poneert het f onzejeuqö-p&qin&f fioe SALLY STIEKUM gestraft wercl koRt veRhè.è.1 v&n e. s. HET was avond. Een frisse zeewind kwam de hitte van de dag ver drijven en in de smalle dorpsstraat openden zich overal de ramen, om de verkwikkende koelte in de huizen te laten doordringen. Straatrumoer was er zo goed als niet, in deze stille hoek, maar vanuit een bovenvenster dreven langgerekte trompettoncn naar buiten, en klonken tergend en eentonig, in alle huizen door. Een stille en berustende zucht ging door de straat. De omwonenden waren aan de muziek van Gerard Langeveld al min of meer gewend geraakt, en nu de muziekvereniging „Crescendo" de volgende week een uitvoering zou geven, was het begrijpelijk, dat daarvoor ge repeteerd moest worden. Hoewel hij nog niet lang hier woonde, genoot Gerard al een zekere populari teit, en zijn muziekliefhebberij werd in vredesnaam maar op de koop toe ge nomen. De publieke opinie oordeelde hem een aardige, nette jongen, en dat hij zijn verstrooiing in „Crescendo zocht, was een punt in zijn voordeel, en een bewijs van degelijkheid. Bovendien was de drijfveer voor dit volhardend trompetgeschetter algemeen bekend. Het concert van „Crescendo" zou in de muziektent op het Dorpsplein gegeven worden, en als Gerard in zijn nieuwe uniform langs het huis van Ali van Sloten marcheerde, wou hij -een goed figuur maken, dat was de hele zaak. Hij had zeker nog niet eens in de gaten, wat toch iedereen wist: dat de oude Van Sloten nooit goed zou vinden, dat Ali zich verloofde met een bediende uit de zaak van Dijkman. Van Sloten en Dijkman, dat was vuur en water, sinds Dijkman zich als kruidenier in de aangrenzende nieuwe buurt gevestigd had. De kern van het dorp lueld zich aan Van Sloten's oude grutterij, maar Dijkman, die er meer nieuwerwetse ideeën op na hield, had zich uit de jongere generatie een flinke en nog steeds groeiende klantenschaar verworven. De buurt breidde zich ge stadig uit; beide zaken konden er een Niettemin bestond er tussen de twee concurrenten een stille en verbeten vijandschap, die langzaam maar zeker naar het hoogtepunt steeg, nu Gerard Langeveld, die nota bene bij Dijkman werkte, op Ali van Sloten verliefd Weer klonken een paar snerpend valse tonen uit de bovenkamer Het was een loopje, waar Gerard blijkbaar moeite mee had, en dat hij nu uit de treure herhaalde. De aanhouder wint: na de vijfde keer werd de klank wat zuiver der en verdween in de verschillende huizen de pijnlijke uitdrukking van de gezichten van het onvrijwillig publiek, om plaats te maken voor een toegefe lijke glimlach. IN een huiskamer, boven de winkel op de hoek, was dat echter niet het geval. De kruidenier Van Sloten had zich zojuist in bittere bewoordin- uitgelaten over die verwaande erard Langeveld, die je iedere avond Se oren doof toeterde met zijn idiote rompet. Van Sloten, overigens een vreedzaam man, was door het gestadig repeteren tot het uiterste gebracht, en de vinnige tegenspraak van zijn dochter was de laatste druppel, die de emmer deed overlopen. Wat dacht die brutale lum mel wel, om naar een meisje als Ali van Sloten te durven kijken? En had Ali nu helemaal haar verstand ver loren, om op zijn praatjes in te gaan. en dat lelijke geschetter voor muziek te houden, en misschien nog mooi te vinden ook? Geen voet zou die jongen hier ooit over de drempel zetten, en als hij ook maar een greintje gezond verstand in zijn hoofd had. zou hij dat van te voren begrepen hebbenIn het vuur van zijn rede ijsbeerde hij woe dend de kamer op en neer, maar toen hij zich voor de zoveelste maal om draaide, zag hij, dat hij in de lege ruimte stond te