VLAANDEREN reageert op eigen wijze De modelvliegtuigsport ST.f ORISDAG STRAATGROEPJE DAARMEE MOET OOK DE EVANGELIEPREDIKER REKENING HOUDEN Hier hoort men nog de taal van de Nederlandse Statenbijbel NATUURLIJK heeft het Evangelie voor Vlaanderen geen, andere in houd dan voor andere landen. Maar de vorm, waarin het gepredikt wordt, moet ongetwijfeld anders zijn dan voor Noord-Nederland boven de Moer dijk. Die prediking kan niet geschieden in zwaar dogmatische termen, maar, wil ze door de Vlaming verstaan worden, dan zal ze moeten zijn aan gepast naar zijn bijzondere volksaard. En eenmaal gebracht moet het Evan gelie opleven en doorwerken in eigen stijl. En geloof me, die stijl is niet smakeloos. Twintig jaar ervaring wettigt de mening dat een Noord-Nederlander, wil hij in Vlaanderen Evangelie-ar beid verrichten, nooit genoeg zelf verloochening aan de dag kan leg gen. Ds N. de Jonge, de stichter van de Stads- en landsevangelisatie, zag het wel juist in, Vlaamse krachten voor dit Vlaamse werk te kiezen. Vlaanderen reageert op dit Evan gelie op zijn eigen wijze. Een beetje anders als bij zijn Noorderburen, maar toch vast niet slechter. Inte gendeel, wanneer we de resultaten nagaan, dan zouden we kunnen zeg- CEE&339 Onze roeping tot heerlijkheid „De God van alle genade, Die u in Christus geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid-..." J*OEN God na de zondeval van Adam kwam in het Paradijs en hem riep: „Waar zijt gij?", vluchtte de mens voor 's Heren aangezicht: hij verborg Zich onder het gebladerte. Die droeve geschiedenis herhaalt zich telkens weer. Want hierin tonen wij gedurig Adam's kinderen te zijn, dat wij van nature onwillig zijn om tot God te gaan. Wat ook onzeker is in onze dyna mische tijd, dit staat vast, da, wij uit onszelf nooit tot God gekomen zouden z\jn. De zondige mens kan de stem des Heren, die hem roept, zelfs niet horen. Van nature is de mens doof voor de roepstem, die Gods genade tot hem doet uitgaan. God is dus de Eerste in het terecht brengen van Zijn gevallen mensenkind. Hij kwam tot ons en riep ons en toen wij niet horen konden, niet luisteren wilden, schonk Hij ons oren om te horen en een hart om te verstaan. Zijt gij u die roeping van Godswege bewust' O, laat de overtuiging bij u toch nimmer ontbreken, dat God Zelf u geroepen heeft. Versta het toch dat Hij in uw Doop u aangegrepen heeft en dat Hij door Zijn Woord beslag op u legt; dat Hij waarlijk tot u zegt, dut gij Hem zult behoren. En waartoe heeft de God van alle genade u nu geroepen? Tot Zijn eeuwi ge heerlijkheid. Wat is dat groot en rijk! Wie is bekwaam om daarvan te spreken? Het is mij te hoog, te won derlijk, ik kan daar niet bij. Want God riep ons niet tot de heer lijkheid dezer tijdelijke wereld. Die gaat alras verloren. Hij riep ons juist uit deze vergankelijke wereld en plantte ons over in Zijn eeuwig ko ninkrijk. God riep ons uit de duister nis tot het licht, uit de dood tot het leven, uit de ellende tot de heerlijk heid in Christus. Wij mogen ons dus wel ernstig af vragen, of wij de Heiland met een waar geloof liefhebben. Zonder Jezus geen heerlijkheid, maar een eeuwig zielsverderf. Wacht u dan aan het eind van de levensbaan de eeuwige heerlijkheid, dan is dit geen reden tot zelfverheffing. Want tot die duizeling wekkende hoogte kunt gij niet op klimmen; daartoe hebt gij u zelf niet opgewerkt gij wordt ertoe opge heven door de genade van God, die u in Christus geroepen heeft, omdat Hij gedenkt aan de trouw van Zijn