6
Cen ^HARLOISSE
DORPSSCHOOLMEESTER
Scheiding en vereniging
PLUK DEN DAG!
S^.
TENTOONSTELLING Cincl en
Het geheim der fantasie bleef de eeuwen door hetzelfde
IN DELFT VINDT MEN ER EEN STUKJE VAN TERUG
Al wat men hier op Aerden Siet,
ls poppe goet en anders niet,
De mensch, al wat hy daar van vint
Die speelter mee, gelijk een Kint,
Hy heeft het Lief een korten tijt,
Dat hy daarnaar Licht van hem
smyt.
Zoo üs de mensch dan, als men
vindt,
Niet tweemaals, maar altyds een
kindt.
(Qpschri/t Uit Poppenhuis. 1760)
IK speel niet meer met een tol', zei
de grijze mr F. P. Th. Rohling. hoofd
van de afdeling Oudheidkunde en Na
tuurbescherming, toen hij de tentoonstel
ling „Kind en Spel" in het Prinsenhof
te Delft opende. Niemand verbaasde
zich over deze uitspraak, doch toen mr
Rohling net „waarom" er achter liet
volgen, bleek hoe hij met deze eenvou
dige uitspraak de kern van het spel
voor het kind had getroffen. „Ik speel
niet meer met een tol, omdat het spel
me niets meer zegt. Ik heb de fantasie,
die erbij behoort verloren".
Zo is het met alle grote mensen. Ze
hebben de fantasie, die bij het spel en>
het speelgoed behoort, verloren. Hoog
stens wordt ze teruggevonden bij de
electrische trein voor de vaders en bij
het aankleden van een poppekind door
de moeders. Maar nu is het merkwaar
dige, dat op de tentoonstelling „Kind
en Spel" inplaats van de fantasie, her
innering en vertedering bij ons binnen
sluipen. Daarom is èn voor de ouderen
èn voor de kinderen, die de fantasie wel
bezitten, deze expositie zo buitengewoon
boeiend. Zolang er kinderen geweest
zijn is er speelgoed geweest. Een speel
goedje ontleent zijn waarde merendeels
niet aan de kostbaarheid van het ma
teriaal, doch aan de liefde welke het
door de bezitter toegedragen wordt. Dit
is ook de oorzaak, dat slechts weinig
speelgoed door de eeuwen heen be
waard werd. Des te gelukkiger mag
men zich prijzen, dat in de eerste zaal
een collectie aanwezig is van popjes,
een diabolo en enige tollen, uit de
Griekse, Romeinse en Egyptische tijd.
Ons trof bijzonder een klein jongens
figuur op een paardje, door het voet
stuk konden twee asjes gestoken wor
den. Hierdoor kon het kind zijn paard
je voortduwen en heen en weer rollen.
Opmerkelijk is de geringe afmeting van
deze popjes, sommige zijn slechts enke
le centimeters lang.
Poppen
DIT is wel een grote tegenstelling tot
de poppen uit later tijd, die juist bij
zonder (en dikwijls onhandig) groot
zijn. Vooral toen de beweegbare pop
pen, die de houten beschilderde en lap
pen lievelingen der kleine meisjes op
volgden, algemeen goed werden. Mis
schien was dit het gevolg van een ze
kere pronkzucht, misschien had het een
practische reden, nl. dat de ingewik
kelde costumes moeilijk op kleiner
schaal nagebootst konden worden. Een
poppengarderobe uit de 19de eeuw
placht zeer uitgebreid te zijn. In meni
ge oude familie wordt nog wel een
„poppenkoffcr" bewaard met keperen on
derrokken, sitzen japonnen, dienstboden-
kledij in blauw linnen en ruisende
toiletten, dikwijls met glinsterende
steentjes versierd. Het is de 77-jarige
mevrouw Tholcnde Ranitz geweest,
die op deze tentoonstelling hiervan me
nig voorbeeld laat zien, Mevrouw Tho-
len was als kind steeds met haar pop
pen in de weer en hield er van om met
lapjes en kantjes, die ze overal afbedel
de, er kleertjes voor te maken.
