poneert
het
f onzejeuqö-p&qin&f
fioe SALLY STIEKUM
gestraft wercl
koRt veRhè.è.1 v&n e. s.
HET was avond. Een frisse zeewind
kwam de hitte van de dag ver
drijven en in de smalle dorpsstraat
openden zich overal de ramen, om de
verkwikkende koelte in de huizen te
laten doordringen.
Straatrumoer was er zo goed als
niet, in deze stille hoek, maar vanuit
een bovenvenster dreven langgerekte
trompettoncn naar buiten, en klonken
tergend en eentonig, in alle huizen door.
Een stille en berustende zucht ging
door de straat. De omwonenden waren
aan de muziek van Gerard Langeveld
al min of meer gewend geraakt, en nu
de muziekvereniging „Crescendo" de
volgende week een uitvoering zou geven,
was het begrijpelijk, dat daarvoor ge
repeteerd moest worden.
Hoewel hij nog niet lang hier woonde,
genoot Gerard al een zekere populari
teit, en zijn muziekliefhebberij werd in
vredesnaam maar op de koop toe ge
nomen. De publieke opinie oordeelde
hem een aardige, nette jongen, en dat
hij zijn verstrooiing in „Crescendo
zocht, was een punt in zijn voordeel,
en een bewijs van degelijkheid.
Bovendien was de drijfveer voor dit
volhardend trompetgeschetter algemeen
bekend. Het concert van „Crescendo"
zou in de muziektent op het Dorpsplein
gegeven worden, en als Gerard in zijn
nieuwe uniform langs het huis van Ali
van Sloten marcheerde, wou hij -een
goed figuur maken, dat was de hele
zaak. Hij had zeker nog niet eens in
de gaten, wat toch iedereen wist: dat
de oude Van Sloten nooit goed zou
vinden, dat Ali zich verloofde met een
bediende uit de zaak van Dijkman.
Van Sloten en Dijkman, dat was
vuur en water, sinds Dijkman zich als
kruidenier in de aangrenzende nieuwe
buurt gevestigd had. De kern van het
dorp lueld zich aan Van Sloten's oude
grutterij, maar Dijkman, die er meer
nieuwerwetse ideeën op na hield, had
zich uit de jongere generatie een flinke
en nog steeds groeiende klantenschaar
verworven. De buurt breidde zich ge
stadig uit; beide zaken konden er een
Niettemin bestond er tussen de twee
concurrenten een stille en verbeten
vijandschap, die langzaam maar zeker
naar het hoogtepunt steeg, nu Gerard
Langeveld, die nota bene bij Dijkman
werkte, op Ali van Sloten verliefd
Weer klonken een paar snerpend valse
tonen uit de bovenkamer Het was een
loopje, waar Gerard blijkbaar moeite
mee had, en dat hij nu uit de treure
herhaalde. De aanhouder wint: na de
vijfde keer werd de klank wat zuiver
der en verdween in de verschillende
huizen de pijnlijke uitdrukking van de
gezichten van het onvrijwillig publiek,
om plaats te maken voor een toegefe
lijke glimlach.
IN een huiskamer, boven de winkel
op de hoek, was dat echter niet
het geval. De kruidenier Van Sloten
had zich zojuist in bittere bewoordin-
uitgelaten over die verwaande
erard Langeveld, die je iedere avond
Se oren doof toeterde met zijn idiote
rompet.
Van Sloten, overigens een vreedzaam
man, was door het gestadig repeteren
tot het uiterste gebracht, en de vinnige
tegenspraak van zijn dochter was de
laatste druppel, die de emmer deed
overlopen. Wat dacht die brutale lum
mel wel, om naar een meisje als Ali
van Sloten te durven kijken? En had
Ali nu helemaal haar verstand ver
loren, om op zijn praatjes in te gaan.
en dat lelijke geschetter voor muziek
te houden, en misschien nog mooi te
vinden ook? Geen voet zou die jongen
hier ooit over de drempel zetten, en
als hij ook maar een greintje gezond
verstand in zijn hoofd had. zou hij dat
van te voren begrepen hebbenIn het
vuur van zijn rede ijsbeerde hij woe
dend de kamer op en neer, maar toen
hij zich voor de zoveelste maal om
draaide, zag hij, dat hij in de lege
ruimte stond te redeneren. Ali was de
kamer uitgegaan.
Verbijsterd liet hij zich in een stoel
vallen en veegde met zijn zakdoek
langs zijn verhitte voorhoofd. Ze was
weg! Toch niet, bij de enkele ge
dachte raakte hij alweer in vuur en
vlam, toch niet naar die jongen
toe? Neen, boven hoorde hij haar kamer
deur gaan.
