J
MARIA
de Moeder des Heren
HARTEBREEKER
72. Dol van angst en pijn probeerde
mijnheer Pimpelmans de wespen vóór
te komen. Hij reed hoe langer hoe har
der tot hij. meer door geluk dan door
wijsheid, ineens weer op de weg terecht
kwam. Daar stond de mooie, nieuwe
tentwagen van Joris Goedleven, die
olienootjes, chocolade en limonade ver
kocht.
75. Ssss -boem! Daar werd opeens de
telefoonleiding door de bliksem getrof
fen. Vonken, lichtstralen en rookwol
ken schoten sissend uit mijnheer Pim-
pelmans' broek en de arme man vloog
met een vaart langs de draden vooruit,
tot hij tegen een telefoonpaal kwakte
en omlaag In 't natte gras tuimelde.
78. 't Werd avond, 't werd nacht en
nog steeds kwam de ezel niet boven
water. Maar de volgende morgen riep
mijnheer Pimpelmans. die voor 't raam
stond, opeens uit: „Wat zullen we nu
weer beleven!" Kijvende vrouwenstem
men en woedende kreten klonken van
bulten. „Mijnheer Pimpelmans. kem er
eens uit, als Je durft!"
73. Rrr-boeml Daar vloog mijnheer
Pimpelmans met zijn motor regelrecht
op de tentwagen in; de wind pakte de
linnen bedekking en daar ging het hele
zaakje, mijnheer Pimpelmans incluis,
de lucht in. Het was de prachtigste
vliegmachine, die je maar bedenken kan.
Waar zou hij belanden?
76. „Er is zeker een telegram in mijn
broek geschoten!" zuchtte hij, terwijl
hij overeind krabbelde en kreunend naar
huis strompelde. Het was een droevig
gezicht, de eerwaardige man zo te zien
lopen. Maar gelukkig brak de zon door
en eer hij Epscheuten bereikte, was het
't mooiste weer van de wereld.
79. Wat was er gebeurd? De ezel was
op z'n eigen houtje langs een omweg
raar Epscheuten teruggekuierd en had
zich daar In een stuk of tien tuintjes
tegoed gedaan aan de bloemen. En daar
het juist wasdag was. had hij meteen
een stuk of wat drooglijnen met was
goed en al meegesleept.
74. Wel, een paar kilometer verder
kwam mijnheer Pimpelmans in de te
lefoondraden terecht, terwijl de motor
fiets en de wagen in het gras langzaam
maar zeker tot pulver verbrandden. Tot
overmaat van smart kwam er een ste
vig onweersbuitje afzakken. En daar
hing de arme man bewusteloos, in de
neerkletterende regen.
77. Buurman stond juist voor
hekje. „Waar is m'n fiets?" vroeg hij.
Maar toen hij vernam, wat er met zijn
arme motor gebeurd was, begon hij ge
woonweg te dansen van woede. „Dat
hèb je nou met dat uitlenen!" raasde
hij. ,,'n Knappe man ben je, als je 'm
nog eens te leen krijgt!" „Ik heb nog al
veel aan 'n verbrande fiets!" blufte
mijnheer Pimpclmans.
80. Gelukkig droop de menigte gauw
af, nadat mijnheer Pimpelmans beloofd
had. alles te zullen vergoeden. Maar o
wee. wat zette de brave man 'n ogen
op, toen hij 's avonds de rekening op
maakte. Een motorfiets, een tentwagen,
wasgoed, enz. enz. „Over de duizend
gulden heeft het mormel me gekost!"
riep hij uit, „maar nu verkoop ik hem.
Uit!"
81. En hij liet er geen gras over groei
en. De volgende morgen vroeg trok hij
er op uit, naar de markt in de nabu
rige stad. Jodocus liep er met de zweep
naast, voor 't geval mijnheer Langoor
weer kuren mocht krijgen. Gelukkig von
den ze gauw een koper, en opgelucht
keerden ze naar Epscheuten terug.
82. „Dat vervoermiddel is me slecht
bevallen", zei mijnheer Pimpelmans.
„Ik probeer het maar eens met een mo
torfiets. Ik heb met dat ding van buurman
ook wel pech gehad, maar 'n ezel stoot
zich geen tweemaal aan dezelfde steen
en 'n ezel ben ik niet Wie lacht daar?"
En van toen af reed mijnheer Pim-
pelmans op een motorfiets.
-m m- l -w—-m- a C ..Stille Week" nadertj
De gezegende en begenadigde, die van genade
moest leven en sterven
MORGEN is 't Palmzondag en
dan begint de „Stille Week".