Nooit heeft ze deze liefhebberij losge
laten en zo ontstond een verzameling,
die historisch grote waarde heeft. Te
meer daar bij de pop het poppenhuis
behoorde en de inrichting daarvan een
kunst is, die behalve smaak en fanta
sie vooral kennis van het tijdperk,
waarin het huis gemeubeld werd, vra
gen. Maar dan is het geen kinderwerk
meer. Mejuffrouw Wanda Koster, wier
poppenhuis ook op de tentoonstelling to
bewonderen is, vertelde ons, dat het
reeds honderd jaar in haar familie is
en dat de elkaar opvolgende geslachten
zich steeds met de completering heb
ben bezig gehouden. Vooral Engeland
leverde dit miniatuurmateriaal, dank zij
het feit, dat Koningin Mary een verza
melaarster was van poppenhuizen uit
de na-Victoriaanse tijd. Hierdoor was er
in Engeland menigeen, die de konink
lijke liefhebberij navolgde en waar
vraag is komt meestal ook wel aanbod.
Zo'n poppenhuis was altijd min of meer
familiebezit en hadden de ouderen het
plezier van het verzamelen, de neefjes
en nichtjes amuseerden zich met dit
miniatuur gedoe al even best. De pop
penhuizen op de tentoonstelling wekken
bij de bezoekers al naar gelang van hun
leeftijd verschillende reacties. De oud
sten zullen met een schok zich terug
geplaatst zien in een verleden, dat vol
herinneringen is. In zo'n kamer zat
grootmama achter het borduurraam,
haar onafscheidelijk sleutelmandje naast
haar stoel. Daar is weer de zolder, waar
des winters de appelen in lange rijen
lagen te geuren en de keuken met zijn
koperen gerei, waar we des zomers
moesten helpen met het breken van de
boontjes voor de eindeloze inmaak.
De kinderen van nu, zien het anders
aan. Misschien zweeft in hun hoofden
wel wat teleurstelling als ze aan de pop-
penkamers van nu denken met de plas
tic breekbaarheden en we denken aan
de verzuchting van een klein meisje:
„Hier kan je écht mee spelen". Ja, de
handige vader kan verzekerd zijn van
een intense vreugde van zijn kinderen
als hij kans zou zien nog eens zo'n
echt huis in elkaar te zetten. Een en
kele keer ziet men op bazars nog wel
eens zo'n voorbeeld van huisvlijt, maar
verder schijnt onze tijd er te vluchtig
voor. „De kinderen van tegenwoordig'',
zo hoorden we een oude heer zeggen,
„zijn dit speelgoed niet meer waard, het
zou onmiddellijk vernield worden". Wij
geloven dat niet. Het kind van nu houdt
evenveel van zijn speelgoed als het
kind van vroeger. De slechte construc
tie en het breekbare onsoliede materiaal,
de goede merkspeelgoederen hierbij uit
gesloten, inspireren het kind niet. Bo
vendien wennen ze eraan, dat een speel
goedje gauw kapot is; de ervaring heeft
hun geleerd, dat je er maar niet om
moet treuren als het glanzende auto'tje
na twee dagen gekraakt is, zomin als
je van een luchtballon een langdurig le
ven kan verwachten. Het is een van de
lessen, die de bezoeker kan trekken:
„Geef solide speelgoed, geef speelgoed
dat belangstelling opwekt".
Soldaten
MERKWAARDIG is de verzameling
tinnen en papieren Straatsburger
soldaten, die de heer Paul Martin mee
bracht. Slechts enkele centimeters hoog
en uiterst fijn vormen de tinnen soldaat
jes regimenten, die behalve de kleur
rijke aanblik een ware geschiedenisles
zijn. Daar is een gevecht in midden-
Afrika, de slag in het Teutenburgerwoud,
de Tiendaagse Veldtocht, een parade
voor Koningin Victoria, Schotse Infante
risten, Napoleon te velde, een parade
voor Keizer Franz Joseph, Czaar Nico-
laas I en zijn keizerlijke garde en Fran
se dragonders, allen in nauwkeurig na
gebootste uniformen. Al deze soldaat
jes dateren van omstreeks 1830 tot 1860.
Daarvoor had men soldatenfiguren van
ongeveer 15 cm hoog, waarvan twee
grenadieren als specimen aanwezig zijn.