Ja, wat moest hij nu? Hoe hield hij
het tegen? Een best kind was Ali
vriendelijk en vrolijk en lief, maar wat
ze zich eenmaal in het hoofd had gezet
dat kreeg je er zo één twee drie maar
niet weer uit. Zoveel wist Van Sloten
nog wel van de liefde af. dat hij be
greep. dat door tegenstand de vlam
men des te heviger zouden oplaaien. Zijn
uitval van daareven was dan ook
slechts aan zijr», door het trompet-
wooRöen vè.n LutheR
Ouders moeten meer acht geven op
de ziel dan op het lichaam van hun
kind. Die ziel moeten ze beschouwen
als een kostbare, eeuwige schat, hun
door God te bewaren gegeven tegen
wereld en zonde. Want scherp zal eens
de Here God onderzoeken, wat zij met
die schat zullen hebben gedaan.
Laten we in alle dingen het beste
hopen, en er om bidden, maar tege
lijk op het ergste toch steeds bedacht
zojn.
geschal overspannen, zenuwen te wijten
geweest, want Ali was zijn jongste cn
zijn lieveling, wie hij nog nooit een
onvertogen woord had toegevoegd. De
laatste, die nog thuis was. Hij zou haar
missen, als ze eens trouwde, en dan
de zaak!
Hij had er meer hinder van. dan hij
blijken liet, dat zijn oudste, zijn enige
jongen, nooit iets voor de zaak had
gevoeld. De twee meisjes, die op hem
volgden, evenmin. Maar Ali was heel
anders. Ali leefde voor de zaak. Sinds
haar moeders dood deed zij de huis
houding, niaar altijd stond ze klaar,
om bij extra drukte in de winkel te
helpen. En handig! En vlug! Ja, ze
wou wel eens buitensporige dingen,
dit wou ze moderniseren, en dat... nou
ja, daar was hij dan altijd zelf nog
bij.
Zijn hart hing aan de oude grutterij.
Wat donker was de winkel, door de
hoge, houten etalagekasten, maar het
geurde er naar pas gemalen koffie, naar
kaneel en kruiderij. En het donkere
geboende hout was de voordeligst denk
bare achtergrond voor Ali's fris ge
zichtje boven haar hagelwitte winkel-
jas
Hij was weer bij zijn uitgangspunt
aangeland: dat ongelukkige denkbeeld
van Ali, om nu juist haar hart te zet
ten op Gerard Langeveld. Was daar
nu niets aan te doen? Was er nu
niemand, die zo'n jongen eens met
verstand van dat onzinnige plan kon
afbrengen? Iemand, die invloed op hem
had. Dijkman? Hm. Misschien. Dijkman
zou op een toenadering tussen Gerard er»
Ali óók wel niet zo erg gesteld zijn, en
van hem zou Gerard misschien een
verstandige wenk willen aannemen.
Maar dan moest de zaak niet langer
slepende blijven, dan moest direct ge
handeld worden, vóór de liefde zich zo
vast geworteld had, dat ze onuitroei
baar was geworden.
\T AN SLOTEN kende zichzelf niet
meer. Als in een droom handelde
hij. Automatisch ging hij de deur uit,
liep het dorpsplein over, waar de jeugd
op deze mooie avond gekheid maakte
ondc-r de eerbiedwaardige kastanjes.
Ach, dat oude plein, en zijn oude
zaak, die geen opvolger had. Die Ali.
die Ali had een jongen moeten zijn
en een oude, lang gekoesterde droom
bloeide nog eens stralend voor hem
open. Een jong gezin in het huis op
het dorpsplein, en hij-zelf, die daar
kwam binnenlopen, om in de zonnige
achterkamer te spelen met zijn klein
kinderen.
Gerard, schoot het hem als een
bliksemflits door het hoofd, Gerard
kende het vak en hij was er flink in
óók, zoals je dat zo eens hoorde van
deze en gene. Maar neen. Het was
niet mogelijk. Een bediende van Dijk
man, wiens huis hij nu bereikt had, en
die hem natuurlijk had zien aankomen,
zodat het hem onmogelijk was gewor
den, terug te keren op zijn weg.
„Nou breekt m'n klomp", zei Dijkman
op datzelfde ogenblik tot zijn vrouw.
„Daar staat Van Sloten hier voor de
deur.heb ik van m'n leven!"
