Twaalf morgen land voor één tulpenbol PONTIUS PILATUS HET mag dan zo zijn dat ons land buiten onze grenzen bekend staat als het land van de tulpen en hya cinthen, toch zijn deze bolgewassen hier niet inheems. De tulp en de hyacinth zijn eerst in de tweede helft van de zestiende eeuw uit Azië en Turkije naar West-Europa gebracht. Voor zover bekend, kwam in 1554, dus volgend jaar 400 jaar geleden, de tulp uit Turkije naar Weehen, van waar de bekende plantkundige en arts Carolus Clusius (eigenlijk Charles de l'Escluse geheten en geboren te Atrecht in 1526), die van 1573—1587 directeur van de Keizerlijke tuin van Maximiliaan II te Weenen was, de tulp naar ons land meebracht, toen hij in 1593 tot hoogleraar in de plant kunde te Leiden werd benoemd. De rijke koopmansfamilie Fugger uit Augsburg, die grote leningen aan Maximiliaan II verstrekte en die met haar kapitaal Karei V steunde voor het keizerschap, kweekte reeds in 1565 de tulp in haar hof. De hyacinth, de hyacinthus orientalis, een in Grie kenland en Klein-Azië inheemse soort, werd eveneens in de laatste helft van de zestiende eeuw uit haar vaderland naar Nederland gebracht. De invoer van deze bolgewassen is voor ons land van ongewoon grote betekenis geweest. Immers, het bleek al spoe dig, dat zowel de hyacinth als de tulp zich in de Hollandse geestgron den bij uitstek thuis gevoelt, zodat in deze streken in de loop der eeuwen het monopolie der tulpen- en hyacin- Humor in oorlogstijd In het jaar 1629 werd 's-Hertogen- bosch, na een zwaar beleg, door Frede- rik Hendrik ingenomen. Voor dien. had Prins Maurits reeds tweemaal, maar dan tevergeefs, „om cie Bossche stedemaagd ge- onzinniqe h&nöel in öe i7öe eeuw m&tROos consumeeRöe een „uitje" v&n f 3500.- del was geweest, ontaardde in een windhandel. Het werd een koop en verkoop op lange termijn. In het voorjaar bepaalde men de prijs, die op een vastgestelde dag voor de bol len betaald zou worden. Kwam die tijd, dan dachten de partijen niet aan afleveren, maar zij verrekenden het verschil tussen de bedongen prijs en de koers, die het artikel op het ogen blik van levering had. ven, waarvan de prijs tussen de ja ren 1635 en 1637 bijna voortdurend steeg. Van Frankrijk uit sloeg de tul penmanie vooral naar Noord-Hol land over. Nog in de vorige eeuw stond er te Hoorn een huis in welks gevel een steen met drie tulpen was aangebracht, omdat het voor die prijs was gekocht. En dat was dan nog spotgoedkoop, want er bestaan voor beelden dat een enkele bol met dui zenden werd betaald. Een „Admiraal Liefkens" bracht 4000.op, een „Semper Augustus" 4600.bene vens een kostbaar nieuw rijtuig met twee schimmels, een andere 3000. en een kabinet ter waarde van 10.000.Een „Vice-Roi" werd in geruild voor twee last tarwe, vier last rogge, vier vette ossen, acht vette varkens, twaalf vette schapen, twee okshoofden wijn, vier vaten bier, twee ton boter, 1000 pond kaas, een •bed, een stel kleren en een zilveren beker. Te Alkmaar ontvingen de erf genamen van zekere Wouter Bartho- lomeusz, de som van 90.000.voor enige tulpenbollen, te Amsterdam won iemand in vier maanden tijds 60.000.met die handel. Twaalf morgen land in de Schermer wer den eens tevergeefs geboden voor één enkele tulpenbol! Het was in die dagen dat een Am sterdams koopman een matroos, die een geschenk uit Indië voor hem had meegebracht, in zijn woonkamer liet en de varensgezel een kruik bier en een verse haring voorzette. Terwijl de koopman het geschenk buiten de ka mer