ABEL TASMAN
DE MAN OP DE ACHTERGROND
ontöekkeR v&n t&simnië
Hemelvaartsdag in de folklore
3-lemelvaart
3
ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953
wordt tachtig jaar3
zij schReef met „om öe kunst",
mus dis kunsten&Res bij öe QRAtie qoös
Psalm 91 16.
WIJ hebben haar gehuldigd, zoals
dat heet, toen ze zeventig werd en
weer op haar vijf en zeventigste ver
jaardag: op 14 Mei a.s. wordt ze
tachtig. We zullen die dag, Hemel
vaartsdag, D.V. met haar meevieren.
Een comité, waarvan prof. dr. K.
Heeroma voorzitter is, schrijft:
„Haar betekenis als getuige van
Christus in de Nederlandse litera
tuur is van zulk een bijzondere aard,
dat dit op deze feestdag dankbaar
mag worden herdacht."
Wie haar romans las, weet, dat
hier geen woord te veel gezegd is.
Wat dc humanistische Busken Huet
in zijn dagen zei van mevrouw Bos-
boom-Toussaint, onze grootste ro
manschrijfster der 19e eeuw, geldt
even sterk van Wilma (mevrouw W.
Vermaat): „Mij voegt het niet te ont
kennen, dat er gedurende de laatste
vijf en twintig jaren zeker een aantal
voortreffelijke protestantse leerrede
nen uitgekomen zijn; leerredenen,
waarin het protestants geloof in zijn
eigenaardigheid gehandhaafd en
met gloed van overtuiging verkon
digd wordt. Doch wel mag ik vragen,
of deze redevoeringen, op wier ver
diensten ik thans niets afdingen wil,
uit het oogpunt der kracht of der be
zieling de vergelijking kunnen door
staan met zo menig hoofdstuk uit de
roman van mevrouw Bosboom, waar
Gideon Floresz. of welke andere
naam hij tijdelijk voeren moge, zijn
zielsovertuiging blootlegt, zijn ge
moed uitstort of zijn gebeden op
zendt. De vorm van zijn geloof is die
En sinds een van haar eerste ro
mans heette: „Drie vrijwillig dra
gen", komt in al haar volgende ver
halen dit grondthema in veelvuldige
variaties steevast terug: de imitatio
Christi (de navolging van Christus),
in het meedragen, mee helpen dra
gen van velerlei levensleed.
Misschien zijn er onder ons, die
haar boeken nogal prekerig vinden.
Je kunt op een andere manier van
haar afkomen door bijv. vast te stel
len, dat ze nogal zwevend is in het
religieuze, zo „ins Blaue hinein", zo,
nu ja, zo al te ruim. Er zijn predi
kanten, die recht op de man af pre
ken, op het geweten van hun hoor
ders aan werken; ook die zullen vaak
weerstanden, die uitvluchten beteke
nen, wakker maken bij wie geraakt
zijn tot in het klokhuis van hun ziel.
Of je dan niet van Wilma mag zeg.
gen, dat ze, theologisch gesproken,
nogal aanvechtbaar is? Ook hier zal
ze glimlachend zeggen: „Ga gerust
het gevecht met mij aan. Vergeet
niet, ik kom uit de sfeer van de
Blumhardts (genezing np het gebed)
en Möttlingen; ik ben een vrouw en
wat bang voor dogmatiek, die aan
de volheid van het leven, ook het ge
loofsleven, te kort dreigt te doen.
Overigens: geloof mij, dat het in al
mijn getuigenissen gaat om het Rijk
dat komt omdat het er al Is sinds
het Kruis, sinds de Opstanding, sinds
Pinksteren. En omdat het zich al
door bewijst als de werkelijkheid al
ler werkelijkheden, de zin van onze
vreugde en ons leed. En in mijn ro
mans ben ik blij met de blijden,
ween met de wenenden en wil op mijn
wijze Christus laten zien als „Die
vrijwillig droeg" al het wereldleed,
opdat wij in Zijn voetstappen zouden
wandelen, levende uit de kracht van
Zijn opstanding, „opdat ik Hem ken-
ne en de kracht van Zijn opstan
ding", door desnoods stervende Hem
te dienen in de Zijnen, de lijdenden,
de verdrukten, de door onweer
voortgedrevenen..."