verbond. gen dat het woord van Jezus hier wel past: Indien gij niet wordt als de kinderkens, ge zult het Koninkrijk Gods niet ingaan. Want hun kinder lijke, beslist niet oppervlakkige ma nier van Christelijke beleving, vormt wel een contrast met de zeer zware, vaak gecompliceerde manier, waarop hun Noorderburen het soms doen. WE willen de lezer in hoofdzaak bij West-Vlaanderen bepalen. In de eerste plaats omdat schrijver dezes hier reeds twintig jaar mocht arbei den en ook om de typische volks- Brugge en de kustplaatsen uitge zonderd is West-Vlaanderen wel di rect geen touristenoord. Alhoewel me het landschap toch altijd weer boeit. De boorden van de Leie van de Franse grens tot aan Gent zijn schoon en vol afwisseling. In de omgeving van Kortrijk ziet ge het bloeiende vlasbedrijf. Het vlas staat daar in kapelletjes te drogen op het veld en deze vormen een schilderachtig uit zicht. Vroeger werd het vlas ook in de Leie geroot. Dat maakte dit ri viertje nog schilderachtiger. Schilder en dichter hebben naar penseel en pen gegrepen om de schoonheid er van te vertolken. Het vlas! Nu staat' gedoopt, Jordane, in uw lanken, gegord in haveren stroo, dat banden gouds gelijkt; bij duizend duizenden van banden, die vier planken bewaren, ketenvast en aan den wal gefijkt. Nu ziet men die rootputten in de Leie niet meer. Dat roten geschiedt tegenwoordig volgens een moderner systeem. Ook de glooiende landschappen, bij zonder in het zuidelijk gedeelte, ook wel de Vlaamse Ardennen genoemd, zijn zeer schoon. Nochtans is hier weinig tourisme en daardoor een zekere onbekendheid met de volksaard. Alhoewel het „al gemeen beschaafd" streng wordt door gevoerd, blijft het West-Vlaams toch in ere. Nogal moeilijk te verstaan voor de Noord-Nederlander. Ook al weer een reden om dit volk slecht te kennen. Verstaat men het, dan verlustigt ge u stellig over de wijze waarop men zich uitdrukt. De zins bouw is vloeiend en 't verwondert u niet dat deze West-Vlaamse taal een bron is voor de dichtkunst. Een pries ter zeide me eens dat het „algemeen beschaafd" de oorzaak was dat in de laatste tijd West-Vlaanderen niet zo veel dichters en schrijvers opleverde. 1Z1 EN en ander laat ons zien dat *-* West-Vlaanderen een interessant land is. En interessant ook voor de prediking van het Evangelie. Juist om de ongekunstelde en vlotte wijze, waarop de West-Vlaming in zijn taal van zijn geloof getuigt. Ik heb niet graag dat hij dan de Nederlandse ter minologie gebruikt. Zijn wijze van zeggen doet het heel goed en geeft er een warmte aan die de Evangelie boodschap aantrekkelijk maakt. Ik hoorde eens van een evangelist, die in West-Vlaanderen wilde wer ken, maar de woning die hem werd toegewezen bezat geen tuin. Hij, de Noord-Nederlander, sprak van een tuin! Een Vlaams vrouwtje reageer de daarop: „Wil hij een hof? Hij zal tijd genoeg hebben om in ons Here „zyn hofke te werken". Typisch dat ge de taal van' de Ne derlandse Statenbijbel hier weer te rug vindt. Men spreekt hier ook van iemand, dat hij de gehele dag „ge wrocht" heeft. Een jongen wordt hier ook als een „knecht" betiteld. Vraagt ge welk geslacht een pasgeborene heeft, het antwoord luidt: „Het is een knechtje", als^het een jongen is. Een andere kwestie i6 de volks aard. De Vlaming is nogal extréme in zijn uitingen. Een debat voeren zonder zich op te winden is voor hem een schier onoverkomelijke zaak. Hij weet van aanpakken en werkt bovenmenselijk, maar gooit ook gemakkelijk zijn werkzaamheden weer neer. Natuurlijk