De Straatsburger soldaten zijn in
carton en hebben eveneens een hoogte
van ongeveer 15 cm. Op de brandkraan,
die in dit vertrek aanwezig is, staat nog
een klein grapje, nL een miniatuur
brandwacht in tin, zo minuscuul, dat
het een nauwkeurige bestudering waard
is.
Om eerlijk te zijn, wij verwachtten
dat de reactie van een kind hierbij
slechts zou zijn: dit zelf bezitten. Maar
een kleine jongen zei, nadat hij telkens
weer nieuwe bijzonderheden aan de sol
daatjes ontdekte: „Dit is zo mooi, je
hoeft het niet eens te hebben om mee
te spelen om er toch van te genieten"
En nij had gelijk! Een groot deel van
het succes is zeker te danken aan de
heer Martin, die de slagordes en para
des schitterend geënsceneerd heeft.
VOOR de grote mensen is meer het
poppenhuis van Blaauw, dat een der
grootste zalen volkomen beheerst. Het
is gebouwd in een kast van 225 bij 190
bij 80 cm en dateert uit 1750. Het werd
vervaardigd na de opdracht een huis
te vervaardigen voor de beroemde won
derdokter Ludeman. Er bestaat een uit
gebreide literatuur over dit huis, dat
thans nog in het bezit is van de heer
en mevrouw Rienstra van Stuyvesant
Went te Laren, die het welwillend voor
de tentoonstelling afstonden en hielpen
met assistentie van de heer Peter His
het weer in de oude staat in te richten.
Dit poppenhuis is nimmer als speel
goed bedoeld geweest, dunkt ons, daar
voor is de inrichting te typisch een co-
pie van de werkelijkheid, zonder de hu
mor, die de andere poppenhuizen dik
wijls door een enkel detail tonen. Het
poppenhuis van Blaauw is gevuld met
kostbaar meubilair. Het tafelgerei in de
rood moiree eetzaal is van puur zilver
en de zilverkast op de achtergrond,
waar ook het gebeeldhouwde fonteintje
is, rijk van inhoud. Dat het geen speel
goed is lijkt ons bewezen door de Vrij
metselaarsloge, die op de eerste
verdieping is ingericht. Merkwaardig is
voorts de bibliotheek Van de wonder
dokter, waar langs de wanden echte le
ren bandjes rijen.
Dit is niet het rijke interieur van
een patriciërshuis, maar de eet
kamer van het poppenhuis van
Blaauw, dat tentoongesteld is op
de tentoonstelling in het Prinsen
hof te Delft. Het eetgerei en de
kandelaars zijn van zilver, de kaar
sen zijn echt en eigenlijk verwacht
men ieder ogenblik, de gasten te
zien binnentreden in dit lilliput
tershuis.
We merkten bij ons bezoek aan de
tentoonstelling trouwens op, dat de kin
deren hier slechts een vluchtige blik
wierpen, maar de ouderen zich verdron
gen om dit prachtig voorbeeld van een
vervlogen tijd nauwkeurig te bestude-
Ook de volgende zaal heeft van dat
„speelgoed", waarvan men zich afvraagt
of het voor oud of jong gemaakt werd.
Het zijn de „rarekiekkasten", de ka-
leidoscoop en andere optische instru
menten die ons als we er met één oog
ingluren de meest verrassende effec
ten geven. Hier vindt het kind verruk
king en de volwassene plezier om die
onbegrijpelijke vergezichten en kleur-
schitteringen en we vergeten even dat
de film ons al lang verleerd heeft ons
nog over iets te verbazen.
Houten speelgoed
HOUT is vele eeuwen lang het meest
willige materiaal voor speelgoed ge
weest. Het is gemakkelijk te verwerken,
het is sterk en prettig in de handen.
