6 Cen ^HARLOISSE DORPSSCHOOLMEESTER Scheiding en vereniging PLUK DEN DAG! S^. TENTOONSTELLING Cincl en Het geheim der fantasie bleef de eeuwen door hetzelfde IN DELFT VINDT MEN ER EEN STUKJE VAN TERUG Al wat men hier op Aerden Siet, ls poppe goet en anders niet, De mensch, al wat hy daar van vint Die speelter mee, gelijk een Kint, Hy heeft het Lief een korten tijt, Dat hy daarnaar Licht van hem smyt. Zoo üs de mensch dan, als men vindt, Niet tweemaals, maar altyds een kindt. (Qpschri/t Uit Poppenhuis. 1760) IK speel niet meer met een tol', zei de grijze mr F. P. Th. Rohling. hoofd van de afdeling Oudheidkunde en Na tuurbescherming, toen hij de tentoonstel ling „Kind en Spel" in het Prinsenhof te Delft opende. Niemand verbaasde zich over deze uitspraak, doch toen mr Rohling net „waarom" er achter liet volgen, bleek hoe hij met deze eenvou dige uitspraak de kern van het spel voor het kind had getroffen. „Ik speel niet meer met een tol, omdat het spel me niets meer zegt. Ik heb de fantasie, die erbij behoort verloren". Zo is het met alle grote mensen. Ze hebben de fantasie, die bij het spel en> het speelgoed behoort, verloren. Hoog stens wordt ze teruggevonden bij de electrische trein voor de vaders en bij het aankleden van een poppekind door de moeders. Maar nu is het merkwaar dige, dat op de tentoonstelling „Kind en Spel" inplaats van de fantasie, her innering en vertedering bij ons binnen sluipen. Daarom is èn voor de ouderen èn voor de kinderen, die de fantasie wel bezitten, deze expositie zo buitengewoon boeiend. Zolang er kinderen geweest zijn is er speelgoed geweest. Een speel goedje ontleent zijn waarde merendeels niet aan de kostbaarheid van het ma teriaal, doch aan de liefde welke het door de bezitter toegedragen wordt. Dit is ook de oorzaak, dat slechts weinig speelgoed door de eeuwen heen be waard werd. Des te gelukkiger mag men zich prijzen, dat in de eerste zaal een collectie aanwezig is van popjes, een diabolo en enige tollen, uit de Griekse, Romeinse en Egyptische tijd. Ons trof bijzonder een klein jongens figuur op een paardje, door het voet stuk konden twee asjes gestoken wor den. Hierdoor kon het kind zijn paard je voortduwen en heen en weer rollen. Opmerkelijk is de geringe afmeting van deze popjes, sommige zijn slechts enke le centimeters lang. Poppen DIT is wel een grote tegenstelling tot de poppen uit later tijd, die juist bij zonder (en dikwijls onhandig) groot zijn. Vooral toen de beweegbare pop pen, die de houten beschilderde en lap pen lievelingen der kleine meisjes op volgden, algemeen goed werden. Mis schien was dit het gevolg van een ze kere pronkzucht, misschien had het een practische reden, nl. dat de ingewik kelde costumes moeilijk op kleiner schaal nagebootst konden worden. Een poppengarderobe uit de 19de eeuw placht zeer uitgebreid te zijn. In meni ge oude familie wordt nog wel een „poppenkoffcr" bewaard met keperen on derrokken, sitzen japonnen, dienstboden- kledij in blauw linnen en ruisende toiletten, dikwijls met glinsterende steentjes versierd. Het is de 77-jarige mevrouw Tholcnde Ranitz geweest, die op deze tentoonstelling hiervan me nig voorbeeld laat zien, Mevrouw Tho- len was als kind steeds met haar pop pen in de weer en hield er van om met lapjes en kantjes, die ze overal afbedel de, er kleertjes voor te maken. Nooit heeft ze deze liefhebberij losge laten en zo ontstond een verzameling, die historisch grote waarde heeft. Te meer daar bij de pop het poppenhuis