Nieuwe avonturen van mijnheer Pimpelmans Gevallenen van vijf jaar oorlog herdacht DOOR G. TH. ROTMAN 50. Daar stopt de trein! Hij stapt er uit. Heel de bevolking lacht hem uit! En ach, bij al die spotternij, Bedacht hij bovendien, dat hij Zijn paraplu bij 't huiswaarts gaan Nog in de trein had laten staan! 51. Toen Pimpelmans op zeek're dag Zo'n snoezig buitenhuisje zag. Wou hij terstond een prentje maken; Hij stak zijn hoofd dus onder 't laken. En dacht: „Dat wordt een fijne kiek, Beslist tip-top en artistiek!" 52. Maar binnen in het huis was 't feest, Er was een trouwpartij geweest; Eerst keek er eentje door de ruiten. Toen kwam de hele troep naar buiten; „Meneer, maak gauw van ons een prentjel „Ja, toe. dan ben j'een reuzenventje!" 53. Heer Pimpelmans zegt: „Wel. komaan! Gaat dan maar op een rijtje staan!" Hij richt zijn toestelmaar hij doet Daarbij een misstap met zijn voet. En ach, die ramp die nu geschiedt. Vergeet je heel je leven niet! 54. Want door het trappen op een stang Brengt hij het bootje plots op gang! De steiger, die 't gezelschap draagt. Wordt van de aarde weggevaagd. En heel de schaar' duikt één van zin Met luid geplons het water in. Wekelijkse bijlöge Zaterdag 2 Mei 1953 4 MEI: DE VLAGGEN HALFSTOK Vrijheid vraagt de hoogste prijs T\E vrijheid van een volk vraagt de hoogste prijs. Dat hebben we al vaak gehoord, maar beseffen we 't steeds voldoende nu, acht jaar na de bevrijding? Na de bange bezettingstijd zagen we eindelijk op 5 Mei 1945 de dag der vrijheid aanbreken. Die dag blijft onvergetelijk. En ve le duizenden zullen elk jaar weer God danken voor de toen geschonken uit komst. In de moeilyke jaren der bezetting, toen we zuchtten onder de harde vuist van de overweldiger, hebben we vaak gedacht aan onze vaderen in de zestiende eeuw, die ook aan den lijve het vieren van de bevrijding de doden herdacht. We doen dit met eer bied en piëteit maar beseffen we nog wel welk ontzettend offer ook Nederland voor zijn vrijheid heeft moeten brengen? Velen worden niet graag meer aan de oorlogsellende herinnerd en de jongere generatie heeft 't maar van „horen zeggen." Zullen we, nu we vlak vóór 4 Mei staan, weer eens even naar „stomme cijfers" luisteren? In de jaren 1940 - 1945 verloor Ne derland zo ongeveer 265.000 van zijn beste mensen. In de Meidagen van '40 zijn gesneuveld of vermist 6600 militairen en 2500 burgers. Van de 16.000 politieke gevangenen kwamen er 11.000 om 't leven. Vergast, ver moord of op andere wijze omgekomen Herdenking op het Canadese kerkhof te Groesbeek. hebben ervaren wat terreur betekent. In zijn onder ons zo bekende en ge liefde lied „O Heer die daer" roept Valerius de herinnering aan dat lij den op: H*dd ons de Heer (aan Hem lij d'eer) Alsoo niet bijgestaen, Wij waren lang (ons was soo bang) Al in den druck vergaen. Als we thans dit bekende lied zingen, denken we niet alleen aan de jaren der Spaanse overheersing, maar ze ker ook aan de vijf jaren, die we on derworpen waren aan Duits terroris me. Ook van die vreselijke jaren geldt: ons was soo bang We gedenken hier dankbaar heel het verzet van alle groepen van ons volk. Maar vooral willen wij er de aandacht op vestigen, dat het verzet van protestants-christelijke zijde zich geroepen zag tot de strijd voor God delijke en menselijke rechten. De strijd ging tegen het zeer concrete heidendom, dat met het satanisch be ginsel van de totalitaire staat alle principiële en culturele waarden van het Christendom trachtte te vernieti gen. In die strijd stonden de hoogste belangen op 't spel, en daarom was hij waard om er alles voor in te span nen en zo nodig er ook alles voor op te offeren. Vrijheid is geen marktwaar, is niet voor geld te koop. Vrijheid vraagt de hóógste prijs: het bloed van de beste landszonen. Die prijs is overvloedig betaald. Aan ons allen de taak te to nen, dat onze kostelijke vrijheid niet te duur betaald is! zijn 114.000 van de 120.000 naar Duits land gedeporteerde Joodse Nederlan ders. Van de 380.000 in Duitsland te werk gestelde arbeiders zijn er 34.000 niet teruggekeerd In de honger winter stierven 25.000 personen, bij