elke dog AARDAPPELEN! onze jeuqó-p&qinèi f Boontje komt om z'n loontje 2 ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953 kORt veRha.il va,n ja,a,p van ameianö ALS Sjaak van Zanten 's morgens voor de spiegel staat, overvalt hem een van die naargeestige buien waarmede hij de laatste tijd zo vaak te kampen heeft. Dat scheren ook iedere morgen, foetert hij. En dan straks de eendere dingen, die elkaar zoals steeds opvol gen. Eten. vrouwtje gedag zeggen, dan de kinderen nog en dan haast je rep je naar kantoor. Dag in. dag uit bet- Neem nu die lui die emigreren. Zij zien tenminste iets van de wereld. Maar hij? Iedere dag naar kantoor tot z'n pensioen toe misschien. Wat bete kent één mens tussen de nonderd- duizenden inwoners van Rotterdam? Nee, dan die tijd op de H.B.S. Daar had je tenminste je vrienden, waar je mee uit ging. De vacanties. de fiets tochten, het kamperen. Voorbij. Natuurlijk, hij heeft zijn vrouw en kinderen, maar toch, wanneer hij eer lijk is. gelukkig voelt hij zich niet Hij staat zich af te vragen, wat er dan aan zijn leven mankeert. Hij heeft toch alles wat z'n hart begeert. Een eigen huis, gezonde kinderen, een vrouw die zorgt en liefheeft. Diep in zich weet Sjaak van Zanten wel waar zijn onlust vandaan komt. Het is zijn geloof in God, dat hem dikwijls ont zinkt de laatste maanden. Hij vindt de wereld hard en op kantoor houden ze met zijn principes ook al geen reke ning. Je moet mee kunnen doen tegen woordig. wil je bij je collega's niet voor achterlijk doorgaan. Gemelijk verricht bij zijn bezigheden bij de kraan, terwijl Elly, zijn jongste, boven al het hoogste lied zingt. Sjaak vangt er wat van op, ..De Heer is mijn Herder". Toe maar kind. denkt hij spottend, dat is nog wat anders dan psalmen in de nacht. Later aan tafel is hij stil en zijn vrouw bemerkt wel. dat manlief weer eebs de bokkenpruik op heeft. Och. zij is er al aan gewend geraakt de laatste tijd. Zij heeft er verschillende keren met hem over gesproken, maar is er allengs mee opgehouden, omdat zij er tóch geen resultaat van verwacht. Het ontbijt verloopt zwijgzaam en dan is het tijd om naar kantoor te gaan. Op de tunneltrap begint Sjaak al weer te piekeren. Hij kijkt de mensen er op aan. Zij gaan allemaal dezelfde gang als hij. Die gaan Daar boven, om dat zij in het zuiden van de stad hun werk hebben. Hij en zovele anderen naar beneden de schacht in. En dan straks aan de andere kant naar boven, er uit. de grote stad in. Naar alle richtingen. Hoeveel gaan er op zo'n ochtend de trappen op en af. En wat een eendere gezichten steeds. Kijk. daar heb je dat verpleegstertje weer, die heeft vandaag dus dagdienst. En daar die meneer met z'n zwarte hoedje. Wat loept zo'n man eigenlijk voor schut met die hoed. Het lint grijs-wit doorgeslagen en een deuk er in. uit duizenden te herkennen. Mocht weieens een nieuwe aanschaffen. De laatste jaren heeft bij hem niet anders gekend. Op kantoor, wanneer hij zijn bezig- En dan plotseling valt alles romd- ©m hem in duigen, wordt hij van zijn troon van zelfbeklag afgesmeten. Zo maar, als een bliksemslag bij heldere hemel. of half een de tele- naam van zijn firma te hebben ge noemd. is er dan opeens aan de andere kant van de lijn de bekende stem van zijn vrouw. Met een stem die flink wil schijnen, maar waaruit Sjaak de angst duidelijk merkbaar voelt, vertelt zij hem. dat Elly uit de Kleuterschool op weg naar huis door een auto is aangereden. Het is alsof zijn bureau wankelt en Sjaak moet zijn best doen om tegen over zijn vrouw kalm te blijven. „Is het ernstig?" vraagt hij en gunt zich bijna geen tijd om rustig op het ant woord te wachten. Hij wil naar zijn kind. direct, voor het misschien