Vooral in bosrijke streken, waar de
mooie ronde takken voor het grijpen wa
ren en iedere jongen het houtsnijden be
oefende, was dat logisch. Typisch is ech
ter dat er toch een zeer bepaalde lijn
in dit speelgoed zit. We hebben bijv. de
arke Noach met heel de wonderlijke die
renwereld en de Neurenberger speelgoed
stadjes. Vooral het laatste is speelgoed,
dat het moderne kind ook nog zal waar
deren. Het is merkwaardig, dat het kind
liever met kleine stukjes speelt dan met
grote auto's en wagens. De laatste zal
hij willen bezitten omdat het groot en
machtig lijkt, maar hij kan er niet zo
mee spelen. Het geeft hem geen gele
genheid zijn fantasie de vrije loop te la
ten, omdat het onhandige formaat hem
telkens in zijn handelingen stoort en de
loop van zijn gedachten afbreekt. Het
speelgoed wordt inplaats van een stimu
lans een spelbreker!
De moderne houten speelgoederen, zo
als het zowel in ons land als in Dene
marken op uitstekende wijze gemaakt
wordt, ontbreekt op de tentoonstelling,
die dan ook niet op volledigheid aan
spraak maakt. Toch zou het de moeite
waard zijn geweest, hiervan een kleine
collectie aan te hebben doen sluiten,
want merkwaardig is vooral het verschil
in kleur, dat tussen het speelgoed uit de
vroegere tijd en thans bestaat. Een ter
rein waar een vergelijking tussen oud
en nu volkomen onmogelijk is, lijkt ons
dat van het kinderboek. De „zedelijke
verhalen voor de beschaafde jeugd" zijn
nu nog slechts belachelijk en we kunnen
ze slechts nog als studiemateriaal ge
bruiken om de evolutie in de opvoeding
te leren begrijpen.
Maar hoe zullen vijftig Jaar later mis
schien wijze mensen hun hoofd schud
den als ze de lectuur van onze kinde
ren zien en men legt er als voorbeeld
enige beeldromans neer. Tenminste wan
neer dan het goede kinderboek het van
deze weinig inspanning vragende sensa
tieplaatjes gewonnen heeft.
•fr
In dezelfde zaal hangen verscheidene
van de 72 schilderijen, waarop kinderen
voorkomen, welke de tentoonstelling
„Kind en Spel" aanvullen. Een geluk
kige gedachte om het speelgoed en de
kinderen te combineren, al is het dan
op linnen. Wanneer we deze kinderge
zichtjes zien beven de kanten kragen,
die figuurtjes in wjjduitstaandc rokjes,
dan mogen we ons verbazen, dat onze
jeugd van nu in spijkerbroek en cow-
boyhemd, met een houtje-touwtje en op
een step, toch eigenlijk speelt met het
zelfde waar deze kinderen mee speelden
al heeft de vorm zich gewijzigd. „Kind
en Spel" en het geheim der fantasie.
Het geheim der fantasie, dat het gigen-
dom van het kind is, is dan toch door
al die eeuwen heen, het zelfde gebleven.
Ieder kind bezit er een deel van en ie
der mens weet, dat hij het verloren
heeft. Op de tentoonstelling „Kind en
Spel" vindt hij er een stukje van terug
en dat is het. geloven wij, waarom het
dwalen door het Prinsenhof thans zo de
moeite waard ie»
De Neurenberger speelgoeddoos was het toppunt van heerlijkheid voor onze
grootouders, toen die nog kinderen waren. Op de tentoonstelling Kind en Spel
zien we verscheidene opstellingen van dorpen en steden.
Een dorpsplein, samengesteld uit poppenhuizen uit de 18de eeuw. Tot in de
kleinste details is het miniatuurleven „echt" en bij bestudering kunnen we
enorm veel leren over het leven uit die dagen.
in de gouden eeuw
meester, vooral in de dorpen, een
belangrijk man. Immers hij onder
wees niet alleen de dorpsjeugd uit
het onvolprezen Haneboek, maar was
ook koster, voorlezer en zolang het
orgel in de kerk ontbrak, voorzanger.
Driemaal daags moest hij de klok lui
den, tegenwoordig zyn bij de begra
fenissen en bij elke kerkeraadsver-
gadering fungeren als bode. Op som
mige plaatsen, ook op Charlois, moest
de meester met zyn leerlingen op
Zondagmiddag in de kerk komen om
aan de kerkeraad de kennis van zijn
leerlingen in de Christelijke leer te
tonen.