„Dat is om Gerard Langeveld te
doen", begreep zij ogenblikkelijk. „Pas
maar op."
Ze had geen gelegenheid om meer
te zeggen, omdat ze de voordeur openen
moest. En ze liet Van Sloten binnen
met zoveel vriendelijkheid, als ze op
dat ogenblik maar voorwenden kon.
Daar zat Van Sloten voor het eerst
van zijn leven tegenover zijn vijand. Hij
kende hem natuurlijk wel, maar nu zag
hij eigenlijk voor het eerst, dat Dijk
man nog zo'n onplezierig gezicht niet
had, als je hem zo van dichtbij be
keek. Dat had hij nooit gedaan. De
vijand was altijd iets onpersoonlijks ge
weest. Alleen 's Zondags in de kerk,
dan zaten ze onder hetzelfde dak, al
was het dan zo ver van elkaar, als
de ruimte maar toeliet. Ja, 's Zondags,
dan heerste er, om zo te zeggen, wapen
stilstand. Maar 's Maandags begon het
lieve leven weer van voren af aan.
Waarom eigenlijk?
Daar lag de vraag. Zó voor hem
neergegooid, in deze vreedzame huis
kamer, achter de frisse, nieuwe winkel.
Waarom? Was er geen ruimte voor
twee. konden ze niet beiden leven, hij
op zijn manier en Dijkman op de
zijne? Het haalde niets uit, om zo
vijandig tegenover elkaar te staan:
ééndracht maakt macht..
Zo verdiept was hij in dat nieuwe
gezichtspunt, dat hij bijna vergat, waar
om hij hier gekomen was. Dat herinner
de hij zich pas weer, toen hij, gemakke
lijk gezeten, van Dijkman een lekkere
sigaar opstak, en tot zijn vcrbluffing
hoorde, hoe de concurrent dadelijk over
Gerard Langeveld begon, met een goe
dig glimlachje, als had hij dadelijk
wel begrepen, dat Van Sloten eens over
deze aanstaande schoonzoon zijn licht
kwam opsteken.
Nu, dat kon lijden. Dijkman was niet
karig met zijn lof. Flink en verstandig
en vriendelijk voor de klanten enzo
voort. Een ogenblik dook de gerede arg
waan weer bij Van Sloten op: waarom
zei Dijkman dat allemaal? Dijkman zou
meer gedupeerd zijn, dan hijzelf, als
Gerard naar de concurrentie overliep..
„Ik zou een goede kracht aan hem
verliezen", hoorde hij de wat lijzige
stem van Dijkman zeggen. „Dat is zo.
Maar op de duur zou hij hier toch
niet gebleven zijn: zo één wil toch
vooruit En nadeel zal ik er verder
niet van hebben. Die jongen is betrouw
baar."
,jJa".. knikte peinzend Van Sloten.
Door de rook van hun sigaren heen
ontmoetten hun blikken elkaar, peilend,
uitvorsend, wikkend en wegend over
nieuwe mogelijkheden, die uit deze on
gedachte eensgezindheid konden voort
spruiten. Dijkman mocht dan wat lijzig
praten, zijn ogen waren helder genoeg.
En Vani Sloten, al was hij nu een
koppige doordrijver, was óók niet blind
voor zijn voordeel.
Gerard en Ali.. en nu dacht hij be
wust tot een eind, wat hij zoéven als
een gedachtcnflits had gezien.. Gerard
en Ali in de zaak.er zou eens over
gedacht kunnen worden
Toen hij thuiskwam, liep hij regel
recht naar de kamer van zijn dochter,
waar hij het geluid van gesmoorde
snikken hoorde. Hij klopte aan, maar
zonder succes. Hij bonsde. Nog geen
antwoord. „Doe's open, Ali", zei hij,
met een ongewone zachtheid in zijn
stem. Dat hielp, ze deed het, met een
gezicht, rood en gezwollen van bet
huilen.
„Nou, nou", zei hij, onhandig tegen
over die meisjestranen, „ik kom je
goeiennacht zeggenv kind, want zo moet
je de nacht niet ingaan. En wat die
jongen betreft"., hij slikte toch nog
even tegen zijn koppige trots.„nou,
wacht eerst maar eens rustig af.ik
zal er nog eens over denken."
Toen lachte Ali door haar tranen
heen. Ze kende hem langer dan van
daag!