bombardementen kwamen er 22.000 om 't- leven. Het binnenlands ver zet betreurt 30.000 doden. De Japan se interneringskampen eisten 22.000 mensenlevens. En in 1947 zocht het Rode Kruis nog naar 90.000 vermisten. Dit zijn cijfers, die ons telkens weer diep ontroeren, zo vaak wij ze op ons laten inwerken. O zeker, ook die gezinnen, die in dc vijf oorlogsjaren zulk een zwaar offer brachten, waren met ons ver blijd toen eindelijk de vredesklokken begonnen te luiden. Maar... het grote, het blijvende gemis werd dubbel gevoeld. Er was een wonde geslagen, die in vele gevallen langzaam aan weer helen mocht. Doch het litte ken bleef. En de pijn schrijnt telkens weer. Vooral op 4 Mei. De schaduw des doods, in de oorlogsdagen op die ge zinnen gevallen, trok nooit weer geheel weg. We gedenken die doden met diepe eerbied. Zij vielen in 't noodweer, dat plots over onze vaderlandse erve kwam. Wij kenden en missen velen van hen, maar wij kenden slechts enkelen. Zij behoren echter allen bij ons en nim mer mogen we de gedach tenis aan hen verliezen. Een volk betaalt zijn vry- heid met de hoogste prijs: met zijn bloed. OP de eerste bevrijdingsdag, in 1945 viel 't niet moeilijk de doden te herdenken. Toen beseften wij heel scherp: het voorrecht, dat ons als in de schoot viel, was voor een groot deel te danken aan hen, die voor de vrijheid van Nederland het offer van hun leveD hadden gebracht. Toch werd in de bezettingstijd door sommigen reeds voorzien hoe 't na de oorlog gaan zou. Wij herinneren aan het gedicht van A. den Doolaard, „De Partisanen". Dit is de roem der partisanen: Tc strijden, de uitkomst ongeteld. Niet deinzend voor het dichtst geweld, Noch zijn millioenen onderdanen. Alleen te staan desnoods, met God, Alleen, gesteund door 't straf geweten; In 't kleed, tot op den draad versleten, Koning te zijn in 't vuilste kot. Dit is het lot der partisanen: Gebrand te worden en gekerfd, Gelijk een vaas te zijn verscherfd, Druipend van bloed en bittere tranen. Van hoofd tot scheen te zijn bedekt Met d' eretekenen der wonden. Door ketenen te zijn geschonden, Misvormd te zijn en uitgerekt. Dit is het loon der partisanen: Tien regels in 't geschiedenisboek, Een kuil, in een vergeten hoek En hier en daar heraenkingstranen. Als straten naar Kent nog don m. Die eerste bom, twintig jaar. ministers heten, in, die heeft gesmeten in 't eerste jaar? In dit gedicht beluisteren we een bittere toon, wellicht veroorzaakt door de lauwheid en vrees van velen, die meer bedacht waren op gemak en veiligheid dan op de toekomst van ons volk,, die toen op 't spel stond. Maar anderzijds moet dit gedicht ons met schaamte vervullen. Den Doo laard spreekt hier van 25 jaar. Er zijn sinds de bevrijdingsdag slechts acht jaar verlopen. En moet reeds nu al niet worden toegegeven, dat doden herdenking voor velen niet veel meer is dan „hier en daar herdenkingstra- ONS volk mag zyn strijd, zijn lijden en zijn verzet niet vergeten En 't is goed, dat het elk jaar op 4 Mei daaraan weer wordt herinnerd. Voor deze herdenking zorgen meest al de vroegere verzetsorganisaties. Wij mogen en moeten voor dit ver zet God danken. Er stondên voor ons land en volk gewichtige dingen op spel, telkens weer: principiële kwes ties van de hoogste betekenis. Toen de oorlog voorbij was zagen we pas hoeveel de Duitser afgebroken en vernield had. Zijn grote doel was: heel Christus' werk in ons volksleven te vernietigen. Dat hem dit niet gelukt is, danken we naast God aan de mannen van 't verzet, die rusteloos in de weer zijn geweest om de vjjand te bestrijden en ons volk wakker te schudden en te houden. Laten wij de gedachtenis aan de gevallen helden als een kostbaar erf goed aanvaarden. Dat de vijand ver dreven is van onze vaderlandse grond, dat we weer adem mogen halen in een verlost, vrij land, dat we weer hope durven hebben voor de toekomst van Nederland, en nog zoveel andere zegeningen meer dat hebben we voor een groot deel te danken aan de mannen, die hun leven als niets ge acht hebben toen 't vaderland vroeg om dc inzet van dat leven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 7