Zaterdagmiddag in 't park.
Zij zal er aan toevoegen: „Wees
het niet eens met mij als hel gaat
over het anti-militarisme, dat ik in
jonge kerels zwaar laat wegen tot
dienstweigeraars toe. Maar stem mij
toe, dat hier de Kerk voor een bran
dend probleem gezet wordt in deze
apocalyptische tijd. Wie komt er mee
klaar? Maar het ligt er en laat ons al
minder los..."
TX7ILMA wordt tachtig jaar. Ze is
nog vitaal, zoals ons bleek in een
gesprek dat ik de vorige maand in
haar „verstopte huuske" te Beekber
gen met haar hebben mocht. Ze
schrijft nog en ze zal ons verrassen
met het verhaal van haar leven:
„Het heilig wonder van mijn leven",
van welke biographie op 14 Mei a.s.
haar het eerste exemplaar zal aan
geboden worden.
Die haar hoogachten om haar per
soon en werk, willen haar verrassen
die dag. Op welke wijze kunt U ge
waar worden door Uw licht op te
steken bij het comité (secretaris: Piet
Korthuis, Prins Von Wiedlaan 8, Was
senaar). Ik verklap hier: het gaat
om een door de schrijfster gesig
neerd exemplaar.
Niemand minder dan Bordewijk
heeft naar aanleiding van „Ik zoek
een zondaar" door Annie Ferwerda-
v. d. Berg geschreven: „Protestants
Christendom geen rem voor de
kunst". Wilma zal, dit lezende, weer
fijntjes lachen: grappige ontdekking,
zal ze zeggen. Wij mogen dus mee
tellen, sinds de grote romancier dit
vaststelde.
Laten we samen lachen: Wilma
schreef niet „om de kunst", maar zij
schreef als kunstenares bij de gratie
van Hem, Die het Woord heet. Zo
moest zij, die het leven onuitspreke
lijk lief heeft, „het schone leven"
(de titel van een harer romans) ver
beelden, ondanks diepten van ellende
en vaak ongeneselijke verscheurd
heid, als een teken van, een heen-
wijzing naar het „Paradise regained"
het herwonnen paradijs.
Wilma, tot 14 Mei a.s., zo God wil!
A. WAPENAAR.
Mevrouw W. Vermaat (Wilma).
der protestantse orthodoxie, doch
zonder een zweem van formalisme
en gepaard met al de mildheid, die
een eigen kerkgeloof toelaat. Zijn af
scheidsgesprekken met Cosmo Pesca-
rengis (een ter dood veroordeelde) in
de Leidse gevangenis zijn een ge
denkteken van levend evangelisch
christendom. Wil het protestantisme
blijven bestaan, dan is dit het geloof
waaraan het zich vast te klemmen
heeft."
En Busken Huet, die, eerlijk onge
lovig, zijn ambt als predikant in de
Herv. Kerk indertijd neerlegde, voegt
er aan toe: „Dit (het niet met haar
eens zijn) verhindert mij niet, in
mevrouw Bosboom een sieraad van
haar kerkgenootschap te erkennen en
het er voor te houden, dat men van
die zijde verstandig zal handelen,
haar getuigenis op prijs te stellen."
fXF ILMA zal glimlachen als zij dit
leest; niet zozeer om de nogal
pompeus-negentiende-eeuwse stijl, als
wel om dat „sieraad van haar kerk
genootschap". Zij is nog in haar laat
ste roman: „Oom Johannes" (vol
tooid voorjaar 1950) dezelfde vrijbui-
terige Christin van altijd, critisch te
genover het officiële kerkgenootschap
en de officiële leer, al voelt ieder dat
zij dat is uit grote liefde voer de Una
Sancta, voor de Koning en Zijn ko
mend Rijk. Oom Johannes is Wilma
zelf, omdat het van hem geldt:
Hij wandelde met God, zo zelfver-
geten,
Dat hij de Christus beeldde, onge
weten.
£fEN titel als een detectiveverhaal!
En inderdaad heeft het ditmaal
met criminaliteit te maken De
vorige maal toen we over de straat-
groep spraken, vroeg ik u al te
letten op die vreemde figuur, die
op de duistere achtergrond verblijft.