T N de bovenkamer aan de dorps-
si raat stond Gerard met de trompet
in de hand te kijken in de lichte
avondhemel. Hij dacht aan geen buren,
aan geen vertoornde Van Sloten, zijn
eerzucht had zich samengetrokken op
dat éne punt: hij in de muziektent op
het Plein en Ali voor haar raam, in
ademloze bewondering voor zijn pres
taties. Hij hief de trompet al tot halver
wege zijn mond, om dat éne loopje
nog eens te proberen, maar toen zege
vierde toch nog zijn gezond verstand.
Hij borg de trompet weg. Zuchtend.
Een paar dagen later was het anders
zo stille Plein in rep en roer. De avond
van het concert was gekomen, en uit
alle ramen keken nieuwsgierige gezich
ten, alle in één richting, de straat af,
waar de opgewekte muziek al weerklonk
van de naderende vereniging „Cres
cendo".
Gerard marcheerde mee. Het was
voor de eerste maal, en hij voelde zich
lichtelijk zenuwachtig, vreemd en on
wennig in zijn nieuwe uniform. Wat ke
ken al die mensen. Zou Ali ook zo kij
ken, als hij straks haar huis passeerde,
op weg naar het Plein? Zou haar vader
nog altijd zo tegen hun verloving zijn?
Koortsachtig joegen de gedachten door
2ijn hete hoofd, hij deed zijn uiterste
best in het vage besef, dat bij een der
gelijk muziikaaal genot het meest ver
harde hart wel smelten moest.
Tot hij, bij de hoek, de verleiding niet
weerstaan kon, om éénmaal omhoog te
kijken. Daar stond ze, in een gebloem
de zomerjurk, voor de open balcon-
deur. Een ogenblik vergat hij alles,
vergat, dat hij een moeilijk loopje spe
len moest, dat hij belaas onvoldoende
had gerepeteerd, en in zijn verwar
ring liet hij aan de trompet zulke valse
jammertonen ontsnappen, dat een
schok door de verzamelde omstanders
En Gerard voelde voor het eerst in
zijn leven, hoe dat was, als je een lang
gedroomd en ernstig nagestreefd ideaal
op één ongelukkig ogenblik zag vervlie
gen in ijle damp.
In de huiskamer van de Van Slotens
intussen, verliep de avond zoals ge
woonlijk de concertavonden verliepen.
Een paar kennissen waren komen luis
teren, dat sprak vanzelf, als je huis
op zo'n uitgezocht plaatsje stond en
Ali schonk thee.
Neen, ze ging niet naar het Plein, ant
woordde ze wat kort op de enigszins
verbaasde opmerkingen over haar thuis
blijven. Wat had je aan de drukte, als
je 't thuis evengoed kon horen? Ja, ze
had het zeker goed gehoord, hoe lelijk
Gerard zich daar vergaloppeerde. Zou
vader het ook gehoord hebben, en wat
zou hij nu van Gerard denken?
Gerard maar één gedachte maakte
zich ten slotte uit alle pijnlijke gewaar
wordingen los, Gerard hoefde niet te
denken, dat ze hem in de steek zou la
ten om die stuk of wat valse noten!
Toen de avond om was, had Van Slo
ten zijn besluit genomen. Het gepieker
van de laatste dagen naderde het eind.
Als het werkelijk ernst was tussen Ali
cn die jongen dan zou hij zijn toe
stemming niet langer weigeren. De jon
gen moest maar eens komen praten,
dan konden ze verder zien.
En wat die ongelukkige muziek be
trof. ach, dat was misschien wel
evengoed een kinderziekte als mazelen
of kinkhoest. Dat luwde wel.En ver
der. Als hij het nog een paar keer
zo verknoeide, als vandaag, dan zou de
ergste verwaandheid ook wel wat zak
ken, en wat zijn vak betrof.Van Slo
ten haalde Dijkman's lofuitingen nog
eens in zijn herinnering terug.
„Laat hem maar eens aankomen",
zei hij tot zijn dochter, toen de gasten
vertrokken waren. En op haar blij ver
raste blik, glimlachend: „Ja, ik had
je toch gezegd, dat ik er over denken
HDE kwam je vader toch ineens ze
veranderd?" vroeg Gerard een week
later aan zijn meisje, toen ze samen
door de velden fietsten. „Het was toch
op die avond., die avond van „Cres-
Ali knikte. „Hij heeft het zeker
mooi gevonden."