is hij in de meeste gevallen wel zo verstandig, als dit laatste kwade gevolgen voor hem meebrengt, er nog wel eens over na te denken. Hij heeft aanleg voor mystieke vroomheid, anderzijds vervalt hij ook in dronkenschappen en onzedelijkheid. Hy houdt vast aan godsdienstige en politieke inzichten, maar soms weet ge ook niet of ge hem voor serieus kunt houden en komt Tijl Uilenspiegel naar boven. Deze eigenschappen ervaart een evangelieprediker terdege. De nuchtere stijve Hollander ver staat hij niet. Wijst ge hem vanuit uw Hollandse gezichtshoek op zijn fouten, dan hoort hij u aan en gaat zijn gang. Die 'Hollander moet niet menen dat zijn kijk nu altijd precies de juiste ie. Dat volhouden van zijn mening heeft hem hier niet altijd even ge liefd gemaakt. KRIJG ik eens een landgenoot op bezoek en hü is hier voor de eerste keer, dan heeft hij nauwelijks het station verlaten of hij begint smalend over de keistenen te spre ken, waarop hij zijn voeten in aller lei houdingen moet plaatsen'. En op zijn tocht houdt hij zich onledig om al de café's te tellen die hij tegen komt, vindt het lollig al die Vlaam se pretmakerij te bekijken of verge lijkt daarmede zijn eigen vrome in getogenheid als hij een kerkelijk mens is. Hoe hebben wij over die dingen sedert jaren anders leren oordelen. Niet dat deze bijzondere volksaard precies de onze zou moeten wezén. De lezer stelle zich gerust. Ge moet de Vlaming een beetje anders bekij ken en uw oordeel wijzigt zich dan wel wat. We willen een voorbeeld noemen. Enige jaren geleden was het in onze straat buurtkermis. Dat is weer wat anders, dan wat wij Hollanders onder kermis verstaan. Dat noemt de Vla ming de „foor". Kermis is een buurt feest, een beetje te vergelijken met volksfeesten di£ wij op onze vader landse hoogdagen houden. Met dien verstande, dat bier, dans en lekker eten en wat er verder van dien aard bijkomt onafscheidelijk daarmee ver bonden zijn'. Ik sprak van lekker eten. Dat doet me denken aan een menu-kaart voor een bruiloft, waarop dit ook geschre ven stond: Wat dan die buurtkermis betreft, mrti kwam bij mij ook aan de deur om een gave voor dit feest. Ik zette een gezicht als een echte puritein en zei dat ik voor zulke dingen liever niet gaf. De vragers verontschuldigden zich met te zeggen, dat het niets erg was, maar ik zou kunnen beledigd zijn als ik hun deur voorbij liep. De kermis brak aan en dezelfde luitjes stonden weer aan mijn deur en brachten de mededeling over dat al mijn kinderen „koekebrood" en „sneukelarij" (1) mochten halen. Als al de andere kinderen van het ge buurte ter gelegenheid van de kermis. Ik voelde me rood worden en greep toen toch maar naar mijn vestjes zak. Ik bloosde echter niet genoeg, want ik hoorde zeggen: ,,'t en es daar veur nie da we kommen meniere. Uw kinders mogen algeliek kommen achter sneukelarie." (2) Tegenover zo veel gulhartigheid leggen uw pu riteinse gevoelens het af! Met een dergelijke mentaliteit houdt ge bij het prediken' van het Evangelie rekening. En vergeet dan ook niet dat ge in een Rooms land zijt. Daarvoor zijn een paar gulden regels. De eer ste is, wanneer ge een ernstig katho liek ontmoet aanknopingspunten te vinden in hetgeen ge geheel eens zijt met hem. Een persoonlijk getui genis bijvoorbeeld van wat ge in Jezus Christus gevonden hebt, ondervindt niet gauw tegenspraak. Is het een onverschillig mens, doe dan niet met hem mee om op de geestelijkheid te schelden, want er zijn onder dezulken maar weinigen die bij bijzondere