Laat ik hem ditmaal eens wat meer
in het licht van de schijniverpers
zetten.
Op een dag is hij in de straal
komen wonen in een leegstaand
winkelpandje. De vorige bewoner
was mogelijk een keurig nel mid
denstandertje, dat er onderdoor is
gegaan. Misschien een man met een
medelijdend hart, dat er met tot
kon komen om lamenterende vrou
wen wier man werkloos was het
onsje van dit en het pondje van dat
te weigerenwaarom zij met hun
kinderen zo wanhopig verlegen
zaten Alleen, hij heeft zelf niet die
compassie van zijn leveranciers on
dervonden, welke hij zijn klantjes
betoonde en het eind van zijn liedje
was een faillissement. En nu staat
er een ander in zijn zaak Vit het
niet opgedoken, zonder verleden
althans zonder bekend verleden
wat iets anders is! zonder vrouw
of kind. Maar goed van bei alen en
gewiekst in het zakendoen. Hij weet
wat men lust. Hij weet specoal wat
de jonge gasten toekomt: ijs limo
nade, snoepgoed èn de ruimte.
Nu, van dit alles is hij best voor
zien tot en met de ruimte, want
het aangrenzend woonvertrek heeft
hij in ene moeite door tot een soor
tement gelagkamer gepromoveerd
en de jongelui kunnen hun hart
ophalen.
Die jongelui doen dat met diepe
teugen. Het begint met een ijssie
en het zet voort met een ijssie en
voor ze het weten zitten ze in de
achterkamer te smullen. Hoe min
der gezelligheid en gedegen voedsel
thuis, hoe meer genot hier! Vooral
omdat toevallig de kamer geen uit
zicht heeft op de straat en dus nie
mand weten kan wat er zich hier
afspeelt tussen jongens en meisjes
En juist deze omstandigheid levert
deze jeugd reddeloos over aan de
praktijken van een man zonder
scrupules. Hij is degene, die wèl
weet wat er gebeurt, maar hij doei
vooralsnog een oogje toe. Hij is de
man, die aanzet tot het gebruik van
genotmiddelen, die boven de finan
ciële en morele draagkracht van zijn
clientèle liggen. En hij is de man,
die hen uiteindelijk in zijn macht
krijgt. Door zijn wetenschap van
wat ze precies uithalen. En door zijn
voorschotten en leninkjes, die toch
eens moeten worden afgelost. Iets
waarmee hij dan ook wel weer
raad weet, want „Jongens, jullie
bent me nu al vijf en twintig piek
Uit de
VOLKSWIJK
schuldig.dat zal toch es betaald
moeten worden.geen geld?
kom nou, ik weet anders nog wel
een tent waar wat te halen valt
waarom zou je het daar niet eens
proberen?je kunt mijn toch
ook wel in chocolade of in sigaret
ten betalen, is het niet???"
De man cp de achtergrond!
Ik bedoel niet dat elk snoep
en ijszaakje van een dergelijk min
derwaardig allooi is. In geen geval.
Zolang kerken en gemeenschap niet
zorgen voor behoorlijke jeugdloka-
liteiten met goede leiding, vervul
len deze winkeltjes ook weer hun
sociale functie. De jongens en meis
jes kunnen er thuis niet bij, en op
straat regenen ze bij tijden klets-
kliedernat. De jongens en meisjes
willen toch ook wel eens praten
over hun werk, over ónder werk,
over alle dingen, die hun leven uit
maken? En de jongens en meisjes
zijn van jongsafaan zo opgegroeid
bij snoep en lekkernijen dat zc daar
een niet te stillen honger naar heb
ben. Neen, zolang men maar kan
zien wat er zich in de cafetaria of
welk andere -aria of -lana ook
afspeelt, mag men niet eenzijdig op
negatieve zijden afgaan en mei de
bar het kind wegwerpen. Maar
daarnaast bestaan weer zoveel ge
heimzinnige gelegenheidjes dat je
je hart vasthoudt. En mannen op
de achtergrond jagen de jeugd ten
verderve!