behoorde en de inrichting daarvan een kunst is, die behalve smaak en fanta sie vooral kennis van het tijdperk, waarin het huis gemeubeld werd, vra gen. Maar dan is het geen kinderwerk meer. Mejuffrouw Wanda Koster, wier poppenhuis ook op de tentoonstelling to bewonderen is, vertelde ons, dat het reeds honderd jaar in haar familie is en dat de elkaar opvolgende geslachten zich steeds met de completering heb ben bezig gehouden. Vooral Engeland leverde dit miniatuurmateriaal, dank zij het feit, dat Koningin Mary een verza melaarster was van poppenhuizen uit de na-Victoriaanse tijd. Hierdoor was er in Engeland menigeen, die de konink lijke liefhebberij navolgde en waar vraag is komt meestal ook wel aanbod. Zo'n poppenhuis was altijd min of meer familiebezit en hadden de ouderen het plezier van het verzamelen, de neefjes en nichtjes amuseerden zich met dit miniatuur gedoe al even best. De pop penhuizen op de tentoonstelling wekken bij de bezoekers al naar gelang van hun leeftijd verschillende reacties. De oud sten zullen met een schok zich terug geplaatst zien in een verleden, dat vol herinneringen is. In zo'n kamer zat grootmama achter het borduurraam, haar onafscheidelijk sleutelmandje naast haar stoel. Daar is weer de zolder, waar des winters de appelen in lange rijen lagen te geuren en de keuken met zijn koperen gerei, waar we des zomers moesten helpen met het breken van de boontjes voor de eindeloze inmaak. De kinderen van nu, zien het anders aan. Misschien zweeft in hun hoofden wel wat teleurstelling als ze aan de pop- penkamers van nu denken met de plas tic breekbaarheden en we denken aan de verzuchting van een klein meisje: „Hier kan je écht mee spelen". Ja, de handige vader kan verzekerd zijn van een intense vreugde van zijn kinderen als hij kans zou zien nog eens zo'n echt huis in elkaar te zetten. Een en kele keer ziet men op bazars nog wel eens zo'n voorbeeld van huisvlijt, maar verder schijnt onze tijd er te vluchtig voor. „De kinderen van tegenwoordig'', zo hoorden we een oude heer zeggen, „zijn dit speelgoed niet meer waard, het zou onmiddellijk vernield worden". Wij geloven dat niet. Het kind van nu houdt evenveel van zijn speelgoed als het kind van vroeger. De slechte construc tie en het breekbare onsoliede materiaal, de goede merkspeelgoederen hierbij uit gesloten, inspireren het kind niet. Bo vendien wennen ze eraan, dat een speel goedje gauw kapot is; de ervaring heeft hun geleerd, dat je er maar niet om moet treuren als het glanzende auto'tje na twee dagen gekraakt is, zomin als je van een luchtballon een langdurig le ven kan verwachten. Het is een van de lessen, die de bezoeker kan trekken: „Geef solide speelgoed, geef speelgoed dat belangstelling opwekt". Soldaten MERKWAARDIG is de verzameling tinnen en papieren Straatsburger soldaten, die de heer Paul Martin mee bracht. Slechts enkele centimeters hoog en uiterst fijn vormen de tinnen soldaat jes regimenten, die behalve de kleur rijke aanblik een ware geschiedenisles zijn. Daar is een gevecht in midden- Afrika, de slag in het Teutenburgerwoud, de Tiendaagse Veldtocht, een parade voor Koningin Victoria, Schotse Infante risten, Napoleon te velde, een parade voor Keizer Franz Joseph, Czaar Nico- laas I en zijn keizerlijke garde en Fran se dragonders, allen in nauwkeurig na gebootste uniformen. Al deze soldaat jes dateren van omstreeks 1830 tot 1860. Daarvoor had men soldatenfiguren van ongeveer 15 cm hoog, waarvan twee grenadieren