redeneren. Ali was de kamer uitgegaan. Verbijsterd liet hij zich in een stoel vallen en veegde met zijn zakdoek langs zijn verhitte voorhoofd. Ze was weg! Toch niet, bij de enkele ge dachte raakte hij alweer in vuur en vlam, toch niet naar die jongen toe? Neen, boven hoorde hij haar kamer deur gaan. Ja, wat moest hij nu? Hoe hield hij het tegen? Een best kind was Ali vriendelijk en vrolijk en lief, maar wat ze zich eenmaal in het hoofd had gezet dat kreeg je er zo één twee drie maar niet weer uit. Zoveel wist Van Sloten nog wel van de liefde af. dat hij be greep. dat door tegenstand de vlam men des te heviger zouden oplaaien. Zijn uitval van daareven was dan ook slechts aan zijr», door het trompet- wooRöen vè.n LutheR Ouders moeten meer acht geven op de ziel dan op het lichaam van hun kind. Die ziel moeten ze beschouwen als een kostbare, eeuwige schat, hun door God te bewaren gegeven tegen wereld en zonde. Want scherp zal eens de Here God onderzoeken, wat zij met die schat zullen hebben gedaan. Laten we in alle dingen het beste hopen, en er om bidden, maar tege lijk op het ergste toch steeds bedacht zojn. geschal overspannen, zenuwen te wijten geweest, want Ali was zijn jongste cn zijn lieveling, wie hij nog nooit een onvertogen woord had toegevoegd. De laatste, die nog thuis was. Hij zou haar missen, als ze eens trouwde, en dan de zaak! Hij had er meer hinder van. dan hij blijken liet, dat zijn oudste, zijn enige jongen, nooit iets voor de zaak had gevoeld. De twee meisjes, die op hem volgden, evenmin. Maar Ali was heel anders. Ali leefde voor de zaak. Sinds haar moeders dood deed zij de huis houding, niaar altijd stond ze klaar, om bij extra drukte in de winkel te helpen. En handig! En vlug! Ja, ze wou wel eens buitensporige dingen, dit wou ze moderniseren, en dat... nou ja, daar was hij dan altijd zelf nog bij. Zijn hart hing aan de oude grutterij. Wat donker was de winkel, door de hoge, houten etalagekasten, maar het geurde er naar pas gemalen koffie, naar kaneel en kruiderij. En het donkere geboende hout was de voordeligst denk bare achtergrond voor Ali's fris ge zichtje boven haar hagelwitte winkel- jas Hij was weer bij zijn uitgangspunt aangeland: dat ongelukkige denkbeeld van Ali, om nu juist haar hart te zet ten op Gerard Langeveld. Was daar nu niets aan te doen? Was er nu niemand, die zo'n jongen eens met verstand van dat onzinnige plan kon afbrengen? Iemand, die invloed op hem had. Dijkman? Hm. Misschien. Dijkman zou op een toenadering tussen Gerard er» Ali óók wel niet zo erg gesteld zijn, en van hem zou Gerard misschien een verstandige wenk willen aannemen. Maar dan moest de zaak niet langer slepende blijven, dan moest direct ge handeld worden, vóór de liefde zich zo vast geworteld had, dat ze onuitroei baar was geworden. \T AN SLOTEN kende zichzelf niet meer. Als in een droom handelde hij. Automatisch ging hij de deur uit, liep het dorpsplein over, waar de jeugd op deze mooie avond gekheid maakte ondc-r de eerbiedwaardige kastanjes. Ach, dat oude plein, en zijn oude zaak, die geen opvolger had. Die Ali. die Ali had een jongen moeten zijn en een oude, lang gekoesterde droom bloeide nog eens stralend voor hem open. Een jong gezin in het huis op het dorpsplein, en hij-zelf, die daar kwam binnenlopen, om in de zonnige achterkamer te spelen met zijn klein kinderen. Gerard, schoot het hem als een bliksemflits door het hoofd, Gerard kende het vak en hij was er flink in óók, zoals je dat zo eens hoorde van deze en gene. Maar neen. Het was niet mogelijk. Een bediende van Dijk man, wiens huis hij nu bereikt had, en die hem natuurlijk had zien