BEROEPSECZEEM Van Kamper steuren en Rotterdamse kielschieiers "Meewinden de zomer MENS ZONDER ACHTERGROND NEDERLANDSE SPOTNAMEN HEBBEN EEN LANG LEVEN ENKELE jaren geleden was er eens een Overijssels boeren- vrouwtje, dat door omstandigheden een tijdlang bij haar dochter in het deftige Den Haag ging logeren. Zij bekeek het stadse leven niet door een donkergekleurde dorpse fokke, inte gendeel! Ondanks haar hoge ouder dom stond ze volkomen open voor haar nieuwe omgeving, waarop zij zo haar zachtmoedige, levenswijze critiek had. Het was een genot naar haar reacties op het leven' in de grote stad te luisteren. Op zekere dag had ze haar zuster Kloasien, die nog nimmer het „papie ren gordijn",bij Zwolle was gepas seerd, weten te bewegen enkele da gen in de Residentie te komen door brengen. Vanzelfsprekend dat Oal tien, haar meerdere in jaren en ken nis, haar jongere „zusje" met de stad wilde laten kennismaken. Daar liepen ze over het Spui, hun gouden kappen flonkerend in de voorjaars zon... Kloasien keek zich de ogen uit! Wat een mensen, wat een auto's en wat een fietsers! En dan al die trams! Aldergrieselukst, Oaltien, meen- se, oe ol 't ier vol! Oaltjen lachte stil voor zich heen. Zij voelde zich enigszins gestreeld door deze exclamatie. Voor een der vele bioscopen groei de een rij gestadig aan. En Kloasien weer: Fuj, meense, kiek now toch ies an, wat een bulte volk. En dat vlig allemaole moar noar de biejeskoop op een deurdeweekse dag. Net of er gien waark in de wereld is! Ook deze reactie hoorde Oaltien met de glimlach van de wereldwijze aan. Eensklaps zei ze: Ja, zo goat dat ier. En weet ie oe ze dat now neum'n? Watte? Zo in de ri'je stoan? Nee, moat, oe zo'k dat weten? Dat neum'n ze in de keu! En daarop schoten de oudjes in' een verkwikkende lach, die enkele voorbijgangers deed omkijken. Want beiden dachten aan het keu, zoals ik het hier schrijf, aan de jonge big van de boerderij. Toen ze weer wat tot bedaren waren gekomen, kwam Kloasien wijs uit de hoek: Fuj, in de keu, ik moet er om- me lachen. Dat mo^s'n ze bi'j oons ies eur'n. Ie zoll'n er een naeme van krieng'n... Doar ei'j die van 't keu, ook!! Dit kleine, naar mijn smaak ko mische, voorval demonstreert hoe Weinig er op het platteland voor no dig is met een „naam", d.w.z. een spot- of bijnaam vereerd te worden. Deze namen, bepaalde predicaten, producten van een spontaan ogen blik, tieren welig en ze blijven soms generaties lang aan een familie ver bonden. De haan in de hemdslip T K herinner me een ander, even- eens historisch voorval, dat ook op zo'n spontane vorm van naamge ving betrekking heeft. De vrouw van boer X in ons dorp ^rielverzegeUng Tot aan 't einde der middeleeuwen werd was in verschillende kleuren ge- brieven te sluiten. Waar na afkomstig is, vandaar naar Indië Éebracht en door de Portugezen naar uropa meegenomen is. 't Eerste ze gel van lak komt voor op een brief uit Londen, Rijn die er nu niet bepaald voor bekend staat, dat ze het geld „over de balk smijt", had een hemd van haar man opgelapt met een linnen zakje, waar in' ochtendvoer had gezeten. De fir manaam stond óp het builtje met een grote, wasechte haan ernaast. Sedert die Maandagochtend, dat die haan aan de drooglijn fladderde, staat de boer in ons dorp bekend als de aene (haan) en zijn zoons heb ben de naam vanzelfsprekend ge ërfd! Bij. en spotnamen erven vrijwel steeds over en blijven zo in de fa milie. Ook de inwoners van een be paalde landstreek, stad of zeker dorp staan soms onder een spotnaam be kend, namen, die eveneens een eeu wenlang leven is beschoren. Deze