als specimen aanwezig zijn. De Straatsburger soldaten zijn in carton en hebben eveneens een hoogte van ongeveer 15 cm. Op de brandkraan, die in dit vertrek aanwezig is, staat nog een klein grapje, nL een miniatuur brandwacht in tin, zo minuscuul, dat het een nauwkeurige bestudering waard is. Om eerlijk te zijn, wij verwachtten dat de reactie van een kind hierbij slechts zou zijn: dit zelf bezitten. Maar een kleine jongen zei, nadat hij telkens weer nieuwe bijzonderheden aan de sol daatjes ontdekte: „Dit is zo mooi, je hoeft het niet eens te hebben om mee te spelen om er toch van te genieten" En nij had gelijk! Een groot deel van het succes is zeker te danken aan de heer Martin, die de slagordes en para des schitterend geënsceneerd heeft. VOOR de grote mensen is meer het poppenhuis van Blaauw, dat een der grootste zalen volkomen beheerst. Het is gebouwd in een kast van 225 bij 190 bij 80 cm en dateert uit 1750. Het werd vervaardigd na de opdracht een huis te vervaardigen voor de beroemde won derdokter Ludeman. Er bestaat een uit gebreide literatuur over dit huis, dat thans nog in het bezit is van de heer en mevrouw Rienstra van Stuyvesant Went te Laren, die het welwillend voor de tentoonstelling afstonden en hielpen met assistentie van de heer Peter His het weer in de oude staat in te richten. Dit poppenhuis is nimmer als speel goed bedoeld geweest, dunkt ons, daar voor is de inrichting te typisch een co- pie van de werkelijkheid, zonder de hu mor, die de andere poppenhuizen dik wijls door een enkel detail tonen. Het poppenhuis van Blaauw is gevuld met kostbaar meubilair. Het tafelgerei in de rood moiree eetzaal is van puur zilver en de zilverkast op de achtergrond, waar ook het gebeeldhouwde fonteintje is, rijk van inhoud. Dat het geen speel goed is lijkt ons bewezen door de Vrij metselaarsloge, die op de eerste verdieping is ingericht. Merkwaardig is voorts de bibliotheek Van de wonder dokter, waar langs de wanden echte le ren bandjes rijen. Dit is niet het rijke interieur van een patriciërshuis, maar de eet kamer van het poppenhuis van Blaauw, dat tentoongesteld is op de tentoonstelling in het Prinsen hof te Delft. Het eetgerei en de kandelaars zijn van zilver, de kaar sen zijn echt en eigenlijk verwacht men ieder ogenblik, de gasten te zien binnentreden in dit lilliput tershuis. We merkten bij ons bezoek aan de tentoonstelling trouwens op, dat de kin deren hier slechts een vluchtige blik wierpen, maar de ouderen zich verdron gen om dit prachtig voorbeeld van een vervlogen tijd nauwkeurig te bestude- Ook de volgende zaal heeft van dat „speelgoed", waarvan men zich afvraagt of het voor oud of jong gemaakt werd. Het zijn de „rarekiekkasten", de ka- leidoscoop en andere optische instru menten die ons als we er met één oog ingluren de meest verrassende effec ten geven. Hier vindt het kind verruk king en de volwassene plezier om die onbegrijpelijke vergezichten en kleur- schitteringen en we vergeten even dat de film ons al lang verleerd heeft ons nog over iets te verbazen. Houten speelgoed HOUT is vele eeuwen lang het meest willige materiaal voor speelgoed ge weest. Het is gemakkelijk te verwerken, het is sterk en prettig in de handen. Vooral in bosrijke streken, waar de mooie ronde takken voor het grijpen wa ren en iedere jongen het houtsnijden be oefende, was dat logisch. Typisch is ech ter dat er toch een zeer bepaalde lijn in dit speelgoed zit. We hebben bijv. de arke Noach met heel de wonderlijke