TM STRAAT VAN ESSINA BLOEMEN WANTROUWEN PENICILLINE jubileer!— ill S3 O We zagen iScylla, die in een rots veranderde WIJ kwamen van het Westen en zou den bij de Noordelijke ingang de Straat van Messina binnenlopen. Het was diezelfde Zondag, waarvan de avond ons de plotselinge harde wind had ge bracht, toen we onder de kust van Cala- brië voeren en waarvan ik in het Zon dagsblad van 12 September iets mocht vertellen. Het was ongeveer acht uur in de morgen toen wij de Straat invoeren. Eigenlijk was het al iets later dan de kapitein gedacht had, want hij had ge hoopt, met stil water deze zeeëngte te passeren. Waarom, zult u straks wel Komende dan van het Westen waren we Kaap Rasocolmo op d'e Noordkust van Sicilië voorbijgevaren. Vóór ons za gen wij hoge bergen, een stad en een vuurtoren. Maar van een zeestraat za gen we niets. Het leek, of Sicilië met het vasteland van Italië verbonden was. als of de bergen van het Apenijns schier eiland deel uitmaakten van het voor hen liggende eiland. We naderden. Het was, alsof wij recht de bergen inliepen; achter ons de Li- parische eilanden der Thyreense zee en in het Noorden, 40 mijl van ons, ver hief zich de Stromboli, vanaf ons schip goed te zien. Het was van dat prachtige weer: blauwe luchten, een licht golvende blau we zee en paarse bergen. Het was, of de natuur meewerkte om je er bij te bepalen, dat het Zondag was. Een Zondag op zee aan boord van een schip is toch een andere dag dan een dag in de week. De wachten wor den waargenomen, het noodzakelijkste werk wordt verricht, overigens ligt op de Zondag de dagelijkse arbeid op een schip op ice stil. Men ziet groepjes men sen staan -praten, de mannen hebben zich verkleed. Het is anders dan in de week. het - 100 pet. ïrken j reeds dwars voor de Straat, toen we haar pas ontdekten. Daa We moesten even opletten; vóór ons ging het veer. over, dat Messina met de vaste wal van Italië verbindt en even ten Noorden van de stad Reggio een landingsplaats heeft. Nu kwam, links, ook Reggio in zicht, een stad kleiner dan Messina, voor de scheepvaart lang niet van die betekenis als haar Sici- liaanse overbuurvrouw. Reggio! Ik laat zo eens mijn- gedach ten gaan, want bij het varen door de Straat van Méssina, dat hoogstens drie kwartier duurt (bij een snelheid van 10 mijl), komt men sterk onder indruk van de eerbiedwaardige ouderdom dezer gebieden en hun steden rondom. Een ouderdom, die het recht geeft terug te zien op bijna drie duizend jaar. De stad Rhègion werd in 727 Chr. gesticht door de Grieken; de Romeinen kwamen er 500 jaar later en noemden het Rhegium. Zo is deze stad in de Bijbel bekend. Men kan betwijfelen, of het in deze smalle zeeëngte met haar plotseling ge vaarlijke stromingen, dwars in, verant woord is, er met een vrij groot zeil schip door te- gaan. En tóch deden de zeevaarders uit Paulus' dagen dit. De Straat heette toen Sicilum Fretum, d.w.z. de zeeëngte van Sicilië. Rhegium was in die dagen een oorlogshaven der Romeinen en ik vraag mij af, waarom het schip de ..Dioscuren", Hand. 28:11, (Nieuwe Vert.) na van Malta te zijn vertrokken, Rhegium aangedaan heeft en niet Messana, het tegenwoordige Messina? De Nederlandse tekst geeft daar geen antwoord op. Uit het oorspronkelijk kun nen wij een merkwaardige hypothese afleiden. De „Dioscuren" was van Mal ta vertrokken (het schip had daar over winterd), eerst naar Syracusa. Blijkens de grondtekst was het schip daar bin nengelopen