bracht, zag de matroos iets lig gen, dat hij voor een ui hield en hij at dat iets bij de haring op. Het was een maal, duurder dan dat de koop- Spotprent op de tulpenhandel in 1635. thenteelt voor vrijwel de gehele we reld is ontstaan. Vooral sedert de kwekers hadden opgemerkt dat door buitengewone zorg de oorspronkelijke kleuren geel en rood van deze bloemen in allerlei schakeringen en verscheidenheden omgezet, de bladeren verfijnd, ver scherpt en verbreed konden worden, ontstond voor de tulp een bijzondere voorliefde. Onder deze nieuwe soorten nam de „Semper Augustus" een eerste plaats in. De waarde van de bol was in 1623 1000.—, in 1624 1200.— en in 1625 niet minder dan 1500.En toch waren die bovenmatige prijzen nog gering bij de sommen, die enige jaren later voor enkele bollen werden besteed. De buitensporige winsten, door de kwekers behaald, deden bij het grote publiek de speelzucht ontwaken en wat aanvankelijk een werkelijke han- dongen." Gedurende c liet Mauri^s ec van deze belegeringen, aangelokt door 't zeld- zijn ontbijttafel bui ten de tent aanrichten. Het morgeneten bestond uit heerlijk bruin gebakken eier-pannekoeken. Terwijl nu de veld heer zijn gebed deed, suisde een kanons kogel vlak langs hem heen. Niet het minst geschrokken, beëindigde de Prins kalm zijn gebed, doch, toen hij de ogen opende bemerkte hij tot zijn teleurstel ling, dat de tafel was versplinterd en het kostelijk gebak verdwenen. Terstond liet hij een nieuwe tafel aanrichten. Doch na het ontbijt, zond hij een met witte vlag voorziene bood schapper naar de Bossche bevelhebber Grobbendonck, waarin hij deze er op 'attendeerde, dat „oorlog, oorlog was", maar dat men zo beleefd moest zijn, iemand niet zijn heerlijk ontbijt te ont roven! Een ontbijt, dat n.b. nog wel be stond uit pannekoeken met eieren! Het duurde daarna geruime tijd, vóór. dat de bode terugkeerde. Doch einde lijk verscheen hij voor Maurits met een brief van de Spaanse bevelhebber vol excuses en., een pakje, inhouden de een dubbele pannekoek met eens zo- Veel eieren er ingebakken, als de Prins door de kogel waren ontnomen! ClOeet u ket no%1 Toen eind 1944 de Nederlandse doktoren bekend maakten, dat bloembollen geschikt waren voor menselijke consumptie, begonnen de kwekers hun voorraden te verkopen tegen 80 cent per kilo gram, doch de zwarte handel dreede prijs op tot vijf en zelfs zes gulden per kilogram. De Nederlanders hebben in de hon gerwinter van 1944'45 naar schatting 500 millioen kilogram bloembollen geconsumeerd. Naar een maaltje bloembollen zal er wel niemand meer ver langen. Toch zijn de wortels van vele bloemen goed voedsel. Dahlia's werden oorspronke lijk zelfs ingevoerd om de knol len en men verwachtte, dat ze de aardappelen zouden verdrin gen. Tulpen en hyacinthbollen behoren, evenals de uien, tot dezelfde familie als de bloem, welker schoonheid zelfs Salomo in de schaduw stelde: de lelie. In het Verre Oosten is het eten van lelieknollen, ook in normale tijden, heel gewoon. Narcissen behoren tot een geheel andere planten familie. In de eerste maanden van de oorlog zijn in Devon geëvacueerde kinderen vergiftigd door het eten van narcisbollen, die men in plaats van sjalotten had gekocht. man de Prins van Oranje met zijn gehele hofhouding zou hebben uitge nodigd, want de ui was een tulpen bol ter waarde van 3500. Ook leest men van een koopman te Antwerpen, die een aanzienlijke hoeveelheid tulpenbollen uit Konstan- tinopel had ontvangen en er enkele Gevelsteen