gevallen en vooral bij sterfgevallen niet om de pastoor gaan. Zulke mensen, die talrijk zijn in Vlaanderen, wekken by my te genzin op. Vooral die dan aan het eind van hun leven van' de pastoor willen „berecht" worden. „Ze hebben geheel hun leven Onze-lieve-Heer be drogen, en aan het eind bedriegen ze nog gauw even de duivel", zei me eers een Vlaamse dokter. En hij had gelijk. Om te weten hoe het Evangelie zijn werk doet aan de harten, moe ten we ieder geval afzonderlijk ver tellen. En daar komen we, hopenlijk, nog wel eens aan toe. Kortrijk. DS. H. S. BUUNK Sneukelarij snoepgoed. Het snoepgoed komen. ZONDAGSBLAD 18 APRIL 1953 is populair oveR öe heLe weReLö in 1648 wenb necbs een moöeLvLieqtuiq qeaouwö WERD reeds in de vorige eeuw de basis gelegd, thans telt de model vliegtuigsport duizenden beoefenaars over de gehele wereld. Zij bouwen zowel eenvoudige zweefvliegtuigen als verrassend snelle straalmodellen. Evenals vliegtuigconstructeurs zoch ten ook de modelbouwers naar ver betering van de prestaties van hun modellen door aërodynamische ver fijning en betere constructies. Maar hierdoor ontstonden nieuwe proble men, die met veel inspanning konden worden opgelost. Juist deze inspanning droeg er veel toe bij deze mooie sport populair te maken. Want velen, zowel jongeren als ouderen, over de hele wereld beoefe nen de modelvliegtuigsport. Zij kun nen hiervan in hun latere leven de vruchten plukken. Slechts enkelen zul len later een leidende positie in de luchtvaart kunnen bekleden, maar ve len zullen leren vliegen, en de model bouwer leert handenarbeid en wordt in aanraking gebracht met de natuur kunde en de mechanica. De modelvliegtuigsport stamt niet uit de laatste jaren; reeds in de vo rige eeuw werd hiervoor de basis gelegd. In 1848 construeerden twee En gelse ingenieurs, Henson en Stringfel- lew, een modelvliegtuig, dat werd aan gedreven door een stoommachine. Dit toestel had een spanwijdte van drie meter en woog maar liefst 3% kg. Zij hadden hierin hun ervaring met model zweefvliegtuigen verwerkt. Toch was de stoommachine geen ideale kracht bron voor vliegtuigmodellen. De Frans man Penaud dreef daarom zijn mo dellen aan door opgewonden rubber strengen en was hiermee de eerste, die de rubbermotor toepaste. Omstreeks 1910 begon de modelvlieg tuigsport, onder invloed van vliegde- monstraties, in ons land populair te worden. Men bouwde toen hoofdzake lijk rubbermotormodellen. Naar onze opvattingen wqren dit maar vrij pri mitieve maaksels. De romp bestond uit een lat, welke met draden was bespannen om de motorkrachten op te nemen. Toch konden deze modellen vrij be hoorlijke prestaties leveren, want vele waren in staat vluchten van meer dan een minuut te maken. Tegenwoordig bouwt men het geraamte op uit een zeer lichte houtsoort, balsa genaamd, dat met dun papier wordt bekleed. Het hedendaagse rubbermodel weegt hoogstens 230 gram. Het is dus wel belangrijk lichter dan het model van Stringfellow. del, waarbij radiografisch alle roeren kunnen worden bediend. Het besturen van dit toestel eist evenwel een grote vliegervaring. TT ET meest bekend bij de outsiders zijn' nog de modelzweefvliegtui gen. Deze hebben geen enkele kracht bron. Toch kunnen ze vluchten van lange duur maken. Het is bijvoorbeeld dikwijls voorgekomen, dat modellen vanaf het Marinevliegkamp Valken burg in zee vlogent!). Een zweefmodel wordt gestart door het op te trekken aan een lange lijn. Voor prestatievluchten tracht men ge bruik te maken van opstijgende