elke dog AARDAPPELEN!
onze jeuqó-p&qinèi f
Boontje komt om z'n loontje
2
ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953
kORt veRha.il va,n ja,a,p van ameianö
ALS Sjaak van Zanten 's morgens
voor de spiegel staat, overvalt
hem een van die naargeestige buien
waarmede hij de laatste tijd zo vaak
te kampen heeft.
Dat scheren ook iedere morgen,
foetert hij. En dan straks de eendere
dingen, die elkaar zoals steeds opvol
gen. Eten. vrouwtje gedag zeggen, dan
de kinderen nog en dan haast je rep
je naar kantoor. Dag in. dag uit bet-
Neem nu die lui die emigreren. Zij
zien tenminste iets van de wereld.
Maar hij? Iedere dag naar kantoor tot
z'n pensioen toe misschien. Wat bete
kent één mens tussen de nonderd-
duizenden inwoners van Rotterdam?
Nee, dan die tijd op de H.B.S. Daar
had je tenminste je vrienden, waar je
mee uit ging. De vacanties. de fiets
tochten, het kamperen. Voorbij.
Natuurlijk, hij heeft zijn vrouw en
kinderen, maar toch, wanneer hij eer
lijk is. gelukkig voelt hij zich niet
Hij staat zich af te vragen, wat er
dan aan zijn leven mankeert. Hij heeft
toch alles wat z'n hart begeert. Een
eigen huis, gezonde kinderen, een
vrouw die zorgt en liefheeft. Diep in
zich weet Sjaak van Zanten wel waar
zijn onlust vandaan komt. Het is zijn
geloof in God, dat hem dikwijls ont
zinkt de laatste maanden. Hij vindt de
wereld hard en op kantoor houden ze
met zijn principes ook al geen reke
ning. Je moet mee kunnen doen tegen
woordig. wil je bij je collega's niet
voor achterlijk doorgaan.
Gemelijk verricht bij zijn bezigheden
bij de kraan, terwijl Elly, zijn jongste,
boven al het hoogste lied zingt. Sjaak
vangt er wat van op, ..De Heer is
mijn Herder". Toe maar kind. denkt
hij spottend, dat is nog wat anders
dan psalmen in de nacht.
Later aan tafel is hij stil en zijn
vrouw bemerkt wel. dat manlief weer
eebs de bokkenpruik op heeft. Och. zij
is er al aan gewend geraakt de laatste
tijd. Zij heeft er verschillende keren
met hem over gesproken, maar is er
allengs mee opgehouden, omdat zij er
tóch geen resultaat van verwacht. Het
ontbijt verloopt zwijgzaam en dan is
het tijd om naar kantoor te gaan.
Op de tunneltrap begint Sjaak al
weer te piekeren. Hij kijkt de mensen
er op aan. Zij gaan allemaal dezelfde
gang als hij. Die gaan Daar boven, om
dat zij in het zuiden van de stad hun
werk hebben. Hij en zovele anderen
naar beneden de schacht in. En dan
straks aan de andere kant naar boven,
er uit. de grote stad in. Naar alle
richtingen. Hoeveel gaan er op zo'n
ochtend de trappen op en af. En wat
een eendere gezichten steeds.
Kijk. daar heb je dat verpleegstertje
weer, die heeft vandaag dus dagdienst.
En daar die meneer met z'n zwarte
hoedje. Wat loept zo'n man eigenlijk
voor schut met die hoed. Het lint
grijs-wit doorgeslagen en een deuk er
in. uit duizenden te herkennen. Mocht
weieens een nieuwe aanschaffen. De
laatste jaren heeft bij hem niet anders
gekend.
Op kantoor, wanneer hij zijn bezig-
En dan plotseling valt alles romd-
©m hem in duigen, wordt hij van zijn
troon van zelfbeklag afgesmeten. Zo
maar, als een bliksemslag bij heldere
hemel.
of half een de tele-
naam van zijn firma te hebben ge
noemd. is er dan opeens aan de andere
kant van de lijn de bekende stem van
zijn vrouw. Met een stem die flink
wil schijnen, maar waaruit Sjaak de
angst duidelijk merkbaar voelt, vertelt
zij hem. dat Elly uit de Kleuterschool
op weg naar huis door een auto is
aangereden.