voor lading, hetzij om te los sen of om vracht in te nemen. Toen ging hel naar Rhegium. Weer (blijkens de grondtekst) is het schip daar geeft een bestemming veronderstelt, de eindbestemming van het schip kan zijn, want die was Ostia, de haven van Rome. Wat ta zijn marineoffici komen, misschien ook slaven galeien (dit waren de oorlogsschepen der Romeinen). Rhegium was marinehaven en deze mensen hadden hier hun eind bestemming en werden gedebarkeerd. De volgende dag met gunstige wind vertrok de „Dioscuren", liep de Straat door en was in één dag te Puteeli (bij Napels^). Voor een zeilschip een grote Zo werd ik bij het varen door de Straat weer eens met de Bijbel gecon fronteerd en noopte deze tocht tot Schriftstudie. te komen, werd niet verwezenlijkt. Plot seling zag men de stroom doorkomen. Niet alleen stroomrafels, maar sterke i het Het ichten. Mer j dit tige Kind af te dat 7 O naderden wij de Straat van Mes- ^■sina. Ik had mij er op verheugd, deze historische plek nogmaals te passeren; in mijn jonge jaren was ik er verschil lende malen door gekomen, maar als man van vijftig zie je de dirigen an ders. En een reis maken over zee, waar bij je geregeld leest van de zee en de landen rondom, is een genot en een geestelijke verrijking. lag de zeeëngte grote boog, dicht onder Itaüë langs, stoomden wij naar binnen. Juist kwam een Italiaanse boot naar buiten met een vervaarlijke vliegende leeuw in zijn schoorsteen. Het was vrede, dus gingen wij elkaar zonder verdere attentie voor bij. Tien jaar geleden zou dat anders geweest zijn. Toen woedde juist de strijd om Sicilië op het hevigst en hadden in Juli 1943 de landingen der Gealliëerden op dit eiland plaats. Bij het inlopen zagen wij nu. dat die vuurtoren en het lage land gescheiden liggen van de bergen der Apenijnen en dat de stad, in verte reeds gezien, op het vasteland gelegen is. Deze stad heet Scylla, amphitheatergewijs tegen de bergen gebouwd, met haar witte hui zen, haar vele hotels en kerken. Vlak langs de Straat loopt een brede verkeersweg- en daarachter de spoor lijn. 'Scylla vormt de Noordelijke toe gang ter linkerzijde, terwijl Kaap Palero met de vuurtoren aan de rechterflank geleden is. Het land is hier laag en loopt uit in een smalle strook. Scylla is eigenlijk een hoge steile, rot*, in zee uitlopend, waar de stad Scylla- cum (Scylla) op gebouwd werd. In de verbeelding der Oudheid zou deze rots op enige afstand op een vrouwenfiguur gelijken en de mythologie vertelt, dat een zekere Clausus, op Scylla verliefd geworden, de jalousie van Ciree op zijn hals haalde. Uit wraak veranderde Cir ee Scylla in een monster en moest zij temidden van wilde honden en wolven verkeren. Scylla, hierover zo ontdaan, sprong in zee en werd veranderd in een rots. Scylla is de rots uit de Odys see van Homerus, even verder zou dan Charibdus zich opgehouden hebben, dc vervaarlijke stroom die, als een muil van een zeemonster, alles wat onder zijn bereik kwam inslikte en verzwolg. WIJ stoomden verder: de rots deed ons niets en Charibdus liet ons nog even met rust. Wij voeren tussen een grootre natuur. De breedte van de Straat bij de Noordelijke ingang is slechts ltfc mijl, nog geen drie km. Het land van Sicilië wordt hoger en hoger. Bij het stadje Pezzo (op het vasteland) veran dert de koers en stoomden wij recht Zuid. Het was, of de Straat achter ons dicht gaat. Hoge bergen rondom. In de verte, rechts, naderden wij een grote