lucht stromen. Hierdoor kan het model een zeer grote hoogte bereiken, zo zelfs dat het uit het oog verdwijnt en zoek raakt. Om dit te voorkomen heeft men een „thuisbrenger" aangebracht, een installatie die het model tot dalen dwingt. Na de oorlog is er nog een heel aparte klasse ontstaan, n.l. de lijnbe stuurde modellen. Deze modellen vlie gen in een cirkel rond en de bestuur der kan door twee stuurlijnen het hoogteroer bedienen. De L.B. vlieg tuigen zijn in staat grote snelheden te bereiken. Sommige zelfs meer dan 200 km. per uur. Men heeft ook stunt toestellen, welke bijna alle vliegfigu- ren kunnen maken, bijvoorbeeld een acht of een looping. Een van de meest opwindende L.B. wedstrijden is de team-race. Hierbij vliegen meerdere modellen in een cir kel. Het gaat er dan om welk model het eerst honderd ronden heeft afge legd. Maar het model heeft slechts vijftien kubieke centimeter brandstof aan boord, zodat het zonder te tan ken de ronden nooit kan uitvliegen. Is de brandstof verbruikt, dat landt het model, helpers slaan de motor aan en het model start weer. Helaas weigert de motor dikwijls aan te slaan, hetgeen de vlieger een be langrijk aantal ronden bij zijn con currenten achterop kan brengen. Do team-racers worden meestal gebouwd als semi-schaalmodel, ze worden prachtig gelakt en zelfs de piloot ont breekt niet. Heden ten dage vliegen er zelfs lijnbestuurde straalvliegtuigen. Deze kunnen naar verhouding een grotere snelheid ontwikkelen dan de snelste straaljager. De modelvliegtuigsport vormt een vakafdeling van de Koninklijke Neder landse Vereniging voor Luchtvaart, welke wedstrijden op dit gebied orga- ■23 APRIL: J Beschermheilig boogschutters an krijgslieden wapenmakers Met begrijpelijke trots toont deze jongeman het door hem ver vaardigde model. Behalve de rubbermotor gebruiken de modelbouwers ook Dieselmotoren voor hun „kistjes": tweètact motor tjes met een inhoud van 0,53,5 cc. Het modelvliegtuig met Dieselmotor trekt hoofdzakelijk diegenen, die zich voor de technische zijde van de mo delvliegtuigbouw interesseren. Maar zij dienen eerst ervaring te hebben opgedaan met zweef- en rubbermodel len, want anders zal succes uitblijven. Het modelmotorvliegtuig opent ook de mogelijkheid tot radiobesturing. Meestal wordt hierbij slechts het rich tingsroer bedient. De Haagse Lucht vaartclub beschikt echter over een mo- de folklorist, dat juist in het gebied van de Limburgse Maas en dan speci aal in de omgeving van Swalmen, Bce- sel. Heel enz. de drakencultus in de ge dramatiseerde legenden, welke in open luchtspelen worden opgevoerd, zo'n be langrijke plaats inneemt. Is dit nog een herinnering aan de lang vervlogen tij den, toen de Viking'er-drakenschepen, eens hier landden? Anderen hebben verband gelegd tus sen de steeds weer terugkerende over stromingen der Maas in vroeger tijd en een volgens het volksgeloof in de moe rassige broeklanden langs de rivier ver- blijfhoudende draak. Deze toch zag men als een geïncarneerde boze natuur- EEN verre jeugdherinnering van mezelf. Een ouderwetse christe lijke school in Groningen. De Men 7iiag niet terstond gedachten- verbindingen leggen tussen dit verschijnsel en criminaliteit. Men te kinderen uit milieux die we dient zelfs niet het beeld voor ogen thans zeker driedubbel beschermd te houden van een troep slenterende zouden noemen. Vrij kleine klassen: als er dertig leerlingen in zaten, zal het veel geweest zijn. Orde en regelmaat: slechts de klasse-bel hamel spijbelde wel eens, maar