te laat Sjaak Nog nooit zo vlug overkant geweest en dan naar het ziekenhuis. Zijn vrouw wacht hem voor het ziekenhuis op. En gek, nu ziet hij haar opeens weer als het vrouwtje, waarmee hij trouwde. Flink en lief, on danks haar omrande ogen. Zij geeft hem een arm en als Sjaak het hek wil binnengaan, trekt zij hem zachtjes mee. Het flitst door hem heen; zou het af gelopen zijn..? „Vrouwtje, het is toch....", verder komt hij niet. Want zij antwoordt al en zij vertelt, dat Elly nog buiten ken nis is en dat men met haar in de operatiekamer bezig is. Over een half uurtje mogen zij komen vragen. En dan is zij het die hem moed inspreekt. Eindelijk gaan zij dan naar binnen. Van de dokter horen zij, dat Elly al op zaal ligt. Zij heeft haar beentje op twee plaatsen gebroken en heeft een paar inwendige kneuzingen opgelopen, maar voor haar leven vreest hij toch niet. Wanneer zij de zaal binnenkomen, ziet Sjaak het eerst het zustertje van vanmorgen in de tunnel. Gek, dat hij haar nu hier weer moet ontmoeten, gaat het door hem heen. Beiden wor den zij door haar bij het bedje ge bracht en Elly wil gaan huilen wanneer zij haar moeder en vader ziet. Maar moeder bukt zich en sust haar en dan komt vader aan de beurt en heel voor zichtig kust hij zijn kleine schat. Zij mogen maar even blijven, want een zachte wenk van de zuster be duidt, dat dit het beste voor het kindje is. Maar 's avonds mogen zij terug komen. Thuis is alles vreemd stil. Klaas en Jan zijn heel andere mannetjes na Die twee zijn ook zo ontzettend ge schrokken vanmiddag. Zij vragen nu honderd uit en gelukkig kunnen moe der en vader hun kinderen gerust stel- Sjaak belt het kantoor op en de directeur vindt het beter, dat hij van daag maar bij zijn vrouw blijft. Zij praten die middag maar over Elly en halen allerlei lieve herinneringen over haar op. En wanneer Sjaak even alleen is met zijn vrouw, slaat hij zijn arm om *haar heen en fluistert in haar oor: „En nou wordt het weer net als toen wij pas getrouwd waren, het was allemaal mijn schuld". Zijn vrouw kijkt hem eens aan, er willen weer tranen komen cn daarom gaat zij maar naar de keuken om iets aan het eten te doen. En 's avonds na het eten geeft Klaas de Bijbel aan vader en dan is bet net dag in.Mei. alsof die anders leest dan anders. Moeder merkt het en die twee kleine knapen luisteren ook stiller. Vader leest Psalm 23. „De Heer is mijn Her der, mij zal niets ontbreken"., en „al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen". O, Sjaak weet wel dat hij hier nog niet aan toe is. Zou hij Elly kunnen afstaan? Zou hij door dat dal heen kun nen? Nee. nu nog niet God, ik weet het, moet hij zichzelf bekennen. Maar ik heb U vandaag wel opnieuw ont moet, dat voel ik. Dat moet hij alle maal bedenken, wanneer zij na het gebed nog wat natafclen. Wanneer 's avonds het bezoek in het ziekenhuis langs de portier schuifelt, is Sjaak van Zanten met zijn vrouw daar ook bij. Oma past op de jongens. Wat is Elly gelukkig wanneer zij haar ouders weer ziet. Zij praat nu wat meer dan vanmiddag. Maar nog heel stilletjes, want haar rugje doet pijn, wanneer zij spreekt. „Laat ik dan maar praten, lieverd", zegt moeder, „en wanneer ik dan moe ben, dan gaat papa verder, hè?" Elly glimlacht en luistert en dan vraagt ze, of zij weer gauw naar huis mag. En dan moet Sjaak van Zanten naar die bruine oogjes kijken, die kleine schitteroogjes. En hij knuffelt haar zachtjes en fluistert: „Wij komen heel dikwijls hier naar je kijken en wanneer je dan helemaal beter bent, komen wij je halen met een auto, dan brengen wij de jongens mee, zullen wij dat Elly glimlacht flauwtjes en zegt: „Kom eens met je oor, pupa". Hij buigt zich voorover en