aankomen, zodat het hem onmogelijk was gewor den, terug te keren op zijn weg. „Nou breekt m'n klomp", zei Dijkman op datzelfde ogenblik tot zijn vrouw. „Daar staat Van Sloten hier voor de deur.heb ik van m'n leven!" „Dat is om Gerard Langeveld te doen", begreep zij ogenblikkelijk. „Pas maar op." Ze had geen gelegenheid om meer te zeggen, omdat ze de voordeur openen moest. En ze liet Van Sloten binnen met zoveel vriendelijkheid, als ze op dat ogenblik maar voorwenden kon. Daar zat Van Sloten voor het eerst van zijn leven tegenover zijn vijand. Hij kende hem natuurlijk wel, maar nu zag hij eigenlijk voor het eerst, dat Dijk man nog zo'n onplezierig gezicht niet had, als je hem zo van dichtbij be keek. Dat had hij nooit gedaan. De vijand was altijd iets onpersoonlijks ge weest. Alleen 's Zondags in de kerk, dan zaten ze onder hetzelfde dak, al was het dan zo ver van elkaar, als de ruimte maar toeliet. Ja, 's Zondags, dan heerste er, om zo te zeggen, wapen stilstand. Maar 's Maandags begon het lieve leven weer van voren af aan. Waarom eigenlijk? Daar lag de vraag. Zó voor hem neergegooid, in deze vreedzame huis kamer, achter de frisse, nieuwe winkel. Waarom? Was er geen ruimte voor twee. konden ze niet beiden leven, hij op zijn manier en Dijkman op de zijne? Het haalde niets uit, om zo vijandig tegenover elkaar te staan: ééndracht maakt macht.. Zo verdiept was hij in dat nieuwe gezichtspunt, dat hij bijna vergat, waar om hij hier gekomen was. Dat herinner de hij zich pas weer, toen hij, gemakke lijk gezeten, van Dijkman een lekkere sigaar opstak, en tot zijn vcrbluffing hoorde, hoe de concurrent dadelijk over Gerard Langeveld begon, met een goe dig glimlachje, als had hij dadelijk wel begrepen, dat Van Sloten eens over deze aanstaande schoonzoon zijn licht kwam opsteken. Nu, dat kon lijden. Dijkman was niet karig met zijn lof. Flink en verstandig en vriendelijk voor de klanten enzo voort. Een ogenblik dook de gerede arg waan weer bij Van Sloten op: waarom zei Dijkman dat allemaal? Dijkman zou meer gedupeerd zijn, dan hijzelf, als Gerard naar de concurrentie overliep.. „Ik zou een goede kracht aan hem verliezen", hoorde hij de wat lijzige stem van Dijkman zeggen. „Dat is zo. Maar op de duur zou hij hier toch niet gebleven zijn: zo één wil toch vooruit En nadeel zal ik er verder niet van hebben. Die jongen is betrouw baar." ,jJa".. knikte peinzend Van Sloten. Door de rook van hun sigaren heen ontmoetten hun blikken elkaar, peilend, uitvorsend, wikkend en wegend over nieuwe mogelijkheden, die uit deze on gedachte eensgezindheid konden voort spruiten. Dijkman mocht dan wat lijzig praten, zijn ogen waren helder genoeg. En Vani Sloten, al was hij nu een koppige doordrijver, was óók niet blind voor zijn voordeel. Gerard en Ali.. en nu dacht hij be wust tot een eind, wat hij zoéven als een gedachtcnflits had gezien.. Gerard en Ali in de zaak.er zou eens over gedacht kunnen worden Toen hij thuiskwam, liep hij regel recht naar de kamer van zijn dochter, waar hij het geluid van gesmoorde snikken hoorde. Hij klopte aan, maar zonder succes. Hij bonsde. Nog geen antwoord. „Doe's open, Ali", zei hij, met een ongewone zachtheid in zijn stem. Dat hielp, ze deed het, met een gezicht, rood en gezwollen van bet huilen. „Nou, nou", zei hij, onhandig tegen over die meisjestranen, „ik kom je goeiennacht zeggenv kind, want zo moet je de nacht niet ingaan. En wat die jongen betreft"., hij slikte toch nog even tegen zijn koppige trots.