ABEL TASMAN DE MAN OP DE ACHTERGROND ontöekkeR v&n t&simnië Hemelvaartsdag in de folklore 3-lemelvaart 3 ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953 wordt tachtig jaar3 zij schReef met „om öe kunst", mus dis kunsten&Res bij öe QRAtie qoös Psalm 91 16. WIJ hebben haar gehuldigd, zoals dat heet, toen ze zeventig werd en weer op haar vijf en zeventigste ver jaardag: op 14 Mei a.s. wordt ze tachtig. We zullen die dag, Hemel vaartsdag, D.V. met haar meevieren. Een comité, waarvan prof. dr. K. Heeroma voorzitter is, schrijft: „Haar betekenis als getuige van Christus in de Nederlandse litera tuur is van zulk een bijzondere aard, dat dit op deze feestdag dankbaar mag worden herdacht." Wie haar romans las, weet, dat hier geen woord te veel gezegd is. Wat dc humanistische Busken Huet in zijn dagen zei van mevrouw Bos- boom-Toussaint, onze grootste ro manschrijfster der 19e eeuw, geldt even sterk van Wilma (mevrouw W. Vermaat): „Mij voegt het niet te ont kennen, dat er gedurende de laatste vijf en twintig jaren zeker een aantal voortreffelijke protestantse leerrede nen uitgekomen zijn; leerredenen, waarin het protestants geloof in zijn eigenaardigheid gehandhaafd en met gloed van overtuiging verkon digd wordt. Doch wel mag ik vragen, of deze redevoeringen, op wier ver diensten ik thans niets afdingen wil, uit het oogpunt der kracht of der be zieling de vergelijking kunnen door staan met zo menig hoofdstuk uit de roman van mevrouw Bosboom, waar Gideon Floresz. of welke andere naam hij tijdelijk voeren moge, zijn zielsovertuiging blootlegt, zijn ge moed uitstort of zijn gebeden op zendt. De vorm van zijn geloof is die En sinds een van haar eerste ro mans heette: „Drie vrijwillig dra gen", komt in al haar volgende ver halen dit grondthema in veelvuldige variaties steevast terug: de imitatio Christi (de navolging van Christus), in het meedragen, mee helpen dra gen van velerlei levensleed. Misschien zijn er onder ons, die haar boeken nogal prekerig vinden. Je kunt op een andere manier van haar afkomen door bijv. vast te stel len, dat ze nogal zwevend is in het religieuze, zo „ins Blaue hinein", zo, nu ja, zo al te ruim. Er zijn predi kanten, die recht op de man af pre ken, op het geweten van hun hoor ders aan werken; ook die zullen vaak weerstanden, die uitvluchten beteke nen, wakker maken bij wie geraakt zijn tot in het klokhuis van hun ziel. Of je dan niet van Wilma mag zeg. gen, dat ze, theologisch gesproken, nogal aanvechtbaar is? Ook hier zal ze glimlachend zeggen: „Ga gerust het gevecht met mij aan. Vergeet niet, ik kom uit de sfeer van de Blumhardts (genezing np het gebed) en Möttlingen; ik ben een vrouw en wat bang voor dogmatiek, die aan de volheid van het leven, ook het ge loofsleven, te kort dreigt te doen. Overigens: geloof mij, dat het in al mijn getuigenissen gaat om het Rijk dat komt omdat het er al Is sinds het Kruis, sinds de Opstanding, sinds Pinksteren. En omdat het zich al door bewijst als de werkelijkheid al ler werkelijkheden, de zin van onze vreugde en ons leed. En in mijn ro mans ben ik blij met de blijden, ween met de wenenden en wil op mijn wijze Christus laten zien als „Die vrijwillig droeg" al het wereldleed, opdat wij in Zijn voetstappen zouden wandelen, levende uit de kracht van Zijn opstanding, „opdat ik Hem ken- ne en de kracht van Zijn opstan ding", door desnoods stervende Hem te dienen in de Zijnen, de lijdenden, de