Het benauwende is evenwel dat
ingrijpen hier practisch ondoenlijk
is. Immers het gaat hier om straat-
groepen en men mag dan duizend
maal beweren dat deze jeugd norm
loos is één norm heeft ze zeker
overgehouden: niemand zal een
ander verraden. Politie, justitie,
jeugdwerk ze mogen de zwaarste
vermoedens hebben over allerlei
gepleegde misdaden en de aanzet
ting daartoe, ze krijgen geen be
wijzen in handen. Zou er eens een
rechercheur spiedend binnenslen-
teren, dan kan hij er zeker van zijn
dat hij niets onoirbaars ontdekt.
Men heeft hem immers zien aan
komen en men is allang gewaar
schuwd. En zouden er al eens leden
van een bepaalde groep met zo'n
vast stamtafeltje gegrepen worden
dan zal nog geen dezer jeugdige
delinquenten vertellen hoe de zaak
precies in elkaar zat!
Zo groeit deze wantoestand uit.
Geen openbare verordening ver
biedt het houden van winkels met
aangrenzende, raamloze vertrekken.
En geen openbare begroting om
van de christelijke barmhartigheid
nog maar te zwijgen, helaas!
vermeldt posten om door verant
woord jeugdwerk deze mannen op
de achtergrond de wind uit hun
zeilen te nemen. Dus varen dezen er
wel bij. En dus gaat de jeugd onder!
WIJKPREDIKANT.
ZONDAGSBLAD 9 MEI 1953
wêrö 350 jaar qeLeöen
te lutjeqASt qeBORen
De autoriteiten schijnen hem evenwel
weer spoedig vergeven te hebben, want
in een document van 1650 vinden we
hem weer geheel in rijn waardigheid
hersteld.
In 1653 spreken de archieven over
hem als ex-commandeur. woonachtig
aan de Tijgergracht te Batavia. Hij
schijnt echter zijn tijd niet in ledigheid
te hebben doorgebracht: hij bezat nl.
een eigen schip, dat langs de Noordkust
van Java handel dreef, en waarop hij
zelf steeds meeging als gezagvoerder.
Overigens weten we van zijn activiteiten
in deze jaren niet erg veel.
op 16 mei woRöt in öe heRV. keRk te LutjeqASt qeöenksteen onthuLö O^i0e*prouPSnaa^T3™™
VAN de levensgeschiedenis van Abel
Tasman, de Nederlandey die in
1642 het eiland Tasmanië ontdekte,
dat hij zelf nog Van Diemensland
noemde, is heel lang weinig bekend
gebleven.
De eerste biografie verscheen pas in
1844, van de hand van professor G.
Lauts, die echter meende, dat de ge
boorteplaats van Tasman Hoorn was,
omdat daar zoveel mensen van die
naam woonden. Tasmans geboortejaar
kon hij ook niet zeggen.
Deze onzckeibeid prikkelde verschei
dene belangstellenden eens meer ,te
gaan zoeken naar documenten die op
deze ontdekkingsreiziger betrekking had
den. Het resultaat was, dat in 1845 in
Batavia het testament van Abel Tas
man te voorschijn werd gebracht, waar
uit bleek, dat hij niet in Hoorn, maar in
Luljegast in Groningen geboren was.
Maar het duurde nog tot 1887 voor mr
Dozy, archivaris te Leiden, een offi
cieel stuk aan het licht kon brengen, nl.
eon ondertrouwacte van Tasmans twee
de huwelijk uit 1631. waarin deze mee
deelt 28 jaar oud te zijn. d.w.z. dat hij
dus in 1603 geboren is.
En niet het bekend worden van deze
gegevens, samen met de bewaard ge
bleven journalen van zijn reizen, kon
een wel niet volledige, maar toch vrij
overzichtelijke levensbeschrijving van
Tasman samengesteld worden.
geeft hij dan zijn voornemen te kennen
om in het huwelijk te treden met Jan-
netie Tjaerts uit Amsterdam, waar hij
zelf intussen ook was gaan wonen. Uit
deze ondertrouwacte horen we, dat Tas
man toen al weduwnaar was vaA Claes-
gie Heyndrix. Een belangrijk persoon
was hij toen zeker nog niet, getuige zijn
woonplaats in de onaanzienlijke Teerke-
telsteeg. en zijn beroep als varensgezel.