Geen wonder dus dat de gemeente
er groot belang bij had wie tot school
meester werd benoemd.
Op Charlois werd de meester aan
gesteld door het burgerlijk bestuur,
toen Schout en Schepenen, ook wel 't
Gerecht of de Wet genaamd. Zij de
den dit in nauw overleg met de ker
keraad, vanwege het grote belang dat
deze had bij de te benoemen functio
naris. Niet altijd echter hield het Ge
recht zich aan deze afspraak. Was er
b.v. onenigheid tussen de beide colle
ges, en dat gebeurde nog al eens, dan
benoemde het gerecht de Schoolmees
ter zonder enig overleg met de ker
keraad.
-a-
Zo ook in het jaar 1626. Meester
Jan Willems, we weten verder niets
van hem, had z'n attestatie aange
vraagd en was vertrokken. Het Ge
recht benoemde spoedig daarop een
opvolger. Toen alles al in kannen en
kruiken was, werd voor de vorm aan
de kerkeraad om advies gevraagd.
Deze antwoordde het volgende: „De
Kerckeraat van Charlois, op versoeck
des Wetts vergadert om te advisee-
ren over het aennemen van Mr. An-
thonius Abrahams, tegenwoordig
schoolmr. op Nederhemert bij Heus-
den, tot onsen ordinairen schoolmr.
heeft geresolveert en besloten. Also
zij verstaen, het advys (besluit) al
reeds by de Wett genomen, mitsga
ders de groote genegenheit van som
mige Schepenen tot den voorz. Mr.
Anthonius, haer concent (toestem
ming) oock also daertoe te draghen
(hoewel de Kercke in haer recht gro-
telijcs is vercort) dat zij des niet te
min in toecomende tijden haer recht
int stellen van een schoolmr. will be
houden."
De kerkeraad geeft dus zijn toe
stemming onder protest. Hij wilde
zijn invloed op de benoeming behou
den.
Charlois heeft het met Meester An
thonius Abrahams, al spoedig heel
vertrouwelijk Meester Teunis ge
noemd, niet erg getroffe^i. Hij blijkt
een kwaadspreker te zyn, en wel zo
erg, dat in 1632 ds Pelanen met z'n
ouderling Bastiaen Pieters bij de
meester op bezoek komen en hem
verzoeken, omdat hij naar de vele
waarschuwingen niet heeft willen
luisteren, zich van de „tafel des Hee-
ren", het Avondmaal, te onthouden.
Inplaats van schuld te bekennen
maakt de meester zich zeer boos,
„ende gebruyekt eenige onbehoorly-
cke redenen" tegen z'n bezoekers.
Hoewel de meester na enige tijd
beterschap belooft, blijkt daar weinig
of niets van uit zijn levenswandel. In
tegendeel! Het word^ steeds erger.
Hij gaat zich te buiten aan sterke
drank en als gevolg daarvan is hij
„aan het vechten getrokken." 't
Wordt nu toch wel een beetje al te
erg. Er wordt op Charlois over ge
sproken. Hoe hebben 't Gerecht en de
Kerkeraad zo iemand kunnen benoe
men! Daarom verzoekt de kerkeraad
aan Schout en Schepenen aan de be
woners van Charlois bekend te ma
ken, dat zij Mr. Teunis benoemd heb
ben en dat de kerkeraad hieraan geen
deel heeft gehad.
Niettegenstaande alle vermaningen
blijft het slecht gaan met de meester.
Herhaalde malen vermelden de acta
van de kerkeraad dat hij zich op er
gerlijke wyze misdraagt en zich dien
tengevolge haast altijd van de tafel
des Heeren moet onthouden. Tenslot
te is de maat vol. Kerkeraad en het
Gerecht zijn het er over eens dat het
zo niet langer gaat.
„Anno 1641. Den 26 April is Teunis
Abrahams, schoolmeester, nae me
nigvuldige aenmaninge en warschu-
winge om sijn quat compartement
van Magistraet (gerecht) en Kercke-
raet, tsamen vergadert sijnde, een-
stemmelick van sijn Kerck- en School
dienst afgedanckt."