verdrukten, de door onweer voortgedrevenen..." Zaterdagmiddag in 't park. Zij zal er aan toevoegen: „Wees het niet eens met mij als hel gaat over het anti-militarisme, dat ik in jonge kerels zwaar laat wegen tot dienstweigeraars toe. Maar stem mij toe, dat hier de Kerk voor een bran dend probleem gezet wordt in deze apocalyptische tijd. Wie komt er mee klaar? Maar het ligt er en laat ons al minder los..." TX7ILMA wordt tachtig jaar. Ze is nog vitaal, zoals ons bleek in een gesprek dat ik de vorige maand in haar „verstopte huuske" te Beekber gen met haar hebben mocht. Ze schrijft nog en ze zal ons verrassen met het verhaal van haar leven: „Het heilig wonder van mijn leven", van welke biographie op 14 Mei a.s. haar het eerste exemplaar zal aan geboden worden. Die haar hoogachten om haar per soon en werk, willen haar verrassen die dag. Op welke wijze kunt U ge waar worden door Uw licht op te steken bij het comité (secretaris: Piet Korthuis, Prins Von Wiedlaan 8, Was senaar). Ik verklap hier: het gaat om een door de schrijfster gesig neerd exemplaar. Niemand minder dan Bordewijk heeft naar aanleiding van „Ik zoek een zondaar" door Annie Ferwerda- v. d. Berg geschreven: „Protestants Christendom geen rem voor de kunst". Wilma zal, dit lezende, weer fijntjes lachen: grappige ontdekking, zal ze zeggen. Wij mogen dus mee tellen, sinds de grote romancier dit vaststelde. Laten we samen lachen: Wilma schreef niet „om de kunst", maar zij schreef als kunstenares bij de gratie van Hem, Die het Woord heet. Zo moest zij, die het leven onuitspreke lijk lief heeft, „het schone leven" (de titel van een harer romans) ver beelden, ondanks diepten van ellende en vaak ongeneselijke verscheurd heid, als een teken van, een heen- wijzing naar het „Paradise regained" het herwonnen paradijs. Wilma, tot 14 Mei a.s., zo God wil! A. WAPENAAR. Mevrouw W. Vermaat (Wilma). der protestantse orthodoxie, doch zonder een zweem van formalisme en gepaard met al de mildheid, die een eigen kerkgeloof toelaat. Zijn af scheidsgesprekken met Cosmo Pesca- rengis (een ter dood veroordeelde) in de Leidse gevangenis zijn een ge denkteken van levend evangelisch christendom. Wil het protestantisme blijven bestaan, dan is dit het geloof waaraan het zich vast te klemmen heeft." En Busken Huet, die, eerlijk onge lovig, zijn ambt als predikant in de Herv. Kerk indertijd neerlegde, voegt er aan toe: „Dit (het niet met haar eens zijn) verhindert mij niet, in mevrouw Bosboom een sieraad van haar kerkgenootschap te erkennen en het er voor te houden, dat men van die zijde verstandig zal handelen, haar getuigenis op prijs te stellen." fXF ILMA zal glimlachen als zij dit leest; niet zozeer om de nogal pompeus-negentiende-eeuwse stijl, als wel om dat „sieraad van haar kerk genootschap". Zij is nog in haar laat ste roman: „Oom Johannes" (vol tooid voorjaar 1950) dezelfde vrijbui- terige Christin van altijd, critisch te genover het officiële kerkgenootschap en de officiële leer, al voelt ieder dat zij dat is uit grote liefde voer de Una Sancta, voor de Koning en Zijn ko mend Rijk. Oom Johannes is Wilma zelf, omdat het van hem geldt: Hij wandelde met God, zo zelfver- geten, Dat hij de Christus beeldde, onge weten. £fEN titel als een detectiveverhaal! En inderdaad heeft het ditmaal met criminaliteit te maken De vorige maal toen we over de straat- groep spraken, vroeg ik u al te letten op die vreemde figuur, die op de duistere