Ook kon zijn vrouw niet eens haar hand
tekening zetten zodat volstaan werd
met een kruisje. Het huwelijk werd op
Zondag 11 Januari 1632 voltrokken in
de Oude Kerk te Amsterdam, door ds
Henricus Geldorpius.
Kort na zijn huwelijk voer Tasman
evenwel alweer het zeegat uit. naar In-
dië- Daar horen we. dat hij op 13 Febru
ari 1634 als stuurman op de „Wcesp"
vanuit Batavia koers zet naar Ambon
om er een nieuwe gouverneur. Antonie
van den Heuvel, heen te brengen. Hij
gaf op deze rei3 blijk van zulke goede
inzichten niet alleen in de zeevaart,
maar ook in de'onderhandelingen, die
steeds weer gevoerd moesten worden
met de vaak opstandige archipelbewo-
ners, dat hij op 18 Mei 1634 benoemd
werd tot schipper op de „Mocha".
Op deze.reis ontdekte Tasman om. dat
de tocht van Ambon naar Banda naar
believen langs de Noord- of langs de
Zuidkust van Ceram volbracht kon
worden.
OP intiaticf van Antony van Diemen,
gouverneur-generaal van Indië.wérd
in 't begin van 1642 besloten tot een
ontdekkingsreis. Doel was van-
Na een wekenlange zeereis kreeg men
op 29 November eindelijk in het Noord
oosten land in zicht. De boten gingen
naar de wal en in het nieuw ontdekte
land werd op plechtige wijze de vlag ge
hesen Het kreeg de naam van Antony
van Diemensland, naar de gouverneur-
generaal. die de expeditie had uitgezon
den.
Verder ging nu de tocht naar het Oos
ten. waar men op 13 December een
„groot hoogh verheven landt" in het
oog kreeg. Hier voeren de schepen eni
ge dagen langs, de steven naar het
Noorden gewend, maar zagen noch goe
de ankerplaatsen, noch een spoor van
bewoning. Op 18 December kwamen ze.
naar zij meenden in een ruime baai. En
daar ook hier de wens de vader der ge
dachte was, schreef Tasman in zijn
journaal, dat hij nu waarschijnlijk de
Oostelijke samenhang met Statenland
(ten Zuiden van Zuid-Amerika!) dus
met het Zuidland ontdekt had. en hU
noemde dientengevolge deze naar het
Noorden wijzende landpunt ook Staten-
In deze baai had ook de eerste ont
moeting met inboorlingen plaats, die ln
prauwen van de kust naar de schepen
kwamen. In de mening, dat ze vriend
schappelijk gezind waren, voeren de of
ficieren van de „Zeehacn" naar de
„Heemskerck" om te overleggen, of
men aan land zou gaan. Maar terwijl
zij nog scheepsraad hielden, vielen de
inboorlingen onverhoeds een van de
sloepen aan, doodden een aantal opva
renden en verwondden een aantal ande
ren. Onmiddellijk werd vanaf de „Zee
hacn" en de „Heemskerck" het vuur ge
opend, dat wel geen van de prauwen
raakte, maar toch bun aftocht bewerk-
Na deze „detestaabele saacke" gaf
Tasman het maar op deze ..Moorde
naarsbaai' te onderzoeken, zodat het
hem onbekend bleef, dat hij hier te
doen had met de zeestraat die Noord en
Zuid Nieuw Zeeland van elkaar scheidt,
hetgeen pas veel later door Cook ont
dekt zou worden. De inboorlingen ble
ven deze heldendaad echter wel degelijk
onthouden, want toen Cook hen bezocht,
wisten zij nog te vertellen, dat er eens,
lang geleden, twee grote vreemde sche
pen voor de kust geweest waren, die zij
totaal vernield hadden, en alle opvaren
den ervan gedood!