overigens slechts' zelden en tot diepe verontwaardiging van de rest. Ik voeg daar nog bij: 'n des tijds nog klqin-stedelijke omgeving. Maar zelfs daar kon het opeens ge- beuren dat er spontaan een groep werd gevormd. Ik herinner me twee verschijnselen daarvan: de ene heette club en bestond uit een gekozen bestuur en de nodige le den, allen kenbaar aan een of an dere roset die toegewijde moeders ijlings vervaardigden. De andere vorm ontstond zonder enige voor bereiding: plotseling na schooltijd klonterden de jongens samen om zich onder een vervaarlijk „Hi-ha- ho"-geroep te storten op de ver meende tegenstanders van een na burige school of gezamenlijk achter de meisjes aan te hollen. In dat geval kwamen we minstens een jongens, zo tussen de 14 en 24 jaar, die van straathoek tot straathoek zich voortslepen, de voorbijgangers tot last en de politie tot vermoeien de ergernis. Dat kan er allemaal mee te maken hebben, maar het begin is onschuldiger èn positief geladen. Laat ons liever beginnen met altijd weer voor ogen te houden, dat andere feit dat itj de volkswijk tweeduizend kinderen tussen de zes en veertien jaar wonen en dat er voor hen feitelijk geen plaats is. Zodat ze noodgedwongen hun heil op de straat zoeken. En zodat ze vanzelfsprekend daar elkaar vin den en „straatgroepjes" V0in.cn. Uit de VOLKSWIJK Eén alleen is uur ie Iaat thuis en onze ouders voelt je onzeker zeiden: „Dat is eens nooit vendien: jeugd heeft altijd een ge weer!" De clubs leefden overigens voel van onbegrepenheid' over zich en dat te meer als de ouders geen t{jd voor hen hebben en hun kin- niet veel langer: er kwamen bin nen de veertien dagen bestuurs wisselingen, de penningmeester ver loor de kas en de secretaris de notulen. Maar nochtans bewaar ik na veertig jaar nog goede herinne ringen aan deze kleine groepsvor mingen! Wel een bewijs dat een dergelijk avontuur aan bepaalde wensen voldeed. En ik hoop nu maar dat alle lezers soortgelijke ervaringen opdeden, want dat 'o„~iergïan"~tentaachaiuïingqini- maakt mgn taak gemakkelijker! CM, dol hun hartjes deugd doet. je-in-aanbouw. Zijn wij, meer geciviliseerde ouderen, trouwens anders? Zoeken wij ook niet de gezelligheid van vereniging of ken nissenkring? Ja, vervult menige kerkeraad ook niet een soortgelijke functie: daar kunnen we praten; daar kunnen we aan het woord ko men; daar kunnen we allerlei din gen afreageren! Zo start dan het straatgrorpje. Plotseling en oncontroleerbaar. En het handhaaft zich door de jaren heen. Immers, hier zijn geen ouders, die een onverbiddelijk „Neen'' spreken. Dat „Neer." zou zelfs vrij wreed zijn, want er be staan geen mogelijkheden om de hummels iets anders, iets beters, te bieden. Terwijl het bovendien in de meeste gevallen om iets heel on schuldigs gaat. Dat laatste niet cl- tijd: ook deze groepjes kunnen al tot bepaalde vormen van gemeen schappelijke onmaatschappelijkheid uitgroeien: het kunnen kleine plun- dergroepen worden, terwijl de zeden ook ver te zoeken kunnen zijn. Maar in de meeste gevallen gaat alles best. Je kunt samen voetballen. Je kunt gemeenschappelijk lompen koopman en visvrouw na-gillen. Je kunt heerlijk schreeuwen, ravotten en de buurt 'n beetje op stelten zetten. Je kunt samen dingen doen en beleven, waaraan de enkeling nimmer zou toekomen. Maar het deren ook geen plaats binnenshuis allerbelangrijkste is: men beleeft Terwijl deze stuk lol,verbondenheid. Men kunnen aanbieden, acht- tot twaalfjarigen zich niet be geerd en niet bemind voelen, en