Dat kon Gerard zo grif niet aanne
men. Misschien was Van Sloten niet zo
erg muzikaal, maar dat hij zoiets mooi
zou vinden, kwam hem toch twijfelach
tig voor. Gerards verwaandheid was in
derdaad een beetje gezakt, een gezonde
zelfcritiek was zich, sinds die avond, in
hem gaan roeren. In zijn, tot nu toe op
rolletjes gelopen leven had hij nog niet
veel teleurstelling ondervonden. Deze
had hem een paar kwade dagen be-
Hij keek eens naar Ali. Zijn meisje
was ze nu. Wat kon alles veranderen in
korte tijd. Zelf was hij ook veranderd.
Wat minder zelfverzekerd, wat meer
bescheiden en buitengewoon gelukkig,
hun blikken ontmoetten elkaar.
„Hierheen?" vroeg Ali, op een zijpad
wijzend. „Hier kom je langs zo'n mooie
weg in het dorp weer terug."
Hij knikte, met nog steeds zijn ogen
in de hare. Hij legde zijn hand op de
hare, die het stuur hield. En langzaam
gleden ze terug in de richting van bet
spitse torentje, dat boven een boom
groep uitstak en zijn klokkeslagen hel
der deed uitklinken over het frisse,
groene polderland.
(Slot)
Dik staat met zijn rug naar Sally
toe. Er is niemand in de straat. Sal
ty is dicht bij haar huis. Ze zal het
nemen en in de tuin verstoppen. Eén
- twee - drie stappen en ze is bij
de mand. Keek Dik niet? Keek nie
mand? Nee! Dat pakje, nee, dat, met
dat mooie rose papier er omheen.
Gauw! Ja hoor, ze heeft het. En nu
hard lopen. Vlug - vlug.
Dik had niets gezien. Hier is haar
buis, haar tuin. Zó, nu is het veilig,
en zij zelf ook. Waar zou ze het pak
je laten? Het is zo zwaar. Achter de
struiken, tussen de bloemen. Zó, nu
kan niemand het zien. Hè, hè, was
dat lopen! Haar hartje klopt er van.
Maar het is ook wat voor zo'n klein
'meisje: stelen, zomaar stelen! En
hoor eens wat ze zegt: „Ik zal het
openmaken als moeder niet thuis is,
en als ik het mooi vind, houd ik het
zelf." Wat een oneerlijk kind!
Het was toch maar een groot pak.
En zulk mooi papier er om. Wat
zou er in zitten? Het was zo zwaar.
Morgen, morgen zou ze het openma
ken. Wat zou Dik opkijken En wat
zou de bakker boos zijn!
Maar Dik merkt niets. Zijn mand
is zo vol; hij rijdt kalm door, hij
fluit, hij geeft alle pakjes af, en
daarna gaat hij naar huis. Hij merkt
niet dat er een pakje is weggenomen.
Het waren er zo veel vandaag!
Dan is het eindelijk Sally's verjaar
dag de volgende dag. Het pakje
had ze nog niet opengemaakt. Haar
moeder was niet meer weggegaan,
en daarom had Sally niet gedurfd en
was ze het eigenlijk ook een beetje
vergeten.
Sally ging naar school. Ze keek uit
naar Dik, of hij bedroefd zou zijn,
omdat het pakje weg was, en omdat
hij van de bakker standjes had gekre
gen. Maar Dik keek helemaal niet
bedroefd hij floot hij wist ner
gens van! Dat begreep Sally niet.
Sally vertelde nu honderd-uit over
baar cadeaux. „Ik heb nieuwe pop
pen. Eén kan lopen, en één kan „ma
ma" zeggen. En mooie kleren van
Mamma. En mooie boeken van mijn
ooms en tantes. En ik krijg ook een
taart! Zó groot.
Dik stond vlak bij haar, maar hij
deed net alsof hij niets van haar
merkte en Sally praatte luider en
luider, maar Dik deed alsof het
hem niet aanging.
Maar toen Sally om vier uur met
alle kinderen naar huis ging, met
alle kinderen, behalve Dik, en toen ze
thuis aankwamen, zei haar moeder:
„Dag kinderen, kom allemaal maar
gauw binnen, en doet je jasjes maar
uit", maar legen Sally zei ze: „Jam
mer Sally, maar je taart is er nog
niet. Ik weet niet waarom, maar ik
zal zelf wel een klein taartje maken,
en kaarsjes heb ik ook nog wel. Is
dat goed?"
„Nee", riep Sally ineens luid, en
ze stampte op de grond, en huilde
van boosheid. „Nee, ik wil geen
kleintje, ik wil een grote! Die nare
bakker, hij is lui geweest! Hij heeft
heel mijn verjaardag bedorven!" En
ze stampte weer driftig op de grond.
