VLAANDEREN
reageert op eigen wijze
De modelvliegtuigsport
ST.f ORISDAG
STRAATGROEPJE
DAARMEE MOET OOK DE EVANGELIEPREDIKER REKENING HOUDEN
Hier hoort men nog de taal van de Nederlandse Statenbijbel
NATUURLIJK heeft het Evangelie
voor Vlaanderen geen, andere in
houd dan voor andere landen. Maar
de vorm, waarin het gepredikt wordt,
moet ongetwijfeld anders zijn dan
voor Noord-Nederland boven de Moer
dijk.
Die prediking kan niet geschieden
in zwaar dogmatische termen, maar,
wil ze door de Vlaming verstaan
worden, dan zal ze moeten zijn aan
gepast naar zijn bijzondere volksaard.
En eenmaal gebracht moet het Evan
gelie opleven en doorwerken in eigen
stijl. En geloof me, die stijl is niet
smakeloos.
Twintig jaar ervaring wettigt de
mening dat een Noord-Nederlander,
wil hij in Vlaanderen Evangelie-ar
beid verrichten, nooit genoeg zelf
verloochening aan de dag kan leg
gen. Ds N. de Jonge, de stichter van
de Stads- en landsevangelisatie, zag
het wel juist in, Vlaamse krachten
voor dit Vlaamse werk te kiezen.
Vlaanderen reageert op dit Evan
gelie op zijn eigen wijze. Een beetje
anders als bij zijn Noorderburen,
maar toch vast niet slechter. Inte
gendeel, wanneer we de resultaten
nagaan, dan zouden we kunnen zeg-
CEE&339
Onze roeping
tot heerlijkheid
„De God van alle genade, Die
u in Christus geroepen heeft tot
Zijn eeuwige heerlijkheid-..."
J*OEN God na de zondeval van Adam
kwam in het Paradijs en hem riep:
„Waar zijt gij?", vluchtte de mens
voor 's Heren aangezicht: hij verborg
Zich onder het gebladerte. Die droeve
geschiedenis herhaalt zich telkens
weer. Want hierin tonen wij gedurig
Adam's kinderen te zijn, dat wij van
nature onwillig zijn om tot God te
gaan.
Wat ook onzeker is in onze dyna
mische tijd, dit staat vast, da, wij uit
onszelf nooit tot God gekomen zouden
z\jn. De zondige mens kan de stem
des Heren, die hem roept, zelfs niet
horen. Van nature is de mens doof
voor de roepstem, die Gods genade tot
hem doet uitgaan.
God is dus de Eerste in het terecht
brengen van Zijn gevallen mensenkind.
Hij kwam tot ons en riep ons en toen
wij niet horen konden, niet luisteren
wilden, schonk Hij ons oren om te
horen en een hart om te verstaan.
Zijt gij u die roeping van Godswege
bewust' O, laat de overtuiging bij u
toch nimmer ontbreken, dat God Zelf
u geroepen heeft. Versta het toch dat
Hij in uw Doop u aangegrepen heeft
en dat Hij door Zijn Woord beslag op
u legt; dat Hij waarlijk tot u zegt, dut
gij Hem zult behoren.
En waartoe heeft de God van alle
genade u nu geroepen? Tot Zijn eeuwi
ge heerlijkheid. Wat is dat groot en
rijk! Wie is bekwaam om daarvan te
spreken? Het is mij te hoog, te won
derlijk, ik kan daar niet bij.
Want God riep ons niet tot de heer
lijkheid dezer tijdelijke wereld. Die
gaat alras verloren. Hij riep ons juist
uit deze vergankelijke wereld en
plantte ons over in Zijn eeuwig ko
ninkrijk. God riep ons uit de duister
nis tot het licht, uit de dood tot het
leven, uit de ellende tot de heerlijk
heid in Christus.