Het is alsof zijn bureau wankelt en
Sjaak moet zijn best doen om tegen
over zijn vrouw kalm te blijven. „Is
het ernstig?" vraagt hij en gunt zich
bijna geen tijd om rustig op het ant
woord te wachten. Hij wil naar zijn
kind. direct, voor het misschien te laat
Sjaak
Nog nooit zo vlug
overkant geweest en dan naar het
ziekenhuis.
Zijn vrouw wacht hem voor het
ziekenhuis op. En gek, nu ziet hij
haar opeens weer als het vrouwtje,
waarmee hij trouwde. Flink en lief, on
danks haar omrande ogen. Zij geeft
hem een arm en als Sjaak het hek wil
binnengaan, trekt zij hem zachtjes mee.
Het flitst door hem heen; zou het af
gelopen zijn..?
„Vrouwtje, het is toch....", verder
komt hij niet. Want zij antwoordt al
en zij vertelt, dat Elly nog buiten ken
nis is en dat men met haar in de
operatiekamer bezig is. Over een half
uurtje mogen zij komen vragen. En
dan is zij het die hem moed inspreekt.
Eindelijk gaan zij dan naar binnen.
Van de dokter horen zij, dat Elly al
op zaal ligt. Zij heeft haar beentje op
twee plaatsen gebroken en heeft een
paar inwendige kneuzingen opgelopen,
maar voor haar leven vreest hij toch
niet.
Wanneer zij de zaal binnenkomen,
ziet Sjaak het eerst het zustertje van
vanmorgen in de tunnel. Gek, dat hij
haar nu hier weer moet ontmoeten,
gaat het door hem heen. Beiden wor
den zij door haar bij het bedje ge
bracht en Elly wil gaan huilen wanneer
zij haar moeder en vader ziet. Maar
moeder bukt zich en sust haar en dan
komt vader aan de beurt en heel voor
zichtig kust hij zijn kleine schat.
Zij mogen maar even blijven, want
een zachte wenk van de zuster be
duidt, dat dit het beste voor het kindje
is. Maar 's avonds mogen zij terug
komen.
Thuis is alles vreemd stil. Klaas en
Jan zijn heel andere mannetjes na
Die twee zijn ook zo ontzettend ge
schrokken vanmiddag. Zij vragen nu
honderd uit en gelukkig kunnen moe
der en vader hun kinderen gerust stel-
Sjaak belt het kantoor op en de
directeur vindt het beter, dat hij van
daag maar bij zijn vrouw blijft.
Zij praten die middag maar over Elly
en halen allerlei lieve herinneringen
over haar op. En wanneer Sjaak even
alleen is met zijn vrouw, slaat hij zijn
arm om *haar heen en fluistert in haar
oor: „En nou wordt het weer net als
toen wij pas getrouwd waren, het was
allemaal mijn schuld".
Zijn vrouw kijkt hem eens aan, er
willen weer tranen komen cn daarom
gaat zij maar naar de keuken om iets
aan het eten te doen.
En 's avonds na het eten geeft Klaas
de Bijbel aan vader en dan is bet net
dag in.Mei.
alsof die anders leest dan anders.
Moeder merkt het en die twee kleine
knapen luisteren ook stiller. Vader
leest Psalm 23. „De Heer is mijn Her
der, mij zal niets ontbreken"., en „al
ging ik ook in een dal der schaduw
des doods, ik zou geen kwaad vrezen".
O, Sjaak weet wel dat hij hier nog
niet aan toe is. Zou hij Elly kunnen
afstaan? Zou hij door dat dal heen kun
nen? Nee. nu nog niet God, ik weet
het, moet hij zichzelf bekennen. Maar
ik heb U vandaag wel opnieuw ont
moet, dat voel ik. Dat moet hij alle
maal bedenken, wanneer zij na het
gebed nog wat natafclen.