achtergrond verblijft. Laat ik hem ditmaal eens wat meer in het licht van de schijniverpers zetten. Op een dag is hij in de straal komen wonen in een leegstaand winkelpandje. De vorige bewoner was mogelijk een keurig nel mid denstandertje, dat er onderdoor is gegaan. Misschien een man met een medelijdend hart, dat er met tot kon komen om lamenterende vrou wen wier man werkloos was het onsje van dit en het pondje van dat te weigerenwaarom zij met hun kinderen zo wanhopig verlegen zaten Alleen, hij heeft zelf niet die compassie van zijn leveranciers on dervonden, welke hij zijn klantjes betoonde en het eind van zijn liedje was een faillissement. En nu staat er een ander in zijn zaak Vit het niet opgedoken, zonder verleden althans zonder bekend verleden wat iets anders is! zonder vrouw of kind. Maar goed van bei alen en gewiekst in het zakendoen. Hij weet wat men lust. Hij weet specoal wat de jonge gasten toekomt: ijs limo nade, snoepgoed èn de ruimte. Nu, van dit alles is hij best voor zien tot en met de ruimte, want het aangrenzend woonvertrek heeft hij in ene moeite door tot een soor tement gelagkamer gepromoveerd en de jongelui kunnen hun hart ophalen. Die jongelui doen dat met diepe teugen. Het begint met een ijssie en het zet voort met een ijssie en voor ze het weten zitten ze in de achterkamer te smullen. Hoe min der gezelligheid en gedegen voedsel thuis, hoe meer genot hier! Vooral omdat toevallig de kamer geen uit zicht heeft op de straat en dus nie mand weten kan wat er zich hier afspeelt tussen jongens en meisjes En juist deze omstandigheid levert deze jeugd reddeloos over aan de praktijken van een man zonder scrupules. Hij is degene, die wèl weet wat er gebeurt, maar hij doei vooralsnog een oogje toe. Hij is de man, die aanzet tot het gebruik van genotmiddelen, die boven de finan ciële en morele draagkracht van zijn clientèle liggen. En hij is de man, die hen uiteindelijk in zijn macht krijgt. Door zijn wetenschap van wat ze precies uithalen. En door zijn voorschotten en leninkjes, die toch eens moeten worden afgelost. Iets waarmee hij dan ook wel weer raad weet, want „Jongens, jullie bent me nu al vijf en twintig piek Uit de VOLKSWIJK schuldig.dat zal toch es betaald moeten worden.geen geld? kom nou, ik weet anders nog wel een tent waar wat te halen valt waarom zou je het daar niet eens proberen?je kunt mijn toch ook wel in chocolade of in sigaret ten betalen, is het niet???" De man cp de achtergrond! Ik bedoel niet dat elk snoep en ijszaakje van een dergelijk min derwaardig allooi is. In geen geval. Zolang kerken en gemeenschap niet zorgen voor behoorlijke jeugdloka- liteiten met goede leiding, vervul len deze winkeltjes ook weer hun sociale functie. De jongens en meis jes kunnen er thuis niet bij, en op straat regenen ze bij tijden klets- kliedernat. De jongens en meisjes willen toch ook wel eens praten over hun werk, over ónder werk, over alle dingen, die hun leven uit maken? En de jongens en meisjes zijn van jongsafaan zo opgegroeid bij snoep en lekkernijen dat zc daar een niet te stillen honger naar heb ben. Neen, zolang men maar kan zien wat er zich in de cafetaria of welk andere -aria of -lana ook afspeelt, mag men niet eenzijdig op negatieve zijden afgaan en mei de bar het kind wegwerpen. Maar daarnaast bestaan weer zoveel ge heimzinnige gelegenheidjes dat je je hart vasthoudt. En mannen op de achtergrond jagen de jeugd ten verderve! Het