wederzijds
Het
bedrog
fOJBSSB I I
liet ongewetene
onze j€uqó-p&qin^=s
Van het meisje,
dat te veel gelezen had
4-i 1000
nuwachtigheid vergat ik helemaal dat
ik dat met een natte jas nooit mocht
doen) waagde ik het de kamer binnen
te gaan, om met een onschuldig ge
zicht Maiian te vertellen van m'n vroe
gertje. Marian bleek echter niet in de
kamer te zijn, en ik kwam na een korte
inspectie tot de ontdekking dat ze niet
thuis was. Eigenlijk was ik daar wel
blij mee, want ik wist niet of ik m'n
rol al foutloos zou kunnen spelen. En
nu had ik nog even de gelegenheid om
te oefenen. Voor de spiegel probeerde
ik een dood-onschuldig gezicht te trek
ken. maar ik kreeg het warm bij de
gedachte, dat Marian zoiets toch altijd
door heeft.
Kwart over vier was het. toen Marian
haar sleutel in het slot stak. Ik durfde
haar niet tegemoet gaan, maar ik be
reidde me voor op de ontmoeting die
binnen enkele ogenblikken zou volgen.
Toen ik Marian de gang in hoorde ko
men deed ik manmoedig de kamerdeur
open, en stapte de gang in. Tenminste,
dat was ik van plan. Ik geloof niet, dat
ik verder dan de drempel ben gekomen.
Wat ik aanschouwde was zo onver
wacht. dat het me haast te erg was.
Daar, druipend nog van de regen stond
Marian. Op haar hoofd een lichte zo
merhoed, in haar hand een mandje,
waaruit ik een leesboek, een handdoek
en een badpak zag steken, en onder
haar kletsnatte regenjas een luchtige
süandjurk. Ik kan me niet voorstellen
dat ik erg verwijtend heb gekeken,
maar Marian stond daar zo schuldbe
wust, dat ik me slechts met moeite
goed kon houden.
,,Ja, toen ik hoorde dat je pas laat
thuis zou komen, dacht ik 't is nu zulk
mooi weer, ik kan best naar zee gaan.
En dat heb ik gedaan. Maar toen 't
zo ging regenen, moest ik wel vroeg
naar huis gaan."
Ach. ik heb tegen Marian niet veel
gezegd. Ik heb wel m'n vriend opge
beld, en geze»d dat ik toch wel een
gedeelte van de vangst wilde hebben!
En vanmorgen zei Marian, dat we nog
hengel staat nu beneden, want volgende
week zal ik zonder ernstige gevolgen,
m'n eerste vacantiedag achter m'n dob
bertje, en naast Marian kunnen door
brengen!
zo zeker gekruisigd is, als de Wet
zelf aan het kruis is genageld (Col.
214). Het rechtzinnigste Protestan
tisme mocht de apostolische arbeid
meer eerbiedigen! Doch ook kunnen
wij het fundament niet verschuiven,
niet uitbreiden, niet vervangen en
niet completeren, wil niet evenzeer
al het heil in Christus op losse schroe
ven komen te staan onder bet ge
waad van een traditie en liturgie, die
in haar al te menselijke vooronder
stellingen de mens berooft van zijn
machtig eenvoudige vasthechting aan
het éne fundament Jezus Christus.
Gods mede-arbeiders zijn wij, maar
ieder zie wel toe, hoe hij op het
fundament bouwt. En Gods bouwwerk
zijn wij, maar ieder zie wel toe, of
hij op het vaste fundament Gods
staat.
Zó geloven wij en zó prediken wij
ook. In deze zin is er geen „terug"
en geen „vooruit". Want een ander
fundament, dan dat er ligt, namelijk
Jezus Christus, kan niemand leggen.
Al het andere is geen fundering, maar
zand, drijfzand, dat verzwelgt c-n
vernielt en begraaft. Daarom kun
nen we ook de ontkerstening en de
eigen desperate onverschilligheid niet
tegengaan door de poging nieuwe
dingen te verkondigen, nieuwe
ervaringen te doorleven. Wij heb
ben de wereld, en als christenen
elkaar, niet dingen te zeggen, die
men nog niet weet.