Het duurde heel lang, maar einde
lijk kwam het meisje tot bedaren, en
ging ze spelen in de tuin, met de kin
deren van haar klas. Moeder zei nog:
„Ik zal eens bij de bakker gaan vra
gen. Is dat goed?" Maar Sally gaf
geen antwoord...
De kinderen waren dus in de tuin.
Ze hadden' allemaal kaplaarsjes aan,
want het had 's jiachts en de hele
dag geregend. Het gras in de tuin was
erg nat. Ze zouden verstoppertje spe
len, en Sally moest zoeken. Met haar
ogen dicht stond ze tegen een boom,
terwijl de andere kinderen wegliepen:
„Tien - twintig - dertig
„Wacht, even kijken." Ja, zo was
die Sally, ze keek stiekum waar de
kinderen zich verstopten. Dat was
niet eerlijk... Maar wat was dat?
boven baaó
Italiaan: Jullie, Amerikanen, hebt
geen van de wondervolle dingen, die
wij hebben. Neem nu b.v. eens onze
geweldige Vesuvius.
Amerikaan: Nou, als een brok vuur
werk is-t-ie niet onaardig. Maar breng
hem eens hier en onze Niagara-wa-
terval blust hem in vyf minuten uit
Wat deed Dolly daar achter in de
tuin?, in de bloemen?, achter de strui
ken? Oooh, het pakje, het pakje! Daar
had ze geen erg meer in gehad. Ze
zag dat Dolly het opraapte maar weer
liet vallen omdat het zo vies nat was,
van de regen.
„Nare meid", dacht Sally. Wat
moest ze nu tegen haar moeder zeg
gen' als ze thuis kwam, en de kinde
ren het vertelden?
Jawel hoor, daar begon Dolly al
te roepen: „O, jongens, kijk eens,
een pakje, met een taart er in. Hele
maal nat."
Hoorde Sally goed: een taart? Haar
taart misschien? Ja, natuurlijk, haar
taart! Ze begreep opeens alles. Haar
verjaarstaart, met haar naam er op.
Met een ruk draaide ze zich weer om,
met haar ogen dicht, tegen de boom.
Maar ze telde niet meer. Ze huilde,
oh wat huilde ze.
De kinderen stonden allemaal om
die vieze, natte taart, en ze wisten
niet wat ze moesten doen. En Sally
stond daar maar onder die boom,
met haar hoofd op haar arm, te hui
len. In dat natte gras.
Toen kwam Sally's moeder thuis.
Ze was bij de banketbakker geweest,
en daar had ze Dik gezien. De bakker
had Dik gevraagd wat hij met het
pakje van mevrouw De Jong gedaan
had. Maar die arme Dik, hij wist
het niet, hij wist het heus niet. Nu,
dat was te begrijpen, nietwaar? Hij
dacht dat hij het wel verloren zou
hebben, maar hij had zo extra goed
opgelet! Dat kon toch niet. Gestolen
dan? Ja, dan moest iemand het ge
stolen hebben. Dik was helemaal van
streek, dat begrijp je wel. En de
bakker niet minder. Hij zou een nieu
we maken, en zo gauw mogelijk. Dat
vond Sally's moeder goed.
En nu kwam ze thuis. En wat ze
daar zag in de tuin, daar begreep
ze weer niets van. Al die kinderen
achter in de tuin, en Sally met haar
hoofdje tegen een boom, stond te snik
ken.
Nu, het duurde niet lang, of Sally's
moeder hoorde alles. En haar gezicht
werd donker, toen ze dat hoorde van
Sally. Ze was er bedroefd van. Ze gaf
alle kinderen een glaasje limonade,
en toen gingen die naar huis, heel
stiL Feestpret was er nu toch niet
meer.
En Sally bleef alleen over in dat
grote huis. Ze was op de divan ge
vallen, en snikte nog steeds. Haar
moeder was in een andere kamer. Ze
zei niets meer. Ze zong ook niet, zo
als ze zo vaak deed. Wat was het
stil in dat huis... En dat op een ver
jaardag!
Daar ging de bel. En wie stond
daar voor de deur? Dik. Of hij even
binnen mocht komen. Nu, dat mocht,
want Sally's moeder vond Dik altijd
een aardige jongen, zoals je weet.
En ze vertelde alles maar gauw aan
Dik: van de taart in de tuin. En dat
Sally die uit zijn mand had genomen,
zonder dat ze wist dat het haar
taart was. Dat ze nu dus haar ver
diende straf had.
Nu begreep Dik het ook, en hij kon
eerst geen woord zeggen, zo verbaasd
was hij, dat Sally dat gedaan had!
