CHARLES DICKENS
.SPIT"
i,en sell rijver die millioenen lezers
trok
Oorspronkelijk, onuitputtelijk en scheppend vermogen
DE Engelse romanschrijver Char
les Dickens, geboren 7 Februari
1812, overleed op 9 Juni 1870. Zijn
stoffelijk overschot rust in de West-
minsterabdij, naast dat van andere
beroemde Engelse letterkundigen. Als
schrijver had hij een uitzonderlijk
succes. Zonder overdrijving kan ge
zegd worden, dat zijn boeken millioe
nen lezers hebben gevonden.
De avond bij Miss Havisham (Uit:
Grote verwachtingen
In Engeland werd hij buitengewoon
vereerd. Hij was de lieveling van zijn
volk, dat van Dickens geen kwaad
wilde horen.
In het begin van deze eeuw leek
't echter of ook Dickens zijn tijd had
gehad. Jonge Engelse schrijvers kwa
men met critiek, die lang niet mals
was en waarvan de juistheid voor
een groot deel ook niet kon worden
ontkend. Maar weldra bleek dat
Dickens een te grote plaats in het
hart van het Britse volk had ver
overd dan dat hij daaruit zou kun
nen worden verwijderd.
Deze actie wekte dan ook een ge
weldige reactie en niemand minder
dan de bekende G. K. Chesterton
maakte zich de tolk der Dickens-ver-
eerders. Of Chesterton dan geen fou
ten in het werk van Dickens zag?
Natuurlijk wel, en zelfs vele en gro
te. Hij wees er o.m. op, dat zelfs zijn
beste romans talloze passages en
bladzijden bevatten, die hopeloos
slecht zijn, slecht wat betreft senti
ment, dialoog en karaktertekening.
Telkens strandt hij op de klippen der
onwezenlijkheid en melodramatiek.
Maar toch zo besluit Chesterton
zijn boek, dat inderdaad een erezuil
voor Dickens kan worden genoemd
„Wij zullen in de toekomst weinig
bemoeienis meer hebben met de klei
ne schrijvers, die Dickens te gezond
voor hun verdrietjes en te zuiver
voor hun pleiziertjes achtten. Maar
wij moeten nog een heel eind reizen
voor we terug komen waar Dickens
ons hebben wilde: en de reis gaat
langs een hobbelende weg door
Engeland, een bochtige, draaiende
weg, zoals die waarlangs de heer
Pickwick reisde. Maar dit althans is
een deel van wat hij bedoelde: dat
genoeglijk samenzijn en stoere
vreugde geen tussenscènes zijn in
genoeglijk samenzijn en vreugde, die
eeuwig moge duren."
OALS bekend worden door ,,Het
Spectrum" te Utrecht de werken
van Dickens in 34 deeltjes opnieuw
uitgegeven. Bij dezelfde uitgever ver
scheen ook het bovenbedoelde boek
van Chesterton over de grote Engel
se schrijver. Daarin vindt men een
boeiend en interessant overzicht van
het leven van Dickens.
Chestertons boek moet men eigen
lijk lezen vóór men aan Dickens be
gint. Want in „David Copperfield",
„De Pickwick-club" en vele andere
boeken tekent Dickens toestanden en
personen, die hij in zijn jeugd zelf
heeft meegemaakt.
Die jeugdjaren van Charles waren
zwaar en somber. Zijn vader werd
voor schulden gegijzeld en de jongen
was genoodzaakt in een schoen-
smeerpakhuis te gaan werken. Hier
na was hij een poosje werkzaam op
een advokatenkantoor; ook dit werk
beviel hem niet en daarom begon de
jongen zich te bekwamen voor de
journalistiek. Tot 's avonds laat werk
te hij (o.m. leerde hij stenografie)
en zijn volharding werd met succes
bekroond. Hij kwam aan de krant en
wist zich zelfs op te werken tot ka
merverslaggever voor „The Morning
Chronicle".
Toen Dickens 24 jaar oud was ver
scheen de eerste maandelijkse afle
vering van zijn „Pickwick-club". De
opzet was een humoristische tekst
bij een serie illustraties, maar de
jonge auteur gaf werk, dat hier ver
bovenuit ging en met klimmende
geestdrift werd ontvangen. Door de
firma Chapman and Hall te Londen
werden van dit boek van 18571892
700.000 exemplaren verkocht.
„Dit is geen roman aldus het
oordeel van Chesterton want iede
re roman heeft een slot; en de Pick
wick heeft geen einde. Het punt,
waar het geschrevene ten slotte op
houdt, is geen einde in de artistieke
zin van het woord. Zelfs toen ik een
jongen was, meende ik, dat het boek
enkele bladzijden méér telde, die er
uit gescheurd waren, en ik zoek er
nog steeds naar."