Maar ontzaggelijk is onze taak,
als wij ons er toe zetten die dingen
te zeggen, die men niet meer
weet. Als we door een tijdsgewricht
zijn heengegaan, als de tijden^ zich
wenden, als wij, zoals in de la'atste
decenniën méér dan eens gebeurde,
van de éne „tijd" naar een „ande
re tijd" scharnieren, dan raken de
dingen zoek, en beklemd, ja, zij stor
ten soms in. Dat zovele christenen
arm zijn aan geloofsbeleving, aan
wezenlijke verbondenheid met het
Koninkrijk van God, het komt
niet, omdat men zoveel n og niet
weet, maar omdat men zoveel niet
meer weet! Als de kerken weer
woorden vinden, om de kernen
van het Evangelie in de holheid en
leegheid van het moderne leven bin
nen te dragen, als onze „chris
telijke" daden weer fundamentele 'ik
zeg niet principiële, maar-fundamen
tele!) daden worden, d.z. daden, waar
achter levensbeslissingen opdoemen,
daden, die ons HERKENBAAR ma
ken als mensen-van-God, dan wordt
het Evangelie weer wat waard in
de fabrieken en kazernes, op de kan
toren en hogescholen! Ach ons futiele
gelamenteer, dat ons alleen maar
splitst en splijt en vaneen scheurt!
Als wij weer woorden vonden, waar
mee we elkaar ontmoeten op het
éne fundament, Jezus Christus! Als
de kernen van het Evangelie, als
de grondlijnen weer in het vizier
kwamen! Ja, dan zouden we niet
meer zo vreselijk blasé zingen, maar
met jubel, dat het vast gebouw van
Zijne gunstbewijzen naar Zijn ge
maakt bestek in eeuwigheid zal rij-
DS. H. H. HW. ZEGERIUS.
we ons helemaal voldaan voelden, al
hadden we ook allebei een concessie
van de ander. Langer dan twee jaar
hebben we dit tenminste niet uitgehou
den. Nee, vorige weck, toen de zomer
begon te komen, en het visscizoen al
bijna een maand oud was, begreep ik
dat er weer niets van vissen zou ko
men, wanneer ik niet zelf iets zou on
dernemen. Mijn verlangen naar het bui
tenwater werd zo sterk, dat ik besloot
m'n vriend naar zijn mening te vragen.
Hoewel de beste kerel zelf niet is ge
trouwd, bleek hij mijn positie volkomen
te begrijpen. Ook mijn verlangen om
weer eens met visgerei en al er opuit te
trekken „kon hij zich levendig inden-
Mijn vriend zag als de beste oplossing
van mijn moeilijkheid, dat ik zonder
dat Marian dat zou weten, er een dag
tussenuit zou gaan om eens ouderwets
te genieten aan de waterkant. Uit er
varing wist ik hoe gevaarlijk het was,
iets te gaan doen wat je vrouw niet
mag weten. Ik was echter zó onder de
indruk van het enthousiasme van m'n
vriend, dat ik me niet lang bedacht, en
toestemde. Hij zou (als oud-hengelaar)
de bewuste dag met me meegaan. Ik
zou een snipperdag opnemen, zodat ik
de hele dag weg zou kunnen. Een moei
lijkheid was nog, dat ik steeds gewend
was tussen de middag thuis te eten, en
dus nu iets moest verzinnen om mijn
wegblijven aanemelijk te maken. Mijn
vriend kwam echter op het lumineuze
idee. om m'n vrouw door de telefoon te
vertellen, dat ik 's morgens plotseling
voor de zaak de stad uit moest, en dus
's middazs niet en 's avonds waarschijn-
KORT VERHAAL
VAN
KEES BARNHOORN
NU Ik het verrukkelijke vooruitzicht
heb, volgende weck een hele dag
met niets anders dan m'n hengel en
wat verder onmisbaar vistuig aan de
waterkant te kunnen doorbrengen, ko
men de meest wonderlijke gebeurtenis
sen weer naar boven. Misschien klinkt
het helemaal niet als iets bijzonders,
dat ik een hele dag in m'n eentje zal
gaan vissen. Maar het vreemde is juist,
dat het voor mij iets geweldigs is, zon
der ernstige gevolgen een vrije dag te
kunnen doorbrengen achter m'n dobber
tje.