stad. Wijd uitgestrekt en tegen de bergen gebouwd ligt daar Messina, een stad van ruim 230.000 inwoners. Jaren geleden was ik e geweest, toen zij in puin 1 schrikkelijke aardbeving 1908. Het is een stad met een bijzonder die pe haven, want deze haven was eens een krater van een vulkaan. Midden in de haven kan niet geankerd worden. Hier staat bijna veertig meter water. Verge lijkt u dat eens met een haven als Rot terdam, waar men al bly is, als er 14 meter staat. Gezicht op Messina. leek een ogenblik of de Charibdus der Oudheid nog leefde en ons schip mee wilde voeren naar zijn luguber hol. Slechts door hard tegenroer te geven, waarnaar het schip eerst niet luisterde, ontkwamen wij aan zijn grote muil. Hoe moet een zeilschip het hier dan maken? De vaart door de Straat vraagt zorg en oplettendheid. Toch is mij in deze eeuw slechts van één Nederlands schip bekend, dat het aan de grond liep. Het is als met een drukke nauwe pas sage; doordat een ieder oplet en de voorzichtigheid betracht, gebeurt er zel den een ongeluk. Nog één merkwaardige ervaring uit de Straat moet ik vertellen, nl. dat het zee water plotseling 11 graden in tempera tuur daalde. De hoofdmaehinist maak te mij hierop attent, doordat hij het bemerkte aan het koelwater van de hoofdmotor. De oorzaak van deze plotselinge tem peratuurdaling komtpraktisch hierop neer, dat het water van de Ionische zee, tèn Zuiden van Sicilië, veel kouder .en zouter is dan het water van de Thyreen se zee, ten Noorden van Sicilië gelegen. Door de dubbele werking van eb en vloed, zowel uit de Ionische als- uit de Thyreense zee, heeft in de Straat een ontmoeting van beide watergetijden plaats en het punt van ontmoeting doet dit plotselinge temperatuursverschil zien. Wij liepen de Straat uit en passeerden Kaap del Armi. Het was een Zondag om nooit te ver- W. E. VAN POPTA •bbbbbbbbbbbbbbbbbbbbbbbbbi, enige malen an December JTN die ouderlingen maar op stap! Denk vooral niet dat dit gemakkelijk werk is. Het is zeker niet te vergelijken met de arbeid van hun dorpse collega's, waar men zo niet in alle dan toch zeker wel in de meeste kerkelijke gemeen schappen gewoon is aun dit ver schijnsel. Niet dat die plattelrnds- broeders het nu altijd even gemak kelijk hebben! Zeker, het bezoek is van de kansel tevoren aange zegd. Zeker, het mooie tafelkleed, de geurige koffie en wat zoets daarbij ze liggen allehtaal ge reed en het gezin is zo compleet mogelijk aanwezig. Maar wie 'ueet, er rusten mogelijk maast kopjes en koek een heel regiment grieven en bedenkingen, waarop men de ver tegenwoordigers der Kerk even eens onthalen zalNochtans is daar ook bij het narrigste en meest recalcitrante gemeentelid een be zoek een gans ander ding als in de Volkswijk. Omdat men daar de zin van het bezoek begrijpt e»< hier niet. Ómdat ginds een vertrou wensrelatie bestaat en bij ons niet. Omdat men elders aanknoopt bij bestaande banden en in ons werk moet aanvangen met het uit bannen der misverstanden, met het overwinnen van argwaan en wantrouwen. Daar was Opoe Nietjes. Ik kan werkelijk niet veel over haar vertellen, want we hebben maar één keer contact met haar gehad, en dat is veel te weinig om een mens te leren kennen, laat staan te doorgronden. Ten dele was dit gemis aan kerkelijfie be arbeiding weer de schuld vm de Kerk. U weet dat ik het onmoge lijk goed kan praten dat mensen pas omtrent tachtig jaren na bun doop hun eerste bezoei: krijgen. Dat is kortweg