Hierna zeilden de schepen verder naar
het Noorden, waar ze verscheidene
eilanden ontdekten en van namen voor
zagen: Pijlstaarteneiland, Middelburg
en Amsterdam bijvoorbeeld in de Ton
ga-groep. waar de inboorlingen heel
wat vriendelijker bleken te zijn, zodat
de bemanning eindelijk na de lange
reis weer verse levensmiddelen en wa
ter konden krijgen. Tegen allerhande
ruilmiddelen als spiegeltjes, kralen en
zelfs spijkers werden ze rijkelijk voor
zien van kokosnoten, varkens, pisangs,
groenten, enzovoorts. Ter ere van de
..koning'' dezer vriendelijke bewoners
werd een serie saluutschoten afgevuurd,
wat hem eerst wel erg verschrikte,
maar waarna hij toch al gauw zijn rust
weer hervond.
Op aanwijzing van Tasman en zijn
mannen werden nu op het eiland de be
staande drinkwaterputten vergroot, wat
de vriendschapsbanden nog sterker
maakte. Ook hier wisten de bewoners,
toen 124 jaar later weer blanken dit
eiland. Tonga Taboe geheten, bezochten.
- nog allerlei bijzonderheden te vertellen
van dit korte bezoek van de Hollanders.
Nadat hij hierna nog vele eilanden
met onbekende volken gepasseerd was,
kwam Tasman eindelijk op 26 Mei 1643
in bekend water, toen hij het eiland Ce-
ram in het oog kreeg, waarna hij op 9
Juni Madoera bereikte. Op 15 Juni
meldt hij in zijn journaal: ,.'s morgens
met den dach ben ick met de Chaloup
nae Batavia gevaren. Godt zij gelooft
ende gedanckt voor behouden reyse.
Hiermee was de opdracht vervuld, en
was bewezen, dat het land ten Zuid
Oosten van Indië los was van het (ver
meende) Zuidland. Abel Tasman en zijn
officieren kregen twee maanden extra
gage en de gewone bemanning één
maand Dat betekende, dat Tasman
voor ztjn ontdekking van Van Diemens
land 160 gulden beloning kreeg.
Ma deze expeditie maakte hij nog t
grote verkenningsreis langs
Noord- en Westkust van Australië.n-
aangezien deze kusten overal woest en
onherbergzaam bleken te zijn. ging hij
nergens over tot een vestiging Als
dank werd nu zijn maandgeld verhoogd
van 80 tot 100 gulden
Ook nam Tasman nu weer geregeld
deel aan allerlei tochten o.a. tegen de
Spanjaarden, die zich op de Philippijnen
gevestigd hadden. Nog in 1648. toen de
vrede van Munster reeds getekend was,
voer hij uit met de bedoeling de Spaanse
zilverschepen te bemachtigen.
Op deze reis liet bij zich niet van zijn
beste kant zien: toen hij met enige van
zijn officieren in een klooster wat al te
diep in het glaasje gekeken had. ont
moette hij twee matrozen, die in strijd
met de bevelen aan land waren gegaan.
Op staande voet beval hij de ongelukki-
gen op te hangen aan een boom, en hij
maakte zelf van een lont een strop,
waarin hij een van de twee alvast op
hees. Alleen doordat de vice-comman-
deur, toen Tasman met de tweede ma
troos bezig was, gauw de eerste liet
zakken (wat Tasman blijkbaar in zijn
dronken bui ontging), kwamen de ma
trozen er nog levend af. Dit onverkwik
kelijk incident had echter tot gevolg,
dat Tasman in Batavia ontzet werd uit
zijn rang als commandeur, maar tevens
uit zijn ambt als ouderling.
opmaken, blijkens hetwelk
hij al wel ziek van lichaam was, maar
desondanks nog steeds handel dreef,
want „men moest zijn lichaam een
eerlijke begrafenis geven in de aarde of
in dc zee. al naar omstandigheden. Zijn
vrouw. Anna Tjaerts. benoemde hij tot
voornaamste ergename. maar in zijn
geboorteplaats „Luytgegarst" zou elke
arme 25 gulden ..eens a veertich groot
yder", dus van 40 halve stuivers ieder,
ontvangen.
Kort voor 22 October 1659 stierf Abel
Janszoon Tasman (een nauwkeurige da
tum is niet bekend), een van onze be
kendste zeevaarders en ontdekkingsrei
zigers, wiens naam nu nog voortleeft in
het Australische eiland Tasmanië. dat
in 1853 te zijner ere van Van Diemens
land in Tasmanië werd omgedoopt.
am.rb.