namen berusten naar de mening van dr. Jos Schrijnen in zijn standaard werk over de Nederlandse Volkskun de grotendeels op een bekrompen gevoel van plaatselijke genoegzaam heid en laatdunkendheid, dat ruime wederzijdse waardering uitsluit. En hij vervolgt: „Natuurlijk draagt een te nauw besloten-zijn binnen de wallen en een te eng vasthouden aan de plek waar men geboren en geto gen is, hiervan de meeste schuld. De spotnamen kunnen zowel een ui ting van kleingeestig chauvinisme als ook van een schalkse spotlust zijn. De plaatselijke spotnamen zijn oud en levenskrachtig, ook teelt de volks geest telkens weer nieuwe. De na men berusten op een geschiedkundig feit, op het wapen van een stad, op een bijzonder voorval, waarvan de belachelijkste zijde het sterkst belicht wordt, andere zijn ontleend aan een bijzondere tak van handel, nering of bedrijf, of danken hun ontstaan aan plaatselijke lekkernij." Dk wijst de schrijver i w op, dat ze in vele ge> menhangen met een dominerende (en meestal niet de beste) karakter eigenschap van de bevolking, als daar zijn: gierigheid en sluwheid. Het merk waardige is wel dat vele bezitters van een plaatselijke spotnaam hun borst breed maken als ze door iemand uit een andere streek er op worden geattendeerd: de spotnaam is vaak een eretitel! Het ligt niet in mijn bedoeling alle spotnamen, die ik uit eigen erva ring ken en de vele die ik in genoemd werk vond vermeld, hier te noemen; ik beperk me slechts tot enkele, die meer dan plaatselijke betekenis heb ben verworven en tot sommige de provinciale hoofdsteden, alsmede en kele Zuidhollandse plaatsen betref fend. Postkantoor zonder brievenbus nog aandacht aan te besteden. Ook zal men weten dat de Kampenaren met deze naam waarmede hun aangeboren domheid wordt gety peerd in zeker opzicht de „natio nale eer" hoog moeten houden. Im mers meer landen hebben een bepaald stadje, waar broeder ezel ten troon is verheven. Tot troost van' de Kam penaren moge met ere worden ver meld, dat hun stad percentsgewijze meer knappe koppen heeft afgeleverd dan een hele rij van Hanze-zusteren bij elkaar! Maar terzake: de steuren blijven onverbeterlijk; de beroemde „uien" vinden er nog steeds een vruchtbare voedingsbodem! Ben ik wel ingelicht en het was een pientere Kampe naar die het me vertelde dan heeft men het aldaar enkele jaren gele den gepresteerd een mooi nieuw te huis voor Tante Pos te bouwen, dat na oplevering maar één gebrek ver toonde: er zat geen brievenbus aan of in! Een gat in de muur was gauw gebikt. Echter te laag gemikt: de binnenkomende post kwam niet droog over. Ook de jonge steurtjes doen wat des straatjongens is... Die van Leeuwarden heten sedert jaar en' dag speknekken en galgelap pers. Dit laatste omdat ze te gierig waren om een nieuwe galg te kopen. Groninger mollebounen naar de bekende kindersnoeperij heten zowel de stadjers als de ommelanders. Ook worden ze kluunkoppen en klareproe- vers genoemd (kluun is een soort bier). In een wip naar Assen (17 18 min. volgens de nieuwe dienstrege ling), waar we straatslipers, teller- likkers (Teller (D); telder (Achterh.); telloor (VI.) en biggen aantreffen. De Assenaren behoeven dus om met Kloasien te spreken niet meer in de rij te gaan staan om een „nae me" te krijgen. Rijngraaf Philipp Franz von Daun. doch het werd meer dan een eeuw lang als een kostbare bijzonderheid be- Ïchouwd, en steeds ondervond men 't ezwaar. dat lak voor 't gebruik ver warmd moet worden. Daarom werden later ouwels gebezigd, voor kerkelijk «ebruik reeds lang bekend: de eerste (ons bekende) daarmee gesloten