Mr Teunis moet dus weg, onge
vraagd krijgt hij zijn ontslag. De
meester zal wel „eenige zeer onbe
hoorlijke redenen gebruykt hebben",
toen hem dit besluit medegedeeld
werd. Zelf durft hij echter niet meer
naar de kerkeraad te gaan, tenminste
hij stuurt z'n vrouw naar de vergade
ring om zijn attestatie te vragen. Of
schaamde hij zich?
Zo'n attestatie was een belangrijk
document, een soort bewijs van goed
gedrag, zonder welk men als school
meester in die tijd zeker geen betrek
king kon krijgen. De Charloisse Ker
keraad wil dan ook Mr. Teunis in zijn
verder leven nog een kans geven en
verstrekt hem de volgende attestatie:
„Alsoo men schuldich is, insonder-
heyt daertoe versocht zijnde, de
waerheit getuigenisse te geven, soo
attesteren wij van de Kerckeraet tot
Charlois, ten versoeke van Teunis
Abrahams, dat hij gedurende de tijd
van 15 jaren bij ons is geweest niet
alleen litmaet van Jezus Christus Hei
lige Gemeynte. maer oock schoolmees
ter en voorsanger in de Kercke. En
dat hij sich gedurende deese tijt in
zyn ampleven en wandel soo heeft
gedragen (uytgesondert zijn menselij
ke swacheden, als wij alle onderwor
pen zyn) dat wij hem bedancken voor
sijn goede diensten, en alsoo hij ge-
sint is onse plaetse en gemeynte te
verlaten, om redenen die hem movee
ren en sijn avont elwers te gaen soe-
ken, hebben wy hem tot dien eynde
geen attestatie connen weygeren.
Actum den 9 May 1641 in onse Ker-
ckelyke vergadering.
Was onderteykent bij den predikant
uyt aller naeme."
Als Meester Teunis tenslotte toch
nog de vele waarschuwingen van de
Charloisse Kerkeraad ter harte heeft
genomen, zal hij zeker "elwers" een
goede levensavond gevonden hebben.
DINKSTEREN bracht de volheid der
genade, die Christus had verwor
ven. En die volheid tekende zich aan
stonds af in het vervuld worden van
alle discipelen met de Heilige Geest.
Vandaar ook, dat de eerste prediking
van de verrezen Christus zo over
vloedig wordt gezegend, dat hun klein
getal van 120 personen op die ene dag
25 maal vergroot wordt.
Ja, de Heilige Geest breekt zelf de
perken door, die Israël als het heilige
volk tot dusver van de volken a/zon
derde: „u komt de belofte toe en uw
kinderen", maar nu ook „allen die
verre zijn, zovelen als er de Here onze
God toe roepen zal".
O, het is heerlijk, die zegen, die
verrijking, die uitbreiding. Het was
zelfs veel te groot om In die ene dag
te kunnen worden ingedacht. De ver
strekkende gevolgen van deze hoog
heerlijke gebeurtenis konden eerst van
lieverlede aan het licht treden. Het
/JE moderne mens kent slechts het
naakte heden. Ja, is dat wel
werkelijk waar? Het heden kennen
dat is een Bijbels begrip. Het
betekent: de tijd uitkopen, elk mo
ment zinvol besteden in de dienst
aan God en de naaste. Het betekent:
beseffen dat we in het heden der
genade leven, en de keuze hebben
te doen. Een keuze voor eens en
voor goed en op grond van deze
keus een voortdurende herhaling
van keuzen ten beste. Voor de
christen bestaat er inderdaad zoiets
als een heden. De christen wordt
onophoudelijk door God aangespro
ken en God vraagt bewuste beslis
singen van hem. Maar de ontker
stende mens heeft feitelijk geen
heden meer: hij neemt geen beslui
ten, doch hij wordt geleefd. Daar
om zijn we dichter bij de waarheid
wanneer we deze na-mens aandui
den als de mens zonder verleden èn
zonder heden.
Deze na-christendommelijke mens
kiest immers niet langer. Het leven
laat hem geen keuze en hij zou ook
niet weten wat hij zou dienen te
kiezen. Het leven is hem als de
lopende band, die onophoudelijk
bepaalde onderdelen op hem toe
schuift: auto-onderdelen, of toffes,
of te sorteren schroefjes of wat dan
ook. Zo werkt op hem het leven in.