De bezwaren tegen mijn hengelliefde
kwamen al, toen ik nog maar net ge
trouwd was. Naarmate een aantal streep
jes. dat op de kalender de afgehandel
de Meidagen aangaf, groter werd, groei
de mijn verlangen naar de polder met
z'n uitgestrekte visgronden. En op m'n
eerste vrije Juni-dag kon ik inderdaad
m'n hengel tevoorschijn halen, en me
een dag afzonderen van heel het we
reldgebeuren. M'n vrouw had me van
alles meegegeven, en ze was kennelijk
erg blij voor me, dat ik weer eens
echt in m'n element zou zijn. 's Avonds
leek die blijdschap echter veel minder
te zijn geworden, en ik begreep wel
dat niet alleen het feit dat ik slechts
een paar onooglijke kleine visjes mee
had gebracht hier de oorzaak van was.
Nee, de oorzaak zat veel dieper. Nadat
ik nog eens de hele dag op gelijke wij
ze had doorgebracht, begon het me dui
delijk te worden, dat Marian het „onge
zellig" vond, wanneer ik haar in m'n
vacantie een hele dag alleen liet.
Nu is het boven alle twijfel verheven,
dat één van de eerste plichten van elke
echtgenoot die zichzelf respecteert is, te
zorgen dat z'n vrouw het woord „onge
zellig" zo weinig mogelijk behoeft te ge
bruiken. In het licht van deze weten
schap begreep ik, dat ik er voor moest
zorgen dat er in 't vervolg geen verband
meer zou zijn tussen mijn hobbie en
bet woord ..ongezellig". Kortom, ik be
sefte dat ik in mijn vacantie niet meer
een hele dag kon gaan vissen. Dat be
tekende, dat ik m'n hengel in 't ver
volg niet meer zou kunnen gebruiken,
omdat Marian het vreselijk vond, met
me mee te gaan.
Nadat ik twee jaar m'n liefde voor de
edele vissport verborgen had weten te
houden, kwam ik tot de conclusie dat
een vacantie zonder een dag te hebben
gehengeld geen echte vacantie was. Nee,
voor iemand die het vissersbloed elk
uur van de dag door zich heen voelt
stromen, is zulk een vacantie niet com
pleet. Nu zou op zichzelf de wetenschap
dat ik m'n vrouw een geweldig plezier
deed door in de vacantie niet te gaan
vissen, het wel hebben gewonnen van
m'n liefde voor de hengelsport, als er
maar niet iets anders bij was gekomen.
Vrouwen denken meestal dat de zo
mer pas werkelijk is begonnen, wan
neer men geen wezenlijk verschil meer
kan ontdekken tussen hun huid en die
van iemand die z'n hele leven bruinge
brand is door de tropische zon. Mijn
vrouw in elk geval dacht, dat ze pas
toonbaar was, wanneer ze enkele sla
peloze nachten had doorgemaakt, on
danks dat toch weer hele middagen
aan het strand had gezond, en tenslotte
geen kleurverandering meer kon ontdek
ken van haar huid. al deed de zon daar
toe nog zo haar best. Het gevolg daar
van was natuurlijk, dat elke zonnige
middag werd benut, om aan het strand
meer kleur op te doen. zodat ik 's
avonds maar voor m'n eigen maaltijd
moest zorgen. Op zichzelf zou ook dit
weer niet zo erg zijn, maar de bijko
mende slapeloze nachten, waarbij ik
natuurlijk óók werd betrokken, maakten
elke zomerse dag tot een verschrikking.