brief. Is van 1624 van een doctor Kropf. in 6piers. aan^ de vorstelijke regering te is onbekend, doch de Engelsen hebben ze 't eerst machinaal gefabri ceerd; de eerste machine hiervoor werd door Edwin Hill uitgevonden en in 1840 ln gebruik gesteld. Dit fabricaat had echter zoveel succes, dat bijv. reeds in 1862 één Parijse firma 272 millioen der gelijke omslagen leverde, cn thans is van de fabricage wel geen statistiek «neer bij te houden. Koornmarktspoort te Kampen Meppel kunnen we toch niet zonder meer passeren. Niet omdat het in de volksmond heet: „Ga naar Mep pel en laat je keren", maar omdat hier de „moggen" hun domein heb ben. Op een schone zomeravond om zwermde een muggenheir de toren. De burgers zagen in hun verbeel ding rook en sloegen ijlings aan het blussen! <In Middelburg en Meche- len was de maan verantwoordelijk voor een zelfde loos alarm. Vandaar dat ze maneblusers worden genoemd). Maar ook zijn de Meppeler „kloeten" nog lang niet uitgestorven. Merkwaar dig is het wel dat deze naam, die men vroeger aan de grote stukken eigengekamde boter, die de boeren uit de omtrek naar Möppelt brachten, heeft gegeven, thans weer is opge leefd in de reclame. Swol is in 't zicht. Volgens de ge schiedschrijver moet het in 1682 ge weest zijn dat de toren van de St. Michaelskerk instortte. De Zwollena ren redden het klokkenspel en ver kochten het aan de Amsterdammers tegen' een gepeperde prijs. Om hen met gelijke munt te betalen kregen ze hun geld in... dubbeltjes uitbe taald! En die lui rond de „pepperbus- se" maar tellen. Vandaar die blauw- En nu naar het Westen! WE laten al die kwakers, bleisteer- ten, geutslikkcrs, stokvissen, poepen, torenmeters, brijhappers, kat ten, geutendrieters, rudekikkers, koe- dieven, gladhakken en Turken etc., die we onderweg zonder meer zijn gepasseerd, voor wat ze zijn, groeten de Twentse tukkers (of hietukkers, zoals men in de Achterhoek de lui uit het veld noemt, waarschijnlijk zo genoemd naar het robijntje of hei kneutje) vanuit de verte en dieselen langs de keitrekkers (Amersfoort) naar de Maasstad. Schrijnen vermeldt voor Rotterdam de naam kielschieters: enige opge wonden burgers der Maasstad hiel den een bootje dat met de kiel naar boven in de Maas dreef voor een walvis en vuurden er hun ganzeroe- ren op leeg. Bij navraag is me niet duidelijk kunnen worden of deze naam nog lééft, iets wat ik van vele der bovenstaande namen wel kan zeggen. De Leidenaren dragen de door Hil- debrand gememoreerde spotnaam peu- eraars, maar ze worden ook sleutel dragers, hondendoders en blauwmut- sen genoemd. Ik weet niet of ze in Delft erg verbolgen zijn als men ze met kalfschieters betitelt, ze staan zo te boek naar een wapenfeit uit 1574, dat niet bepaald tot de roemruch te van hun rijke historie mag wor den gerekend... Van Schiedam zou men iets spiri tueels verwachten. Het blijft echter bij tovenaars, naar het gezegde: twintig van Schiedam, negentien kun de tong. Ooievaars behoeft ook geen uitleg, maar hoe ze aan die water kijkers komen? Goudse gapers, Briel- se zeelepers en puiers, Gorkumse blieken, Werkendamse brijbroeken naar het laten rollen van de r.?) .en Woudrichcmse mosterdpotten noe men we in één adem. Dat van die Oudewaterse klokkendieven moet men niet al te zwaar opnemen, deze spotnaam komt meer voor in den lan de, wanneer het stadswapen een klok vertoont. Dordrecht is een stu dentengezelschap rijk, dat luistert naar de fraaie naam Caput Ovis, het geen een gemene schaapskop beduidt en inderdaad de Dordtenaren worden Vlaanderen TEN SLOTTE: wordt „d'n Ollaan- der" door onze