Wanneer 's avonds het bezoek in het
ziekenhuis langs de portier schuifelt, is
Sjaak van Zanten met zijn vrouw daar
ook bij. Oma past op de jongens.
Wat is Elly gelukkig wanneer zij
haar ouders weer ziet. Zij praat nu
wat meer dan vanmiddag. Maar nog
heel stilletjes, want haar rugje doet
pijn, wanneer zij spreekt.
„Laat ik dan maar praten, lieverd",
zegt moeder, „en wanneer ik dan moe
ben, dan gaat papa verder, hè?"
Elly glimlacht en luistert en dan
vraagt ze, of zij weer gauw naar huis
mag.
En dan moet Sjaak van Zanten naar
die bruine oogjes kijken, die kleine
schitteroogjes. En hij knuffelt haar
zachtjes en fluistert: „Wij komen heel
dikwijls hier naar je kijken en wanneer
je dan helemaal beter bent, komen wij
je halen met een auto, dan brengen
wij de jongens mee, zullen wij dat
Elly glimlacht flauwtjes en zegt:
„Kom eens met je oor, pupa". Hij
buigt zich voorover en dan zegt dat
(Vervolg van pag. 1.)
VAN de aardappel, die zijn voe
dingswaarde ontleent aan het ho
ge zetmeelgehalte, worden honderden
rassen gekweekt, hetgeen ook wel no
dig is omdat na verloop van tijd el
ke variëteit langzaam degenereert en
dan bevattelijk wordt voor ziekten.
Maar er komen altijd weer nieuwe
soorten, hoewel met het kweken van
een nieuwe variëteit tienduizenden
guldens gemoeid zijn. Van de oude
rassen der eetaardappels noemen we
de Arnhemse roden, Westlandse blau
wen, Bonte blauwen, Zeeuwse bonten,
Bremer roden, Negenwekers, Muis
jes, Schoolmeesters, daarna zijn geko
men de Zeeuwse blauwen, Eigenhei
mers (in Friesland Borgers of Bor
ger Munstersen genoemd), Bravo,
Groninger Kroon, Rode Star, Beve
landers, Koopmans blauwen. Bintjes,
enz. De Eigenheimer werd in 1890
gewonnen door G. Veenhuizen, over
leden in 1930. De Bevelander was een
kruising van Bravo en Preferent, ge
wonnen in 1919 en 1925 door de Mij
Wilhelminapolder te Goes, de Koop-
mans blauwe een kruising van Zeeuw
se blauwe en Alpha, gewonnen door
ir. C. Koopman te Hoofddorp en de
Komeet, een kruisng van Eigenhei
mer en Furore, in 1929 en 1936 ge
wonnen door dr. J. C. Dorst.
Bij de Pootaardappelwet van 1932,
waarbij de Ned. Alg. Keuringsdienst
te Wageningen als centrale keurings
instelling voor het keuren van poot-
aardappelen werd aangewezen, werd
de uitvoer van ongekeurde pootaard-
appelen verboden. Het goedgekeurde
Nederlandse pootgoed geeft de garan
tie voor Nederlandse oorsprong, ras
echtheid en raszuiverheid, gezondheid
en'sortering, zodat ook de Nederland
se pootaardappel een zeer belangrijk
exportartikel is geworden.
is.
•traks cnhou je goed".
„Zal je voorzichtig zijn, Sjaak",
vraagt ze nog en dan breekt zij af.
Hij gunt zich maar net tijd om
zijn directeur in te lichten en even
later springt hij al op zijn fiets. Hij
ziet nu geen mens. denkt aan Elly.
Waarom moet hij nu aan vanmorgen
denken. „Do Heer is mijn Herder"
schiet het door hem heen. Dat zong
ze vanmorgen nog. cn nu. Misschien,
misschien.. Nee. daar niet aan den
ken. Zij moeten haar houden.
En waarom kan hij nu voortjakke
rend door de tunnel, opeens mompelen:
O, Heer. laat ons Elly houden? Meer
niet, alleen dat ene. Elly.
Een andere fietser tikt tegen z'n
- 'W;
voorhoofd als Sjaak hem voorbijvliegt,
bijna tegen de witte band die in de
tunnel ligt. Of er al niet ger.ocg onge
lukken gebeuren, moppert die.