„De lotgevallen van Olivier Twist"
maakte eveneens op het Engelse volk
diepe indruk. Verschillende typen,
in dit boek op meesterlijke wijze ge
tekend, heeft Dickens in zijn jeugd
van heel dichtbij meegemaakt. In de
meest kommervolle omstandigheden
leefden, werkten en stierven duizen
den in de wereldstad Londen. In dit
boek treden personen op, die men
heel zijn leven niet meer vergeet.
Wie denkt niet aan Fagin, die na
een leven van misdaad tot de strop
werd veroordeeld? Zo men weet is
dit boek verfilmd en ook op het witte
doek heeft Olivier Twist op vele dui
zenden een onuitwisbare indruk ge
maakt.
WAS Dickens zelf een veelschrijver
de literatuur over hem is van
een geweldige omvang. John Forster,
die tot zijn intieme vriendenkring be
hoorde, schreef over hem een werk,
dat in twee delen eveneens bij ,,Hct
Spectrum" zal verschijnen. Ook Sir
Henry Dickens, oudste zoon van de
schrijver, heeft een belangrijk boek
over zijn vader het licht doen zien.
„Met hem door Londen te wande
len", zo schrijft Sir Henry, „was op
zichzelf een openbaring. Het leek een
koninklijke stoet: mensen van alle
rang en stand, die hun hoed afnamen
en hem groetten als hij voorbijging.
Deze populaire genegenheid was
hem aangenaam, doch hij misbruik
te haar nooit. Tot aan het einde bleef
hij de bescheiden man, volkomen vrij
van zelfingenomenheid. Hij was even
eenvoudig en natuurlijk in zijn spre
ken als in zijn manieren. Zijn daad
werkelijke sympathie voor de armen
was eindeloos."
Hoe zeer Charles Dickens geliefd was
bij grote groepen van het Engelse
volk werd jaren geleden nog eens in
herinnering gebracht door
iemand, dié als kind van vier
jaar de bekende schryver
bij gelegenheid van een
spoorwegongeluk heeft mee
gemaakt.
De 9e Juni 1865 zat hij met
zijn vader, een zekere George
More, in een express van
de South-Eastern Railway,
die bij Paddock Wood uit de
rails liep, hetgeen een ware
catastrofe veioorzaakte. Het
knaapje, dat met zijn vader
tot de geredden behoorde,
sloeg op de overblijfselen van
een wagon het schouwspel
van het opruimingswerk gade,
geheel opgaande in het zon
derling gebeuren. In later
jaren vertelde zijn vader hem
dat de grote Dickens in dezelfde
trein had gezeten, dat zijn coupé ge
heel aan splinters was geslagen, maar
hij er goed afgekomen was. Zelfs
had D'ickens met grote zelfverlooche
ning tezamen met George More aan
de reddingsarbeid deelgenomen, de
gewonden verzorgd, de doden gebor
gen.
Vol bewondering was More later
naar Dickens toegegaan (hij wist toen
nog niet wie het was), had hem een
Mijnheer en mevrouw Boffin worden
deftig. (Uit: „Onze wederzijdse
vriend".)
compliment gemaakt en zijn naam
gevraagd. „Charles Dickens", luidde
het antwoord. Waarop de vader had
uitgeroepen: „The dickens, are you
Dickens?" (hetgeen zoveel wil zeg
gen als: drommels, bent u Dickens?)
Charles Dickens had gelachen en
toen de naam van zijn trouwe hel
per bij het opruimingswerk gevraagd.
„George More" luidde de naam, wel
ke Dickens gevat deed zeggen: „And
no man could have done more to
De woordspelingen waren beide
Reeds in zijn veertigste levensjaar
liet de gezondheid van Dickens veel
te wensen. Toch bleef hij met grote
energie doorwerken. Op dringende
uitnodiging begaf hij zich nog naar
Amerika, waar hij talrijke voorlezin
gen uit zijn werken hield.
In Engeland teruggekeerd, maakte
hij in 1868 een begin met een reeks
voorlezingen, die hij profetisch zijn
„Farew'ell readings" noemde, omdat
hij voelde dat ze door zijn zwakke
gezondheidstoestand ongetwijfeld zijn
laatste zouden zijn. Inderdaad moest
hij ze in Mei 1869 afbreken om ze
eerst in Maart 1870 te beëindigen.
Inmiddels verergerde de toestand
van zijn gezondheid; tegen het einde
van Mei begaf hij zich naar zijn ge
liefd buitenverblijf Gads-Hill bij
Rochester, waar hij na een aanval
van beroerte op 9 Juni 1870 over
leed. Toen het nieuws van zijn dood
in Engeland bekend werd, gevoelde
men dat algemeen als een persoon
lijk verlies. Koningin Victoria uitte
haar diep medeleven met zijn over
lijden en in vrijwel alle lagen der
bevolking betreurde men zijn heen
gaan.