goede Zuiderbu ren met de naam keeskop vereerd en ik heb het me meer dan eens horen naroepen in het Westvlaamse één troost is er: die van Hove in „d'n Bels" dragen dezelfde naam. In de Vlaamse en Friese gewesten zijn de spotnamen het talrijkst. Zon der verklaring van de historische ach tergrond noem ik hier nog de u ook fretters (Brussel). Aardig is het wel te weten hoe de spotnaam Heeren, die vele Belgische dorpen in het Brabantse dragen is ontstaan. Naar verluidt heeft Sichem (niet het Bijbelse, maar het Vlaam se, bekend uit de werken van de po pulaire schrijver Ernst Claes) hieraan schuld. Ten tijde van Maria-There- sia zou het gemeentebestuur een ver zoekschrift aan de Generale Staten hebben gezonden met de volgende aanhef: „Wij, Heeren van Sichem vra gen van U lieden' de toelating om eene markt te mogen oprichten." Het ant woord luidde: „Als gij sijt Heeren en wij lieden, Dan sal die merkt van Sichem nooit geschiedenl" MOESSONS IN 'T KLEIN BRENGEN AFKOELING IN BADPLAATSEN (Van onze weerkundige medewerker) TNE bewoners van onze kuststreek en vooral van de badplaatsen weten over invallende koele zeewin den in de zomer mee te praten. Wanneer de dag zonnig en warm begint en de temperatuur met spron gen omhoog schiet tot boven de 20 gr C., dan komt het dikwijls voor, dat soms nog in de vóór- en een an dere keer in de namiddag, plotseling de wind van uit zee gaat waaien en de temperatuur weer sterk gaat da len, terwijl terzelfdertijd het kwik in het binnenland nog stijgt. Wij kunnen dit verschijnsel verge lijken met de moessons in de ooste lijke landen. Zo gaat de temperatuur in China en in een groot deel van Azië in de zomer belangrijk stijgen; het kan er zelfs zeer warm worden. Wanneer de lucht warmer wordt, gaat zij uitzetten en wordt lichter, met gevolg dat zij gaat opstijgen. Dit zou aan de grond langzamerhand een luchtledige ruimte tot gevolg hebben wanneer deze fucht niet weer werd aangevuld door koudere lucht. In het winterhalfjaar is het boven Azië en Siberië zeer koud, terwijl nu de Indische en de aangrenzende oceanen warmer blijven. Nu stroomt de koude lucht uit Azië naar de oceaan 1oe, waar in de winter de lucht door verwarming sterker op stijgt dan boven het vaste land. Het betreft hier dus het sterke tempera tuursverschil tussen het vaste land en de zee, hetgeen in het klein ook in de zomer langs opze kusten plaats heeft. De lucht boven land en wij ke ren nu naar onze omgeving terug wordt bij stralend zomerweer aan merkelijk warmer dan boven de Noordzee. Vooral op het strand en achter de duinen kan het zeer warm worden. Deze warme lucht gaat aan bellen 's morgens tussen tien a elf uur al een zeewind voor, maar ook wel in de loop van de middag, 's Nachts, of beter gezegd reeds in de loop van de avond, verandert de circulatie weer. De zon geeft geen warmte meer aan het land, zodat ook de opstijging van de lucht een einde neemt. Na zons ondergang koelt de lucht boven land af, sneller dan boven zee en wij zien dan juist het omgekeerde. Tegen het vallen van de duisternis zien wij dat de wind van land weer naar zee waait. Dit gaat door tot de andere morgen, totdat de zon weer een woordje begint mee te spreken en het zelfde verschijnsel herhaalt zich opnieuw. Het kan in de zomer voorkomen, Linksoverdag zeewind. Rechts: 's nachts landwind. dat deze situatie vele dagen aan houdt. Voor de badplaatsen is een invallende zeewind minder gezien. Behalve dat de temperatuur belang rijk lager wordt, wordt dikwijls oo'z wat drogere lucht aangevoerd, het geen vooral voor de baders onaange namer is, terwijl