e :n ichande raar we allemaal schuld aan hebben: de ambtsdragers oroait ze er niet op uit trokken en de overige kerkle den omdat ze door hun georek aan offervaardigheid niet ïoryden dut er méér predikanten en meer ambtsdragers kwamen, die zulks wel hadden kunnen doei.. Ander zijds was het niet onze lout dat Opoe Nietjes daarna ne' weer werd bezocht: de dood kwam en rukte haar weg. Wat ik ondertussen wél weet is dit: Opoe Nietjes vertrouwde de Kerk niet. Dat b'.ecc «1 direct toen de ouder Un~7<?n binnenstapten en ze haar klein vogelkopje arg- wanend-scheef in dt hoogte stak: „Wat motte „jullie?"' Dat is tm mer een lastige vraag. Zo- kort en abrupt, terwijl je voor het ant woord zeeën van tijd nodig hebt. Men kan er n'et op reageren met een „We motte" je ziel P Dat klinkt óf te bloederig öf te abstract. Evenmin kun je zoet sappig en liefjes zeggen„O, we komen u zo eens een gezellig be zoekje brengén..." Wie een ander tachtig jaar 'lang verwaarloosde, Uit de VOLKSWIJK heeft daarmee het recht verloren om knusjes te doen. Maar opnieuw evenmin kan men onder dergelijke omstandigheden geweldig gewich- tig-ambtelijk gaan optreden en zeggen: „Beste vrouw, wij zijn de ouderlingen en loij komen op huis bezoek Ik hoop dat u voelt dat men dit onmogelijk doen kan. Dal zou immers klinken alsof men zich een zeker recht tot binnentreden aanmatigde en zo een recht is nu eenmaal lang geleden al ver speeld. Verspeeld toen Opoe in de kletne-kinder-zorgen zat. Ver speeld toen haar man overleed en ze met de narigheid zitten bleef. Verspeeld toen ze bijkans omkwam van gebrek in de hongerwinter. Verspeeld toen ze geen raad wist omdat de jongste zoon in de bajes belandde. Verspeeld omdat bij al die gelegenheden geen ouderling opdaagde „Wat motte' jullie?" Een vraag. En daarop voorzichtig tastend en lang van stof het antwoord. Een antwoord dat een beetje schouder ophalend, een beetje wantrouwend, een beetje sceptisch, een heel, heel klein beetje belangstellend wordt aangehoord, om tenslotte bekroond te worden door een nieuwe vraag: „Nou ja, goed, en wat nau ver der?" Zo in de zin van: „vooruit maar jongens; ik heb er vrede mee dat je hier binnen gedrongen bent; ik zeg rtiet dat ik er ver eerd mee ben dat kun je net .denken Maar wat kom je nu feitelijk uitvoeren? Wordt nu asjeblieft maar meteen concreet en daas er niet langer om heen Met daarachter een ver weerlich ten als op warme zomeravonden: onweersbuien achter de horizon. De .bliksemschichten van voort durende argwaan: „Ze zullen ivel wat van me hebben moeten die Kerk komt enkel maar om er beter van te wordenik ver trouw ze voor geen cent De broeders ouderlingen ploegen verder. Ze willen eigenlijk zoveel. Ze willen deze oude stakkerd wat licht brengen: geestelijk licht en stoffelijk licht. Ze willen de arg waan overwinnen omdat een mens-met-argwaan altijd ook in onmin leeft met Christus. Maar het is heel moeilijk juist door die argwaan die elk woord ver tekent en misvormt. Daarom spre ken ze aarzelend. Daarom zoeken ze tastend naar het juiste woord. Daarom kunnen ze telkens toel weer het puntje van hun tong af bijten omdat het toch weer het verkeerde woord blijkt geweest te zijn dat ze gebruikten. En, neen, het wordt geen gesprek van hart tot hart. Het komt niet verder dan tot een aftasten. Tot men weg wil gaan. En de ene ouderling toch nog probeert iets méér te zijn. En vraagt: Zullen we soms samen bidden?" Waarop Opoe Nietjes