Dubbele zeilkano, zoals Tasman ze in zijn journaal tekent.
de
dag gebruikelijk in wijde kring.
Wel kent men nog het „dauwtrap-
K:n", de brooduitdeling te Hengelo, het
oemen-mozaïekfeest in Oost-Friesland,
enz., maar vele oude landelijke gebrui
ken zijn zodanig verbleekt, dat zeniet
meer tot fris-levend aanzien kunnen
worden gewekt.
Het eerste folkloristische verschijnsel
behelsde een feestelijke uittocht op
prille Hemelvaartsdagmorgen van de
elelligèe.
God heeft Hem van hen weggenomen,
boven Zijn wolken en de zachte zon.
En vóór hun oog Hem volgen kon,
was Hij aan hun gezicht ontkomen.
Zij bleven op den berg ontmoedigd achter,
en talmden nog, maar zagen Hem niet meer.
Toen kwamen engelen van den hemel neer,
Zeer blinkende en zeer veel zachter
dan zij vermoedden, dat een engel komen kon.
„Uw Jezus, Die van u werd weggenomen,
zal eenmaal op de wolken wederkomen,
gelijk Hij straks Zijn hemelvaart begon".
Zij luisterden en bogen hunne hoofden
en hoorden wat de engel hun beloofde,
en keerden weder naar Jeruzalem.
En ieders hart aanvaardde 't en geloofde.
BERT BAKKER
stedelingen, die in het vrije veld verpo
zing zochten. Aanvankelijk had deze
matineuze excursie ten doel de liefelij
ke Lente juichend in te halen, welk
denkbeeld sommigen nog verbinden aan
deze usance. Doch deze betekenis is goed
deels verdwenen en men beschouwt de
vroege morgenwandeling als een vrolijk
uitstapje. Ook de gedachte aan de ge-
zondmakende eigenschappen van de
morgendauw is geheel op de achtergrond
geraakt.
Het verschijnsel van de ochtendtocht
komt nog steeds voor in het Westelijk
gedeelte van Noord-Brabant, maar daar
beperkt de excursie zich voornamelijk
tot de leden van het plaatselijk mu
ziekcorps. In elk geval vormen zij a.h.w.
de vaste kern van morgenwandelaars,
waarom dan enkele belangstellenden of
nieuwsgierigen zich groeperen die mee
trekken naar het naburig dorp waar
de Vroegmis wordt bijgewoond. Daarna
keert de processie terug, waarbij ge
woonlijk geen enkele herberg wordt
vergeten. De gevolgen van deze bezoe
ken laten zich gemakkelijk raden: ve
len moeten de hele voormiddag „be
nutten" om weer nuchter te worden.
Te Hengelo en Zclhcm heeft op He-
melvaartsdag nog steeds de tradi
tionele brooduitdeling plaats.
De devote ernst, waarmede hier deze
ceremonie wordt verricht, steekt wel
zeer gunstig af bij de vastenavond-jool,
zoals die zo uitbundig is in de Zuide
lijke provinciën van ons land, in Lim
burg en Noord-Brabant.
Bij gelegenheid nu van bovengenoem
de Hengelose „Mulderskermis", welk
woord we nu niet in zijn strikte bete
kenis moeten opvatten, brengen de eige
naars of pachters der boerderijen in de
z.g. „Dumborger Marke" een groot
brood ten behoeve van de armen. Oud
tijds was dit een roggebrood. Het ge
wicht ervan mag niet beneden een be
paald minimum blijven.
Alle samengebrachte broden brengt men
naar de „Muldersflüit". d.w.z. de boerde
rij tussen Hengelo en Zelhem gelegen.
Ten overstaan van de dorpsnotabelen
werden de broden hier gewogen en elke
eever, die beneden het minimum-ge
wicht bleef, werd met 30 ets. beboet.
Maar hij, die voor het zwaarste baksel
zorgde, ontving als prijs een fles wijn.
In meer vervlogen jaren evenwel ont
ving de burgemeester van Hengelo of
Zelhem het zwaarste brood. Het kwam
voor dat dit soms 200 pond woog!
(Voor vervolg pag. 6)