er tevens meer wind voorkomt. Als voorbeeld van de grote tempe ratuurverschillen tussen de kuststreek en het oosten en zuiden van ons land bij zeewind, nemen we de situatie van Dinsdag 19 Mei j.l. Om 10 uur 's morgens meldde Ypenburg 24, Hoek van Holland 21, Schiphol 23, Woensdrecht 25 en Gilze Rijen 24 gr C, alle bij zwakke tot matige win den tussen Oost en Zuid. Om vier uur 's middags kwam een krachtige koele zeewind binnen waaien. Op dat tijdstip kregen wij de volgende grote temperatuurstegenstel- lingen te zien. Bij vrij krachtige westenwinden Ypenburg 14, Schiphol 16, Hoek van Holland 12, Woens drecht 15, Gilze Rijen 18 gr C, ter wijl oa. in Eindhoven nog 23, in Twente en Eelde nog 27 gr C werd gemeten. Na zeer warme dagen voelen wij ons gelukkig, wanneer een koelere zeewind gaat binnenwaaien, maar in periode met schaars warm zomer weer zullen deze binnenvallende zee winden minder geliefd zijn. opstijgen (thermiek). Dit kan nooit lang duren of de weggevoerde war me lucht wordt door koudere van zee afkomstige lucht weer aangevuld. Er Ontstaat dus een kringloop, van land naar boven uitwijken en boven zee weer overgaand in een dalende bewe ging en vandaar weer naar het land (zie bijgaande tekening). Deze zeewinden zijn alleen dan te verwachten, wanneer de luchtdruk verdeling over onze omgeving erg vlak is, dus geen grote verschillen vertoont. Komt er over Frankrijk een lagedrukgebied tot ontwikkeling, waarbij over onze omgeving dan een oost tot zuid-oostenwind gaat waaien, dan kan deze wind zo sterk blijven dat er geen zeewind kan optreden. Het zijn daarom de zomerdagen, die in de ochtend zo fraai, zonnig en rustig beginnen, waarop de kans op invallende koele zeewind het grootst is. In enkele gevallen komt reeds Ontstaat door contact met bepaalde stoffen N (Van onze medische medewerker) U de industrialisatie met versnelde ons land toeneemt, de toe passing van scheikundige stoffen zich enorm uitbreidt en steeds nieuwe fa briekscomplexen verrijzen om gebruiks voorwerpen en kledingstukken op de markt te brengen van voorheen onbe kend materiaal men denke aan de plastic- en nylonindustrie is het de bedrijfsartsen en huidartsen een steeds groter en moeilijker wordend probleem, hoe de schadelijke inwerking van bij de fabricage gebruikte scheikundige stoffen tot een minimum beperkt kan worden. De mens komt steeds meer met stof- DE hedendaagse mens zeiden we verleden week is een mens zonder kerkelijk of christelijk verleden. Daarmede is er een b(j- kans onoverbrugbare kloof gescha pen tussen hem en de kerk, die hem benaderen wil. De evangeli satie-arbeider staat weer op pre cies datzelfde „beginpunt" waarop eenmaal de zendelingen stonden, toen ze in heidenlanden voet aan wal zetten: ze moeten zijn taal le ren verstaan en spreken; ze moeten zijn manieren leren begrijpen; moeten hun blijde boodschap ov gieten in zijn bewoordingen. Meen niet dat dit eenvoudig is, want met een christelijke achtergrond wijkt ook de voor ons gevoel normale burgerlijke achtergrond terug. Ik kan dit feit niet genoeg beklem tonen. Heel onze kerkelijke, chris telijke stijl rust in de bijbelse zede, zelfs wanneer we dat niet direct scherp beseffen. Laat me enkele van deze bijbel se gewoonten met name noemen Wij stellen er prijs op om kerkelijk te trouwen, en de voorwaarde daarvan is ongetwijfeld onder meer dat ons huwelijk niet gedwongen moet gesloten worden. Geschiedt dit laatste toch, dan kent menige kerkelijke gemeenschap nog de „schuldbelijdenis", maar ook als deze om bepaalde redenen werd afgeschaft, dan nog voelt men