enkel maar zegt: „NeeEn dan zichzelf toe licht: „Ik weet immers van te voren niet wat jullie bidden wilt Wantrouwen, o bitter wan trouwen. WIJKPREDIKANT. e If 1IMZZ1 I lazSSkSJSZSXöseBifiïsPx* zijn €R voor leöeReen B€h&nöel ze met Lieföe en qen»et €R v&n WANNEER wé eens om ons heen zien, komen we steeds weer tot de ontdekking, dat er eigenlijk in ieder huis, groot of klein, altijd wel ergens bloemen of bloeiende planten Het kopen van bloemen is -één van de dingen, die wij ons hele leven blij ven doen. Het is één van diè kleine vreugden, waaraan wij allen behoef te schijnen te hebben. Zelfs op de veelvuldige regendagen, die onze kamers zo somber maken, brengt een leuke fleurige bouquet bloemen tóch de „vrolijke noot" in En weet U wat zo heerlijk is: bloe men zijn er voor ieder mens, omdat wij keus kunnen maken uit zóveel soorten voor lage of matige prijs, die ons evenveel vreugde kunnen ver schaffen als de meest exotische dure bloemen. Wat biedt de zomer ons niet een uitgebreide collectie aan dahlia's, an jers, gladiolen, papavers, zonnebloe men, helianters, margrieten, pyre- thrums, lelies, asters, te veel om op te Het belangrijkste is: wat wij doen met de bloemen, die wij kopen of uit onze tuin plukken. Wanneer wij van het standpunt uit gaan, dat er nu eenmaal een bos bloemen in onze kamer .hoort" te staan voor de show tegenover onze vrienden en kennissen, zetten we zón der enig gevoel in een vaas die toont" een gcote bouquet en ver der kijken wij ér niet naar om. Maar... hoeveel plezier ontzeggen wij onszelf dan! Laten we eens een paar bloemetjes Oost-Indische Kers met enige van die leuke groene blaadjes erbij, uit onze tuin halen en eens rondneuzen of we fijn glazen vaasje bezitten, U weet wel zo'n hoog smal modelletje als er ook voor orchideeën gebruikt wordt. Nu gaan we een vrolijk geheel op bouwen, door de bloemetjes met hun verschillende frisse en felle kleuren, stuk voor stuk, in het vaasje te plaat sen. De één wat langer dan de an der en weer één laten we wat over hangen; dan hier en daar een groen blaadje er tussen en zó dat er één hoogtepunt is in 't geheel, dus niet symmetrisch. Dan gaan we even op een afstand naar dat gevalletje, zoals wij het juist gebrouwen hebben, staan kijken. Als het ons bevalt, geven we het een plaats, waar 't gezellig en leuk uit komt en wanneer wij onze blik dan door de kamer laten dwalen, vindéh wij een rustpunt in dat simpele, maar o zo vriendelijke bouquetje bloempjes en kunnen we in stilte genieten van kleurschakeringen en vormen. Zo is het ook met grotere bloemen. Met zo'n gezellige bos pyrethrums in rijke kleurenmenging, kunnen we heel wat doen. Natuurlijk eerst eens kijken of wij een geschikte pul of vaas hebben, waar ze leuk in staan. Zo'n groene gemberpot komt ons nu weer eens goede diensten bewijzen, artistiek en dolgezellig, vooral als wij de bloemen er met een beetje gevoel Niet alle stelen even lang laten, verschil in lengte geeft een vlotter geheel. Dan gaan we eens naar de kleuren kijken en hoeveel er zijn van dezelfde kleur, zodat we een juiste kleurverhouding krijgen, dat slaat on eindig veel mooier, dan dat we alle rode en alle paarse en witte bloemen op kluitjes bij elkaar zetten. We laten de ene bloem wat meer uitsteken dan de ander en schikken zolang, tot we een prettige vorm voor ons bouquet gevonden hebben. Dan komen we tot een fleurig geheel,, waarvan de losse charme ons be koort. Daarna plaatsen