benauwende is evenwel dat ingrijpen hier practisch ondoenlijk is. Immers het gaat hier om straat- groepen en men mag dan duizend maal beweren dat deze jeugd norm loos is één norm heeft ze zeker overgehouden: niemand zal een ander verraden. Politie, justitie, jeugdwerk ze mogen de zwaarste vermoedens hebben over allerlei gepleegde misdaden en de aanzet ting daartoe, ze krijgen geen be wijzen in handen. Zou er eens een rechercheur spiedend binnenslen- teren, dan kan hij er zeker van zijn dat hij niets onoirbaars ontdekt. Men heeft hem immers zien aan komen en men is allang gewaar schuwd. En zouden er al eens leden van een bepaalde groep met zo'n vast stamtafeltje gegrepen worden dan zal nog geen dezer jeugdige delinquenten vertellen hoe de zaak precies in elkaar zat! Zo groeit deze wantoestand uit. Geen openbare verordening ver biedt het houden van winkels met aangrenzende, raamloze vertrekken. En geen openbare begroting om van de christelijke barmhartigheid nog maar te zwijgen, helaas! vermeldt posten om door verant woord jeugdwerk deze mannen op de achtergrond de wind uit hun zeilen te nemen. Dus varen dezen er wel bij. En dus gaat de jeugd onder! WIJKPREDIKANT. ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953 wêrö 350 jaar qeLeöen te lutjeqASt qeBORen De autoriteiten schijnen hem evenwel weer spoedig vergeven te hebben, want in een document van 1650 vinden we hem weer geheel in rijn waardigheid hersteld. In 1653 spreken de archieven over hem als ex-commandeur. woonachtig aan de Tijgergracht te Batavia. Hij schijnt echter zijn tijd niet in ledigheid te hebben doorgebracht: hij bezat nl. een eigen schip, dat langs de Noordkust van Java handel dreef, en waarop hij zelf steeds meeging als gezagvoerder. Overigens weten we van zijn activiteiten in deze jaren niet erg veel. op 16 mei woRöt in öe heRV. keRk te LutjeqASt qeöenksteen onthuLö O^i0e*prouPSnaa^T3™™ VAN de levensgeschiedenis van Abel Tasman, de Nederlandey die in 1642 het eiland Tasmanië ontdekte, dat hij zelf nog Van Diemensland noemde, is heel lang weinig bekend gebleven. De eerste biografie verscheen pas in 1844, van de hand van professor G. Lauts, die echter meende, dat de ge boorteplaats van Tasman Hoorn was, omdat daar zoveel mensen van die naam woonden. Tasmans geboortejaar kon hij ook niet zeggen. Deze onzckeibeid prikkelde verschei dene belangstellenden eens meer ,te gaan zoeken naar documenten die op deze ontdekkingsreiziger betrekking had den. Het resultaat was, dat in 1845 in Batavia het testament van Abel Tas man te voorschijn werd gebracht, waar uit bleek, dat hij niet in Hoorn, maar in Luljegast in Groningen geboren was. Maar het duurde nog tot 1887 voor mr Dozy, archivaris te Leiden, een offi cieel stuk aan het licht kon brengen, nl. eon ondertrouwacte van Tasmans twee de huwelijk uit 1631. waarin deze mee deelt 28 jaar oud te zijn. d.w.z. dat hij dus in 1603 geboren is. En niet het bekend worden van deze gegevens, samen met de bewaard ge bleven journalen van zijn reizen, kon een wel niet volledige, maar toch vrij overzichtelijke levensbeschrijving van Tasman samengesteld worden. geeft hij dan zijn voornemen te kennen om in het huwelijk te treden met Jan- netie Tjaerts uit Amsterdam, waar hij zelf intussen ook was gaan wonen. Uit deze ondertrouwacte horen we, dat Tas man toen al weduwnaar was vaA Claes- gie Heyndrix. Een belangrijk persoon was hij toen zeker nog niet, getuige