die renwereld en de Neurenberger speelgoed stadjes. Vooral het laatste is speelgoed, dat het moderne kind ook nog zal waar deren. Het is merkwaardig, dat het kind liever met kleine stukjes speelt dan met grote auto's en wagens. De laatste zal hij willen bezitten omdat het groot en machtig lijkt, maar hij kan er niet zo mee spelen. Het geeft hem geen gele genheid zijn fantasie de vrije loop te la ten, omdat het onhandige formaat hem telkens in zijn handelingen stoort en de loop van zijn gedachten afbreekt. Het speelgoed wordt inplaats van een stimu lans een spelbreker! De moderne houten speelgoederen, zo als het zowel in ons land als in Dene marken op uitstekende wijze gemaakt wordt, ontbreekt op de tentoonstelling, die dan ook niet op volledigheid aan spraak maakt. Toch zou het de moeite waard zijn geweest, hiervan een kleine collectie aan te hebben doen sluiten, want merkwaardig is vooral het verschil in kleur, dat tussen het speelgoed uit de vroegere tijd en thans bestaat. Een ter rein waar een vergelijking tussen oud en nu volkomen onmogelijk is, lijkt ons dat van het kinderboek. De „zedelijke verhalen voor de beschaafde jeugd" zijn nu nog slechts belachelijk en we kunnen ze slechts nog als studiemateriaal ge bruiken om de evolutie in de opvoeding te leren begrijpen. Maar hoe zullen vijftig Jaar later mis schien wijze mensen hun hoofd schud den als ze de lectuur van onze kinde ren zien en men legt er als voorbeeld enige beeldromans neer. Tenminste wan neer dan het goede kinderboek het van deze weinig inspanning vragende sensa tieplaatjes gewonnen heeft. •fr In dezelfde zaal hangen verscheidene van de 72 schilderijen, waarop kinderen voorkomen, welke de tentoonstelling „Kind en Spel" aanvullen. Een geluk kige gedachte om het speelgoed en de kinderen te combineren, al is het dan op linnen. Wanneer we deze kinderge zichtjes zien beven de kanten kragen, die figuurtjes in wjjduitstaandc rokjes, dan mogen we ons verbazen, dat onze jeugd van nu in spijkerbroek en cow- boyhemd, met een houtje-touwtje en op een step, toch eigenlijk speelt met het zelfde waar deze kinderen mee speelden al heeft de vorm zich gewijzigd. „Kind en Spel" en het geheim der fantasie. Het geheim der fantasie, dat het gigen- dom van het kind is, is dan toch door al die eeuwen heen, het zelfde gebleven. Ieder kind bezit er een deel van en ie der mens weet, dat hij het verloren heeft. Op de tentoonstelling „Kind en Spel" vindt hij er een stukje van terug en dat is het. geloven wij, waarom het dwalen door het Prinsenhof thans zo de moeite waard ie» De Neurenberger speelgoeddoos was het toppunt van heerlijkheid voor onze grootouders, toen die nog kinderen waren. Op de tentoonstelling Kind en Spel zien we verscheidene opstellingen van dorpen en steden. Een dorpsplein, samengesteld uit poppenhuizen uit de 18de eeuw. Tot in de kleinste details is het miniatuurleven „echt" en bij bestudering kunnen we enorm veel leren over het leven uit die dagen. in de gouden eeuw meester, vooral in de dorpen, een belangrijk man. Immers hij onder wees niet alleen de dorpsjeugd uit het onvolprezen Haneboek, maar was ook koster, voorlezer en zolang het orgel in de kerk ontbrak, voorzanger. Driemaal daags moest hij de klok lui den, tegenwoordig zyn bij de begra fenissen en bij elke kerkeraadsver- gadering fungeren als bode. Op som mige plaatsen, ook op Charlois, moest de meester met zyn leerlingen op Zondagmiddag in de kerk komen om aan de kerkeraad de kennis