Wij mogen ons dus wel ernstig af
vragen, of wij de Heiland met een
waar geloof liefhebben. Zonder Jezus
geen heerlijkheid, maar een eeuwig
zielsverderf. Wacht u dan aan het
eind van de levensbaan de eeuwige
heerlijkheid, dan is dit geen reden tot
zelfverheffing. Want tot die duizeling
wekkende hoogte kunt gij niet op
klimmen; daartoe hebt gij u zelf niet
opgewerkt gij wordt ertoe opge
heven door de genade van God, die
u in Christus geroepen heeft, omdat
Hij gedenkt aan de trouw van Zijn
verbond.
gen dat het woord van Jezus hier
wel past: Indien gij niet wordt als de
kinderkens, ge zult het Koninkrijk
Gods niet ingaan. Want hun kinder
lijke, beslist niet oppervlakkige ma
nier van Christelijke beleving, vormt
wel een contrast met de zeer zware,
vaak gecompliceerde manier, waarop
hun Noorderburen het soms doen.
WE willen de lezer in hoofdzaak bij
West-Vlaanderen bepalen. In de
eerste plaats omdat schrijver dezes
hier reeds twintig jaar mocht arbei
den en ook om de typische volks-
Brugge en de kustplaatsen uitge
zonderd is West-Vlaanderen wel di
rect geen touristenoord. Alhoewel me
het landschap toch altijd weer boeit.
De boorden van de Leie van de
Franse grens tot aan Gent zijn schoon
en vol afwisseling. In de omgeving
van Kortrijk ziet ge het bloeiende
vlasbedrijf. Het vlas staat daar in
kapelletjes te drogen op het veld en
deze vormen een schilderachtig uit
zicht. Vroeger werd het vlas ook in
de Leie geroot. Dat maakte dit ri
viertje nog schilderachtiger. Schilder
en dichter hebben naar penseel en
pen gegrepen om de schoonheid er
van te vertolken.
Het vlas! Nu staat' gedoopt,
Jordane, in uw lanken,
gegord in haveren stroo,
dat banden gouds gelijkt;
bij duizend duizenden
van banden, die vier planken
bewaren, ketenvast
en aan den wal gefijkt.
Nu ziet men die rootputten in de
Leie niet meer. Dat roten geschiedt
tegenwoordig volgens een moderner
systeem.
Ook de glooiende landschappen, bij
zonder in het zuidelijk gedeelte, ook
wel de Vlaamse Ardennen genoemd,
zijn zeer schoon.
Nochtans is hier weinig tourisme
en daardoor een zekere onbekendheid
met de volksaard. Alhoewel het „al
gemeen beschaafd" streng wordt door
gevoerd, blijft het West-Vlaams toch
in ere. Nogal moeilijk te verstaan
voor de Noord-Nederlander. Ook al
weer een reden om dit volk slecht
te kennen. Verstaat men het, dan
verlustigt ge u stellig over de wijze
waarop men zich uitdrukt. De zins
bouw is vloeiend en 't verwondert u
niet dat deze West-Vlaamse taal een
bron is voor de dichtkunst. Een pries
ter zeide me eens dat het „algemeen
beschaafd" de oorzaak was dat in de
laatste tijd West-Vlaanderen niet zo
veel dichters en schrijvers opleverde.
1Z1 EN en ander laat ons zien dat
*-* West-Vlaanderen een interessant
land is. En interessant ook voor de
prediking van het Evangelie. Juist
om de ongekunstelde en vlotte wijze,
waarop de West-Vlaming in zijn taal
van zijn geloof getuigt. Ik heb niet
graag dat hij dan de Nederlandse ter
minologie gebruikt. Zijn wijze van
zeggen doet het heel goed en geeft
er een warmte aan die de Evangelie
boodschap aantrekkelijk maakt.
Ik hoorde eens van een evangelist,
die in West-Vlaanderen wilde wer
ken, maar de woning die hem werd
toegewezen bezat geen tuin. Hij, de
Noord-Nederlander, sprak van een
tuin! Een Vlaams vrouwtje reageer
de daarop: „Wil hij een hof? Hij zal
tijd genoeg hebben om in ons Here
„zyn hofke te werken".
Typisch dat ge de taal van' de Ne
derlandse Statenbijbel hier weer te
rug vindt. Men spreekt hier ook van
iemand, dat hij de gehele dag „ge
wrocht" heeft. Een jongen wordt hier
ook als een „knecht" betiteld. Vraagt
ge welk geslacht een pasgeborene
heeft, het antwoord luidt: „Het is
een knechtje", als^het een jongen is.