zijn woonplaats in de onaanzienlijke Teerke- telsteeg. en zijn beroep als varensgezel. Ook kon zijn vrouw niet eens haar hand tekening zetten zodat volstaan werd met een kruisje. Het huwelijk werd op Zondag 11 Januari 1632 voltrokken in de Oude Kerk te Amsterdam, door ds Henricus Geldorpius. Kort na zijn huwelijk voer Tasman evenwel alweer het zeegat uit. naar In- dië- Daar horen we. dat hij op 13 Febru ari 1634 als stuurman op de „Wcesp" vanuit Batavia koers zet naar Ambon om er een nieuwe gouverneur. Antonie van den Heuvel, heen te brengen. Hij gaf op deze rei3 blijk van zulke goede inzichten niet alleen in de zeevaart, maar ook in de'onderhandelingen, die steeds weer gevoerd moesten worden met de vaak opstandige archipelbewo- ners, dat hij op 18 Mei 1634 benoemd werd tot schipper op de „Mocha". Op deze.reis ontdekte Tasman om. dat de tocht van Ambon naar Banda naar believen langs de Noord- of langs de Zuidkust van Ceram volbracht kon worden. OP intiaticf van Antony van Diemen, gouverneur-generaal van Indië.wérd in 't begin van 1642 besloten tot een ontdekkingsreis. Doel was van- Na een wekenlange zeereis kreeg men op 29 November eindelijk in het Noord oosten land in zicht. De boten gingen naar de wal en in het nieuw ontdekte land werd op plechtige wijze de vlag ge hesen Het kreeg de naam van Antony van Diemensland, naar de gouverneur- generaal. die de expeditie had uitgezon den. Verder ging nu de tocht naar het Oos ten. waar men op 13 December een „groot hoogh verheven landt" in het oog kreeg. Hier voeren de schepen eni ge dagen langs, de steven naar het Noorden gewend, maar zagen noch goe de ankerplaatsen, noch een spoor van bewoning. Op 18 December kwamen ze. naar zij meenden in een ruime baai. En daar ook hier de wens de vader der ge dachte was, schreef Tasman in zijn journaal, dat hij nu waarschijnlijk de Oostelijke samenhang met Statenland (ten Zuiden van Zuid-Amerika!) dus met het Zuidland ontdekt had. en hU noemde dientengevolge deze naar het Noorden wijzende landpunt ook Staten- In deze baai had ook de eerste ont moeting met inboorlingen plaats, die ln prauwen van de kust naar de schepen kwamen. In de mening, dat ze vriend schappelijk gezind waren, voeren de of ficieren van de „Zeehacn" naar de „Heemskerck" om te overleggen, of men aan land zou gaan. Maar terwijl zij nog scheepsraad hielden, vielen de inboorlingen onverhoeds een van de sloepen aan, doodden een aantal opva renden en verwondden een aantal ande ren. Onmiddellijk werd vanaf de „Zee hacn" en de „Heemskerck" het vuur ge opend, dat wel geen van de prauwen raakte, maar toch bun aftocht bewerk- Na deze „detestaabele saacke" gaf Tasman het maar op deze ..Moorde naarsbaai' te onderzoeken, zodat het hem onbekend bleef, dat hij hier te doen had met de zeestraat die Noord en Zuid Nieuw Zeeland van elkaar scheidt, hetgeen pas veel later door Cook ont dekt zou worden. De inboorlingen ble ven deze heldendaad echter wel degelijk onthouden, want toen Cook hen bezocht, wisten zij nog te vertellen, dat er eens, lang geleden, twee grote vreemde sche pen voor de kust geweest waren, die zij totaal vernield hadden, en alle opvaren den ervan gedood! Hierna zeilden de schepen verder naar het Noorden, waar ze verscheidene eilanden ontdekten en van namen voor zagen: Pijlstaarteneiland, Middelburg en Amsterdam bijvoorbeeld in de Ton ga-groep. waar de inboorlingen heel wat vriendelijker bleken te