„nou, wacht eerst maar eens rustig af.ik zal er nog eens over denken." Toen lachte Ali door haar tranen heen. Ze kende hem langer dan van daag! T N de bovenkamer aan de dorps- si raat stond Gerard met de trompet in de hand te kijken in de lichte avondhemel. Hij dacht aan geen buren, aan geen vertoornde Van Sloten, zijn eerzucht had zich samengetrokken op dat éne punt: hij in de muziektent op het Plein en Ali voor haar raam, in ademloze bewondering voor zijn pres taties. Hij hief de trompet al tot halver wege zijn mond, om dat éne loopje nog eens te proberen, maar toen zege vierde toch nog zijn gezond verstand. Hij borg de trompet weg. Zuchtend. Een paar dagen later was het anders zo stille Plein in rep en roer. De avond van het concert was gekomen, en uit alle ramen keken nieuwsgierige gezich ten, alle in één richting, de straat af, waar de opgewekte muziek al weerklonk van de naderende vereniging „Cres cendo". Gerard marcheerde mee. Het was voor de eerste maal, en hij voelde zich lichtelijk zenuwachtig, vreemd en on wennig in zijn nieuwe uniform. Wat ke ken al die mensen. Zou Ali ook zo kij ken, als hij straks haar huis passeerde, op weg naar het Plein? Zou haar vader nog altijd zo tegen hun verloving zijn? Koortsachtig joegen de gedachten door 2ijn hete hoofd, hij deed zijn uiterste best in het vage besef, dat bij een der gelijk muziikaaal genot het meest ver harde hart wel smelten moest. Tot hij, bij de hoek, de verleiding niet weerstaan kon, om éénmaal omhoog te kijken. Daar stond ze, in een gebloem de zomerjurk, voor de open balcon- deur. Een ogenblik vergat hij alles, vergat, dat hij een moeilijk loopje spe len moest, dat hij belaas onvoldoende had gerepeteerd, en in zijn verwar ring liet hij aan de trompet zulke valse jammertonen ontsnappen, dat een schok door de verzamelde omstanders En Gerard voelde voor het eerst in zijn leven, hoe dat was, als je een lang gedroomd en ernstig nagestreefd ideaal op één ongelukkig ogenblik zag vervlie gen in ijle damp. In de huiskamer van de Van Slotens intussen, verliep de avond zoals ge woonlijk de concertavonden verliepen. Een paar kennissen waren komen luis teren, dat sprak vanzelf, als je huis op zo'n uitgezocht plaatsje stond en Ali schonk thee. Neen, ze ging niet naar het Plein, ant woordde ze wat kort op de enigszins verbaasde opmerkingen over haar thuis blijven. Wat had je aan de drukte, als je 't thuis evengoed kon horen? Ja, ze had het zeker goed gehoord, hoe lelijk Gerard zich daar vergaloppeerde. Zou vader het ook gehoord hebben, en wat zou hij nu van Gerard denken? Gerard maar één gedachte maakte zich ten slotte uit alle pijnlijke gewaar wordingen los, Gerard hoefde niet te denken, dat ze hem in de steek zou la ten om die stuk of wat valse noten! Toen de avond om was, had Van Slo ten zijn besluit genomen. Het gepieker van de laatste dagen naderde het eind. Als het werkelijk ernst was tussen Ali cn die jongen dan zou hij zijn toe stemming niet langer weigeren. De jon gen moest maar eens komen praten, dan konden ze verder zien. En wat die ongelukkige muziek be trof. ach, dat was misschien wel evengoed een kinderziekte als mazelen of kinkhoest. Dat luwde wel.En ver der. Als hij het nog een paar keer zo verknoeide, als vandaag, dan zou de ergste verwaandheid ook wel wat zak ken, en wat zijn vak betrof.Van Slo ten haalde Dijkman's lofuitingen nog eens in zijn herinnering terug. „Laat hem maar eens aankomen", zei hij tot zijn dochter, toen de gasten vertrokken waren. En op haar blij ver raste blik, glimlachend: „Ja, ik had je toch gezegd, dat ik er over denken HDE kwam je vader toch ineens ze veranderd?" vroeg Gerard een week later aan zijn meisje, toen ze samen door de velden fietsten. „Het was toch op die avond., die avond van „Cres- Ali