Millioencn mensen over heel de
wereld denken dan aan en mediteren
over het lijden en sterven onzes He-
't Is zo: sedert oude tijden zijn de
zeven Zondagen vóór Pasen door de
kerken der Reformatie aan de over
denking van dit lijden gewijd. Maar
in de laatste week vóór de viering
van Christus' opstanding droeg de
overdenking van Zijn lijden een zeer
bijzonder karakter. Zoveel mogelijk
werd alle onnodige drukte in het fa
milie- en ook wel in 't verenigings
leven uit de Stille Week geweerd.
De laatste jaren kwam hierin wel
enige verandering en ging men er toe
over de „Stille Week" als een gewo
ne week te beschouwen. We laten
hier de vraag nu maar onbesproken
of deze nivellering op de geestelijke
debet- of creditzijde moet worden ge
boekt.
In vele protestantse gszinnen be
staat de goede gewoonte in de Stille
Week bij de dagelijkse Schriftlezing
daarvoor een gedeelte van het lijdens
evangelie te kiezen. En zo luisteren
duizenden ouders en kinderen naar de
oude verhalen, die toch altijd weer
opnieuw ontroeren.
En dan denken we aan Judas en
Petrus, aan Annas en Kajafas, aan
Pilatus en Herodes.
Ach, we hebben al die namen al zo
vaak gehoord, en zelfs onze kinderen
weten precies te vertellen, welke rol
deze mensen in de lijdensgeschiede
nis van onze Heiland hebben vervuld.
Wij kennen die verhalen bij wijze van
spreken van buiten, en van ontroe
ring is in vele gevallen geen sprake
Maar als we dan uit het Johan-
nes-evangelie (19:25) horen lezen: „En
bij het kruis van Jezus stonden zijn
moeder en de zuster zijner moeder.."
ja, dan schrikken velen toch even
wakker.
Maria bij het kruis van haar
Zoon. En dan denken we vanzelf aan
het woord van de oude Simeon, dat
op die schrikkelijke Vrijdagmiddag in
vreselijke vervulling ging: „En door
"IT AN de Maria-verering door de
roomse kerk hebben protestanten
een grote afkeer. Dat bleek voor de
zoveelste keer op 1 November 1950,
toen het Intern. Maria-congres te Ro
me het dogma van Maria's hemel
vaart afkondigde.
Dr. N. J. Hommes schreef toen
in ons blad: „Wij zijn en blijven pro
testanten. Wij volgen daarin Jezus
Christus. Zoals Hij tegen onzuiver op
dringen van Zijn moeder heeft moe
ten protesteren, zo protesteert Hij zelf
tegen deze Vaticaanse verheerlijking
vafi Zijn moeder. Hij moet dit doer.,
want Hij alleen is de weg, de waar
heid en het leven. Ook voor Maria,
die precies als andere gelovigen in
het N.T. heel gewoon een bank in de
kerk heeft. Als de gezegende, als be
genadigde, die van genade moest le
ven en sterven".
Als gevolg van deze roomse Maria-
verheerlijking, waarmee in de vijfde
eeuw is begonnen, is van protestantse
zijde aan de moeder des Heren wel
licht te weinig aandacht besteed. Wij
bezitten over haar wel enige waarde
volle studies. In het bekende boek van
dr A. Kuyper „Vrouwen uit de Hei
lige Schrift" zijn enige hoofdstukken
aan Maria gewijd. En ,,'t Hoogfeest
naar de Schriften" bevat een belang
rijke bijdrage over haar van de hand
van prof. dr S. Greydanus.
Maar een populair, historisch ver
antwoord boek over de moeder des
Heren bezaten we niet. Dit gemis werd
gevoeld door de in 1952 overleden
Hervormde predikant dr W. Lodder.
En zo werden wij dezer dagen ver
blijd door de ontvangst van een door
Bosch Keuning te Baarn keurig uit
gegeven werk onder de titel „Maria,
de moeder des Heren". Helaas heeft
de schrijver deze studie, waaraan hij
grote zorg besteedde, niet meer in
druk mogen aanschouwen. Wij mo
gen dankbaar zijn, dat hij i n zijr.
drukke leven nog tjjd heeft kunnen
vinden zijn manuscript te voltooien.
Het boek werd met een aantal fraaie
reproducties van bekende kunstwer
ken verlucht, waarvan er een drietal
(verkleind) in dit artikel zijn over
genomen.
Dr Lodder heeft zijn boek in zes
hoofdstukken verdeeld. Achtereenvol
gens tekent hij Maria in Nazareth,
te Bethlehem en in de tempel, op de
bruiloft te Kana, in Kapernaüm en
in Jeruzalem; het slothoofdstuk han
delt over Maria in de traditie.
Met klimmende belangstelling heb
ben wij. dit boek gelezen. De
schaarse gegevens van het
N.T. over Maria worden
door de schrijver met grote
zorg en piëteit gerangschikt
en besproken.