zijn, zodat de bemanning eindelijk na de lange reis weer verse levensmiddelen en wa ter konden krijgen. Tegen allerhande ruilmiddelen als spiegeltjes, kralen en zelfs spijkers werden ze rijkelijk voor zien van kokosnoten, varkens, pisangs, groenten, enzovoorts. Ter ere van de ..koning'' dezer vriendelijke bewoners werd een serie saluutschoten afgevuurd, wat hem eerst wel erg verschrikte, maar waarna hij toch al gauw zijn rust weer hervond. Op aanwijzing van Tasman en zijn mannen werden nu op het eiland de be staande drinkwaterputten vergroot, wat de vriendschapsbanden nog sterker maakte. Ook hier wisten de bewoners, toen 124 jaar later weer blanken dit eiland. Tonga Taboe geheten, bezochten. - nog allerlei bijzonderheden te vertellen van dit korte bezoek van de Hollanders. Nadat hij hierna nog vele eilanden met onbekende volken gepasseerd was, kwam Tasman eindelijk op 26 Mei 1643 in bekend water, toen hij het eiland Ce- ram in het oog kreeg, waarna hij op 9 Juni Madoera bereikte. Op 15 Juni meldt hij in zijn journaal: ,.'s morgens met den dach ben ick met de Chaloup nae Batavia gevaren. Godt zij gelooft ende gedanckt voor behouden reyse. Hiermee was de opdracht vervuld, en was bewezen, dat het land ten Zuid Oosten van Indië los was van het (ver meende) Zuidland. Abel Tasman en zijn officieren kregen twee maanden extra gage en de gewone bemanning één maand Dat betekende, dat Tasman voor ztjn ontdekking van Van Diemens land 160 gulden beloning kreeg. Ma deze expeditie maakte hij nog t grote verkenningsreis langs Noord- en Westkust van Australië.n- aangezien deze kusten overal woest en onherbergzaam bleken te zijn. ging hij nergens over tot een vestiging Als dank werd nu zijn maandgeld verhoogd van 80 tot 100 gulden Ook nam Tasman nu weer geregeld deel aan allerlei tochten o.a. tegen de Spanjaarden, die zich op de Philippijnen gevestigd hadden. Nog in 1648. toen de vrede van Munster reeds getekend was, voer hij uit met de bedoeling de Spaanse zilverschepen te bemachtigen. Op deze reis liet bij zich niet van zijn beste kant zien: toen hij met enige van zijn officieren in een klooster wat al te diep in het glaasje gekeken had. ont moette hij twee matrozen, die in strijd met de bevelen aan land waren gegaan. Op staande voet beval hij de ongelukki- gen op te hangen aan een boom, en hij maakte zelf van een lont een strop, waarin hij een van de twee alvast op hees. Alleen doordat de vice-comman- deur, toen Tasman met de tweede ma troos bezig was, gauw de eerste liet zakken (wat Tasman blijkbaar in zijn dronken bui ontging), kwamen de ma trozen er nog levend af. Dit onverkwik kelijk incident had echter tot gevolg, dat Tasman in Batavia ontzet werd uit zijn rang als commandeur, maar tevens uit zijn ambt als ouderling. opmaken, blijkens hetwelk hij al wel ziek van lichaam was, maar desondanks nog steeds handel dreef, want „men moest zijn lichaam een eerlijke begrafenis geven in de aarde of in dc zee. al naar omstandigheden. Zijn vrouw. Anna Tjaerts. benoemde hij tot voornaamste ergename. maar in zijn geboorteplaats „Luytgegarst" zou elke arme 25 gulden ..eens a veertich groot yder", dus van 40 halve stuivers ieder, ontvangen. Kort voor 22 October 1659 stierf Abel Janszoon Tasman (een nauwkeurige da tum is niet bekend), een van onze be kendste zeevaarders en ontdekkingsrei zigers, wiens naam nu nog voortleeft in het Australische eiland Tasmanië. dat in 1853 te zijner