Maar toen vroeg Sally's moeder:
„Maar Dik, vertel eens, waarom
schreef je dat briefje, en waarom wil
de je niet op Sally's verjaardag ko
men? Had Sally je al eerder ge-
En toen vertelde Dik alles van de
bijnaam die Sally had.
„En welke naam dan wel?", vroeg
mevrouw De Jong, geschrokken, dat
haar Sally een bijnaam had.
Dik zei: „De naam die alle kin-
Deze treek weer eens een lijnen-
puzzle. Jullie weten beslist nog
wel, dat je door vijf lijnen te trek
ken elk ding, dat hier op de teke
ning staat, in een apart hokje moet
zetten. Het moeten natuurlijk
rechte lijnen zijn.
deren haar geven. We noemen haar
Sally Stiekum."
Nu was Sally's moeder helemaal
van streek, en kon even niets zeggen.
Sally Stiekum? Mijn meisje Sally
Stiekum?", zei ze eindelijk.
Maar ze liet al gauw niet meer mer
ken hoe geschrokken ze was, en zei:
„Ze heeft nu een goede les gehad.
Boontje komt altijd om zijn loontje.
We zullen er niet meer over praten,
Dik. Als Sally van plan is haar
leven te beteren, willen jij en de an
dere kinderen haar dan helpen?"
„Ik zal het proberen, mevrouw, ik
zal het heus proberen", was Diks
antwoord.
Arme, kleine Sally. Denk je dat
ze van plan is beter, eerlijker te
worden? Zou ze nooit meer zo ge
noemd behoeven te worden? Zo'n na
re naam! We zullen maar hopen dat
ze goed haar best doet.
ANK EVEN BLIJ.
onze BRievenBus
M'n beste nichten en neven,
Er is deze week heel wat meer post
binnengekomen, dan vorige keer. En
een d'tjes, dat ik heb gelezen, wel dui
zend zoals deur, dorpel, duietl, dan
seres, deken, doos deksel, duim, enfin
te veel om op te noemen. Hele series
voorwerpen, die met
een d begonnen, 't
Was wat lastig om
de prijzen toe te
kennen, maar 't is
toch voor elkaar ge
komen. De hoofdprijs
gaat naar Tera
der Plank, terwijl
Jaap Bloem, Marja
Krebs en Hans Key-
zer ieder een troost
prijs zullen ontvan
gen. Er is ook een
brief gekomen van
Gabriel de Waal, die
voor de ramp in aSSSSS^k
Bruinisse woonde en
nu in Harlingen
woont. Dat is een
heel eind weg. Gabriël en ik vind het
bijzonder aardig, dat je me een brief
hebt geschreven. Kun je het nogal
wennen in het hoge Noorden? Ik ben
ook wel eens in Harlingen geweest en
ik vond het een gezellig stadje. Hoor
ik nog eens wat van jou?
Natuurlijk mag jij mee gaan doen,
Bou Barendrecht. Zeg maar tegen moe
der, dat ik jouw brief goed kon lezen
en bedank haar maar voor het aardige
briefje, dat zij mij schreef. Tot de vol
gende week, Bou. Afgesproken, Adrie
van der Fol, ik krijg volgende week
een heel lange brief van jou. Denk er
om, ik reken er op hoor. Ik hoop van
harte, dat Jij een prettige tijd zult heb
ben in Hindelopen, Piet Waldekken Ik
wens je genoeglijke weken toe. Al weer
wat opgeknapt. Adrie de Graaf? Wat
naar zeg, dat je nu niet kunt zwem
men, 't beste ermee^ meisje. Heleentje
van der Spek heeft een zeis tegen haar
been gekregen en dat was helemaal
geen pretje. Dat kan ik me indenken,
zeg, ook jou wens ik het allerbeste.
Vorder je al wat met je pianolessen.
Henriet Richters? Maar veel en flink
studeren. Henriet, dan bereik je heus
op den duur wel goede resultaten. Mary
van Eerten is naar het rosarium ge
weest en zij vond het heel erg mooi.
Fijn zo, meiske, maar dat ijsje daarna
zal ook wel naar je zin zijn geweest.
Heb jij zelf al een fiets, Tjltske Apol.
Ik weet nog goed, dat ik mijn eerste
meisjesfiets had en met mijn vader
mee mocht. En midden op een drukke
brug. vloog er een trapper af. Oef, wat
had ik het benauwd, ik was blij, dat
vader er bij was. Jij zult wel flink
gesnoept hebben toen je op verjaars
visite was Henk Goeman, zo'n buur
vrouw zou ik ook wel willen hebben,
zeg en bedankt voor je lange, gezelli
ge brief. Nog twee weekjes. Atie Boen
der en dan., examen. Studeer nog
maar flink de laatste dagen en zeg, je
moet je niet zenuwachtig maken hoor.