wij de gemberpot met bloemen zó in onze kamer, dat het licht gelegenheid heeft over en langs de bloemen heen te spelen. Wanneer wij ons nu eens rustig in een gemakkelijke stoel nestelen en onszelf de luxe gunnen om een poos je in stilte te genieten van onze bloe men, komen wij in 't sprookjesland van de natuur. Misschien zijn er onder U, die de gedachte om te genieten van zulke „eenvoudige" bloemen, op deze ma nier, overdreven of belachelijk vin den. Maar dan vergist U zich toch. Juist deze eenvoudige bloemen kunnen ons hart beroeren. Zij spreken óók haar eigen bloementaal tot ons, nét zo als haar veel duurdere zusters. Wanneer de zon even langs de bloemblaadjes glijdt, zien wij ineens de kleuren fonkelen, het is of ze veel warmer worden, ieder blaadje tekent zich af in het spel van licht en scha duw, de gele harten worden goud en (Voor vervolg pag. 6) Haar bloemen In 1940 bad de eerste wonderbaarlijke genezing plaats (Van onze medische medewerker) /"NNZE generatie schenkt veel aandacht aan jubilea, zowel van zaken als per sonen. Over de meer of mindere be langrijkheid oordeelt men vaak heel ver schillend. Toch is er dit jaar een vijfentwintig jarig jubileum, waarvan iedereen over tuigd is, dat het belangrijk te noemen is, omdat het een ontdekking betreft, die uitermate zegenrijke gevolgen voor mens en dier gehad heeft. Dat wij daar aan aandacht schenken in deze rubriek, doet u natuurlijk al vermoeden, dat het een medische ontdekking betreft. Als ik u zou vragen welke stof dit jubileum zou kunnen gelden, dan hoor ik als uit één mond „penicilline." Vijf en twintig jaar geleden, in 1928 dus, viel er een schimmelspoor op een kweek van bepaalde bolvormige bacte riën, staphylococcen genaamd. Op de voedingsbodem van deze bacteriën ont wikkelde zich een schimmel, die de eigenaardigheid had om in zijn omgeving tot op een bepaalde afstand de staphy lococcen te vernietigen. Het was Sir Fleming, die hier voldoen de aandacht aan schonk om te komen tot zijn wereldberoemde ontdekking van penicilline. Hij heeft later zelf gezegd, dat hij niet het minste vermoeden had van iets buitengewoon belangrijks. Er was een gelukkige samenloop van om standigheden. Dezelfde schimmelspoor had kunnen vallen op verscheidene an dere cultures, die hij toen in bewerking had, zonder dat enig effect zichtbaar ge weest zou zijn. Dezelfde spoor had kun nen vallen op dezelfde voedingsbodem met dezelfde bacteriën maar in een an der stadium van de groei en ontwikke ling zonder dat er iets bijzonders voor de dag gekomen was. Er was echter een wonderlijk bestuur de samenbundeling van factoren, die zijn belangstelling wekte. Zeer belangrijk is geweest, dat hij deze schimmel isoleer de en voortkweekte. Ook werd deze schimmel op zijn bouw en eigenschappen onderzocht. In de volgende jaren kon Fleming aan tonen, dat deze schimmel iets afscheid de. dat sterk bacteriedodende eigen schappen bezat en voor hogere organis men geheel onschadelijk was. Pogingen om het penicilline zo noemde Fleming de door de schimmel afgescheiden stof in zuivere en meer geconcentreerde vorm te bereiden, mis lukten door de geringe houdbaarheid en moeilijke bereidingswijze. In 1932 kwam Fleming dan ook tot de slotsom, dat al hoewel penicilline een krachtige antisep tische stof was. het toch voor de wond- behandeling van weinig waalde was. Soortgelijke onderzoekingen als die van Fleming zijn in 1935 verricht door de Ne derlander Van