dan zegt dat (Vervolg van pag. 1.) VAN de aardappel, die zijn voe dingswaarde ontleent aan het ho ge zetmeelgehalte, worden honderden rassen gekweekt, hetgeen ook wel no dig is omdat na verloop van tijd el ke variëteit langzaam degenereert en dan bevattelijk wordt voor ziekten. Maar er komen altijd weer nieuwe soorten, hoewel met het kweken van een nieuwe variëteit tienduizenden guldens gemoeid zijn. Van de oude rassen der eetaardappels noemen we de Arnhemse roden, Westlandse blau wen, Bonte blauwen, Zeeuwse bonten, Bremer roden, Negenwekers, Muis jes, Schoolmeesters, daarna zijn geko men de Zeeuwse blauwen, Eigenhei mers (in Friesland Borgers of Bor ger Munstersen genoemd), Bravo, Groninger Kroon, Rode Star, Beve landers, Koopmans blauwen. Bintjes, enz. De Eigenheimer werd in 1890 gewonnen door G. Veenhuizen, over leden in 1930. De Bevelander was een kruising van Bravo en Preferent, ge wonnen in 1919 en 1925 door de Mij Wilhelminapolder te Goes, de Koop- mans blauwe een kruising van Zeeuw se blauwe en Alpha, gewonnen door ir. C. Koopman te Hoofddorp en de Komeet, een kruisng van Eigenhei mer en Furore, in 1929 en 1936 ge wonnen door dr. J. C. Dorst. Bij de Pootaardappelwet van 1932, waarbij de Ned. Alg. Keuringsdienst te Wageningen als centrale keurings instelling voor het keuren van poot- aardappelen werd aangewezen, werd de uitvoer van ongekeurde pootaard- appelen verboden. Het goedgekeurde Nederlandse pootgoed geeft de garan tie voor Nederlandse oorsprong, ras echtheid en raszuiverheid, gezondheid en'sortering, zodat ook de Nederland se pootaardappel een zeer belangrijk exportartikel is geworden. is. •traks cnhou je goed". „Zal je voorzichtig zijn, Sjaak", vraagt ze nog en dan breekt zij af. Hij gunt zich maar net tijd om zijn directeur in te lichten en even later springt hij al op zijn fiets. Hij ziet nu geen mens. denkt aan Elly. Waarom moet hij nu aan vanmorgen denken. „Do Heer is mijn Herder" schiet het door hem heen. Dat zong ze vanmorgen nog. cn nu. Misschien, misschien.. Nee. daar niet aan den ken. Zij moeten haar houden. En waarom kan hij nu voortjakke rend door de tunnel, opeens mompelen: O, Heer. laat ons Elly houden? Meer niet, alleen dat ene. Elly. Een andere fietser tikt tegen z'n - 'W; voorhoofd als Sjaak hem voorbijvliegt, bijna tegen de witte band die in de tunnel ligt. Of er al niet ger.ocg onge lukken gebeuren, moppert die. Een tractor aan 't werk bij het aardappelpoten. Terwijl zijn de landarbeiders bezig met het „aanaarden" en het „op ruggen brengen" van de gepote aard appelen. kleine kinderstemmetjes „Vragen u en mama het aan de Here Jezus, of ik gauw naar huis mag?" Dan moet die grote man zich -goed houden en knikt: ja dat zullen ze doen. Op straat kijken zij elkaar eens aan en aim in arm wandelen zij naar huis. Sjaak vertelt onderweg, dat hij dit alles ziet als een nieuwe ontmoeting met God. „Ik was m'n geloof kwijt," bekent hij, „en ik twijfelde zo ontzet tend de laatste tijd. Heb ik je erg veel verdriet gedaan?" Zij drukt haar arm alleen wat stevi ger en kijkt hem dankbaar aan. Dan zegt ze zachtjes: „Laat deze ontmoe ting dan ook voor mij zijnof nee, ik moet het zo zeggen, voor ons alle vijf. Ons ten goede JEZUS' hemelvaart is een geheel enige gebeurtenis. Evenals Zijn op standing. Er zijn wel voor en na doden opge wekt, maar het was voor hen niet om eeuwig te leven; ze zijn daarna weder om gestorven. Het was ook geen op staan door eigen kracht En hun op standing was voor anderen van geen reddende en behoudende betekenis. En zo is wel een Eli a ten hemel op genomen in een onweder met een vurige wagen en vurige paarden, en is ook wel een Henoch weggenomen zon der de dood te