Wie wil postzegels ruilen met Anton
Bonman? Zijn adres is Hoef B153,
Genderen. Groetjes aan Adri, niet ver
geten hoor, Anton. Deze week zijn ook
Ria, Bert en Marianneke Klandermans
weer van de partij. Leuk, ik vind het
altijd weer prettig zo'n dikke brief van
jullie te ontvangen. Rob van Wetten
vindt het fijn om weer naar school
te gaan. Zo mag ik het horen. Rob.
Hoe is het met je tante, Gerrie Hagen.
Ik herinner me nog goed, dat ik eens
een briefje van haar kreeg. Wil je haar
van harte beterschap en een spoedig
herstel toewensen? Nou, het is zeker
een tijd geleden dat je me hebt ge
schreven, Coba Quist. Fijn, dat je er
nu weer bij was. 't Is zeker wel ge
zellig bij Jullie thuis, Greetje van 1
Wout met al die logé's. Ik kon Je brief
best lezen hoor en er stonden heus niet
veel fouten in. Ik woon niet in de plaats
die jij beschreef. Ankle van der Lelie.
Je vroeg of ik het koud vond, nou en
of. Ik heb zelfs de kachel aangemaakt.
Nog wel gefeliciteerd met je verjaar
dag, Lenie Segaar. Ik kom wel wat
achter op, maar het Ja daarom toch
goed gemeend. Nee maar. wat heb ik
hier een lange brief en die komt van
Willy Arentzen. Praat jij zo veel, dat
de club Jöu de naam „Babbeltje" heeft
gegeven? Zeg, jullie mogen best eens
een gezamenlijke brief 6chrijven. Afge
sproken? Ik krijg dus gauw een „kla-
verbladbrief." Bedankt voor je aardige
bloemen, een klok en een foto,
doch zij vergat haar achternaam er bij
te zetten, wat ik jammer vind. Veel
plezier in Voorthuizen. Mieke Klünsmit
Het is daar prachtig hé. Natuurlijk
mevrouw Van Hemert, mag Henny
meedoen als hij de puzzles kan oplos
sen. Hoe meer nichten en neven, hoe
gezelliger, vindt u ook niet? Jij bent
zeker de jongste van de klas, Hans Ver
hoeven. weet je al wat je gaat doen
als je van school afkomt? Er zijn twee
jarigen deze week bij Dinl van He
mert. Dat zal een feest worden zeg.
Mijn hartelijke gelukwensen. Ook wil
ik Cobi Smit feliciteren, die jarig is
geweest. Weten jullie wat zij heeft ge
kregen? Nee? Ik wel: een fiets, dat
zal oma wel fijn hebben gevonden, An
neke Vink, dat jullie zo maar ineens
met z'n allen op bezoek kwamen. Wat
was je laat thuis zeg, best eens leuk
voor een keertje. De broer van Jas»!
Rietje en Aric Stom is pas getrouwd.
Rietje moet me maar eens schrijve»
hoe de bruid er uit zag. Het zou heel
wat ruimte kosten alle dingen met een
D in de krant te zetten, Lientje, Nellie
en Mieke Biever en daarom heb ik het
maar niet gedaan. Niet erg hé. Be
dankt voor je versje, Nellie GroeneveldL
Ik heb het in mijn poëzie-album staan.
openmaakte. Lenie RuygTok, nee maar,
wat een leuke verrassing. Hartelijk
dank meiske, ik ben er
Nelly Frecke is in een speellui
geweest en zij heeft het daar enig ge
had. Houd jij ook zo van een glijbaan?
Hoe oud is jullie broertje Henk, Miep
en Ankic Bontje. Hij heeft zeker wel
veel cadeautjes gekregen op zijn ver
jaardag.
Meisjes en Jongens, lk moet de brie
venbus weer sluiten. Er zijn ook weer
wat nieuwelingen. Hier komen ze: Ada
Wilschut. Geke van der Hoek Anke
Loeve, Willy Mol, Iris van der Bhj,
Job Padmos, Jan Klijnsmit, Joke van
der Vlis, Joke van Reeven, Wim Hol-
le6telle. en Gerda Mallegrom. Ik wens
jullie allemaal een goed week-end toe,
dag,
TANTE JOS.