ere van Van Diemens land in Tasmanië werd omgedoopt. am.rb. Dubbele zeilkano, zoals Tasman ze in zijn journaal tekent. de dag gebruikelijk in wijde kring. Wel kent men nog het „dauwtrap- K:n", de brooduitdeling te Hengelo, het oemen-mozaïekfeest in Oost-Friesland, enz., maar vele oude landelijke gebrui ken zijn zodanig verbleekt, dat zeniet meer tot fris-levend aanzien kunnen worden gewekt. Het eerste folkloristische verschijnsel behelsde een feestelijke uittocht op prille Hemelvaartsdagmorgen van de elelligèe. God heeft Hem van hen weggenomen, boven Zijn wolken en de zachte zon. En vóór hun oog Hem volgen kon, was Hij aan hun gezicht ontkomen. Zij bleven op den berg ontmoedigd achter, en talmden nog, maar zagen Hem niet meer. Toen kwamen engelen van den hemel neer, Zeer blinkende en zeer veel zachter dan zij vermoedden, dat een engel komen kon. „Uw Jezus, Die van u werd weggenomen, zal eenmaal op de wolken wederkomen, gelijk Hij straks Zijn hemelvaart begon". Zij luisterden en bogen hunne hoofden en hoorden wat de engel hun beloofde, en keerden weder naar Jeruzalem. En ieders hart aanvaardde 't en geloofde. BERT BAKKER stedelingen, die in het vrije veld verpo zing zochten. Aanvankelijk had deze matineuze excursie ten doel de liefelij ke Lente juichend in te halen, welk denkbeeld sommigen nog verbinden aan deze usance. Doch deze betekenis is goed deels verdwenen en men beschouwt de vroege morgenwandeling als een vrolijk uitstapje. Ook de gedachte aan de ge- zondmakende eigenschappen van de morgendauw is geheel op de achtergrond geraakt. Het verschijnsel van de ochtendtocht komt nog steeds voor in het Westelijk gedeelte van Noord-Brabant, maar daar beperkt de excursie zich voornamelijk tot de leden van het plaatselijk mu ziekcorps. In elk geval vormen zij a.h.w. de vaste kern van morgenwandelaars, waarom dan enkele belangstellenden of nieuwsgierigen zich groeperen die mee trekken naar het naburig dorp waar de Vroegmis wordt bijgewoond. Daarna keert de processie terug, waarbij ge woonlijk geen enkele herberg wordt vergeten. De gevolgen van deze bezoe ken laten zich gemakkelijk raden: ve len moeten de hele voormiddag „be nutten" om weer nuchter te worden. Te Hengelo en Zclhcm heeft op He- melvaartsdag nog steeds de tradi tionele brooduitdeling plaats. De devote ernst, waarmede hier deze ceremonie wordt verricht, steekt wel zeer gunstig af bij de vastenavond-jool, zoals die zo uitbundig is in de Zuide lijke provinciën van ons land, in Lim burg en Noord-Brabant. Bij gelegenheid nu van bovengenoem de Hengelose „Mulderskermis", welk woord we nu niet in zijn strikte bete kenis moeten opvatten, brengen de eige naars of pachters der boerderijen in de z.g. „Dumborger Marke" een groot brood ten behoeve van de armen. Oud tijds was dit een roggebrood. Het ge wicht ervan mag niet beneden een be paald minimum blijven. Alle samengebrachte broden brengt men naar de „Muldersflüit". d.w.z. de boerde rij tussen Hengelo en Zelhem gelegen. Ten overstaan van de dorpsnotabelen werden de broden hier gewogen en elke eever, die beneden het minimum-ge wicht bleef, werd met 30 ets. beboet. Maar hij, die voor het zwaarste baksel zorgde, ontving als prijs een fles wijn. In meer vervlogen jaren evenwel ont ving de burgemeester van Hengelo of Zelhem het zwaarste brood. Het kwam voor dat dit soms 200 pond woog! (Voor vervolg pag. 6)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 10