zien. Maar het onder scheid over en weer springt toch in het oog. Immers èn Henoch èn Elia waren mannen Gods, die het tegen hun om geving voor Gods gerechtigheid opna men. En hun wegneming is daarom een getuigenis Gods geweest tot bescha ming van hun vijanden. Hoe geheel anders is Jezus' hemel vaart. Zeker, ook hier hebben we te doen met een machtig wonder. Maar hier zijn geen vijanden die het aanschou wen. Zelfs niet eens al Zijn discipelen zijn er getuigen van geweest. Alleen de elf apostelen, die Hij had verkoren om Zijn naam in de wereld uit te dragen. Jezus' hemelvaart is dan ook in de eerste plaats van zaligmakende bete kenis. Hij is altijd Jezus, d.wa. die Zijn volk zalig maakt van hun zonden. Hij is het in alles. En onze Catechismus legt daarop tot tweemaal toe de na druk. Eerst door te zeggen, dat Hij ons ten goede daar, in de hemel, is. En dan nog eens, door opzettelijk te vragenr Wat nut ons de hemelvaart van Christus? Dat is het heerlijke in Christus' hemelvaart, juist omdat ze na Zyn opstanding kwam, dat Hij heeft over wonnen de laatste en machtigste vij and, de dood. En nu is geen macht meer tegen Hem bestand. Ja, heerlijker nog, Hy is opgevaren in de hemelen, en daarmede buiten bereik van al het aardse. En als ge dan in uw gedachten er de (onjuiste) gevolgtrekking aan zoudt verbinden, dat nu dat aardse dan ook buiten Zijn bereik is, en vrij spel heeft tegen uw arme ziel, dan komt Gods heerlijk Woord tot uw troost die ge volgtrekking afwijzen. Want Hij, die ten hemel voer, is daar gezeten aan Gods rechterhand, als de meerdere dan alle redders en ver lossers. Sterker nog, als degene, door wie de Vader alle dingen regeert, die van de troon Zijns Vaders het oog laat gaat over alle dingen, en Zijn macht, waardoor Hij de dood heeft overwonnen, uitoefent hier op aarde. Om u te schragen in de strijd. Otn u te sterken in het lijden. Om u te regeren door zijn Geest. Om u te leiden tot het eeuwige leven, en u eens te doen delen in Zijn heerlijkheid. ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953 7 (Slot.) ,,Weg poes!" zegt hij tegen de poes, die op een stoel dichtbij de vis kom zit. Minet kan er wel niet bij komen, maar het is toch veiliger als ze een beetje uit de buurt is. De kom staat op een hoog tafeltje met een glasplaat er overheen. Er zit natuurlijk een klein openingetje tus sen om de lucht door te laten, anders zouden de vissen zo dood zijn. Tom zegt nog eens: ,,Weg poes!" Hij wil eens even de glasplaat optil len. Maar daar krijgt hij geen kans voor. Vader komt met een bromme rige stem om het hoekje van de ka merdeur. ,,Wat ga jij uitvoeren, jarige Job?" ,,Ik wou... ik zouhakkelt Tom. „Ik zou die glasplaat maar rustig laten liggen. Als hü stalt valt heb je niets meer." Tom slentert gehoorzaam weg. Maar in zijn hoofd komt ern mooi plannetje op. Vanmiddag of vanavond als niemand op hem let dan dan geeft hij de vissen schoon water. Dat heeft hij al zo dikwijls zien doen by zijn vriend. Luc's vader heeft een prachtig aquarium. Heerlijk, dat hij ook zo iets moois heeft; een kom met goud vissen. Helemaal van hem alleen! Er komen die middag wel zes vriendjes spelen. Oom Job en tante Tine zijn er ook. Die blijven tot 's avonds. Tom mag natuurlijk lang opblijven. Ze doen een hele boel leuke spelletjes. Maar daar kunnen ze niet mee aan de gang blyven. ze moeten ook eens uitrusten. Als ze dan allemaal gezellig in de voorkamer zitten, gaat Tom stilletjes naar achter. Niemand heeft erg in hem. Hij pakt voorzichtig de kom van het tafeltje. Voetje voor voetje loopt hij ermee naax de keuken. Pas op, o Tommet je, pas op! Laat die glasplaat niet vallen! Gelukkig, het gaat goed. Nu vlug het kleine