OSNEGERS Nieuwe avonturen van mijnheer Pimpelmans Dokter in het land der Vinks terverwacJ itin g STEUNT DE ZENDING I 3 "11114 HÏHJ S. «Wil w DOOR G. TH. ROTMAN M. Hoera! De stakker wordt gered. En ln een zijspan neergezet; Een motordiender brengt hem thuij; En zuchtend zegt hU: ,."t Is een kruis! Het loopt m' ook nooit eens mee!! Ach, ach. Wat heb ik weer een slechte dag!" 95. De and're dag was dat niet vlug? Bracht Teunisboer de fiets terug; Hij bracht hem netjes in z|ja wagen, Dan hoefde hij hem niet te dragen; Hij glom als nieuw: ja keurig net Had Teun hem in elkaar gezet. 96. ,,'t Is kn&l!" riep Pimpelmans, ,.'t is i Wel man. geloof me, ik sta pif!" En toen de nota was betaald, Werd Teunis extra fijn onthaald Op koffie, koekjes en sigaren; De rest mocht hij voor thuis bewaren. 86. „Die fiets zet ik wel in mekaar. En daarmee uit! Verdwijn dus maar! Maar wacht!" vervolgt hy, „weet je wat? 'k Moet juist met varkens naar de stad; Is dat gezelschap niet te min. Rijdt dan maar mee en stap vlug inf* 91. De boer is heel zijn uitzicht kwijt; Hij kan niet kyken waar hij rijdt; Bom! Kijk, als eerste resultaat Vliegt de kiosk al over straat; Dag-, week- en maandblad dwarr'len En dalen fladd'rend naar de grond. 92. Dan vliegt de auto als met stoom Te pletter op een dikke boom; Het varken valt in opoe's schoot. Het mens wordt als een kreeft zo rood; De pruikensmid hangt in de Iwmcn, En kan daar van zijn pruikjes dromen. 87. Na veel geworstel met de zwUnen Zien z' eindelijk de stad verschijnen; Maar nu komt op de hoek. o pech. Opeens een fletser in de weg, Zodat z'om botsing te vermijden Een opgebroken straat inrijden! Vlam, die ik branden zag en bij mijzelf niet wist, wil deze Pinksterdag bij niemand zijn gemist. Maak ons Uw kandelaar, wankel en zwak misschien; maar toch een kandelaar, die steeds Uw licht laat zien. Wil deze Pinksterdag bij niemand zijn gemist, Vlam, die ik branden zag en bij mijzelf niet wist. ANTHONIE STOLK HOE HET PRINSES JULIANA ZENDINGSHOSPITAAL ONTSTOND EN HOE HET WERKT Roep van Pinksterfeest: Wat is 't verkeer en 't spreken met deze „medemensen" toch uiterst moeilijk. En wat hebben onze Zen dingsarbeiders vooral ook daardoor voortdurend een even ingespannen als verantwoordelijke arbeid. De Chris tenen in 't vaderland beseffen dit door gaans veel te weinig. En daarom is 't zo goed dat elk. Pinksterfeest ons dwingt te trachten'van die moeilijk heden een beeld te vormen. Wijkpredikant wijst er deze week op, dat in de volkswijk de ons zo vertrouwde kerktaal niet- of misver staan wordt. Op 't Zendingsterrein laat dit bezwaar zich in nog sterkere ma te gelden. Begrippen als „kwaad" en „zonde" kunnen de Bosnegers slechts bij benadering duidelijk wor den gemaakt, en gelukkig de Zendings arbeider, die zich dan bedienen kan van de vele legenden, die in dit land van ouder op kind worden overgele verd. ■fr DEZE dokter in het oerwoud be schikt over een uitstekende pen en over een flinke dosis humor. Dat blijkt reeds als hij met vrouw en kind zich per auto naar de „Cottica" begeeft, welk schip hen van Amster dam naar Paramaribo zal brengen. De Packard is zó vol, dat de chauf feur beweert dat de wieg er niet meer bij kan. Toch moet dit onmis baar stuk huisraad mee. Teneinde raad schuift de dokter de wiegegor- dijnen opzij, trekt het geval nog ver der naar zich toe, steekt zijn hoofd door de kap en., de wieg is binnen boord. De aankomst op de Zendingspost is allesbehalve bemoedigend. Het gou- vernementslogeergebouw blijkt een vervallen huis te zijn. „Onderzoekend kijk ik rond. Mijn oog valt op een groot gat in de zoldering. Het zolder- IN het prachtige boek „Dokter in het oerwoud", dat onlangs bij Callenbach te Nijkerk verscheen, komt, als wij ons goed herinneren, het woord Pinksteren niet voor. Maar toch is het boek van de eerste tot de laatste bladzijde van de Pinkster geest doortrokken. De schrijver, dr P. A. de Groot, geneesheer-directeur van het Prinses Juliana Zendingshospitaal te Kabel een klein plekje opengehakt in Su- riname's uitgestrekte oerwoud geeft in dit op voorname wijze uitgegeven en fraai geïllustreerde werk een boei ende beschrijving van zijn belevenis sen. Hij vertrok eind 1946 naar het land der Bosnegers en kan dus van zes jaar Zendingsarbeid verhalen. En hij doet dit op een wijze, die buitenge woon geslaagd mag worden genoemd. Wij noemden de schrijver „genees heer-directeur." Naar we menen komt ook deze ambtelijke titel in dit boek niet voor, maar komt hij iemand toe dan zeker dr. De Groot. De geest van dit boek, die tevens de arbeid van deze dokter