Ach, en U kunt het me toch niet hele
maal kwalijk nemen, dat ik me \yat
achteruitgesteld voelde, toen ik moest
ontdekken dat aan mijn vishobbie een
eind moest komen omdat m'n vrouw
het niet gezellig vond, terwijl ze tege
lijkertijd er niet aan scheen te denken
dat ik de manier waarop zij een zo
merse dag gewoon was door te brengen,
niet helemaal kon waarderen
Het zal waarschijnlijk geweest zijn. toen
ik vier jaar getrouwd was. dat ik er
behoefte toe gevoelde aan deze toestand
een einde te maken. In die tijd werd
er namelijk al lang niet meer gevist,
echter nog steeds gezond. En omdat ik
vissen voor een man heus niet overbo-
diger kon vinden dan zonnen voor een
vrouw, vertelde ik Marian dat „ik het
zo niet gezellig vond". Natuurlijk, elk
mens heeft op z'n tijd eens de buiten
lucht nodig, maar wanneer daarbij vis
sen ongezellig genoemd moest worden,
kon ik het niet langer verkroppen dat
Zonnen wel voor gezellig doorging.
Tot eer van Marian moet ik zeggen,
dat ze direct begreep wat de bedoeling
was van m'n woorden. Ze vertelde me
namelijk zelf, dat ze er ook over had
nagedacht, en tot de conclusie was ge
komen, dat ik het niet leuk moest vin
den, wanneer ze elke middag weg ging.
Nee, 't was eigenlijk niet helemaal eer
lijk, dat ik wel iets voor haar, maar
*ij niets voor mij had over gehad. Daar
om had ze besloten in 't vervolg niet
meer naar 't strand te gaan. Alleen
van onze vacantie zouden we een ge
deelte aan het strand doorbrengen.
In do volgende periode had noch Ma
rian noch ikzelf t« klagen. Ik had het
nog steeds niet gewaagd m'n hengel op
te zoeken, en voor Marian leek de zo
mer piet te zijn gekomen, vóór ze was
Mrartgebrand. Toch geloof ik niet dat
liik laat thuis zou komen.
Nadat ik als een klein kind, dat in
bed uittelt hoeveel nachtjes het nog
moest slapen, vóór het jarig zou zijn,
elke dag met een zucht had afgeteld,
die me nog van de grote dag scheidde,
was het werkelijk zo ver dat we er op
uit zouden gaan. De zon scheen zo uit
bundig. dat ze de meest optimistische
verwachtingen scheen te rechtvaardigen.
Nadat ik vanuit de eerste de beste tele
fooncel m'n vrouw had verteld dat ik
voor de zaak de stad uit moest, begon
het vrije leven in al z'n glorie. We
fietsten door rtille landweggetjes, lieten
ons overzetten met wankele pontjes, en
we huurden een echt-houten roeibootje.
Kortom we deden alles, wat een dag-
uit-vissen tot een ware feestdag maken
kan.
Over het verloop van onze visserij
durf ik U weinig te vertellen. Wanneer
ik U de inhoud van ons leefnet zou ver
tellen. zoals die na enkele uren reeds
was, zoudt U ongelovig de schouders
ophalen en „dat zal wel" mompelen.
Daarom wil ik alleen vertellen dat we
tevreden waren. Meer dan dat zelfs.
Maar dan ook alleen voor zover het
onze vangst betrof. De veelbelovende
zon had zich teruggetrokken achter dik
ke wolken, en we voelden dat het mis
zou gaan, zoals het dit voorjaar al zo
vaak is misgegaan. Misschien een uur
nadat we onze middagboterham hadden
weggewerkt, werd de rust van ons spie
gelbeeld, dat roerloos in het water had
gestaan, verstoord door het nijdige ge
tik van de eerste regendruppels. We be
seften al spoedig dat we maar beter
zouden kunnen ophouden, want op droog
weer zouden we toch voorlopig niet be
hoeven te rekenen. En daar zaten we,
met onze goeie kleren aan, en zonder
oliegoed. M'n vriend kwam met het
voorstel, maar naar huis terug te gaan,
want „het werd toch niks". Mijn be
denkingen wimpelde hij weg, door me
de raad te geven dat ik tegen m'n
vrouw zou kunnen zeggen dat ik eerder
klaar was dan ik verwacht had.