slangetje pakken, dat in het kastje hangt. Slangetje in de viskom doen, even het water opzuigen en dan O, kijk daar komt al een straaltje wa ter. Tom's oren cn wangen gloeien. Je ziet het water in de kom zakken. Nog een klein beetje cn dan „Tom! Tom, waar zit je?" O, wee, daar roepen ze hem. .Hij moet wel gaan, anders zoeken ze hem hier op. Hij wil niemand in de keuken hebben. Met een kloppend -hart loopt hij naar de kamer. „Jij hebt zeker van de limonade geproefd!", plaagt tante Tine. Oom Job zegt: „Kom eens hier, feestvarken. Jij krijgt een blinddoek voor. En dan moet je raden wie je op je schouder heeft getikt." O, die Tom hij weet niet hoe hij zich er uit moet redden. Hij zegt het natuur lijk helemaal verkeerd als moeder hem op zijn schouder tikt. Maar dan kan hij het niet langer uithouden. Hij rukt de blinddoek van zijn ogen cn hij rent naar de keuken. Dan horen ze in de kamer een harde schreeuw. Ze vliegen allemaal overeind. In een wilde vaart rent Minet de gang in. En Tom staat huilend bij de vis kom, die op één visje na, helemaal leeg is. Dan moet hij vertellen. Hy kan het haast niet. Maar vader en de anderen begrijpen het zo ook wel. „Het is verschrikkelijk jammer", zegt vader als ze even alleen zijn. „Maar Tom, het is toch heus je eigen schuld. Minet kan het niet helpen. Ze is gek op vis; daar kan ze niets aan doen. De kom zal het voorlopig met één visje moeten doen". Nu is het prettige van deze dag he lemaal weg. Als Tom die avond in bed stapt, kijkt hij lang niet vrolijk. Het licht is al uit. Maar als hij zijn hoofd op het kussen wil leggen, voelt hij iets vreemds en hards. Met een Een puzzle als deze hebben v>ij nog niet gehad. In deze boom zijn namelijk niet minder dan tien gezichten ver borgen. Het is vreselijk moeilijk ze allemaal te vinden, ik denk niet, dat velen daarin zullen slagen. En daarom zou ik zeggen: stuur de puzzle toch maar op, clan zie ik wel wie de meeste gezichten heeft gevonden. Je kunt het beste om elk gezicht, dat je hebt ont dekt, een duidelijk kringetje trekken. Op de kantlijn kun je dan het cijfer zetten. Als je zes gezichten hebt ge vonden 6, als je er vijf hebt 5, enz. Begrepen? En nu maar dapper zoeken.' grote sprong staat hij weer op de grond. Knipt het licht aan. En dan kan Tom wel huilen en lachen tege lijk. Uit het kleine pakje, dat op zyn kussen ligt, komt een glimmende rijksdaalder te voorschijn. Op het papiertje staat geschreven: „VOOR EEN PAAR NIEUWE VIS SEN VOORZICHTIG!" Tom weet dadelijk wie dat geld daar verstopt heeft. Oom Job natuurlijk. Dat Tom die avond haast niet in slaap kan komen, kun je zeker wel begrijpen! onze BRievenBus Af'n beste nichten In de eerste plaats wil ik alle meisjes en jongens, dit mij ter gelegenheid van mijn verjaardag een kaart of een geluk wens stuurden, heel hartelijk bedanken. Ik was er werkelijk heel blij mee. Van een neefje kreeg ik zelfs een prachtige zakdoek. Ik wist niet wat ik zag. Prachtig hoor. En nu ga i/c verklappen, wie deze week een pakje kun nen verwachten. De hoofdprijs is voor Jaap Wiegers en de troostprijzen gaan naar Ankie van Dijk, Rengie van Kesteren en Heleentje Starre. Voor ik aan de brievenbus begin wil ik eerst even Toosje Heg- blom en Joke Teuling verfeilt», dat ik bly was met hun tekening en opstel. Jenny van dc Heuvel liceft het altijd erg druk, maar toch vindt zij tijd om mij te schrijven. Fijn zo, Jenny. Jij hebt zeker al gelezen, wat ik hierboven heb geschreven. Piet den Brccjen. Wij be grijpen elkaar zo wel hè. Hoe is het jouw zusje bevallen in haar nieuwe be trekking, Gcrrie Hagen. Kan zij het nog al wennen? „Prikkcbecn" is mot haar klas naar Noordwyk geweest. Drie dagen lang heeft ze daar heerlijk