Een andere kwestie i6 de volks
aard. De Vlaming is nogal extréme
in zijn uitingen. Een debat voeren
zonder zich op te winden is voor
hem een schier onoverkomelijke
zaak. Hij weet van aanpakken en
werkt bovenmenselijk, maar gooit
ook gemakkelijk zijn werkzaamheden
weer neer. Natuurlijk is hij in de
meeste gevallen wel zo verstandig,
als dit laatste kwade gevolgen voor
hem meebrengt, er nog wel eens
over na te denken.
Hij heeft aanleg voor mystieke
vroomheid, anderzijds vervalt hij ook
in dronkenschappen en onzedelijkheid.
Hy houdt vast aan godsdienstige
en politieke inzichten, maar soms
weet ge ook niet of ge hem voor
serieus kunt houden en komt Tijl
Uilenspiegel naar boven.
Deze eigenschappen ervaart een
evangelieprediker terdege.
De nuchtere stijve Hollander ver
staat hij niet. Wijst ge hem vanuit
uw Hollandse gezichtshoek op zijn
fouten, dan hoort hij u aan en gaat
zijn gang.
Die 'Hollander moet niet menen dat
zijn kijk nu altijd precies de juiste
ie. Dat volhouden van zijn mening
heeft hem hier niet altijd even ge
liefd gemaakt.
KRIJG ik eens een landgenoot op
bezoek en hü is hier voor de
eerste keer, dan heeft hij nauwelijks
het station verlaten of hij begint
smalend over de keistenen te spre
ken, waarop hij zijn voeten in aller
lei houdingen moet plaatsen'. En op
zijn tocht houdt hij zich onledig om
al de café's te tellen die hij tegen
komt, vindt het lollig al die Vlaam
se pretmakerij te bekijken of verge
lijkt daarmede zijn eigen vrome in
getogenheid als hij een kerkelijk mens
is.
Hoe hebben wij over die dingen
sedert jaren anders leren oordelen.
Niet dat deze bijzondere volksaard
precies de onze zou moeten wezén.
De lezer stelle zich gerust. Ge moet
de Vlaming een beetje anders bekij
ken en uw oordeel wijzigt zich dan
wel wat.
We willen een voorbeeld noemen.
Enige jaren geleden was het in onze
straat buurtkermis. Dat is weer wat
anders, dan wat wij Hollanders onder
kermis verstaan. Dat noemt de Vla
ming de „foor". Kermis is een buurt
feest, een beetje te vergelijken met
volksfeesten di£ wij op onze vader
landse hoogdagen houden. Met dien
verstande, dat bier, dans en lekker
eten en wat er verder van dien aard
bijkomt onafscheidelijk daarmee ver
bonden zijn'.
Ik sprak van lekker eten. Dat doet
me denken aan een menu-kaart voor
een bruiloft, waarop dit ook geschre
ven stond:
Wat dan die buurtkermis betreft,
mrti kwam bij mij ook aan de deur
om een gave voor dit feest. Ik zette
een gezicht als een echte puritein en
zei dat ik voor zulke dingen liever
niet gaf.
De vragers verontschuldigden zich
met te zeggen, dat het niets erg was,
maar ik zou kunnen beledigd zijn als
ik hun deur voorbij liep.
De kermis brak aan en dezelfde
luitjes stonden weer aan mijn deur
en brachten de mededeling over dat
al mijn kinderen „koekebrood" en
„sneukelarij" (1) mochten halen. Als
al de andere kinderen van het ge
buurte ter gelegenheid van de kermis.
Ik voelde me rood worden en greep
toen toch maar naar mijn vestjes
zak. Ik bloosde echter niet genoeg,
want ik hoorde zeggen: ,,'t en es daar
veur nie da we kommen meniere.
Uw kinders mogen algeliek kommen
achter sneukelarie." (2) Tegenover
zo veel gulhartigheid leggen uw pu
riteinse gevoelens het af!
Met een dergelijke mentaliteit
houdt ge bij het prediken' van het
Evangelie rekening.
En vergeet dan ook niet dat ge
in een Rooms land zijt. Daarvoor
zijn een paar gulden regels. De eer
ste is, wanneer ge een ernstig katho
liek ontmoet aanknopingspunten te
vinden in hetgeen ge geheel eens
zijt met hem. Een persoonlijk getui
genis bijvoorbeeld van wat ge
in Jezus Christus gevonden hebt,
ondervindt niet gauw tegenspraak.