Zo kon het dus gebeuren dat we 's
middags half vier weer ons stadje bin
nenreden. Mijn vriend met twee stellen
visgerei bij zich, want ik kon natuurlijk
met met een hengel op m'n fiets thuis
komen. Nadat ik m'n kletsnatte jas aan
de kapstok had gehangen, (in m'n ze-
Ecu, die met zijn tijd mee gaat!
Een ander /nndament, dan dat
er ligt, namelijk Jezus Christus,
kan niemand leggen.
1 Cor. 3:11.
EEN woord, dat valt midden in
partijschap en verscheurdheid.
Wordt Paulus uitgespeeld tegen Apol-
los en Cephas, en omgekeerd? En
wordt Christus uitgespeeld tegen alle
drie met hun aanhang? Noch Paulus
noch Apollos betekent iets, maar
„God, die de wasdom geeft."
En toch tintelt apostolische waar
digheid in vers 11 en is er een hoog
roepingsbesef, en onwankelbaar taak-
bewustzijn in dit woord van het on
vervreemdbaar en onvervangbaar en
onmisbaar fundament, Jezus Chris
tus, dat gelegd is en gelegd blijft,
eens voorgoed, de eeuwen door...
tot die dag!
Wij danken de Heilige Schriften aan
een bepaald tijdsbestek, aan de ar
beid van bepaalde mannen. Wij kun
nen achter die Schriften en achter
het werk van die mannen niet te
ruggrijpen, wil niet al het heil in
Christus op losse schroeven komen
te staan onder een Wetsbeleving, die
ZONDAGSBLAD 11 JULI 1953
ANNELIESJE was dol op lezen en
zij hoorde niets of niemendal, wan
neer zij las. „Boekenwurm" noemden
de broers en zusjes haar weieens en
dat klonk helemaal niet prettig.
Van mooie verhalen en sprookjes kon
het kind niet genoeg krijgen. Liefst
wilde zij de nacht erbij hebben om te
lezen; iedere avond probeerde zij- ten
minste. wat langer op te blijven om
dat zij van haar boek niet kon schei
den. Zij had ook méér dan eens een
boek onder haar kussen gestopt, dat
moeder vanzelfsprekend altijd vond en
afnam als zij haar een nachtkus kwam
geven.
Haar mooiste verhalen las zij steeds
weer over, totdat je het de boeken echt
kon aanzien, dat zij vaak gebruikt wa
ren. De Kinderbijbel had zij werkelijk
stuk gelezen.
's Morgens vroeg vóór het naar
school gaan vond men Anneliesje meest
al in haar nachtgoed heerlijk in een
stoel genesteld met een boek. Het was
een wonder, dat zij overdag nog naar
school te krijgen was, want zij was
's middags nog maar amper in huis
of zij zat alweer rustig te lezen. Van
haar huiswerk maakte zij zich altijd
maar vliegensvlug af. Dat was jam
mer, want bijna had zij daarom het
toelatingsexamen voor de H.B.S. niet
gehaald. Zij haalde het net nadat moe
der erg veel moeite had gedaan haar
ertoe te brengen, wat méér te leren.
Wanneer moeder Annelies vroeg de
tafel te dekken of een boodschap voor
haar te doen, dan hóórde zij moeder
meestal niet en als zij moeder wel
moest horen doordat de toon van moe
ders stem al boos werd, dan klonk er
7o'n lelijk gemopper uit Annelies' hoek,
dat moeder het werkje maar aan een
van de broertjes of zusjes opdroeg.