geno ten. Mooi is Noordwijk vind je niet? Jouw moeder mag je best een beetje helpen als het moeilijk is hoor Willy de Jong. Vergeet je niet Ada van mij te groeten? Leuk Willy Arenizen, dat jullie de beker hebben gewonnen. Heb je het Zuid-Afrikaanse meisje al weer terug geschreven? Grappig was jouw raadsel tje Betsic Kikkert. Ik had zelf al ge zegd: ,,De pijp", maar toen ik achter op je brief keek las ik „zjjn tong". Zal ik jou eens wat verklappen, Eke de Boer? Ik heb laatst ook nog een keertje in een zweefmolen gezeten. Wel een beetje griezelig als jc zo heel hoog gaat. maar verder vond ik het enig. Prettig Nellie Groeneveld dat jouw nichtje Anna IIoo- gendoorn nu ook mijn nichtje wordt Ik hoop, dat ze net zo trouw zal schrij ven nis jij. Sjanie van Galen heeft op Koninginnedag een vierde prijs gewon, nen. Gelukgewenst, Sjanie. Jij hebt ook een gezellige Koninginnedag gehad. Willy Kaper. Wat een heerlijk weer is het later op de dag geworden hè? Bin nenkort krijgen we een puzzle, waarom jij vraagt, Mcta dc Muynck, nog even geduld meiske. Hoe is het met Jan, Marijke van Duyn? Ik hoop, dat hij gauw wat op zal knappen, 't Beste me* hem hoor cn groetjes aan Ellen en Irene. Jouw kruiswoordpuzzle vond ik erg aardig, Marycke Ockliuysen, maar 't wordt technisch een beetje moeilijk Zaterdagavond o«n de puzzle op onze jeugdpagina zetten. Maar daarom: even goede vrien den, wat jij? Wat zal jouw moeder blij zijn met al die groenten uit het tuintje, Marja Montcban. Wil alles nogal groei en? Hebben jullie erg veel plezier ge had met de vernieuwde pop, Afke Bcrgsma? De arme stakker had wel een opknappertje nodig, zeg. Nog geluk gewenst met moeders verjaardag, Lien- tjc. Nellie cn Mirkc Bievcr. Wanneer is het veertig-jarig bestaan van jnlli» koor? Jan Sloof houdt vast erg veel van voetballen, want hij tekende ten minste een goal met een dappere dool- verdediger erbij, 't Was goed hoor Kees Kopprrt. dat jij alle» tegelijk 6tuurd«. Een heel pak, zeg. Een leuk idee, Coba Qnist, om een kaart te sturen toen je de kraaltjes niet kon vinden. Dot zullen die zieke meisjes best op prijs hebben gesteld, daar kun je van op aan. Nee maar, wat heb ik hier een enige foto. Ikc cn Jan Bakker staan er op cn zij hebben allebei een paar konijntjes in hun armen. Wel bedankt zeg, ik zal dc kick goed bewaren. Dus jouw zusje was zo'n lief „Sneeuwwitje", Joan de Groot. Houd Jij ook zo van verkleedpartijen, ik was (en ben er eerlijk gezegd nog wel een beetje) dol op. Dus jullie zijn thans met zijn tienen, Adric van der Pol. Dat is een heel stel zeg. 't lijkt me best gezellig, zo half em half. Het kleine broertje van Marian Nederliorst heeft al tandjes en het kan al een klein beetje lopen, schrijft zijn zusje trots.. Jij mag zeker wel eens op hem passen, Marian? Jan Stam is padvinder geworden cn dat vindt hij reuze leuk. Goed pad en zon nig spoor, Jan. Bij Jannic Snollcman thuis staan alle bomen prachtig in bloei. Mooi hè, al die witte en zachtrose bloe sem. Ik heb die Zuid-Afrikaanse adres sen van jou doorgegeven aan andere liefhebbers, Adr| Horden. Ik hoop, dat er intussen al een drukke briefwisse ling aan de gang is. Dat lijkt me leuk om jouw vader te mogen helpen in de zaak Marictje Zonnenberg. Kom je bij mij ook eens een bestelling afleveren, of is je dat te ver. G(js Kuypers had als van ouds zijn oplossing weer keurig verzorgd. Origineel gevonden, Gijs. Nel Berrhout is op blokfluitles cn daar heeft ze het best naar haar zin. Maar stevig oefenen, meiske. Zo, is jouw andere broer ook gaan varen. Rietje de I.abfjc? Wie weet. brengt hij voor jou ook wel wat mee. En zeg: hartelijk be dankt voor je mooie bladwijzer. Kindcrs. dc brievenbus gaat