karakte riseert, komt wel heel duidelijk uit in een gesprek van de schrijver met een Bosneger, die zijn huiselijk leven verwoest omdat zijn zinnen uitgaan naar een andere vrouw. „Erwin, van avond heeft God mij als een broeder op jouw weg gezonden. God wil niet. dat je een dief en een leugenaar bent. Hij wil je bevrijden uit de ver schrikkelijke greep van de satan. God wil jou gelukkig maken, samen met je vrouw en kinderen. Nu. Maar zélf moet jij de eerste stap doen: lós van die andere vrouw! Zullen wij sa men die stap trachten te doen, Erwin? Zullen wij samen vragen of God je helpen wil?" „Als een broeder op jouw weg ge zonden." Dat is toch wel heel moei lijk, als men leeft en werkt tussen „broeders", die er heel wonderlijke praktijken op na houden. En toch is 't de enige houding, die 't moge lijk maakt de door vele barricaden versperde weg tot 't hart van de hei den, die we toch altijd als onze mede mens hebben te zien, te ontsluiten. Met krachtige pagaaislagen glijdt de corjaal over het water. luik valt nergens te bekennen. Maar het raadsel, waar de gevreesde mus kieten vandaan komen, is opgelost. Via het open zoldergat vliegen de muggen naar binnen en kunnen er door het gaas niet meer uit. In te genstelling tot de bedoeling, is dit gebouw één grote muskietenval ge worden. Dit was de entree. Niet erg ple zierig, maar kinderspel in vergelij king met de moeilijkheden, die wel dra en zonder onderbreking zouden volgen. Er moet een hospitaal gebouwd worden en daarvoor heeft men de be schikking nodig over een terrein. Met de gransoema (raadsleden) van Gan- zee wordt zwaar geconfereerd. Tel kens zeggen de heren „So troe" (inderdaad) en „So a de" (dat is zo), maar 't slot is dat het verzoek van de dokter wordt afgewezen. Dan wordt besloten het hospitaal in Kabel te bouwen. Als de plannen gereed zijn, wordt een uitgewerkt voorstel per K.L.M. naar het Zeis ter Zendingsbestuur gezonden, en drie weken later is de kogel door de kerk. De aanvoer van bouwmaterialen, de watervoorziening, de aankoop van ta fels, stoelen, banken, huishoudelijk gerei, het aanwerven van „verple gend personeel" (stel u daar niet te veel van voor!) vorderen veel tijd, geld, geduld en inspanning maar op 20 October 1947 kan het Prinses Juliana Zendingshospitaal op feeste lijke wijze worden geopend. En op een bord boven de poort staat onder de naam te lezen: „Agnus Dei salus corporis animique": Lam Gods, heil naar lichaam en ziel. IS dit eigenlijk niet de blijde, be vrijdende boodsohap, die de Zending laat horen overal waar ze in de hei denwereld is doorgedrongen? Satan slaat de mens bewust in ketenen van eenzaamheid, maar waar God re geert, bloeit de gemeenschap op met Hem en met de naaste. Door lezing van het boek van dr. De Groot leert men de Bosnegers kennen. Ondanks hun gedwongen contact met de westerse samenleving uit de dagen van de slaventijd, hebben de Bosnegers hun oorspronkelijke, uit Afrika afstammende gewoonten, le venswijze en godsdienst grotendeels bewaard. De Bosneger ervaart de ziel als zijn levensbeginsel. Vanzelf wordt de ziel hem ook zijn hoogste goed. Hetzelfde vindt hij overal bui ten zijn persoon (mensen, planten, dieren, voorwerpen) terug. Deze zie- lestof is de Bosneger tot voorwerp van verering geworden. Hij leeft als het ware in het negatieve. Hij is al tijd de man, die onder ligt, nooit er bovenuit komt. Heeft hij het ene onheil bezworen, dan komt het ande re weer dreigend opzetten. Zijn gan se leven is één trieste aaneenschake ling van nameloze angst en vrees. De lichamelijke nood onder de Bos negers is groot tc noemen en de volks geneeskunst moet niet hoog worden aangeslagen. De kennis van heilzaam werkende kruiden en planten is meest al niet groot. Wordt open tuberculose weinig aangetroffen, longontsteking is voor de Bosnegers met hun niet te sterke ademhalingsorganen een ui terst gevaarlijke ziekte. Beri-berl is één van de ziekten, die door gebrek aan vitamine-houdend voedsel ont staat en veel voorkomt- Dr. de Groot verhaalt, dat hij een jongetje van een jaar of zes behan delde. Beide voetjes waren sterk ge zwollen en de voetzolen geleken ho ningraten, waar de etter uitliep. Uit de rechtervoet werden 168 en uit de lin ker 133 zandvlooien zo groot als een tarwekorrel verwijderd. Zo af en toe gaat de dokter per corjaal op tournee langs de rivieren en door eenvoudige behandeling kan dan aan tal van lijders verlichting worden geschonken. Ontroerende to nelen van menselijke allende worden in dit boek beschreven. (Vervolg op pag. 6.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 11