Natuurlijk was moeder erg teleurge
steld. dat haar oudste alléén maar aan
lezen dacht en er nooit bij stilstond,
dat zij moeders taak op velerlei ma
nter kon verlichten. Moeder hoopte
maar dat het kind gauw tot beter in
zicht zou komen.
Anneliesje had tenslotte zoveel ver
halen in haar hoofd gestampt, dat zij
alles door elkaar haalde wat zij had
gelezen. Zij wist niet meer. of b.v.
Sneeuwwitje zevenmijlslaarzen had ge
dragen toen zij het ouderlijk huis ver
liet: zij dacht ook, dat Doornroosje
gestorven was aan een stukje appel.
jrtjes had gehad of
ook. En het suizebolde haar, wanneer
zij eraan dacht, hoe het toch met
Gelukkige Hans was afgelopen. Was
hij eigenlijk met een klomp goud thuis
gekomen die hij had gekregen in ruil
voor het paard of de koe of... Oh,
zij wist het niet meer.
En 's nachts droomde zij ervan. Zij
zag Koning Winter in tranen, want
zijn mooie ijspaleis smolt boven zijn
arme. ruige hoofd Zij zag de lente-
fee in al die plassen ijswater stap
pen en haar móóie kleed werd vuil
en zwaar van het nat, zodat de lie
ve fee tenslotte niet meer verder kon
lopen en schreiende in de modder bleef
2itten. Het was zo'n treurig gezicht
en Anneliesje schreide al met haar
gade en zag hoe zij
in woede de stam stonden te schud
den, totdat het jongetje in een wijde
boog uit de boom vloog...
Anneliesje sloeg haar handen voor
haar ogen om niets meer te zien.
Doch haar handen werden zachtjes
weggetrokken van haar ogen en twee
elfjes hielden deze vast. Tussen zich
in namen zij haar daarna mee het
luchtruim in en Anneliesje kon net als
de elfjes overal doorheen zien. Toen
zij dat bemerkte, zweefde zij hoog bo
ven de huizen, waarvan het kind vroe
ger alléén maar de verlichte vensters
had gezien. Nu keek zij door de mu
ren heen en zag hier een vader en
een moeder treurig aan het bedje van
hun zieke kind staan. Daar zag zij
een moeder breien onder het schijnsel
van de lamp. Heel kleine kleertjes wa
ren het en Annelies veronderstelde voor
een pop. Ja, knikten de elfjes en zei
den, dat het kind morgen jarig was.
Een eindje verder zot een moeder
met vermoeide ogen op haar werk
onder de naaimachine te turen om af
te maken, wat niet klaar was geko
men die dag. De ogen van die moe
der brandden.
Anneliesje schrok ervan. Bijna over
al waren moeders nog op om te wer
ken. Hadden moeders het dan zo druk?
Ja, knikten de elfjes heel ijverig op
de onuitgesproken vraag van het kind.
Oh, Anneliesje had dit nooit geweten.
En haar eigen moeder, had die het
ook zo druk? vroeg het kind zich nu
bezorgd af. En wéér knikten de elfjes
ijverig van ja.
De tranen sprongen Anneliesje in de
ogen toen zij bedacht, hoe lelijk zij
altijd tegen haar moeder had gedaan.
En in haar angst, dat haar lieve moe
der wel eens boos op haar kon zijn,
begon zij te schreien.
Zij werd wakker in haar eigen bed
je en moeder stond over haar heen
gebogen. Zachtjes streek zij het ver
warde haar uit de ogen en vroeg wat
Nadat Aneliesje haar verhaal onder
horten en sloten had gedaan, beloofde
zij moeder, nooit meer zo lelijk tegen
haar te doen en haar zoveel zij kon
te helpen met haar werk.