knikte. „Hij heeft het zeker mooi gevonden." Dat kon Gerard zo grif niet aanne men. Misschien was Van Sloten niet zo erg muzikaal, maar dat hij zoiets mooi zou vinden, kwam hem toch twijfelach tig voor. Gerards verwaandheid was in derdaad een beetje gezakt, een gezonde zelfcritiek was zich, sinds die avond, in hem gaan roeren. In zijn, tot nu toe op rolletjes gelopen leven had hij nog niet veel teleurstelling ondervonden. Deze had hem een paar kwade dagen be- Hij keek eens naar Ali. Zijn meisje was ze nu. Wat kon alles veranderen in korte tijd. Zelf was hij ook veranderd. Wat minder zelfverzekerd, wat meer bescheiden en buitengewoon gelukkig, hun blikken ontmoetten elkaar. „Hierheen?" vroeg Ali, op een zijpad wijzend. „Hier kom je langs zo'n mooie weg in het dorp weer terug." Hij knikte, met nog steeds zijn ogen in de hare. Hij legde zijn hand op de hare, die het stuur hield. En langzaam gleden ze terug in de richting van bet spitse torentje, dat boven een boom groep uitstak en zijn klokkeslagen hel der deed uitklinken over het frisse, groene polderland. (Slot) Dik staat met zijn rug naar Sally toe. Er is niemand in de straat. Sal ty is dicht bij haar huis. Ze zal het nemen en in de tuin verstoppen. Eén - twee - drie stappen en ze is bij de mand. Keek Dik niet? Keek nie mand? Nee! Dat pakje, nee, dat, met dat mooie rose papier er omheen. Gauw! Ja hoor, ze heeft het. En nu hard lopen. Vlug - vlug. Dik had niets gezien. Hier is haar buis, haar tuin. Zó, nu is het veilig, en zij zelf ook. Waar zou ze het pak je laten? Het is zo zwaar. Achter de struiken, tussen de bloemen. Zó, nu kan niemand het zien. Hè, hè, was dat lopen! Haar hartje klopt er van. Maar het is ook wat voor zo'n klein 'meisje: stelen, zomaar stelen! En hoor eens wat ze zegt: „Ik zal het openmaken als moeder niet thuis is, en als ik het mooi vind, houd ik het zelf." Wat een oneerlijk kind! Het was toch maar een groot pak. En zulk mooi papier er om. Wat zou er in zitten? Het was zo zwaar. Morgen, morgen zou ze het openma ken. Wat zou Dik opkijken En wat zou de bakker boos zijn! Maar Dik merkt niets. Zijn mand is zo vol; hij rijdt kalm door, hij fluit, hij geeft alle pakjes af, en daarna gaat hij naar huis. Hij merkt niet dat er een pakje is weggenomen. Het waren er zo veel vandaag! Dan is het eindelijk Sally's verjaar dag de volgende dag. Het pakje had ze nog niet opengemaakt. Haar moeder was niet meer weggegaan, en daarom had Sally niet gedurfd en was ze het eigenlijk ook een beetje vergeten. Sally ging naar school. Ze keek uit naar Dik, of hij bedroefd zou zijn, omdat het pakje weg was, en omdat hij van de bakker standjes had gekre gen. Maar Dik keek helemaal niet bedroefd hij floot hij wist ner gens van! Dat begreep Sally niet. Sally vertelde nu honderd-uit over baar cadeaux. „Ik heb nieuwe pop pen. Eén kan lopen, en één kan „ma ma" zeggen. En mooie kleren van Mamma. En mooie boeken van mijn ooms en tantes. En ik krijg ook een taart! Zó groot. Dik stond vlak bij haar, maar hij deed net alsof hij niets van haar merkte en Sally praatte luider en luider, maar Dik deed alsof het hem niet aanging. Maar toen Sally om vier uur met alle kinderen naar huis ging, met alle kinderen, behalve Dik, en toen ze thuis aankwamen, zei haar moeder: „Dag kinderen, kom allemaal maar gauw binnen, en doet je jasjes maar uit", maar legen Sally zei ze: „Jam mer Sally, maar je taart is er nog niet. Ik weet niet waarom, maar ik zal zelf wel een klein taartje maken, en kaarsjes heb ik ook nog wel. Is dat goed?" „Nee", riep Sally ineens luid, en ze stampte op de grond, en huilde van boosheid. „Nee, ik wil