in een huis te Hoorn, dat in 1755 voor drie tulpen werd gekocht. van met olie en azijn voor zijn avond maal gebruikte. Nog wordt vermeld dat een apotheker te Weenen vele tulpenbollen, evenals de wortels, van het standelkruid, konfijtte en ze veel zoeter en aangenamer van smaak vond. De markt bleef stijgende tot in het najaar van 1636, ook onder invloed van buitenlandse kopers, die op de nieuw ontdekte goudmijn afkwamen. Het was geen kunst om een paar duizend gulden op één avond te win nen. Kon het wel anders, terwijl al leen in een enkele stad Amster dam of Haarlem de omzet meer dan 10 millioen gulden beliep? De burgers, die hier of daar wat tuin grond en bollen geteeld hadden, kwa men in een minimum van tijd tot grote rijkdom en zij noemden zich bij voorkeur „Floristen". IN het laatst van 1636 had de on zinnige handel zijn toppunt be reikt. Enige kooplieden, die hun ver stand behouden hadden, begonnen in te zien dat de razernij eenmaal zou zijn uitgewoed en zij besloten maat regelen te nemen. Want velen waren niet meer in staat om de bollen, die zij gekocht hadden, te betalen. Daar uit sproten rechtsgedingen voort, waarmee de stedelijke regeringen weigerden zich in te laten. De bloemisten in de Hollandse ste den besloten op een vergadering in Februari 1637 te Amsterdam gehou den, alle aankopen van tulpen, die vóór de laatste November 1636 ge daan waren, te erkennen, echter niet de l&tere. De koper zou 10 per honderd rouwkoop betalen en de ver koper de bollen laten. De Staten van Holland bevestigden dit besluit bij plakkaat van 27 April 1637, waar op de prijzen zo omlaag gingen, dat men tevreden mocht zijn voor een bol, die voor f 5000.verkocht was, 50.te ontvangen. Zo eindigde de ze roekeloze handel; enorme kapita len waren in andere handen overge gaan. Sommigen hadden schatten ver diend, maar het getal der windhan delaren die tot de bedelstaf waren gekomen, was nog veel groter. Omstreeks 1743 dreigde de specula tiezucht zich van de hyacinth mees ter te maken, doch als afschrikwek kend voorbeeld werden de talloze pamfletten uit de tijd van de tulpen windhandel herdrukt, met het gevolg dat de speculanten al spoedig hun pogingen staakten. Uit de VOLKSWIJK Geleden onder Onsterfelijke naam in het Lijdensevangelie DIE geleden heeft onder Pontius PiQatus." Een regel uit de be kende geloofsbelijdenis, die elke Zon dag in talloze kerken wordt afge legd. De Joden eisten van Pilatus, dat hij „deze mens" aan hen zou over leveren om gedood te worden. Doch Pilatus vond geen schuld in Hem. Toch is deze Romeinse rechter uit eindelijk voor de dreigementen der Joden bezweken. In de Evangeliën wordt een uitvoerige beschrijving ge geven van het rechtsgeding op die vroege Vrijdagmorgen. En deze be schrijving eindigt met de mededeling: „Toen gaf hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden." Hoe kwam het dat Pilatus de Jo den hun zin gaf ?Was het zwakheid, of haatte hij Jezus evenzeer gelijk de hogepriester en de overpriesters dat deden? Pilatus wist, dat de Jo den Jezus uit nijd aan hem overge leverd hadden. De hogepriester en de schriftge leerden hadden het er op gezet iets te vinden, waarmede zij Jezus voor Pilatus konden brengen. Gemakke lijk ging dat evenwel niet. Want wat Jezus deed: prediken, over het Rijk der Hemelen spreken, zieken genezen en doden opwekken was niet straf baar. Instede dat Jezus het had moeten doen, was het de taak van de over priesters geweest de kooplieden en geldwisselaars uit de