overal in de massa opgaan, komen ze in deze eigen-gevormde clubjes tot hun recht. De haantjes-de- voorsten kunnen er op de voor grond treden en de meelopertjes Immers, de straatgroep staat een kwade reuk en verdient des niettemin zoveel blaam beslist niet. De praters kunnen er duizenduit kwekken en de zwijgenden genie ten van het gekrakeel der Men moet niet direct denken aan mannetjes. Zo gezien beantwoordt 'n Amerikaanse „gang", term dit straatgroepje al wat rot, gemeen en misdadig is. staansvoorwaarden voor een bergt zich in een veilige gemeen schappelijkheid temidden van een barre, onbegrijpelijke en onbegrij pende vijandige wereld, waarin de eenzame dreigt onder te gaan. Al geef ik meteen toe dat het toch wel heel belangrijk zou wezen wan neer hier een jeugdleider de rich ting naar positieve activiteiten zou kunnen wijzen! Maar dat is een kous apart! Overigens eentje die we wel zullen gaan breien. Dat ga randeert U gaarne uw WIJKPREDIKANT. kracht, die waterrampen bracht over de Maasdalbewoners. En dit klemde te meer door het opgraven van skeletdelen van prae-historische dieren, zoals in ge noemd gebied van twee mcterlange mam mouth tanden. Deze vondsten werkten bevruchtend in op de heersende sagen en legenden, die hier nog voortleven. de draak en zo'n dominerende positie neemt de zonneheld in de Grasmaand in, dat bv. de Grieken deze wel de Sint- Jorismaand noemen. Dit tekent dus wel de populariteit van de beschermhei lige van diverse categorieën van perso nen en verenigingen. 23 April is zijn naamdag, want toen kwam er aan zijn martelaarschap een einde. Het was in het jaar 303, toen de wrede Diocletia- nus. de Romeinse troon bezette. Dapperheid en wilskracht deden de jonge Capadociër snel promotie maken en weldra voerde hij het commando als officier van het keizerlijke leger. Doch spoedig schaart hij zich openlijk aan de zijde der Christenen, door tij dens de terechtstelling van volgelingen van de Rabbi van Nazareth, luide te roepen: „Hoox-t mij en ziet. ik ben een dienaar van Christus!" Aanvankelijk slaat men geen geloof aan zijn belijde nis, maar als men bemerkt, dat het hem ernst is. dreigt men hem met gru welijke straffen. Ze „deden hem binden aan een gesel paal en gaven last hem met roeden te slaan en met het scherpe ijzer van een speerpunt in de buik te stoten. Maar hij richtte zijn geest op God en dankte Hem, dat hij voor deze marteling was uitverkoren. En ziet. de scherpe speer- spits schampte op zijn naakte lichaam af en kromde zich. alsof zij van lood was". Felle folteringen volgen. Later me nen zijn vijanden het spel te hebben ge wonnen en de tijding snelt door de stad, dat de heldhaftige christenbelijder af vallig geworden is en de schone Apollo zal offeren. Een enorme volksmenigte verzamelt zich op het tempelplein. Daar betreedt de „afvallige" het heiligdom, doch hier spreekt hy de boze geest toe, die in het afgodsbeeld huist en dwingt het de grootheid van Christus te erken nen. Ontzet ziet de verzamelde mensen massa dan het beeld van zijn voetstuk tuimelen, terwijl een luid gejammer van verdreven geesten de lucht vult. Een zwaardstoot maakt aan zijn marte laarschap een einde. DE legende weefde fantastische won derdaden rond de St. Jorisfiguur. Zo zou de dappere heilige een helse draak hebben gedood, die dagelijks in de stad Lusia in CapadociS verscheen. Aanvankelijk zou het ondier tevreden zijn geweest met een schaap, maar. (Voor vervolg pag. 6)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14