geen kleintje, ik wil een grote! Die nare bakker, hij is lui geweest! Hij heeft heel mijn verjaardag bedorven!" En ze stampte weer driftig op de grond. Het duurde heel lang, maar einde lijk kwam het meisje tot bedaren, en ging ze spelen in de tuin, met de kin deren van haar klas. Moeder zei nog: „Ik zal eens bij de bakker gaan vra gen. Is dat goed?" Maar Sally gaf geen antwoord... De kinderen waren dus in de tuin. Ze hadden' allemaal kaplaarsjes aan, want het had 's jiachts en de hele dag geregend. Het gras in de tuin was erg nat. Ze zouden verstoppertje spe len, en Sally moest zoeken. Met haar ogen dicht stond ze tegen een boom, terwijl de andere kinderen wegliepen: „Tien - twintig - dertig „Wacht, even kijken." Ja, zo was die Sally, ze keek stiekum waar de kinderen zich verstopten. Dat was niet eerlijk... Maar wat was dat? boven baaó Italiaan: Jullie, Amerikanen, hebt geen van de wondervolle dingen, die wij hebben. Neem nu b.v. eens onze geweldige Vesuvius. Amerikaan: Nou, als een brok vuur werk is-t-ie niet onaardig. Maar breng hem eens hier en onze Niagara-wa- terval blust hem in vyf minuten uit Wat deed Dolly daar achter in de tuin?, in de bloemen?, achter de strui ken? Oooh, het pakje, het pakje! Daar had ze geen erg meer in gehad. Ze zag dat Dolly het opraapte maar weer liet vallen omdat het zo vies nat was, van de regen. „Nare meid", dacht Sally. Wat moest ze nu tegen haar moeder zeg gen' als ze thuis kwam, en de kinde ren het vertelden? Jawel hoor, daar begon Dolly al te roepen: „O, jongens, kijk eens, een pakje, met een taart er in. Hele maal nat." Hoorde Sally goed: een taart? Haar taart misschien? Ja, natuurlijk, haar taart! Ze begreep opeens alles. Haar verjaarstaart, met haar naam er op. Met een ruk draaide ze zich weer om, met haar ogen dicht, tegen de boom. Maar ze telde niet meer. Ze huilde, oh wat huilde ze. De kinderen stonden allemaal om die vieze, natte taart, en ze wisten niet wat ze moesten doen. En Sally stond daar maar onder die boom, met haar hoofd op haar arm, te hui len. In dat natte gras. Toen kwam Sally's moeder thuis. Ze was bij de banketbakker geweest, en daar had ze Dik gezien. De bakker had Dik gevraagd wat hij met het pakje van mevrouw De Jong gedaan had. Maar die arme Dik, hij wist het niet, hij wist het heus niet. Nu, dat was te begrijpen, nietwaar? Hij dacht dat hij het wel verloren zou hebben, maar hij had zo extra goed opgelet! Dat kon toch niet. Gestolen dan? Ja, dan moest iemand het ge stolen hebben. Dik was helemaal van streek, dat begrijp je wel. En de bakker niet minder. Hij zou een nieu we maken, en zo gauw mogelijk. Dat vond Sally's moeder goed. En nu kwam ze thuis. En wat ze daar zag in de tuin, daar begreep ze weer niets van. Al die kinderen achter in de tuin, en Sally met haar hoofdje tegen een boom, stond te snik ken. Nu, het duurde niet lang, of Sally's moeder hoorde alles. En haar gezicht werd donker, toen ze dat hoorde van Sally. Ze was er bedroefd van. Ze gaf alle kinderen een glaasje limonade, en toen gingen die naar huis, heel stiL Feestpret was er nu toch niet meer. En Sally bleef alleen over in dat grote huis. Ze was op de divan ge vallen, en snikte nog steeds. Haar moeder was in een andere kamer. Ze zei niets meer. Ze zong ook niet, zo als ze zo vaak deed. Wat was het stil in dat huis... En dat op een ver jaardag! Daar ging de bel. En wie stond daar voor de deur? Dik. Of hij even binnen mocht komen. Nu, dat mocht, want Sally's moeder vond Dik altijd een aardige jongen, zoals je weet. En ze vertelde alles maar gauw aan Dik: van de taart in de tuin. En dat Sally die uit zijn mand had