Is het een onverschillig mens, doe
dan niet met hem mee om op de
geestelijkheid te schelden, want er
zijn onder dezulken maar weinigen
die bij bijzondere gevallen en vooral
bij sterfgevallen niet om de pastoor
gaan. Zulke mensen, die talrijk zijn
in Vlaanderen, wekken by my te
genzin op. Vooral die dan aan het
eind van hun leven van' de pastoor
willen „berecht" worden. „Ze hebben
geheel hun leven Onze-lieve-Heer be
drogen, en aan het eind bedriegen
ze nog gauw even de duivel", zei
me eers een Vlaamse dokter. En
hij had gelijk.
Om te weten hoe het Evangelie
zijn werk doet aan de harten, moe
ten we ieder geval afzonderlijk ver
tellen. En daar komen we, hopenlijk,
nog wel eens aan toe.
Kortrijk. DS. H. S. BUUNK
Sneukelarij snoepgoed.
Het
snoepgoed komen.
ZONDAGSBLAD 18 APRIL 1953
is populair oveR öe heLe weReLö
in 1648 wenb necbs een moöeLvLieqtuiq qeaouwö
WERD reeds in de vorige eeuw de
basis gelegd, thans telt de model
vliegtuigsport duizenden beoefenaars
over de gehele wereld. Zij bouwen
zowel eenvoudige zweefvliegtuigen
als verrassend snelle straalmodellen.
Evenals vliegtuigconstructeurs zoch
ten ook de modelbouwers naar ver
betering van de prestaties van hun
modellen door aërodynamische ver
fijning en betere constructies. Maar
hierdoor ontstonden nieuwe proble
men, die met veel inspanning konden
worden opgelost.
Juist deze inspanning droeg er veel
toe bij deze mooie sport populair te
maken. Want velen, zowel jongeren als
ouderen, over de hele wereld beoefe
nen de modelvliegtuigsport. Zij kun
nen hiervan in hun latere leven de
vruchten plukken. Slechts enkelen zul
len later een leidende positie in de
luchtvaart kunnen bekleden, maar ve
len zullen leren vliegen, en de model
bouwer leert handenarbeid en wordt
in aanraking gebracht met de natuur
kunde en de mechanica.
De modelvliegtuigsport stamt niet
uit de laatste jaren; reeds in de vo
rige eeuw werd hiervoor de basis
gelegd. In 1848 construeerden twee En
gelse ingenieurs, Henson en Stringfel-
lew, een modelvliegtuig, dat werd aan
gedreven door een stoommachine. Dit
toestel had een spanwijdte van drie
meter en woog maar liefst 3% kg. Zij
hadden hierin hun ervaring met model
zweefvliegtuigen verwerkt. Toch was
de stoommachine geen ideale kracht
bron voor vliegtuigmodellen. De Frans
man Penaud dreef daarom zijn mo
dellen aan door opgewonden rubber
strengen en was hiermee de eerste,
die de rubbermotor toepaste.
Omstreeks 1910 begon de modelvlieg
tuigsport, onder invloed van vliegde-
monstraties, in ons land populair te
worden. Men bouwde toen hoofdzake
lijk rubbermotormodellen. Naar onze
opvattingen wqren dit maar vrij pri
mitieve maaksels. De romp bestond
uit een lat, welke met draden was
bespannen om de motorkrachten op te
nemen.
Toch konden deze modellen vrij be
hoorlijke prestaties leveren, want vele
waren in staat vluchten van meer dan
een minuut te maken. Tegenwoordig
bouwt men het geraamte op uit een
zeer lichte houtsoort, balsa genaamd,
dat met dun papier wordt bekleed.
Het hedendaagse rubbermodel weegt
hoogstens 230 gram. Het is dus wel
belangrijk lichter dan het model van
Stringfellow.
del, waarbij radiografisch alle roeren
kunnen worden bediend. Het besturen
van dit toestel eist evenwel een grote
vliegervaring.
TT ET meest bekend bij de outsiders
zijn' nog de modelzweefvliegtui
gen. Deze hebben geen enkele kracht
bron. Toch kunnen ze vluchten van
lange duur maken. Het is bijvoorbeeld
dikwijls voorgekomen, dat modellen
vanaf het Marinevliegkamp Valken
burg in zee vlogent!).