Een tractor aan 't werk bij het aardappelpoten. Terwijl zijn de landarbeiders
bezig met het „aanaarden" en het „op ruggen brengen" van de gepote aard
appelen.
kleine kinderstemmetjes „Vragen u en
mama het aan de Here Jezus, of ik
gauw naar huis mag?"
Dan moet die grote man zich -goed
houden en knikt: ja dat zullen ze doen.
Op straat kijken zij elkaar eens aan
en aim in arm wandelen zij naar huis.
Sjaak vertelt onderweg, dat hij dit
alles ziet als een nieuwe ontmoeting
met God. „Ik was m'n geloof kwijt,"
bekent hij, „en ik twijfelde zo ontzet
tend de laatste tijd. Heb ik je erg
veel verdriet gedaan?"
Zij drukt haar arm alleen wat stevi
ger en kijkt hem dankbaar aan. Dan
zegt ze zachtjes: „Laat deze ontmoe
ting dan ook voor mij zijnof nee,
ik moet het zo zeggen, voor ons alle
vijf.
Ons ten goede
JEZUS' hemelvaart is een geheel
enige gebeurtenis. Evenals Zijn op
standing.
Er zijn wel voor en na doden opge
wekt, maar het was voor hen niet om
eeuwig te leven; ze zijn daarna weder
om gestorven. Het was ook geen op
staan door eigen kracht En hun op
standing was voor anderen van geen
reddende en behoudende betekenis.
En zo is wel een Eli a ten hemel op
genomen in een onweder met een
vurige wagen en vurige paarden, en is
ook wel een Henoch weggenomen zon
der de dood te zien. Maar het onder
scheid over en weer springt toch in
het oog.
Immers èn Henoch èn Elia waren
mannen Gods, die het tegen hun om
geving voor Gods gerechtigheid opna
men. En hun wegneming is daarom een
getuigenis Gods geweest tot bescha
ming van hun vijanden.
Hoe geheel anders is Jezus' hemel
vaart.
Zeker, ook hier hebben we te doen
met een machtig wonder. Maar hier
zijn geen vijanden die het aanschou
wen. Zelfs niet eens al Zijn discipelen
zijn er getuigen van geweest. Alleen
de elf apostelen, die Hij had verkoren
om Zijn naam in de wereld uit te
dragen.
Jezus' hemelvaart is dan ook in de
eerste plaats van zaligmakende bete
kenis. Hij is altijd Jezus, d.wa. die
Zijn volk zalig maakt van hun zonden.
Hij is het in alles. En onze Catechismus
legt daarop tot tweemaal toe de na
druk. Eerst door te zeggen, dat Hij ons
ten goede daar, in de hemel, is. En dan
nog eens, door opzettelijk te vragenr
Wat nut ons de hemelvaart van
Christus?
Dat is het heerlijke in Christus'
hemelvaart, juist omdat ze na Zyn
opstanding kwam, dat Hij heeft over
wonnen de laatste en machtigste vij
and, de dood. En nu is geen macht
meer tegen Hem bestand.
Ja, heerlijker nog, Hy is opgevaren
in de hemelen, en daarmede buiten
bereik van al het aardse.
En als ge dan in uw gedachten er
de (onjuiste) gevolgtrekking aan zoudt
verbinden, dat nu dat aardse dan ook
buiten Zijn bereik is, en vrij spel heeft
tegen uw arme ziel, dan komt Gods
heerlijk Woord tot uw troost die ge
volgtrekking afwijzen.
Want Hij, die ten hemel voer, is
daar gezeten aan Gods rechterhand, als
de meerdere dan alle redders en ver
lossers. Sterker nog, als degene, door
wie de Vader alle dingen regeert, die
van de troon Zijns Vaders het oog
laat gaat over alle dingen, en Zijn
macht, waardoor Hij de dood heeft
overwonnen, uitoefent hier op aarde.