genomen, zonder dat ze wist dat het haar taart was. Dat ze nu dus haar ver diende straf had. Nu begreep Dik het ook, en hij kon eerst geen woord zeggen, zo verbaasd was hij, dat Sally dat gedaan had! Maar toen vroeg Sally's moeder: „Maar Dik, vertel eens, waarom schreef je dat briefje, en waarom wil de je niet op Sally's verjaardag ko men? Had Sally je al eerder ge- En toen vertelde Dik alles van de bijnaam die Sally had. „En welke naam dan wel?", vroeg mevrouw De Jong, geschrokken, dat haar Sally een bijnaam had. Dik zei: „De naam die alle kin- Deze treek weer eens een lijnen- puzzle. Jullie weten beslist nog wel, dat je door vijf lijnen te trek ken elk ding, dat hier op de teke ning staat, in een apart hokje moet zetten. Het moeten natuurlijk rechte lijnen zijn. deren haar geven. We noemen haar Sally Stiekum." Nu was Sally's moeder helemaal van streek, en kon even niets zeggen. Sally Stiekum? Mijn meisje Sally Stiekum?", zei ze eindelijk. Maar ze liet al gauw niet meer mer ken hoe geschrokken ze was, en zei: „Ze heeft nu een goede les gehad. Boontje komt altijd om zijn loontje. We zullen er niet meer over praten, Dik. Als Sally van plan is haar leven te beteren, willen jij en de an dere kinderen haar dan helpen?" „Ik zal het proberen, mevrouw, ik zal het heus proberen", was Diks antwoord. Arme, kleine Sally. Denk je dat ze van plan is beter, eerlijker te worden? Zou ze nooit meer zo ge noemd behoeven te worden? Zo'n na re naam! We zullen maar hopen dat ze goed haar best doet. ANK EVEN BLIJ. onze BRievenBus M'n beste nichten en neven, Er is deze week heel wat meer post binnengekomen, dan vorige keer. En een d'tjes, dat ik heb gelezen, wel dui zend zoals deur, dorpel, duietl, dan seres, deken, doos deksel, duim, enfin te veel om op te noemen. Hele series voorwerpen, die met een d begonnen, 't Was wat lastig om de prijzen toe te kennen, maar 't is toch voor elkaar ge komen. De hoofdprijs gaat naar Tera der Plank, terwijl Jaap Bloem, Marja Krebs en Hans Key- zer ieder een troost prijs zullen ontvan gen. Er is ook een brief gekomen van Gabriel de Waal, die voor de ramp in aSSSSS^k Bruinisse woonde en nu in Harlingen woont. Dat is een heel eind weg. Gabriël en ik vind het bijzonder aardig, dat je me een brief hebt geschreven. Kun je het nogal wennen in het hoge Noorden? Ik ben ook wel eens in Harlingen geweest en ik vond het een gezellig stadje. Hoor ik nog eens wat van jou? Natuurlijk mag jij mee gaan doen, Bou Barendrecht. Zeg maar tegen moe der, dat ik jouw brief goed kon lezen en bedank haar maar voor het aardige briefje, dat zij mij schreef. Tot de vol gende week, Bou. Afgesproken, Adrie van der Fol, ik krijg volgende week een heel lange brief van jou. Denk er om, ik reken er op hoor. Ik hoop van harte, dat Jij een prettige tijd zult heb ben in Hindelopen, Piet Waldekken Ik wens je genoeglijke weken toe. Al weer wat opgeknapt. Adrie de Graaf? Wat naar zeg, dat je nu niet kunt zwem men, 't beste ermee^ meisje. Heleentje van der Spek heeft een zeis tegen haar been gekregen en dat was helemaal geen pretje. Dat kan ik me indenken, zeg, ook jou wens ik het allerbeste. Vorder je al wat met je pianolessen. Henriet Richters? Maar veel en flink studeren. Henriet, dan bereik je heus op den duur wel goede resultaten. Mary van Eerten is naar het rosarium ge weest en zij vond het heel erg mooi. Fijn zo, meiske, maar dat ijsje daarna zal ook wel naar je zin zijn geweest. Heb jij zelf al een fiets, Tjltske Apol. Ik weet nog goed, dat ik mijn eerste meisjesfiets had en met mijn vader mee mocht. En midden op een drukke brug. vloog er een trapper af. Oef, wat had ik het