het scherp als een Goddelijke opdracht aan dat verloofden „ongedwongen" naar raadhuis en kerkgebouw stap pen. Voor onze moderne medemens bestaat daartoe echter geen enkele reden meer. Hij vindt mogelijk dat hele burgerlijke huwelijk aan het kerkelijke komt hij van zelf sprekend niet toe min of meer lak en larie, waar je wel aan moet vanwege de eventuele kinderbij slagen en de rest. Hij peinst er niet over of het al dan niet juist is om vóór die dag bepaalde vreug den vooruit te grijpen. Hij grijpt ze en daarmede uit! Iets anders: het behoort tot de christelijke zede dat ouders hun kinderen opvoeden. Dat rust zeer bepaald in hun doopbeloften waar bij ze zich verbonden oin hun kin deren te beschouwen als een erf deel des Heren waarover zij reken schap hebben af te leggen. Deze ouders voelen zich volstrekt ver antwoordelijk. Ik weet dat ze daar bij hun fouten maken: hun opvoe ding kan de vormen van tyrannie aannemen. Hun opvoeding kan ook bestaan in een kinderachtige vast- iedere bewuste opvoeding. En aan deze apenliefde komt bovendien een snel einde wanneer men het kind de kans ontneemt op de hoognodige verdere ontwikkeling en een vlie gensvlug verdienenvergt. Bij dit alles groeit geen wezenlijke band tussen ouders en kinderen, ook al kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Dat blijkt wel uit allerlei vormen van wilde liefdadigheid jegens bejaarde ouders, die men gaarne aan bijzondere festiviteiten pleegt te helpen: bustochten en ge- - houdendheid aan hun eigen jeugd, zellige avonden en goocheltoeren met waarbij ze ^un kinderen alles me nen te moeten onthouden wat zijzei/ eenmaal met smart hebben gemist. Maar het feit van gebrekkige en misvormende opvoedingen mag ons Uit de VOLKSWIJK de oogen niet doen sluiten voor de hoge idealen, die er toch ook zijn. Ouders hebben voor hun kinderen te werken en te sparen: dat is Bij bels. De moderne mens is het daar mee echter volstrekt oneens. Hij voelt generlei verantwoordelijkheid voor het jonge geslacht: dat moet later zelf maar kiezen! Daarom onthoudt men het de doop, maar de rest. Alleen: de achtergrond t het gezin in bijbelse stijl is hierbij weer volledig zoek geraakt. Nog iets anders met een Bijbelse achtergrond: de christen is eenling en maakt zich los uit de massa. Maar de moderne mens gaat in die zelfde massa volledig onder. Hij is doodsbang óm op te vallen. Dat is al het geval bij de schooljongens, die er niet meer om durven vragen om het bord schoon te maken, want dan ben je meteen 'n uitslover of nog fraaier een slijmbal. En dat blijft zo het hele leven door. Onder allerlei omstandigheden gaat men schuil in de menigte. „Mij niet gezien" is de leus. Een leus diame traal tegengesteld aan de Pauli nische vermaning: „Uw bescheiden heid zij alle mensen bekend Zo raakt het gehele burgerlijke bestel zoek. Er is geen enkele band meer met 't verleden. Zelfs niet met de meest neutrale arbeiders beweging waarvoor déze mens toch tegelijk alle wezenlijke liefde. Men het diepste respect behoorde te laat zelfs de kleuter al „vrij", in een hebben: zijn zijn voorrechten geen vrijheid, niet ongelijk aan de per missie om onder een tram of auto te vallen. Weliswaar schijnt het soms dat er toch nog een wezen lijke ouderlijke zorg bestaat: de kleuter wordt immers overladen met allerlei vreugden van snoep en ijs tot barre hoeveelheden zak geld toe. Maar een dergelijke ver wennerij staat lijnrecht tegeiwver vruchten van het zwoegen van vo rige geslachten? Zijn leven mist elke achtergrond: daardoor raakte hij ook elk gevoel voor de juiste proporties kwijt. Hij