tempel te drij ven. Jezus deed het, en toen had Hij zich, naar hun oordeel, aan hun ge zag vergrepen en meenden zij aan Zijn werkzaamheid paal en perk te moeten stellen, hoewel zij Hem voor dat feit niet voor hun rechter stoel durfden dagen. Wat was dan toch de invloed van de Joden op Pilatus, dat deze ten slotte zwichtte? Was het om wat de Joden hem toe riepen: „Zo gij deze loslaat, zijt gij des keizers vriend niet!" Was hij be vreesd voor zijn positie? Hij wist, dat het gezegde van de Joden een bedreiging inhield, die zij zekerlijk zouden uitvoeren; hij had dit al eens eerder meegemaakt. En zo zien wij dat die positie hem meer waard was dan de handhaving van het recht. Zo zien wij dan de Man van Smarten staan voor de Romeinse landvoogd, de procurator, de plaatsbekleder van de Caesar. Wat Pilatus deed in en krachtens zijn ambt, was de daad van de kei zer. Het is de keizer van het Ro meinse wereldrijk zelf geweest, die Christus aan de kruisdood heeft overgegeven. Pontius Pilatus was procurator van Judea en Samaria. Hij werd door keizer Tiberius persoonlijk in deze functie aangesteld, wat hier op neer komt, dat alle handelingen, die Pi latus deed geacht moesten worden als te zijn gedaan door de keizer zelf. Waar Pilatus recht spreekt, daar heeft de keizer gevonnist. Hoe was de verhouding van Pila tus tot de Joodse raad? De staatkunde van de keizer volg de ook ten opzichte van Judea en Samaria de regel, dat, zovee! mogelijk, het binnenlands bestuur overeen komstig de geschiedenis en de wen sen van het volk geregeld bleef. Onder de Joodse instellingen, die Onder het bestuur van Pilatus ble ven bestaan, was de Joodse raad. Deze bestond uit de raad der zeven tig oudsten, op bevel des Heren reeds door Mozes uit „de oudsten des volks en deszelfs ambtsbeden" samengesteld. Deze raad, „Sanhe- V ia Dol orosa Zij hebben over U geweend, de vrouwen die U lijden zagen toen Gij dat wrede kruis moest dragen en hebben dat oprecht gemeend. Want hoe bebloed was dat gelaat, die rug, doorploegd van geselslagen. Wie zou de rabbi niet beklagen die eenzaam door zo'n diepte gaat! En toch Uw woord wees allrii af. Gij moest alléén naar 't kruis, naar 't 0raf, alléén zijn in Uw hellelijden. Gij enkel wist van onze straf die God U weg te dragen gaf opdat ttnj ons in U verblijdden. R. R. INTROUWEN BIJ DE OUDERS drin" genaamd, bestond uit een ze ventigtal leden. De hogepriester was de president. De overige leden wa ren overpriesters. Van Jezus' vrienden waren er slechts twee lid, Nicodemus en Jo sef van Arimatea, en hun vriend schap was, uit vrees, voor de Joden, nog bedekt, zodat er van hen geen krachtig getuigenis uitging in het Sanhedrin. De hogepriester werd door de stad houder gekozen. Hieruit blijkt wel hoe diep Israël gevallen was. Het Sanhedrin jaagde door deze verhou ding slechts één doel na: Jezus niet door de Joodse wet te laten veroor delen; Jezus zou .en moest door de Romeinse stadhouder veroordeeld en gedood worden. En Pilatus bezweek. Wanneer hij zijn plicht gedaan had, maar ook wanneer hij zijn jegens de Joden vijandig gemoed had durven volgen, zou hij Jezus terstond hebben losge laten. Maar hij was te zeer ver strikt in banden, die hij door zijn onrechtvaardig bestuur zich zelf had a_angelegd. ,,Zo gij deze loslaat, zijt gij des keizers vriend niet." Wat een be dreiging! Voor deze Joodse bedreiging was Pilatus bang. En dat wisten de Joden., en zij zouden hem dat steeds laten horen totdat hij zou zwichten. Wat moet er in deze