van zijn leerlingen in de Christelijke leer te tonen. Geen wonder dus dat de gemeente er groot belang bij had wie tot school meester werd benoemd. Op Charlois werd de meester aan gesteld door het burgerlijk bestuur, toen Schout en Schepenen, ook wel 't Gerecht of de Wet genaamd. Zij de den dit in nauw overleg met de ker keraad, vanwege het grote belang dat deze had bij de te benoemen functio naris. Niet altijd echter hield het Ge recht zich aan deze afspraak. Was er b.v. onenigheid tussen de beide colle ges, en dat gebeurde nog al eens, dan benoemde het gerecht de Schoolmees ter zonder enig overleg met de ker keraad. -a- Zo ook in het jaar 1626. Meester Jan Willems, we weten verder niets van hem, had z'n attestatie aange vraagd en was vertrokken. Het Ge recht benoemde spoedig daarop een opvolger. Toen alles al in kannen en kruiken was, werd voor de vorm aan de kerkeraad om advies gevraagd. Deze antwoordde het volgende: „De Kerckeraat van Charlois, op versoeck des Wetts vergadert om te advisee- ren over het aennemen van Mr. An- thonius Abrahams, tegenwoordig schoolmr. op Nederhemert bij Heus- den, tot onsen ordinairen schoolmr. heeft geresolveert en besloten. Also zij verstaen, het advys (besluit) al reeds by de Wett genomen, mitsga ders de groote genegenheit van som mige Schepenen tot den voorz. Mr. Anthonius, haer concent (toestem ming) oock also daertoe te draghen (hoewel de Kercke in haer recht gro- telijcs is vercort) dat zij des niet te min in toecomende tijden haer recht int stellen van een schoolmr. will be houden." De kerkeraad geeft dus zijn toe stemming onder protest. Hij wilde zijn invloed op de benoeming behou den. Charlois heeft het met Meester An thonius Abrahams, al spoedig heel vertrouwelijk Meester Teunis ge noemd, niet erg getroffe^i. Hij blijkt een kwaadspreker te zyn, en wel zo erg, dat in 1632 ds Pelanen met z'n ouderling Bastiaen Pieters bij de meester op bezoek komen en hem verzoeken, omdat hij naar de vele waarschuwingen niet heeft willen luisteren, zich van de „tafel des Hee- ren", het Avondmaal, te onthouden. Inplaats van schuld te bekennen maakt de meester zich zeer boos, „ende gebruyekt eenige onbehoorly- cke redenen" tegen z'n bezoekers. Hoewel de meester na enige tijd beterschap belooft, blijkt daar weinig of niets van uit zijn levenswandel. In tegendeel! Het word^ steeds erger. Hij gaat zich te buiten aan sterke drank en als gevolg daarvan is hij „aan het vechten getrokken." 't Wordt nu toch wel een beetje al te erg. Er wordt op Charlois over ge sproken. Hoe hebben 't Gerecht en de Kerkeraad zo iemand kunnen benoe men! Daarom verzoekt de kerkeraad aan Schout en Schepenen aan de be woners van Charlois bekend te ma ken, dat zij Mr. Teunis benoemd heb ben en dat de kerkeraad hieraan geen deel heeft gehad. Niettegenstaande alle vermaningen blijft het slecht gaan met de meester. Herhaalde malen vermelden de acta van de kerkeraad dat hij zich op er gerlijke wyze misdraagt en zich dien tengevolge haast altijd van de tafel des Heeren moet onthouden. Tenslot te is de maat vol. Kerkeraad en het Gerecht zijn het er over eens dat het zo niet langer gaat. „Anno 1641. Den 26 April is Teunis Abrahams, schoolmeester, nae me nigvuldige aenmaninge en warschu- winge om sijn quat compartement van Magistraet (gerecht) en Kercke- raet, tsamen vergadert sijnde, een- stemmelick van sijn Kerck- en School dienst afgedanckt." Mr Teunis moet dus weg, onge vraagd krijgt hij zijn ontslag. De meester