„Je moet maar afwachten wat je
overkomt", zegt deze mens en hij
blijft totaal lijdelijk berusten. „Het
leven kan wat moois voor je in
petto hebben, maar net zo goed iets
lelijks" we zullen wel zien! Ik
vraag me gedurig af in hoeverre
juist het werk aan de lopende band
een dergelijke levensbeschouwing
kan ingeven. Of moet ik het omke
ren: laat een dergelijke levensbe
schouwing een mens vrede vinden
bij het practisch-automatische werk
aan een lopende band? Hoe dan
ook, deze mens onthoudt zich van
elke actieve daad. We merken tel
kens op hoe hij zich tot niets kan
verbinden. Het is vrij nutteloos om
met hem afspraken te maken
hij zal zich daaraan toch niet hou
den. Men bezoekt hem 's morgens
en hy verontschuldigt zich dat de
visite niet gelegen komt. Hij maakt
met een genoegen een zeer ernstige
afspraak voor diezelfde middag om
drie uur. „Ja best, om drie uur
Nee, ik ben er dan vast, en dan
kunnen we praten Maar om
drie uur sta je als een dwaas bij
hem aan te bellen: hij heeft er geen
moment op gerekend dat iemand
anders een afspraak houdt en even
min erover gedacht om die zelf na
te komen. Hij belooft met klem de
volgende dag of week op een be
paalde samenkomst te verschijnen.
Hij zweert dure eden dat dit stellig
gebeuren zal. Maar hij zal op weg
naar de bijeenkomst een derde ont
moeten, die hem vrolijk overhaalt
om naar een heel ander stadsdeel te
wandelen. En het heeft geen zin
hem daarover hard aan te spreken.
Uit de
VOLKSWIJK
Hy zou stomverbaasd zijn, indien
men dat deed of hem verwijten
maakte. „Dat lag nou eenmaal zo
daar kun je toch niets aan
doen?" Inderdaad: hij kan daar
niets tegen beginnen. Maar als het
reeds onmogelijk is om de keuze
voor een gesprek of voor een sa
menzijn te doen, hoe totaal ondenk
baar is het dan dat hij een keuze
voor Christus zou doen! Die keus
heeft te maken met bepaalde nor
men van goed en kwaad. Die keus
richt zich op onbekende verten in
de toekomst. Dat is hem allemaal
véél te geleerd: je leeft maar een
maal en je moet zien dat je dus
naar je toehaalt wat je maar te
pakken kunt krijgen!
De mens zonder heden. Deze
mens heeft tot zijn lijfspreuk ge
maakt dat woord uit de oudheid
waarmee destijds Louis Couperus
zo weg liep: „Carpe diem" Pluk
den dag. Geniet tot h«t uiterste van
het moment dat geschonken
wordt Geniet tonder dieper
navragen, argeloos en gelukkig als
een dier. Bij Louis Couperus was
dat alles pose: een reactie op het
Haagse leven rond de eeuwswisse
ling waar men zijn tijd verdeed.
Een reactie ook op zijn eigen over
spannen schrijversbestaan, dat nau
welijks aan genieten toekwam. Bij
de moderne mens is dit de naakte
waarheid en het maakt hem tot
on-mens, wolf temidden der wolven.
Want als je alles uit een dag wilt
halen, dan kun je dat alleen ver
overen door bruut geweld, door
grauwen en knauwen, door gronde
loze haat en zelfzucht.
De mens zonder heden. De dingen
en gebeurtenissen komen over hem
heen, en soms komt „het" over hem.
„Het" dat geheimzinnige com
plex van razende driften. Zulke
momenten beslissen over zyn leven.
,flet" kan hem voor altijd bin
den aan een vrouw, waarvan hij
niets begrijpt en waarmee hij niet
tot enig diepere eenheid kan ge
raken. „Het" kan hem doen
belanden op de beklaagdenbank
wegens misdadigheid. „Het" kan
hem omhoogstuwen of omlaag-
drukken. En dat „het" is altijd on
geremd en ongebreideld door enige
hogere norm. Hij mag dan de dag
plukken, maar hij verzamelt er
enkel die bloemen uit, die snel ver
dorren: er zitten geen knoppen
onder, die morgen bloeien zullen.
