo aardig vond. Kees Trommel. Ik ge loof. dat die van vandaag niet zo moei lijk is. Jouw verhaaltje Gerrie Trapman, heb ik met genoegen gelezen. Wat een dom Pluimpje hè? Het is zeker een hele poos geleden, dat jij hebt geschreven. Jaap Tanja. Ga je nu in het vervolg elke week meedoen? Ik wens jullie een gezellige dag toe, Lientje, Nelly en Mieke Blever op de le November. Nog vele jaren, Nelly! Hè, ik zou ook best herfstvacantie -willen hebben, Jan Plet van den Berg. Een paar goede dagen, jong. Hennie en Maggie Visscher schrij ven ook al over de herfstvacantie. Ik hoop, dat het goed weer zal zijn, zeg. Adrie van der Pol schreef voor de ver andering haar brief met kleurpotlood. Wel een fleurig gezicht, dat rood. Ik heb ook wel eens klaprozen geplukt, Truusje llusselman. Je kunt er met mar grieten. irissen en wat strohalmen zo'n fleurig bouquet van maken. Jullie wa ren zeker wel blij toen Greta uit het ziekenhuis kwam. Nellie Stok. Wees maar lief voor het zusje. Wat had jij je oplossing aardig verzorgd. Cobi Smit. Vooral die ooievaar vond ik bijzonder mooi getekend. Groetjes aan Ria. Ellie Kraan tekende een hangmat. Heb jij daar wel eens in gelegen? Die verras sing. Ineke Post komt door het feest, dat wij op de krant hebben gevierd. Vond je het aardig? Geertje van der Dool is naar de Diergaarde geweest. Dan heb jij vast niet veel moeite ge had met het oplossen van de puzzle. Natuurlijk weet ik wie jij bent, Adri Scheele, ik vergeet mijn neven niet gauw. Jij had het anders keurig voor elkaar hoor. Schrijf je me nog eens? De vader van Meta Starre maakt wel eens schilderijen, schrijft zij. Dat vind ik knap hoor. Groetjes aan de andere drie Starretjes Meta. Zoals je al wel gelezen zult hebben, Wim Hollestelle, heeft Kees mij een kaart gestuurd. Fijn, dat hij weer thuis komt, hè? Ha. hier de vriendinnen Eke de Boer en Mary van Eerten met kleine George er bij. Prachtig, dat je zoveel hebt opgehaald, Eke. En win jij nogal met knikkeren, Lenie Visser? Ik vond altijd het nemen van „verre" zo moeilijk, maar je weet wel: „Wie waagt, die wint." Hier weer zo'n aardige oplossing en die komt van Nellie Frceke. 't Zag er keurig uit. meis- ke. Staat het dressoir, dat jij tekende, Kees van Vlerten, bij jullie in de ka mer? Het schemerlampje is mooi zeg. Zo en nu gaan wij heel gauw sloppen. Deze week hebben zich als nieuweling gepresenteerd Nellie Hogewoning, C. A. Noorland, Jaap en Dik Zwaan, Ali ter Haar. Ruth Pos, Wim Geerts, Mieke Slagmolen, Loesje de Koning, Nelly de Wit. Geertje Stelwagen. Marianne de Stoffels, Rietje van Es. Bertien de Moor, <je mag best een schuilnaam kiezen, Bertien), Yvonne Tanja, Reina ter Hoe ve. Bennie Krebs, Janneke Middelkoop, Flip Monster, Janny de Hoog. Ada Hoo- gendoorn, Wina van Oeveren. Gerda Ko- revaar, Dini van Beveren. Michiel Beil. en Jan Schalk. Ik wens jullie allemaal een goede Zondag toe, dag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 12