zal wel „eenige zeer onbe hoorlijke redenen gebruykt hebben", toen hem dit besluit medegedeeld werd. Zelf durft hij echter niet meer naar de kerkeraad te gaan, tenminste hij stuurt z'n vrouw naar de vergade ring om zijn attestatie te vragen. Of schaamde hij zich? Zo'n attestatie was een belangrijk document, een soort bewijs van goed gedrag, zonder welk men als school meester in die tijd zeker geen betrek king kon krijgen. De Charloisse Ker keraad wil dan ook Mr. Teunis in zijn verder leven nog een kans geven en verstrekt hem de volgende attestatie: „Alsoo men schuldich is, insonder- heyt daertoe versocht zijnde, de waerheit getuigenisse te geven, soo attesteren wij van de Kerckeraet tot Charlois, ten versoeke van Teunis Abrahams, dat hij gedurende de tijd van 15 jaren bij ons is geweest niet alleen litmaet van Jezus Christus Hei lige Gemeynte. maer oock schoolmees ter en voorsanger in de Kercke. En dat hij sich gedurende deese tijt in zyn ampleven en wandel soo heeft gedragen (uytgesondert zijn menselij ke swacheden, als wij alle onderwor pen zyn) dat wij hem bedancken voor sijn goede diensten, en alsoo hij ge- sint is onse plaetse en gemeynte te verlaten, om redenen die hem movee ren en sijn avont elwers te gaen soe- ken, hebben wy hem tot dien eynde geen attestatie connen weygeren. Actum den 9 May 1641 in onse Ker- ckelyke vergadering. Was onderteykent bij den predikant uyt aller naeme." Als Meester Teunis tenslotte toch nog de vele waarschuwingen van de Charloisse Kerkeraad ter harte heeft genomen, zal hij zeker "elwers" een goede levensavond gevonden hebben. DINKSTEREN bracht de volheid der genade, die Christus had verwor ven. En die volheid tekende zich aan stonds af in het vervuld worden van alle discipelen met de Heilige Geest. Vandaar ook, dat de eerste prediking van de verrezen Christus zo over vloedig wordt gezegend, dat hun klein getal van 120 personen op die ene dag 25 maal vergroot wordt. Ja, de Heilige Geest breekt zelf de perken door, die Israël als het heilige volk tot dusver van de volken a/zon derde: „u komt de belofte toe en uw kinderen", maar nu ook „allen die verre zijn, zovelen als er de Here onze God toe roepen zal". O, het is heerlijk, die zegen, die verrijking, die uitbreiding. Het was zelfs veel te groot om In die ene dag te kunnen worden ingedacht. De ver strekkende gevolgen van deze hoog heerlijke gebeurtenis konden eerst van lieverlede aan het licht treden. Het /JE moderne mens kent slechts het naakte heden. Ja, is dat wel werkelijk waar? Het heden kennen dat is een Bijbels begrip. Het betekent: de tijd uitkopen, elk mo ment zinvol besteden in de dienst aan God en de naaste. Het betekent: beseffen dat we in het heden der genade leven, en de keuze hebben te doen. Een keuze voor eens en voor goed en op grond van deze keus een voortdurende herhaling van keuzen ten beste. Voor de christen bestaat er inderdaad zoiets als een heden. De christen wordt onophoudelijk door God aangespro ken en God vraagt bewuste beslis singen van hem. Maar de ontker stende mens heeft feitelijk geen heden meer: hij neemt geen beslui ten, doch hij wordt geleefd. Daar om zijn we dichter bij de waarheid wanneer we deze na-mens aandui den als de mens zonder verleden èn zonder heden. Deze na-christendommelijke mens kiest immers niet langer. Het leven laat hem geen keuze en hij zou ook niet weten wat hij zou dienen te kiezen. Het leven is hem als de lopende band, die onophoudelijk bepaalde onderdelen op