weer dicht. Ik wens jullie allemaal een goed week-end toe en tot volgende week, TANTE JOS VIER uur was 't in de middag Do klok had nog maar net geslagen of de schooldeur ging open. Joelend en schreeuwend holden de kinderen het schoolplein op. zwaaiend met boeken en Gelukkig, ze waren weer vrij. Het viel niet mee om zo'n hele middag stil le zitten in een bank terwijl het buiten zulk mooi weer was. „Gaan jullie mee. jongens?" riep een Jongen uit dc hoogste klas, „dan gaan we voetballen!" Onder z'n arm droeg hij een grote bal. Er waren blijk baar liefhebbers genoeg, want even la ter rende met een vaart een troep jongens achter dc bal aan en lag het schoolplein weer verlaten. Het was ruim een kwartier later toen Jopie Bakker de school uitkwam. Hij had school moeten blijven omdat hij z'n strafwerk van de vorige dag niet had gemaakt. Meester was era boos ge weest. „We zullen jou dat plagen wel afleren", had hij gezegd, want Joop had een meisje uit z'n klas geplaagd, 't was niet de eerste keer dat Joop daar straf voor kreeg. O. nee.. Met een boos gezicht liep Joop het schoolplein af. Moest ie weer alleen naar huis. Flauw van de mester om zo te keer te gaan als hij eens iemand plaagde. Wat gaf dat nu? Zo in zich zelf mokkend liep Joop verder. y- .vï'i f li..*' r4.'.1 -o- Opeens zag hij een jongetje staan met een mooie nieuwe autoped. „Hoe kom jij aan die autoped?" vroeg Joop. ..O", zei 't jongetje, „van m'n vader omdat ik jarig ben. 't Is een mooie hc? Joop knikte. „Laat mij eens rijden?" vroeg hij dan. maar 't jongetje zei: .Nee hoor. dat mag niet van m'n va der." „PfJT deed Joop minachtend, „wat kan jou je vader schelen, die ziet het toch niet.'' Meteen trok hij de autoped uit het jongetje z'n handen en reed weg. ,,'k Kom zo terug!" riep hij nog. Eerst keek het jdngetje beteuterd, maar dan begon hij te huilen. Joop trok zich er niets van aan. De vader van het jongetje had alles gezien en kwam nu het huis uit. W u je wel eens hier komen kwaaie rekel dat je er bent!" riep hij en holde Joop achterna. Joop reed zo hard als hij kon weg. af en toe verschrikt achteromkijkend. Stel je voor dat die man hem te pakken kreeg. Dan liep het niet goed voor hem af. Die autoped zou hij wel gauw neer gooien als hij die man ver genoeg voor Zo ver kwam het echter niet. Net toen Joop even om keek verloor hij de macht over het stuur en reed pardoes in de sloot, die naast de weg liep Vre selijk. wat schrok hij! Wild sloeg hij met z'n armen en wilde schreeuwen, maar t ging niet., z'n neus. oren en alles zat dicht. Opeens voelde hij dat iemand hem op trok uit het water, 't Was de vader van het jongetje. Joop rilde van angst en schrik 'k Zal het nooit weer doen", huilde hij. en beschermend hield hij z'n handen boven z'o hoofd. „Maak dat je weg komt. aap van een jongensnauwde de man. „anders krijg je nog een pak slaag ook." Dat liet Joop zich geen twee keer zeggen. Vlug holde hij weg. Hij voelde zich erg naar. Bij elke stap die hij deed, sopte het water in z'n schoenen. Wat had hij een spijt van z'n plagerij en wat zou z'n vader zeggen? Vast en zeker kreeg hij straf.. Toen Joop in de straat aankwam za gen de jongens, die daar aan het spelen waren, direct dat hij in 't water had gelegen. In optocht gingen zc achter hem als maar zingend: Jopie Bakker heeft in 't water gele gen, falderaldcriere, falderaldera! Joop schaamde zich erg. Op een draf je liep hij naar huis, door iedereen na gekeken. Vreselijk, wat vond hij alles toch naar. Van z'n vader kreeg Joop 's avonds een geducht standje. Voor straf mocht hij een week lang 's avonds niet buiten spelen. Zo kwam boontje om z'n loontje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 8