benauwd, ik was blij, dat vader er bij was. Jij zult wel flink gesnoept hebben toen je op verjaars visite was Henk Goeman, zo'n buur vrouw zou ik ook wel willen hebben, zeg en bedankt voor je lange, gezelli ge brief. Nog twee weekjes. Atie Boen der en dan., examen. Studeer nog maar flink de laatste dagen en zeg, je moet je niet zenuwachtig maken hoor. Wie wil postzegels ruilen met Anton Bonman? Zijn adres is Hoef B153, Genderen. Groetjes aan Adri, niet ver geten hoor, Anton. Deze week zijn ook Ria, Bert en Marianneke Klandermans weer van de partij. Leuk, ik vind het altijd weer prettig zo'n dikke brief van jullie te ontvangen. Rob van Wetten vindt het fijn om weer naar school te gaan. Zo mag ik het horen. Rob. Hoe is het met je tante, Gerrie Hagen. Ik herinner me nog goed, dat ik eens een briefje van haar kreeg. Wil je haar van harte beterschap en een spoedig herstel toewensen? Nou, het is zeker een tijd geleden dat je me hebt ge schreven, Coba Quist. Fijn, dat je er nu weer bij was. 't Is zeker wel ge zellig bij Jullie thuis, Greetje van 1 Wout met al die logé's. Ik kon Je brief best lezen hoor en er stonden heus niet veel fouten in. Ik woon niet in de plaats die jij beschreef. Ankle van der Lelie. Je vroeg of ik het koud vond, nou en of. Ik heb zelfs de kachel aangemaakt. Nog wel gefeliciteerd met je verjaar dag, Lenie Segaar. Ik kom wel wat achter op, maar het Ja daarom toch goed gemeend. Nee maar. wat heb ik hier een lange brief en die komt van Willy Arentzen. Praat jij zo veel, dat de club Jöu de naam „Babbeltje" heeft gegeven? Zeg, jullie mogen best eens een gezamenlijke brief 6chrijven. Afge sproken? Ik krijg dus gauw een „kla- verbladbrief." Bedankt voor je aardige bloemen, een klok en een foto, doch zij vergat haar achternaam er bij te zetten, wat ik jammer vind. Veel plezier in Voorthuizen. Mieke Klünsmit Het is daar prachtig hé. Natuurlijk mevrouw Van Hemert, mag Henny meedoen als hij de puzzles kan oplos sen. Hoe meer nichten en neven, hoe gezelliger, vindt u ook niet? Jij bent zeker de jongste van de klas, Hans Ver hoeven. weet je al wat je gaat doen als je van school afkomt? Er zijn twee jarigen deze week bij Dinl van He mert. Dat zal een feest worden zeg. Mijn hartelijke gelukwensen. Ook wil ik Cobi Smit feliciteren, die jarig is geweest. Weten jullie wat zij heeft ge kregen? Nee? Ik wel: een fiets, dat zal oma wel fijn hebben gevonden, An neke Vink, dat jullie zo maar ineens met z'n allen op bezoek kwamen. Wat was je laat thuis zeg, best eens leuk voor een keertje. De broer van Jas»! Rietje en Aric Stom is pas getrouwd. Rietje moet me maar eens schrijve» hoe de bruid er uit zag. Het zou heel wat ruimte kosten alle dingen met een D in de krant te zetten, Lientje, Nellie en Mieke Biever en daarom heb ik het maar niet gedaan. Niet erg hé. Be dankt voor je versje, Nellie GroeneveldL Ik heb het in mijn poëzie-album staan. openmaakte. Lenie RuygTok, nee maar, wat een leuke verrassing. Hartelijk dank meiske, ik ben er Nelly Frecke is in een speellui geweest en zij heeft het daar enig ge had. Houd jij ook zo van een glijbaan? Hoe oud is jullie broertje Henk, Miep en Ankic Bontje. Hij heeft zeker wel veel cadeautjes gekregen op zijn ver jaardag. Meisjes en Jongens, lk moet de brie venbus weer sluiten. Er zijn ook weer wat nieuwelingen. Hier komen ze: Ada Wilschut. Geke van der Hoek Anke Loeve, Willy Mol, Iris van der Bhj, Job Padmos, Jan Klijnsmit, Joke van der Vlis, Joke van Reeven, Wim Hol- le6telle. en Gerda Mallegrom. Ik wens jullie allemaal een goed week-end toe, dag, TANTE JOS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 12