Om u te schragen in de strijd. Otn
u te sterken in het lijden. Om u te
regeren door zijn Geest. Om u te leiden
tot het eeuwige leven, en u eens te
doen delen in Zijn heerlijkheid.
ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953
7
(Slot.)
,,Weg poes!" zegt hij tegen de
poes, die op een stoel dichtbij de vis
kom zit. Minet kan er wel niet bij
komen, maar het is toch veiliger als
ze een beetje uit de buurt is.
De kom staat op een hoog tafeltje
met een glasplaat er overheen. Er zit
natuurlijk een klein openingetje tus
sen om de lucht door te laten, anders
zouden de vissen zo dood zijn.
Tom zegt nog eens: ,,Weg poes!"
Hij wil eens even de glasplaat optil
len. Maar daar krijgt hij geen kans
voor. Vader komt met een bromme
rige stem om het hoekje van de ka
merdeur.
,,Wat ga jij uitvoeren, jarige Job?"
,,Ik wou... ik zouhakkelt
Tom.
„Ik zou die glasplaat maar rustig
laten liggen. Als hü stalt valt heb je
niets meer."
Tom slentert gehoorzaam weg.
Maar in zijn hoofd komt ern mooi
plannetje op. Vanmiddag of vanavond
als niemand op hem let dan
dan geeft hij de vissen schoon water.
Dat heeft hij al zo dikwijls zien doen
by zijn vriend.
Luc's vader heeft een prachtig
aquarium. Heerlijk, dat hij ook zo
iets moois heeft; een kom met goud
vissen. Helemaal van hem alleen!
Er komen die middag wel zes
vriendjes spelen. Oom Job en tante
Tine zijn er ook. Die blijven tot
's avonds. Tom mag natuurlijk lang
opblijven. Ze doen een hele boel
leuke spelletjes. Maar daar kunnen
ze niet mee aan de gang blyven. ze
moeten ook eens uitrusten.
Als ze dan allemaal gezellig in de
voorkamer zitten, gaat Tom stilletjes
naar achter. Niemand heeft erg in
hem. Hij pakt voorzichtig de kom
van het tafeltje. Voetje voor voetje
loopt hij ermee naax de keuken.
Pas op, o Tommet je, pas op! Laat
die glasplaat niet vallen! Gelukkig,
het gaat goed. Nu vlug het kleine
slangetje pakken, dat in het kastje
hangt. Slangetje in de viskom doen,
even het water opzuigen en dan
O, kijk daar komt al een straaltje wa
ter. Tom's oren cn wangen gloeien. Je
ziet het water in de kom zakken. Nog
een klein beetje cn dan
„Tom! Tom, waar zit je?" O, wee,
daar roepen ze hem. .Hij moet wel
gaan, anders zoeken ze hem hier op.
Hij wil niemand in de keuken hebben.
Met een kloppend -hart loopt hij naar
de kamer.
„Jij hebt zeker van de limonade
geproefd!", plaagt tante Tine.
Oom Job zegt: „Kom eens hier,
feestvarken. Jij krijgt een blinddoek
voor. En dan moet je raden wie je
op je schouder heeft getikt." O, die
Tom hij weet niet hoe hij zich er
uit moet redden. Hij zegt het natuur
lijk helemaal verkeerd als moeder
hem op zijn schouder tikt. Maar dan
kan hij het niet langer uithouden. Hij
rukt de blinddoek van zijn ogen cn
hij rent naar de keuken. Dan horen
ze in de kamer een harde schreeuw.
Ze vliegen allemaal overeind. In een
wilde vaart rent Minet de gang in.
En Tom staat huilend bij de vis
kom, die op één visje na, helemaal
leeg is. Dan moet hij vertellen. Hy
kan het haast niet. Maar vader en
de anderen begrijpen het zo ook wel.
„Het is verschrikkelijk jammer",
zegt vader als ze even alleen zijn.
„Maar Tom, het is toch heus je eigen
schuld. Minet kan het niet helpen.
Ze is gek op vis; daar kan ze niets
aan doen. De kom zal het voorlopig
met één visje moeten doen".
Nu is het prettige van deze dag he
lemaal weg. Als Tom die avond in
bed stapt, kijkt hij lang niet vrolijk.