hem toe schuift: auto-onderdelen, of toffes, of te sorteren schroefjes of wat dan ook. Zo werkt op hem het leven in. „Je moet maar afwachten wat je overkomt", zegt deze mens en hij blijft totaal lijdelijk berusten. „Het leven kan wat moois voor je in petto hebben, maar net zo goed iets lelijks" we zullen wel zien! Ik vraag me gedurig af in hoeverre juist het werk aan de lopende band een dergelijke levensbeschouwing kan ingeven. Of moet ik het omke ren: laat een dergelijke levensbe schouwing een mens vrede vinden bij het practisch-automatische werk aan een lopende band? Hoe dan ook, deze mens onthoudt zich van elke actieve daad. We merken tel kens op hoe hij zich tot niets kan verbinden. Het is vrij nutteloos om met hem afspraken te maken hij zal zich daaraan toch niet hou den. Men bezoekt hem 's morgens en hy verontschuldigt zich dat de visite niet gelegen komt. Hij maakt met een genoegen een zeer ernstige afspraak voor diezelfde middag om drie uur. „Ja best, om drie uur Nee, ik ben er dan vast, en dan kunnen we praten Maar om drie uur sta je als een dwaas bij hem aan te bellen: hij heeft er geen moment op gerekend dat iemand anders een afspraak houdt en even min erover gedacht om die zelf na te komen. Hij belooft met klem de volgende dag of week op een be paalde samenkomst te verschijnen. Hij zweert dure eden dat dit stellig gebeuren zal. Maar hij zal op weg naar de bijeenkomst een derde ont moeten, die hem vrolijk overhaalt om naar een heel ander stadsdeel te wandelen. En het heeft geen zin hem daarover hard aan te spreken. Uit de VOLKSWIJK Hy zou stomverbaasd zijn, indien men dat deed of hem verwijten maakte. „Dat lag nou eenmaal zo daar kun je toch niets aan doen?" Inderdaad: hij kan daar niets tegen beginnen. Maar als het reeds onmogelijk is om de keuze voor een gesprek of voor een sa menzijn te doen, hoe totaal ondenk baar is het dan dat hij een keuze voor Christus zou doen! Die keus heeft te maken met bepaalde nor men van goed en kwaad. Die keus richt zich op onbekende verten in de toekomst. Dat is hem allemaal véél te geleerd: je leeft maar een maal en je moet zien dat je dus naar je toehaalt wat je maar te pakken kunt krijgen! De mens zonder heden. Deze mens heeft tot zijn lijfspreuk ge maakt dat woord uit de oudheid waarmee destijds Louis Couperus zo weg liep: „Carpe diem" Pluk den dag. Geniet tot h«t uiterste van het moment dat geschonken wordt Geniet tonder dieper navragen, argeloos en gelukkig als een dier. Bij Louis Couperus was dat alles pose: een reactie op het Haagse leven rond de eeuwswisse ling waar men zijn tijd verdeed. Een reactie ook op zijn eigen over spannen schrijversbestaan, dat nau welijks aan genieten toekwam. Bij de moderne mens is dit de naakte waarheid en het maakt hem tot on-mens, wolf temidden der wolven. Want als je alles uit een dag wilt halen, dan kun je dat alleen ver overen door bruut geweld, door grauwen en knauwen, door gronde loze haat en zelfzucht. De mens zonder heden. De dingen en gebeurtenissen komen over hem heen, en soms komt „het" over hem. „Het" dat geheimzinnige com plex van razende driften. Zulke momenten beslissen over zyn leven. ,flet" kan hem voor altijd bin den aan een vrouw, waarvan hij niets begrijpt en waarmee hij niet tot enig diepere eenheid kan ge raken. „Het" kan hem doen belanden op de beklaagdenbank wegens misdadigheid. „Het" kan hem omhoogstuwen of omlaag- drukken. En dat „het" is altijd on geremd en ongebreideld door enige hogere