onze BRievenBus
Afijn nichten en neven,
H„Ooet West, Thuis
Best", uias de op-
lossing van onze
vorige puzzle en de
kinderen zijn
er achter gekomen,
hoe ze deze vier
woorden moesten
vinden. Maar er
waren er ook, die
het werkelijk met
konden ontdekken en
zo kon het gebeuren,
dat ik brieven kreeg
met „Geloof, hoop
en liefde". Dat is
natuurlijk ook een
mooie zin, maar van
zelfsprekend was het
niet goed. Joke Terwan was een van
de meisjes, die een juiste oplossing
inzond en zij krijgt deze week de
hoofdprijs. De troostprijzen gaan naar
Francis Struik. Nelleke de Vletter en
Andries Lagendijk. Letten jullie deze
week maar goed op de postbode
Zo. en nu de brievenbus. Eens kijken,
hier heb ik een briefje van Hennie van
Oeveren, die me bovendien nog met
een prachtige tekening verraste. Het
zag er enig uit, meiske. Rinus I'ors en
Cobi Sniit zonden mij ook een tekening.
Ook jullie bedankt, zeg. Ik dacht al,
Rietje Schotborgh, dat je mij was ver
geten. maar gelukkig was je dit keer
weer present. Hier nog al een meisje,
dat een tijdje verstek heeft laten gaan.
Jij weet zeker wel wie ik bedoel. Nel
van Buuren. Is de hooitijd nu achter
de rug. Kees Hollcstcllc? Het is altijd
flink aanpakken, hè? De hooitijd valt
laat dit jaar, hè. Hoe was het in Mar
ken, Nelly Frecke, heb je nog mensen
in klederdracht gezien? Rietje de La-
bije is ook uit geweest en natuurlijk
heeft zij ook een heerlijke dag gehad.
Beppie van Spronscn vraagt om een fo
to van mij. Lieve kind, ik begin er
niet aan, veronderstel, dat het eens te
genvalt... Gerrie van der Endc is naar
Tct de jeugd
Kind, om prinses of prins te zijn
behoef je geen paleis.
Je kunt je koning voelen in
het ruisend paradijs
der vaderlandse weiden met
hun woud van wuivend gras,
waar 't aarde-hart zó rustig klopt
of er geen dreiging was.
P. DE VRIES.
Het oude speldat nooit verveelt.
de tentoonstelling „De Melkweg" ge
weest en daar moet zij nu een opstel
over maken. Doe je best, Gerrie. Fijn.
dat je voor het toelatingsexamen bent
geslaagd. Marijke van Duyn. Dat was
me wel een beloning zeg, een fiets. Jij
gaat zeker bij Nelly Freeke op school.
Martha Buitelaar. Of heb ik het mis?
Hier nog al een gelukkig geslaagde.
Gefeliciteerd met het succes. Atie
Boender. Ook bedankt voor je teke
ning Zeg, Atie, ken jij ons nichtje
van Corric Koers zijn alle
Mooi hè? Ik vind rozen ook altijd zo
heerlijk geuren. Jacomien Scholten
had de lupine per ongeluk op de kop in
haar schooltuintje gezet, maar toch
bloeit de lupine. Zijn de bloemcit
paars? Nee maar. Atie van Geest, jij
bent een dapper naaistcitje hoor. jij
mag voor mij ook wel eens een mooie
blouse komen maken. Nog een paar
dagen, dan is Afke Bergsmu jarig Een
prettige dag hoor. Annie Mons heeft
zelf haar fiets gelakt. Flink zo. meiske.
Mar iet je Veen stuurde me ook al een
tekening. Wat gezellig hoor, al die
verwennerij. Nee. Eke de Boer, ik ken
dat versje niet, waarover zij schreef,
w,cl „Sikkels blinken". Ik ken jouw va
der wel, Anneke van de Donker. Blijf
jij een trouw nichtje van mij, dat zou
ik leuk vinden. Hans Scherpenisse is
deze week jarig geweest Geluk ge
wenst. Hans. Zijn je zusjes al beter?
Fijn, dat jc weer thuis bent. Piet Lok
ker. Je kunt nu echt zeggen „Oost
West. Thuis Best". Natuurlijk RU La
gerwaard, mag jij elke week schrijven.