Het licht is al uit. Maar als hij zijn
hoofd op het kussen wil leggen, voelt
hij iets vreemds en hards. Met een
Een puzzle als deze hebben v>ij nog
niet gehad. In deze boom zijn namelijk
niet minder dan tien gezichten ver
borgen. Het is vreselijk moeilijk ze
allemaal te vinden, ik denk niet, dat
velen daarin zullen slagen. En daarom
zou ik zeggen: stuur de puzzle toch
maar op, clan zie ik wel wie de meeste
gezichten heeft gevonden. Je kunt het
beste om elk gezicht, dat je hebt ont
dekt, een duidelijk kringetje trekken.
Op de kantlijn kun je dan het cijfer
zetten. Als je zes gezichten hebt ge
vonden 6, als je er vijf hebt 5, enz.
Begrepen? En nu maar dapper zoeken.'
grote sprong staat hij weer op de
grond. Knipt het licht aan. En dan
kan Tom wel huilen en lachen tege
lijk. Uit het kleine pakje, dat op zyn
kussen ligt, komt een glimmende
rijksdaalder te voorschijn.
Op het papiertje staat geschreven:
„VOOR EEN PAAR NIEUWE VIS
SEN VOORZICHTIG!" Tom weet
dadelijk wie dat geld daar verstopt
heeft. Oom Job natuurlijk.
Dat Tom die avond haast niet in
slaap kan komen, kun je zeker wel
begrijpen!
onze BRievenBus
Af'n beste nichten
In de eerste plaats
wil ik alle meisjes
en jongens, dit mij
ter gelegenheid van
mijn verjaardag een
kaart of een geluk
wens stuurden, heel
hartelijk bedanken.
Ik was er werkelijk
heel blij mee. Van
een neefje kreeg ik
zelfs een prachtige
zakdoek. Ik wist niet
wat ik zag. Prachtig
hoor. En nu ga i/c
verklappen, wie deze
week een pakje kun
nen verwachten. De
hoofdprijs is voor Jaap Wiegers en de
troostprijzen gaan naar Ankie van
Dijk, Rengie van Kesteren en Heleentje
Starre. Voor ik aan de brievenbus
begin wil ik eerst even Toosje Heg-
blom en Joke Teuling verfeilt», dat
ik bly was met hun tekening en opstel.
Jenny van dc Heuvel liceft het altijd
erg druk, maar toch vindt zij tijd om
mij te schrijven. Fijn zo, Jenny. Jij hebt
zeker al gelezen, wat ik hierboven heb
geschreven. Piet den Brccjen. Wij be
grijpen elkaar zo wel hè. Hoe is het
jouw zusje bevallen in haar nieuwe be
trekking, Gcrrie Hagen. Kan zij het nog
al wennen? „Prikkcbecn" is mot haar
klas naar Noordwyk geweest. Drie
dagen lang heeft ze daar heerlijk geno
ten. Mooi is Noordwijk vind je niet?
Jouw moeder mag je best een beetje
helpen als het moeilijk is hoor Willy
de Jong. Vergeet je niet Ada van mij
te groeten?
Leuk Willy Arenizen, dat jullie de
beker hebben gewonnen. Heb je het
Zuid-Afrikaanse meisje al weer terug
geschreven? Grappig was jouw raadsel
tje Betsic Kikkert. Ik had zelf al ge
zegd: ,,De pijp", maar toen ik achter op
je brief keek las ik „zjjn tong". Zal ik
jou eens wat verklappen, Eke de Boer?
Ik heb laatst ook nog een keertje in een
zweefmolen gezeten. Wel een beetje
griezelig als jc zo heel hoog gaat. maar
verder vond ik het enig. Prettig Nellie
Groeneveld dat jouw nichtje Anna IIoo-
gendoorn nu ook mijn nichtje wordt
Ik hoop, dat ze net zo trouw zal schrij
ven nis jij. Sjanie van Galen heeft op
Koninginnedag een vierde prijs gewon,
nen. Gelukgewenst, Sjanie. Jij hebt ook
een gezellige Koninginnedag gehad.