Romein zijn omgegaan, toen- Jezus zo kalm en verheven voor hem stond. Pas gegee- seld en van een doornenkroon voor zien, die Zijn hoofd met bloed be smeurde. Hij toonde de landvoogd een wonderlijke majesteit, maar niet een van deze wereld. Zou Pilatus niet verschrikt, niet angstig zijn geweest, geen wroeging hebben gehad toen hij het al zo ver had laten komen? Pilatus gunt de Joden hun prooi nog niet. Hij rekt de rechtspraak. Hij vraagt aan Jezus: „Vanwaar zijt Gu?" Jezus antwoordt niet. En Pilatus, innerlijk verteerd door vrees, pro beert het nog eens: „Spreekt Gij tot mij niet ?Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen en macht heb U los te laten?" In de eerste zin constateren we een toegeven. De toon is. vriendelijk. De bespotting van Jezus door de soldaten van Pilatus. Eén slaat Hem met een stok op 't hoofd; een ander schi-ijft boven Zijn hoofd: „Ave Rex Judaeorum" (gegroet, Koning der Joden); de anderen zien lachend toe.... In de tweede zin heeft het er van weg, dat "hij Christus laat voelen, hoe groot zijn macht wel is, en dat Hij zich daarvan rekenschap dient te ge ven. En dan luidt het antwoord van Christus, die daar als beklaagde staat, die verloochend en verraden is geweest, gegeeseld en bespot en voor wie de schaduw van het Kruis reeds zichtbaar is: „Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het U niet van boven gegeven ware; daarom die Mij aan U heeft over geleverd, heeft groter zonde." Hoe moet het Pilatus te moede zijn geweest na dit antwoord, dat ge tuigde van een rotsvast geloof van de Zoon in de Vader. En wat doet Pilatus nu? Hij is finaal van zijn stuk gebracht. Hij zoekt middelen om Jezus los te la ten. De Joden voelen deze kentering maar al te goed aan. Zij richten hun scherpste wapen tegen Pilatus: de ongenade des keizers. Pilatus bezwijkt. Hij geeft de Rechtvaardige over om te sterven de allersmadelijkste dood des kruises. „Toen gaf hij Hem over om ge kruisigd te worden.." tot stand gebracht, waarin de ko mende baby zich prima thuis kan voelen. Maar men moet goed besef fen dat een dergelijke gezinsvor ming voor gehele groepen van ons volk in wezen abnormaal is. Neem nu maar dit kersverse echt paartje Hulst-Klaasjens. In de eer ste plaats trekt het bij de moeder van de bruid in, waar het met twee thans al aardig opgeschoten broers, met de vrouwsouders en met de te vaak ontnuchterde oudere zus de beide kamers moet delen. Geen sprake dus van een eindelijk alleen zijn. Geen sprake van enige moge lijkheid om een eigen geheel op te bouwen. Geen sprake van kans op verhelderende gesprekken. Bruid en bruidegom vormen geen nieuw niets te vinden, dat hen samen boeit, want zijn vermaak de film spreekt haar niet toe, en haar vermaak moet nog uitgevonden worden. Na een jaar wordt er een eerste kind geboren, en via de volkshuis vesting een eigen woning ver overd. Het mag dan niet veel zijn die eigen woning, maar het is ten minste wat. Maar tegelijk komt dit huisje met z'n beide piep-kleine kamertjes in wezen te laat, want het gezinnetje heeft die vormloze vorm aangenomen van mensen, die samenwonen zonder elkaar ook maar één tel te begrijpen. Twee volslagen vreemden zijn het en het kind komt daartussen staan als een derde onbegrepen persoonlijkheid- je. Ach, hadden ze zo direct kunnen beginnen, misschien dat er nog wat van terecht gekomen was! Maar nu komt hij nog steeds onveranderlijk thuis om te eten en zich te verkle den en daarna weer weg te zijn. Naar zijn ouders of naar