Een zweefmodel wordt gestart door
het op te trekken aan een lange lijn.
Voor prestatievluchten tracht men ge
bruik te maken van opstijgende lucht
stromen. Hierdoor kan het model een
zeer grote hoogte bereiken, zo zelfs
dat het uit het oog verdwijnt en zoek
raakt. Om dit te voorkomen heeft men
een „thuisbrenger" aangebracht, een
installatie die het model tot dalen
dwingt.
Na de oorlog is er nog een heel
aparte klasse ontstaan, n.l. de lijnbe
stuurde modellen. Deze modellen vlie
gen in een cirkel rond en de bestuur
der kan door twee stuurlijnen het
hoogteroer bedienen. De L.B. vlieg
tuigen zijn in staat grote snelheden
te bereiken. Sommige zelfs meer dan
200 km. per uur. Men heeft ook stunt
toestellen, welke bijna alle vliegfigu-
ren kunnen maken, bijvoorbeeld een
acht of een looping.
Een van de meest opwindende L.B.
wedstrijden is de team-race. Hierbij
vliegen meerdere modellen in een cir
kel. Het gaat er dan om welk model
het eerst honderd ronden heeft afge
legd. Maar het model heeft slechts
vijftien kubieke centimeter brandstof
aan boord, zodat het zonder te tan
ken de ronden nooit kan uitvliegen.
Is de brandstof verbruikt, dat landt
het model, helpers slaan de motor
aan en het model start weer.
Helaas weigert de motor dikwijls aan
te slaan, hetgeen de vlieger een be
langrijk aantal ronden bij zijn con
currenten achterop kan brengen. Do
team-racers worden meestal gebouwd
als semi-schaalmodel, ze worden
prachtig gelakt en zelfs de piloot ont
breekt niet. Heden ten dage vliegen
er zelfs lijnbestuurde straalvliegtuigen.
Deze kunnen naar verhouding een
grotere snelheid ontwikkelen dan de
snelste straaljager.
De modelvliegtuigsport vormt een
vakafdeling van de Koninklijke Neder
landse Vereniging voor Luchtvaart,
welke wedstrijden op dit gebied orga-
■23 APRIL:
J
Beschermheilig
boogschutters
an krijgslieden
wapenmakers
Met begrijpelijke trots toont deze
jongeman het door hem ver
vaardigde model.
Behalve de rubbermotor gebruiken
de modelbouwers ook Dieselmotoren
voor hun „kistjes": tweètact motor
tjes met een inhoud van 0,53,5 cc.
Het modelvliegtuig met Dieselmotor
trekt hoofdzakelijk diegenen, die zich
voor de technische zijde van de mo
delvliegtuigbouw interesseren. Maar
zij dienen eerst ervaring te hebben
opgedaan met zweef- en rubbermodel
len, want anders zal succes uitblijven.
Het modelmotorvliegtuig opent ook
de mogelijkheid tot radiobesturing.
Meestal wordt hierbij slechts het rich
tingsroer bedient. De Haagse Lucht
vaartclub beschikt echter over een mo-
de folklorist, dat juist in het gebied
van de Limburgse Maas en dan speci
aal in de omgeving van Swalmen, Bce-
sel. Heel enz. de drakencultus in de ge
dramatiseerde legenden, welke in open
luchtspelen worden opgevoerd, zo'n be
langrijke plaats inneemt. Is dit nog een
herinnering aan de lang vervlogen tij
den, toen de Viking'er-drakenschepen,
eens hier landden?
Anderen hebben verband gelegd tus
sen de steeds weer terugkerende over
stromingen der Maas in vroeger tijd en
een volgens het volksgeloof in de moe
rassige broeklanden langs de rivier ver-
blijfhoudende draak. Deze toch zag men
als een geïncarneerde boze natuur-
EEN verre jeugdherinnering van
mezelf. Een ouderwetse christe
lijke school in Groningen. De
Men 7iiag niet terstond gedachten-
verbindingen leggen tussen dit
verschijnsel en criminaliteit. Men
te kinderen uit milieux die we dient zelfs niet het beeld voor ogen
thans zeker driedubbel beschermd te houden van een troep slenterende
zouden noemen. Vrij kleine klassen:
als er dertig leerlingen in zaten,
zal het veel geweest zijn. Orde en
regelmaat: slechts de klasse-bel
hamel spijbelde wel eens, maar
overigens slechts' zelden en tot
diepe verontwaardiging van de
rest. Ik voeg daar nog bij: 'n des
tijds nog klqin-stedelijke omgeving.