Graag zelfs. Nee maar, wat heb jij me
een reuze lange brief geschreven. Aafje
Rcsoort, zo krijg ik ze niet vaak hoor.
Ik vind het fijn. dat jullie zo van het
Zondagsblad genieten. Elly van Poppel.
Leuk hè. dat verhaal van mijnheer
Pimpelmans. Nou. of ik vacantie krijg.
Nccltje Vermeer. Je mag het niet ver
der vertellen hoor. maar ik heb al va
cantie gehad. Daar heb je niets van
gemerkt, hè? Tliea Neder lof vraagt of ik
eens op een Woensdagmiddag op bezoek
wil komen, want zo zegt ze „Ik heb U
nog nooit gezien." Tja. Thea. ik zou
het graag doen. maar zeg. ik kan jul
lie toch niet allemaal komen opzoeken?
Dan had ik heel wat Woensdagmidda
gen nodig, meiske. Ik ben niet boos
op jou, Truus de Jager. Truus de Ja
ger houdt erg veel van zwemmen. Dat
kan ik me voorstellen. Truus. Vooral
als het warm is, is het best uit te hou
den in het water. Ik heb het gevonden,
Ike en Jan Bakker, maar ik heb wel
moeten zoeken hoor. Het was „Aan
Tante Jos, van Ikc en Jan Bakker" en
dan volgde jullie adres. Reuze aardig
gedaan. Jan. Adrie de Graaf is heerlijk
wezen kamperen. Gezellig hè, slapen in
een tent. Maar de eerste nacht krijg
je altijd pijn in je rug, of had je daar
geen last van. Nog wel gefeliciteerd
met je verjaardag. Dieuwert Dekker,
jij bent behoorlijk verwend, joh. Annie
Spiering zond me een versje. Dat is
vast uit een oud boek, Joke. of heeft
grootmoeder het je verteld. Binnenkort
komt er weer een puzzle, waarom jij
vroeg. Willy van Dijk, nog even ge
duld Dus jij bent weer naar de oude
woonplaats terug geweest. Bert van Wa-
geningen. Er was zeker veel veranderd
door de watersnood. Sjaantje van der
Wel kon de spreuk niet vinden, maar
toch stuurde zij mij een briefje Dat
vind ik nou eens lief. Mcta Starre
gaat drie weken naar Doorn. Heerlijk,
Mela, hot is daar zo mooi. Jij hebt
een gezellige verjaardag gehad. Ma-
riko Spijker. Lukt het Jokara-spelletje.
En hoe is het met jou, Corrie Bokhorst?
Ik hoop van harte, dat je al wat bent
opgeknapt. Van harte het beste er mee,
Corric, en groeten aan moeder. Ik was
erg blij met haar brief. Vergeet je niet,
dat aan moeder te vertellen? Hier nog
al een jarige, het houdt niet op. Ook
jij gefeliciteerd. Kees Vlasblom. Ga je
nog een zwemdiploma halen. Mar ja
Montehan, of houd jc het bij dat ene?
Anneke Hoogendoorn plakte een poëzie-
plaatje op de brief. Het was een leuk
plaatje, hoor. Jullie hebben vast saamp
jes de puzzle opgelost. Betsie Molenaar
en Nellie Groeneveld en jullie weten
7A?ker wel waarom ik dat heb geraden?
Ria Kok heeft haar briefje voor de
verandering eens getikt. Netjes ge
daan. Ria. Waarom schrijft jouw zus
je niet meer. Henk Goeman? Dat moet
je haar eens vragen voor mij. Meisjes
en jongens de brievenbus gaat weer
dicht. Eerst willen wij nog aan Joke
Pronk. Herbert van Hoogdalen, Margo
Gijzen. Ellic Schilt, Peter Soetekouw
en Cootje van der Waals zeggen, dat
wij het leuk vinden, dat zij mee gaan
doen. Ik wens jullie allemaal een pret
tig week-einde toe tot volgende week.