Maar ook verhaalt hij tel
kens weer wat roomse
schrijvers in de loop der
eeuwen hebben gepubliceerd.
Als voorbeeld geven wij hier
een citaat over de hemel- De "fuming van het kruis. (Maria rechts
vaart van Maria: ,Om beneden). Rembrandt van Rijn (16061669).
Maria's sterfbed staan de
apostelen en waken bij haar. Opeens
nadert Jezus met zijn engelen,
neemt haar ziel en geeft deze
aan de aartsengel Gabriël over.
Als men de volgende dag haar
lichaam naar het graf wil brengen,
verschijnt Jezus voor de tweede
maal en voert het in een wolk mee
naar het Paradijs, waar het weer met
de ziel verenigd wordt. Een andere
roomse schrijver maakt het nog mooi
er. Rondom haar sterfbed zouden met
de apostelen, ook engelen, de patriar
chen, zelfs Adam en Eva gestaan heb
ben. Een Jood, die zich aan de baar wil
vergrijpen, waarop de gestorvene lag,
verliest beide handen. Het lichaam
rust drie dagen in het graf zonder
verderving te zien en wordt dan in
de hemel verhoogd".
Zijn moeder
Als dr Lodder aan deze woorden is
toegekomen, wordt zijn schrijven een
meditatie, die vooral door de klei
ne trekjes, waar men meestal vluch
tig overheen leest telkens weer ont
roert.
Ten besluite nemen wij hier enige
alinea's over:
„Ik stel mij voor, dat Johannes
Maria van Jezus' gevangenneming zal
hebben verteld en dat hij, of een van
de andere discipelen, haar geregeld
van het verloop der dingen op de
hoogte zal hebben gehouden. Zij zal
zich waarschijnlijk niet buiten heb
ben gewaagd, toen de Overpriesters,
omstuwd door een grote schare, met
Jezus naar de Stadhouder trokken om
bekrachtiging van het gevelde vonnis
te eisen. Maar toen zij hoorde, dat
haar Zoon naar Golgotha uitgeleid
werd, was zij niet meer te houden.
Ik kan mij tenminste niet voorstellen,
dat het initiatief om zich op deze ge
vaarlijke plaats te wagen, van Johan
nes uitgegaan is. Men behoeft geen
psycholoog te zijn, om te voelen dat
het omgekeerde tienmaal waarschijn
lijker is. Al de bezwaren van haar
omgeving zullen Maria niet hebben
kunnen weerhouden. Toen zal Johan
nes gezegd hebben: Dan ga ik mee;
ik laat u niet alleen.
Geen pen kan beschrijven wat
Maria hier doorgemaakt heeft Het
zwaard, waarvan Simeon indertijd
sprak, ging haar op Golgotha dwars
door dc ziel. En toch! Maria zakt
niet gillend ineen. En evenmin valt
zij sprakeloos in zwijm. Maar zij
„staat", als opgehouden en gesterkt
door krachten uit de hogere wereld".
Geen scherper zwaerl doorsart soo 't moeders hart,
Dan daerze hoort haer kint, hel kruislam, blaeten:
Mijn Godt, myn Godt. Sterft Godt, van Godt verlaten?
Lijdt Godt van Godt? gevoelt de Godtheit smart?
Emanuel, Godt self, Godts eenigh soon
En Godt van Godt, van top tot teen vol wonden,
Verwacht den slagh, van 's vaders hant gebonden,
Verwacht den slagh des doots, en ziet hem schoon.
Een Engel daelt ten troost van Isaks ziel,
D'aertsvader slaghte een' ram, op Godts behagen,
Gebrant op 't hout, van Isak zelf gedragen.
Een Engel quam, die Abrams slaghzwaert hiel:
Maer Jesus geeft den allerjongsten snik,
Gelaeft met gallen en edik, toen hem dorste,
Aen 't heiligh hout, dat syne schouder torste.
Dit sterven geeft Natuure een' krak, een schrik.
Hoe waengtge is nu de moeder self te moê,
Die dicht by 't kruis noch slant hout in Godts lyden?
Zagh Simeon dit zwaert haer hart doorsnyden,
Wat liefde dreef hem naer den dootsbergh toe?
Zo bitter staet de Godtheit Adams leed.
En elks vergrijp: noch hoort men d'Englen tuenschen:
O Godt, verschijn, ten troost ten roem der menschen:
Verschyn in 't vlecsch, geverft in bloet, en zweet.
Schoot Godt om ons het kranke lichaem aent
Heeft Godt om ons in 't lichaem dit geleden;
Laet Godts natuur ons dekken en bekleeden;
Gods kruisgangh wyst den mensch de rechte baen.
JOOST VAN DEN VONDEL.