Maar zelfs daar kon het opeens ge-
beuren dat er spontaan een groep
werd gevormd. Ik herinner me
twee verschijnselen daarvan: de
ene heette club en bestond uit een
gekozen bestuur en de nodige le
den, allen kenbaar aan een of an
dere roset die toegewijde moeders
ijlings vervaardigden. De andere
vorm ontstond zonder enige voor
bereiding: plotseling na schooltijd
klonterden de jongens samen om
zich onder een vervaarlijk „Hi-ha-
ho"-geroep te storten op de ver
meende tegenstanders van een na
burige school of gezamenlijk achter
de meisjes aan te hollen. In dat
geval kwamen we minstens een
jongens, zo tussen de 14 en 24 jaar,
die van straathoek tot straathoek
zich voortslepen, de voorbijgangers
tot last en de politie tot vermoeien
de ergernis. Dat kan er allemaal
mee te maken hebben, maar het
begin is onschuldiger èn positief
geladen.
Laat ons liever beginnen met
altijd weer voor ogen te houden,
dat andere feit dat itj de volkswijk
tweeduizend kinderen tussen de
zes en veertien jaar wonen en dat
er voor hen feitelijk geen plaats is.
Zodat ze noodgedwongen hun heil
op de straat zoeken. En zodat ze
vanzelfsprekend daar elkaar vin
den en „straatgroepjes" V0in.cn.
Uit de
VOLKSWIJK
Eén alleen is
uur ie Iaat thuis en onze ouders voelt je onzeker
zeiden: „Dat is eens
nooit
vendien: jeugd heeft altijd een ge
weer!" De clubs leefden overigens voel van onbegrepenheid' over zich
en dat te meer als de ouders geen
t{jd voor hen hebben en hun kin-
niet veel langer: er kwamen bin
nen de veertien dagen bestuurs
wisselingen, de penningmeester ver
loor de kas en de secretaris de
notulen. Maar nochtans bewaar ik
na veertig jaar nog goede herinne
ringen aan deze kleine groepsvor
mingen! Wel een bewijs dat een
dergelijk avontuur aan bepaalde
wensen voldeed. En ik hoop nu
maar dat alle lezers soortgelijke
ervaringen opdeden, want dat 'o„~iergïan"~tentaachaiuïingqini-
maakt mgn taak gemakkelijker! CM, dol hun hartjes deugd doet.
je-in-aanbouw. Zijn wij, meer
geciviliseerde ouderen, trouwens
anders? Zoeken wij ook niet de
gezelligheid van vereniging of ken
nissenkring? Ja, vervult menige
kerkeraad ook niet een soortgelijke
functie: daar kunnen we praten;
daar kunnen we aan het woord ko
men; daar kunnen we allerlei din
gen afreageren!
Zo start dan het straatgrorpje.
Plotseling en oncontroleerbaar. En
het handhaaft zich door de jaren
heen. Immers, hier zijn geen
ouders, die een onverbiddelijk
„Neen'' spreken. Dat „Neer." zou
zelfs vrij wreed zijn, want er be
staan geen mogelijkheden om de
hummels iets anders, iets beters, te
bieden. Terwijl het bovendien in de
meeste gevallen om iets heel on
schuldigs gaat. Dat laatste niet cl-
tijd: ook deze groepjes kunnen al
tot bepaalde vormen van gemeen
schappelijke onmaatschappelijkheid
uitgroeien: het kunnen kleine plun-
dergroepen worden, terwijl de zeden
ook ver te zoeken kunnen zijn. Maar
in de meeste gevallen gaat alles
best. Je kunt samen voetballen. Je
kunt gemeenschappelijk lompen
koopman en visvrouw na-gillen. Je
kunt heerlijk schreeuwen, ravotten
en de buurt 'n beetje op stelten
zetten. Je kunt samen dingen doen
en beleven, waaraan de enkeling
nimmer zou toekomen. Maar het
deren ook geen plaats binnenshuis allerbelangrijkste is: men beleeft
Terwijl deze stuk lol,verbondenheid. Men
kunnen aanbieden,
acht- tot twaalfjarigen zich niet be
geerd en niet bemind voelen, en
overal in de massa opgaan, komen
ze in deze eigen-gevormde clubjes
tot hun recht. De haantjes-de-
voorsten kunnen er op de voor
grond treden en de meelopertjes
Immers, de straatgroep staat
een kwade reuk en verdient des
niettemin zoveel blaam beslist niet.