Luyk. Hij ontdekte, dat jonge kiemplanten in gesteriliseerde aar de veel vatbaarder waren voor een be paalde infectie dan in gewone aarde. Hij toonde aan, dat een in aarde voor komende schimmel een penicilline-achti- ge stof vormde, expansine genaamd, die dc Ontwikkeling van een groot aantal bacteriën remde maar ook voor hogere organismen zeer ver-giftig was. zodat aan Flesjes met penicilline staan gereed voor verzending naar de ziekenhuizen waar deze kostbare vloeistof geen ogenblik kan worden gemist. gebruik ervan in de geneeskunde niet gedacht kon worden. In hetzelfde jaar, 1935 namelijk, toon de Domagk de zegenrijke werking aan van prontosil, een scheikundige stof, ep infecties, die voorheen practisch altijd dodelijk verliepen. De chemische industrie heeft tal van soortgelijke, doch verbeterde middelen op de markt gebracht, waarvan percoc- cide en cibazol aan velen uwer bekend zullen zijn. Niemand dacht toen eigen lijk meer aan penicilline. In 1939 werd de studie van het peni cilline weer ter hand genomen door Chain en Florey met behulp van financiële steun door de Rockefeller Foundation, niet echter met het doel om penicilline in het groot te gaan berei den ter toepassing voor mens en dier, maar puur uit wetenschappelijke belang stelling voor een academisch probleem. Deze onderzoekers waren de eersten, die penicilline bij muizen inspoten Fle ming heeft aanvankelijk slechts aan plaatselijke toepassing op wonden ge dacht en de wonderbaarlijke werking ervan bij dodelijke infecties aantoonden. In 1940 werd de eerste patiënt, een politieagent van 43 jaar. met penicilline behandeld. Hij had zich met het sche ren aan een mondhoek verwond en daar na een ernstige bloedvergiftiging gekre gen. De scheikundige preparaten 'vpnDo magk hielpen niet. Florey en Chain ga ven van hun kleine voorraad penicilline deze patiënt om de drie uur een inspui ting. Na vijf dagen was -dé man aardig op weg om beter te worden, majir... de penieilline was op. Het duurde enkele dagen voordat nieuwe gemaakt was. On dertussen kreeg de patiënt longontste king en overleed. Hun tweede patiënt was een jon-gen van 15 jaar, die een soortgelijke aandoe ning had. Ook hij was zonder succes behandeld en de dood scheen onafwend baar. Ook hier was de voorraad peni cilline onvoldoende. Hij mag van geluk spreken, dat Florey de urine van dc eer ste patiënt bewaard had. want hieruit werd een hoeveelheid penicilline terug gewonnen, waardoor de jongen mense lijkerwijs gesproken genas. Dit was de eerste wonderbaarlijke genezing van een mens door penicilline. v Het kwam er nu op aan om penicilline in grote hoeveelheden te vervaardigen. Het was oorlog en Engeland had grote zorgen. Men zocht contact met de Ame rikaanse industrie wat nogal moeilijkhe den opleverde. In Juli 1941 vertrok Flo rey uit Ehgeland naar Amerika. Hier slaagde men er in penicilline in het groot tè bereiden. Toen begon dc zege tocht van penicilline over de wereld. Op het ogenblik wórden nog tal van andere sehimmels en hun afscbeidings- stoffen onderzocht. Reeds heeft men 'in de pers kunnen lezen over een penicilline- achlige stof, die kanker zou kunnen ge nezen. De geschiedenis van kanker leert, dat men met nieuw aangeprezen midde len zeer voorzichtig moet zijn om zich niet te vleien met een ijdele hoop. Men neme daarom- voorlopig de uiterste re serves in acht tegen publicaties van de-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 16