kent slechts het naakte heden en het is nog de vraag of hij iets van het wezen daarvan werkelijk onderkent WIJKPREDIKANT fen in aanraking, die hem van nature vreemd zijn. De eindproducten, om bij plastic en nylon te blijven mogen in het algemeen voor hem onschadelijk zijn, verschillende tussenproductcn en bij de vervaardiging gebruikte chemi sche middelen zijn dit allerminst. Reeds nu kost het enkele fabrieken grote moeite, arbeiders te krijgen, om dat bekend is dat stoffen gebruikt wor den die voor de gezondheid schadelijk Een vaak voorkomende groep van afwijkingen wordt gevormd door de be roepseczemen. In vele gevallen moet het werk gestaakt worden met als ge volg langdurige ziektegelduitkcringen. Als de patiënt genezen is treedt vaak hetzelfde ziektebeeld op, zodra de ar beid hervat wordt. Velen moeten daar door van werkkring en beroep verande- U ziet, welk een grote belangen op bedrijfstechnisch, sociaal en economisch terrein met het voorkomen van deze beroepsziekten gemoeid zijn. Als Ik u mededeel dat circa twee-derden van beroepsziekten de huid treft, zult u het met mij eens zijn, dat het van groot belang is hierbij even stil te staan. U weet reeds dat het beroepseczeem ontstaat door overgevoeligheid van de huid voor bepaalde stoffen. In een heel enkel geval betreft het een aangeboren overgevoeligheid, in verreweg de mees te gevallen echter een verworven over gevoeligheid door meer of minder lang durig en meer of minder intensief con tact met bepaalde stoffen. Men heeft bij volkomen normale proefpersonen eczeem kunnen verwek ken door de huid bij herhaling met een bepaalde stof in aanraking te bren gen. Men heeft bijvoorbeeld uit primu la's een stof kunnen maken, waarin de factor, die voor de huid schadelijk is in geconcentreerde vorm voorkomt. Te voren gezonde en voor primula's onge voelige personen werden overgevoelig zó zelfs, dat een kort verblijf in een kamer waarin een primula stond, reeds voldoende was om het kunstmatig op gewekte en weer genezen eczeem op nieuw te voorschijn te brengen. Men behoeft helemaal geen bepaalde aanleg voor huidziekten te hebben: ieder gezond en normaal mens kan on der bepaalde omstandigheden eczeem krijgen. Het merkwaardige is, dat de overgevoeligheid zich niet beperkt tot het gedeelte van de huid, dat overge voelig is of o\ergevoelig gemaakt is, maar dat het deel van de huid, dat niet met de schadelijke stof in kwestie in aanraking gekomen is in de regel de zelfde overgevoeligheid vertoont als de eczemateuze gedeelten, al treedt hier uiteraard het eerst een herhaling van de huidafwijking op. U zult vragen, hoe men weet, dat niet-zieke delen van de huid tóch over gevoelig zijn. Een belangrijk onderzoek bij beroepseczeem wordt in de zoge naamde lapjes- of plakproeven ver richt. Men heeft lijsten opgemaakt van een reeks stoffen die in een oplossing van bepaalde sterkte op de normale huid geen afwijkingen veroorzaken. Wil men nu bij een lijder aan be roepseczeem bepalen, of hij overgevoe lig is voor een bepaalde stof, dan wordt een lapje van 1 cm2 gedrenkt in een oplossing van op de lijst aangege ven sterkte op de rughuid gelegd, be dekt met een stukje Billroth-batist en met een kleefpleister vastgeplakt. Na 48 uur leest men de reactie af. Op deze wijze kan men de overgevoeligheid en daarmee de oorzaak van elders op het lichaam voorkomend eczeem aantonen. Het komt er dan op aan, contact met de bewuste stof te vermijden. Eerst dón kan men succes verwachten van voorgeschreven zalven of andere medi camenten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14