Willy Kaper. Wat een heerlijk weer is
het later op de dag geworden hè? Bin
nenkort krijgen we een puzzle, waarom
jij vraagt, Mcta dc Muynck, nog even
geduld meiske. Hoe is het met Jan,
Marijke van Duyn? Ik hoop, dat hij
gauw wat op zal knappen, 't Beste me*
hem hoor cn groetjes aan Ellen en
Irene. Jouw kruiswoordpuzzle vond ik
erg aardig, Marycke Ockliuysen, maar
't wordt technisch een beetje moeilijk
Zaterdagavond
o«n de puzzle op onze jeugdpagina
zetten. Maar daarom: even goede vrien
den, wat jij? Wat zal jouw moeder blij
zijn met al die groenten uit het tuintje,
Marja Montcban. Wil alles nogal groei
en? Hebben jullie erg veel plezier ge
had met de vernieuwde pop, Afke
Bcrgsma? De arme stakker had wel een
opknappertje nodig, zeg. Nog geluk
gewenst met moeders verjaardag, Lien-
tjc. Nellie cn Mirkc Bievcr. Wanneer is
het veertig-jarig bestaan van jnlli»
koor? Jan Sloof houdt vast erg veel
van voetballen, want hij tekende ten
minste een goal met een dappere dool-
verdediger erbij, 't Was goed hoor Kees
Kopprrt. dat jij alle» tegelijk 6tuurd«.
Een heel pak, zeg. Een leuk idee, Coba
Qnist, om een kaart te sturen toen je
de kraaltjes niet kon vinden. Dot zullen
die zieke meisjes best op prijs hebben
gesteld, daar kun je van op aan. Nee
maar, wat heb ik hier een enige foto.
Ikc cn Jan Bakker staan er op cn zij
hebben allebei een paar konijntjes in
hun armen. Wel bedankt zeg, ik zal dc
kick goed bewaren. Dus jouw zusje was
zo'n lief „Sneeuwwitje", Joan de Groot.
Houd Jij ook zo van verkleedpartijen,
ik was (en ben er eerlijk gezegd nog
wel een beetje) dol op. Dus jullie zijn
thans met zijn tienen, Adric van der
Pol. Dat is een heel stel zeg. 't lijkt me
best gezellig, zo half em half. Het kleine
broertje van Marian Nederliorst heeft
al tandjes en het kan al een klein beetje
lopen, schrijft zijn zusje trots.. Jij mag
zeker wel eens op hem passen, Marian?
Jan Stam is padvinder geworden cn dat
vindt hij reuze leuk. Goed pad en zon
nig spoor, Jan. Bij Jannic Snollcman
thuis staan alle bomen prachtig in bloei.
Mooi hè, al die witte en zachtrose bloe
sem. Ik heb die Zuid-Afrikaanse adres
sen van jou doorgegeven aan andere
liefhebbers, Adr| Horden. Ik hoop, dat
er intussen al een drukke briefwisse
ling aan de gang is. Dat lijkt me leuk
om jouw vader te mogen helpen in de
zaak Marictje Zonnenberg. Kom je bij
mij ook eens een bestelling afleveren,
of is je dat te ver. G(js Kuypers had als
van ouds zijn oplossing weer keurig
verzorgd. Origineel gevonden, Gijs. Nel
Berrhout is op blokfluitles cn daar
heeft ze het best naar haar zin. Maar
stevig oefenen, meiske. Zo, is jouw
andere broer ook gaan varen. Rietje de
I.abfjc? Wie weet. brengt hij voor jou
ook wel wat mee. En zeg: hartelijk be
dankt voor je mooie bladwijzer.
Kindcrs. dc brievenbus gaat weer
dicht. Ik wens jullie allemaal een goed
week-end toe en tot volgende week,
TANTE JOS
VIER uur was 't in de middag Do
klok had nog maar net geslagen of
de schooldeur ging open. Joelend en
schreeuwend holden de kinderen het
schoolplein op. zwaaiend met boeken en
Gelukkig, ze waren weer vrij. Het viel
niet mee om zo'n hele middag stil le
zitten in een bank terwijl het buiten
zulk mooi weer was.