een film. En zij is weliswaar een verbeten keurig huisvrouwtje, dat er voor zorgt dat haar weinige spulletjes er helder en proper uitzien, maar als zij uitgaat, is dat immer alleen en naar haar eigen ouderlijk huis. Het is alsof die twee bang zijn om wer kelijk met elkaar alleen te zijn, en waarschijnlijk zijn ze dat inder daad, al zouden ze niet kunnen zeg gen waarom. Ze leven elk hun eigen bestaan en zien geen kans om el kaar te begrijpen, laat staan om iets nieuws op te bouwen. En de baby, die de koestering der liefde mist, en waarmee niet die dwaze, maar noodzakelijke gesprekken ge voerd worden welke meer eensge zinde ouders tot hun hummels rich ten, groeit eenzaam en vervreemd op. Met een krachtig eigen willetje en 'n doordringend stemmetje en met grote verbaasde ogen: bang voor Moeders raasbuien; schuw voor Vaders onverschilligheid! WIJKPREDIKANT. Dal te harde en de al te zachte vormen dus samen een span. Op zichzelf ligt die combinatie tussen hard en zacht nog niet zo raar. Een huwelijk is nu eenmaal immer een verband tussen twee tegenpolen. De donkere zoekt de lichtharige; de steile ragebol de gekrulde; de spontane de trage; het lachebekje Jan Chagrijn. Juist in deze ver eniging belenen ze iets van het vol ledig mens-zijn, ook al vormt de reden van de aanvankelijke toena dering later wel eens een bron van misverstand en verwijdering. Maar zodra de beide partners over de schreef gaan, wordt het bedenke lijker: dl te hard en dl te zacht dat schept moeilijkheden. Die bij Pier en zijn vrouwtje in ruime mate op kwamen dagen. Ik geloof niet dat het gemakke lijk is om de problemen van dit huwelijk tcnvolle te doen verstaan. Dat komt omdat wij zo'n andere opvatting hebben van een echtelijke verbintenis. Ik mag aannemen dat voor ons de huwelijksdag de bekro ning van een kortere of langere periode van voorbereiding en ver wachting is. De getrouwden zijn „eindelijk alleen" en ze trachten samen een gaaf geheel op te bou wen uit alles wat ze aan jeugderva ringen en toekomstidealen mee brachten. Min of meer bewust voe len ze dat de wittebroodsweken het fundament moeten leggen van een gelukkig huwelijksleven. Het >s weliswaar niet altijd eenvoudig en er komen vaak kleine misverstan den voor, maar de liefde is wel bij machte deze vosjes, die de wijn gaard dreigen te bederven, te van gen. Zo, met vallen en opstaan en onder urenlange gesprekken begint zich de vorm van het gezinnetje af te tekenen. Men leert elkaar ken nen en begrijpen: het vroywtje weet hoe ze met haar manmoet omspringen en het mannetje krijgt kijk op de hulpe tegenover hem. En op de duur is een nieuwe eenheid gezin: we worden enkel maar de aanhangwagen de nauwelijks ge dulde aanhangwagen! van een bestaand en ongelukkig gezin. Ze kennen geen moment van wezen lijke afzondering en van een con frontatie met elkander buiten te genwoordigheid van derden. Dit is des te erger omdat ze toch al zo weinig woorden tot hun beschik king hebben: hij kan alleen maar opscheppen en zij slechts grauwen. In beide gevallen vergaat de toege- sprokene ras de lust tot luisteren. Daarna volgt het botte zwijgen, waarin elk zijn eigen weg gaat en de ander aan z'n lot overlaat. Be grijpt u thans dat men hen binnen een maand al niet meer samen ziel? Wanneer hij van zijn werk komt en zijn prak opgegeten heeft, kleedt hij zich om en gaat op stap naar zijn ouders en zij blijft bij Moeder thuiszitten. Er is op de hele wereld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 14