Want wie na hem leeft, na hem
zorgt
De mens zonder heden. Deze in
stelling van zijn wezen maakt dat
h\j grif volgt, wie hem gouden
bergen belooft. Sticht een partij,
die schelle eisen stelt, bij voorkeur
van materiële aard en ge krijgt
hem tot aanhanger. Alleen: niet
voor lang, want wie meer biedt,
sleept hem meteen bij u weg.' Pluk
den dag!
WUKPREDIKANT.
heeft heel de tijd der apostelen ge
duurd eerdat niet zonder strijd
voor goed was vastgelegd, van welke
betekenis deze gebeurtenis was voor
al de toekomende eeuwen.
Want het bleef niet beperkt tot ecu
kleine kring. Deze gebeurtenis werkte
door over heel de toen bekende we
reld Ze deed zich gelden1 niet alleen
binnen de kerk van Christus, maar
ook daarbuiten. Ze werkte in op het
leven der volken.
En nog na zoveel eeuwen is haar
werking niet gestuit. Ze zal ook niet
gestuit worden. Want de Trooster, de
Geest der waarheid, die de Vader in
Jezus' naam zond, blijft in der
eeuwigheid.
En toch zegt Jezus zo nadrukke
lijk in één adem erby, dat de wereld
die Geest der waarheid niet kan ont
vangen, want zij ziet Hem niet, en
kent Hem niet.
Dit bleek al aanstonds op de Pink
sterdag. Zelfs de menigte dergenen,
die uit alle oorden der wereld naur
Jeruzalem gekomen waren om Is
raëli God naar de Wet te eren en te
dienen, verstond er niets van. Zij
werden ontroerd en anderen durfden
zelfs er de spot mee te drijven
En alleen Petrus, en met hem de
anderen van de elf apostelen, betuig
de: Dit is het wat gesproken is door
de profeet Joel, dat Ik zal uitstorten,
zegt God, van myn Geest op alle
vlees.
Zo maakt de Heilige Geest schei
ding, terwijl Hij verenigt. Zoals Chris
tus zelf scheiding maakt, naar zijn
eigen woord: Ik ben niet gekomen,
om vrede te brengen, maar het
zwaard.
Die scheiding gaat niet langs de
grenslijnen van het natuurlijk leven,
maar kruist deze telkens weer. Hij
maakt geen onderscheid tussen ouden
en jongen, dienstknechten en vrijen,
aanzienlijken en geringen, geleerden
en ongeleerden: over die allen wordt
Hij uitgestort. Straks ook over de
heidenen.
Maar tegelijk trekt Hij een scheur,
dwars door Israël heen, straks door
de volken. Soms zelfs in de huisgezin
nen. Zelfs waar mensen duor de
tederste natuurlijke en aardse banden
verenigd zijn, daar maakt Hij schei
ding.
Sterker nog: de wereld kan Hem
niet ontvangen. En die wereld wordt
zelfs niet door kerkmuren afgesloten.
Ook binnen die muren kunnen zich
bevinden die van de wereld zijn, van
wie het woord des apostels geldt: zij
waren uit ons niet (1 Joh. 2:19).
Het komt ten slotte neer op wot
Jezus tot zijn discipelen zegt: gij kent
Hem, de Geest der waarheid, want Hij
blijft bij ulieden, en zal in u zyn.
Dat maakt het onderscheid. De
wereld ziet de Trooster, de Geest der
waarheid, niet en kent Hem niet. Ze
ziet wel zijn werkingen, maar ze ziet
niet dat het van Hem komt. En ze
kent Hem niet, ze wil Hem niet ken
nen, ze erkent Hem niet voor de
Trooster, de Geest der waarheid.
Daarom kan ze Hem ook niet ont
vangen. Ze staat vijandig tegen Hem
Bij Jezns' discipelen was dit anders.
Bij hen is de vijandschap gebroken.
Zij verlangen naar de Heilige Geest.
Ze hebben behoefte aan Hem als de
Trooster, die alleen machtig is hun
ziel te verkwikken.
En hoe is 't bij u, lezer?