De praters kunnen er duizenduit
kwekken en de zwijgenden genie
ten van het gekrakeel der
Men moet niet direct denken aan mannetjes. Zo gezien beantwoordt
'n Amerikaanse „gang", term
dit straatgroepje
al wat rot, gemeen en misdadig is. staansvoorwaarden voor een
bergt zich in een veilige gemeen
schappelijkheid temidden van een
barre, onbegrijpelijke en onbegrij
pende vijandige wereld, waarin de
eenzame dreigt onder te gaan. Al
geef ik meteen toe dat het toch
wel heel belangrijk zou wezen wan
neer hier een jeugdleider de rich
ting naar positieve activiteiten zou
kunnen wijzen! Maar dat is een
kous apart! Overigens eentje die
we wel zullen gaan breien. Dat ga
randeert U gaarne uw
WIJKPREDIKANT.
kracht, die waterrampen bracht over
de Maasdalbewoners. En dit klemde te
meer door het opgraven van skeletdelen
van prae-historische dieren, zoals in ge
noemd gebied van twee mcterlange
mam mouth tanden.
Deze vondsten werkten bevruchtend
in op de heersende sagen en legenden,
die hier nog voortleven.
de
draak en zo'n dominerende positie
neemt de zonneheld in de Grasmaand
in, dat bv. de Grieken deze wel de Sint-
Jorismaand noemen. Dit tekent dus
wel de populariteit van de beschermhei
lige van diverse categorieën van perso
nen en verenigingen. 23 April is zijn
naamdag, want toen kwam er aan zijn
martelaarschap een einde. Het was in
het jaar 303, toen de wrede Diocletia-
nus. de Romeinse troon bezette.
Dapperheid en wilskracht deden de
jonge Capadociër snel promotie maken
en weldra voerde hij het commando
als officier van het keizerlijke leger.
Doch spoedig schaart hij zich openlijk
aan de zijde der Christenen, door tij
dens de terechtstelling van volgelingen
van de Rabbi van Nazareth, luide te
roepen: „Hoox-t mij en ziet. ik ben een
dienaar van Christus!" Aanvankelijk
slaat men geen geloof aan zijn belijde
nis, maar als men bemerkt, dat het
hem ernst is. dreigt men hem met gru
welijke straffen.
Ze „deden hem binden aan een gesel
paal en gaven last hem met roeden te
slaan en met het scherpe ijzer van een
speerpunt in de buik te stoten. Maar
hij richtte zijn geest op God en dankte
Hem, dat hij voor deze marteling was
uitverkoren. En ziet. de scherpe speer-
spits schampte op zijn naakte lichaam
af en kromde zich. alsof zij van lood
was".
Felle folteringen volgen. Later me
nen zijn vijanden het spel te hebben ge
wonnen en de tijding snelt door de stad,
dat de heldhaftige christenbelijder af
vallig geworden is en de schone Apollo
zal offeren. Een enorme volksmenigte
verzamelt zich op het tempelplein. Daar
betreedt de „afvallige" het heiligdom,
doch hier spreekt hy de boze geest toe,
die in het afgodsbeeld huist en dwingt
het de grootheid van Christus te erken
nen. Ontzet ziet de verzamelde mensen
massa dan het beeld van zijn voetstuk
tuimelen, terwijl een luid gejammer
van verdreven geesten de lucht vult.
Een zwaardstoot maakt aan zijn marte
laarschap een einde.
DE legende weefde fantastische won
derdaden rond de St. Jorisfiguur.
Zo zou de dappere heilige een helse
draak hebben gedood, die dagelijks in
de stad Lusia in CapadociS verscheen.
Aanvankelijk zou het ondier tevreden
zijn geweest met een schaap, maar.
(Voor vervolg pag. 6)