„Gaan jullie mee. jongens?" riep een
Jongen uit dc hoogste klas, „dan gaan
we voetballen!" Onder z'n arm droeg
hij een grote bal. Er waren blijk
baar liefhebbers genoeg, want even la
ter rende met een vaart een troep
jongens achter dc bal aan en lag het
schoolplein weer verlaten.
Het was ruim een kwartier later toen
Jopie Bakker de school uitkwam. Hij
had school moeten blijven omdat hij
z'n strafwerk van de vorige dag niet
had gemaakt. Meester was era boos ge
weest. „We zullen jou dat plagen wel
afleren", had hij gezegd, want Joop had
een meisje uit z'n klas geplaagd, 't
was niet de eerste keer dat Joop daar
straf voor kreeg. O. nee..
Met een boos gezicht liep Joop het
schoolplein af. Moest ie weer alleen
naar huis. Flauw van de mester om
zo te keer te gaan als hij eens iemand
plaagde. Wat gaf dat nu? Zo in zich
zelf mokkend liep Joop verder.
y-
.vï'i
f
li..*' r4.'.1 -o-
Opeens zag hij een jongetje staan met
een mooie nieuwe autoped. „Hoe kom
jij aan die autoped?" vroeg Joop.
..O", zei 't jongetje, „van m'n vader
omdat ik jarig ben. 't Is een mooie hc?
Joop knikte. „Laat mij eens rijden?"
vroeg hij dan. maar 't jongetje zei:
.Nee hoor. dat mag niet van m'n va
der."
„PfJT deed Joop minachtend, „wat
kan jou je vader schelen, die ziet het
toch niet.'' Meteen trok hij de autoped
uit het jongetje z'n handen en reed weg.
,,'k Kom zo terug!" riep hij nog.
Eerst keek het jdngetje beteuterd,
maar dan begon hij te huilen. Joop
trok zich er niets van aan.
De vader van het jongetje had alles
gezien en kwam nu het huis uit. W u je
wel eens hier komen kwaaie rekel dat
je er bent!" riep hij en holde Joop
achterna.
Joop reed zo hard als hij kon weg. af
en toe verschrikt achteromkijkend. Stel
je voor dat die man hem te pakken
kreeg. Dan liep het niet goed voor hem
af. Die autoped zou hij wel gauw neer
gooien als hij die man ver genoeg voor
Zo ver kwam het echter niet. Net
toen Joop even om keek verloor hij de
macht over het stuur en reed pardoes
in de sloot, die naast de weg liep Vre
selijk. wat schrok hij! Wild sloeg hij met
z'n armen en wilde schreeuwen, maar
t ging niet., z'n neus. oren en alles
zat dicht.
Opeens voelde hij dat iemand hem op
trok uit het water, 't Was de vader van
het jongetje.
Joop rilde van angst en schrik 'k
Zal het nooit weer doen", huilde hij.
en beschermend hield hij z'n handen
boven z'o hoofd.
„Maak dat je weg komt. aap van een
jongensnauwde de man. „anders
krijg je nog een pak slaag ook."
Dat liet Joop zich geen twee keer
zeggen. Vlug holde hij weg. Hij voelde
zich erg naar. Bij elke stap die hij
deed, sopte het water in z'n schoenen.
Wat had hij een spijt van z'n plagerij
en wat zou z'n vader zeggen? Vast en
zeker kreeg hij straf..
Toen Joop in de straat aankwam za
gen de jongens, die daar aan het spelen
waren, direct dat hij in 't water had
gelegen. In optocht gingen zc achter
hem als maar zingend:
Jopie Bakker heeft in 't water gele
gen, falderaldcriere, falderaldera!
Joop schaamde zich erg. Op een draf
je liep hij naar huis, door iedereen na
gekeken. Vreselijk, wat vond hij alles
toch naar. Van z'n vader kreeg Joop
's avonds een geducht standje. Voor
straf mocht hij een week lang 's avonds
niet buiten spelen. Zo kwam boontje
om z'n loontje.