norm. Hij mag dan de dag plukken, maar hij verzamelt er enkel die bloemen uit, die snel ver dorren: er zitten geen knoppen onder, die morgen bloeien zullen. Want wie na hem leeft, na hem zorgt De mens zonder heden. Deze in stelling van zijn wezen maakt dat h\j grif volgt, wie hem gouden bergen belooft. Sticht een partij, die schelle eisen stelt, bij voorkeur van materiële aard en ge krijgt hem tot aanhanger. Alleen: niet voor lang, want wie meer biedt, sleept hem meteen bij u weg.' Pluk den dag! WUKPREDIKANT. heeft heel de tijd der apostelen ge duurd eerdat niet zonder strijd voor goed was vastgelegd, van welke betekenis deze gebeurtenis was voor al de toekomende eeuwen. Want het bleef niet beperkt tot ecu kleine kring. Deze gebeurtenis werkte door over heel de toen bekende we reld Ze deed zich gelden1 niet alleen binnen de kerk van Christus, maar ook daarbuiten. Ze werkte in op het leven der volken. En nog na zoveel eeuwen is haar werking niet gestuit. Ze zal ook niet gestuit worden. Want de Trooster, de Geest der waarheid, die de Vader in Jezus' naam zond, blijft in der eeuwigheid. En toch zegt Jezus zo nadrukke lijk in één adem erby, dat de wereld die Geest der waarheid niet kan ont vangen, want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet. Dit bleek al aanstonds op de Pink sterdag. Zelfs de menigte dergenen, die uit alle oorden der wereld naur Jeruzalem gekomen waren om Is raëli God naar de Wet te eren en te dienen, verstond er niets van. Zij werden ontroerd en anderen durfden zelfs er de spot mee te drijven En alleen Petrus, en met hem de anderen van de elf apostelen, betuig de: Dit is het wat gesproken is door de profeet Joel, dat Ik zal uitstorten, zegt God, van myn Geest op alle vlees. Zo maakt de Heilige Geest schei ding, terwijl Hij verenigt. Zoals Chris tus zelf scheiding maakt, naar zijn eigen woord: Ik ben niet gekomen, om vrede te brengen, maar het zwaard. Die scheiding gaat niet langs de grenslijnen van het natuurlijk leven, maar kruist deze telkens weer. Hij maakt geen onderscheid tussen ouden en jongen, dienstknechten en vrijen, aanzienlijken en geringen, geleerden en ongeleerden: over die allen wordt Hij uitgestort. Straks ook over de heidenen. Maar tegelijk trekt Hij een scheur, dwars door Israël heen, straks door de volken. Soms zelfs in de huisgezin nen. Zelfs waar mensen duor de tederste natuurlijke en aardse banden verenigd zijn, daar maakt Hij schei ding. Sterker nog: de wereld kan Hem niet ontvangen. En die wereld wordt zelfs niet door kerkmuren afgesloten. Ook binnen die muren kunnen zich bevinden die van de wereld zijn, van wie het woord des apostels geldt: zij waren uit ons niet (1 Joh. 2:19). Het komt ten slotte neer op wot Jezus tot zijn discipelen zegt: gij kent Hem, de Geest der waarheid, want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zyn. Dat maakt het onderscheid. De wereld ziet de Trooster, de Geest der waarheid, niet en kent Hem niet. Ze ziet wel zijn werkingen, maar ze ziet niet dat het van Hem komt. En ze kent Hem niet, ze wil Hem niet ken nen, ze erkent Hem niet voor de Trooster, de Geest der waarheid. Daarom kan ze Hem ook niet ont vangen. Ze staat vijandig tegen Hem Bij Jezns' discipelen was dit anders. Bij hen is de vijandschap gebroken. Zij verlangen naar de Heilige Geest. Ze hebben behoefte aan Hem als de Trooster, die alleen machtig is hun ziel te verkwikken. En hoe is 't bij u, lezer?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14