Nog een huwelijk (Uit: Dombey Zoon").
Grote betekenis der
waterschappen
Nu een waterramp ons land zo grim
mig diep getroffen heeft, komt de bete
kenis van de waterschappen weer eens
in helder licht te staan, omdat deze zo
nauw betrokken zijn bij de waterke-
ringswerken.
Reeds duizend jaar geleden bezat ons
land een soort waterschappen. Zo be
hoorde o.a. Delfland, dat ontstaan is in
de 13e of 14e eeuw, tot een van de be
langrijkste waterschappen, die de zorg
voor de zeewering het zwaarst gevoel
de.
Na de formatie der duinen moest de
verstuiving van deze geneutraliseerd
worden. Later legde men om geen risi
co's te nemen, een slaperdijk achter de
duinen aan, terwijl in de 18e en 19e
eeuw de strandhoofden werden ge
bouwd. Nog vormen water, wind, ko
nijnen, enz. de ergste vijanden var. onze
duinen.
Doch laten we ook eens zien naar de
binnendijken. Zo slingert zich in dui
zend bochten,, die de vreemde automo
bilist de schrik om het hart jagen, de
Hoge Maasdijk langs de rivier van
Heusden naar Woudrichem. Nu was de
ze dijk in vroeger jaren, omzoomd door
hoge notebomen, die respectievelijk ten
offer zijn gevallen aan de geweermake
rij, omdat het hout ervan zeer geschikt
is voor geweerkolven.
Werd nu zo'n reus geveld, die zijn
wortels diep in de dykglooiing had ge
drongen, dan sloot men het uilgegraven
gat van de worteltronk direct weer af
met basaltblokken, zodat het dijkli-
chaam geen schade ondervond.
Maar in de laatste tijd, nu men geen
gevaar meer meende behoeven te duch
ten van de watervloeden, werden by
eventuele boomkapping niet altijd de
ontstane gaten met bazaltmaleriaal af
gedekt.
Gevolg was, dat door de rottende
wortels openingen in de dijk ontstonden,
die niet waterkerend waren afgesloten.
Zo kon het gebeuren, dat bij de laatste
stormvloeden, te Ryswyk, juist op zulk
een plaats de dijk een coupure ging ver
tonen, die uiterst gevaarlijk was.
Slechts met grote moeite is hier een
dijkdoorbraak voorkomen, door het stor
ten van zandzakken.
Heel wat zand van de opritten voor
de nieuwe Merwedebrug tussen Slccu-
wijk en Werkendam, is voor het vullen
van zandzakken gebruikt.
Onderhoud der waterkeringen is dus
de eerste taak der waterschappen.
Daarbij komt het onderhoud der wegen.
Maar daar dit laatste zo enorm veel
kost, en de wegen niet alleen gebruikt
worden door de bewoners van het be
trokken waterschap, moet hier dus een
modus gevonden worden, zodat de pol
ders niet alleen verantwoordelijk zijn
voor dit onderhoud.
ZONDAGSBLAD 21 MAART 1353
5
Vondsten in Moravië
bewezen het
hebben echi bestaan
R is vrijwel geen volk op aarde, dat
in zijn sprookjes, mythen en legen
den geen menselijke figuren kent. die
veel, veel groter waren dan de mens
van heden en die nagenoeg alom als
reuzen werden aangeduid.
Nu weten we wel. dat vooral in de
sprookjes, mythen en legenden waarheid
en verdichtsel dikwijls heel moeilijk te
onderscheiden zijn. Als regel zijn zij eeu
wen oud, als regel ook is de fantasie
des volks zeer levendig. Niettemin blijft
het opmerkelijk, dat reuzen een vrijwel
universeel „verschijnsel" zijn in al die
verhalen en overleveringen.
Dwergen ook. maar die zijn heel wat
minder geheimzinnig voor ons. omdat
wij inderdaad dwergvolken kennen (in
Centraal-Afrika. op Malakka. op de Phi-
lippjjnen bij voorbeeld) en bovendien he
le geslachten van dusgenaamde Liliput-
ters, die sedert jaar en dag alom ter
Wereld optreden n circussen en cp kei-
missen. Een feitelijke grondslag voor het
voorkomen van dwergen en dwergvolken
in de sprookjes, mythen en legenden is
dus (nog) aanwezig, zodat de ..dwerg-
verhalen' alleen daarom reeds aa.-.vaaro-
baar zijn, al is het waarschijnlijk dot
men de „kleinheid' der dwergen gelei
delijk aan is gaan overdrijven.
En hoe is het nu met de reuzen?
Zijn er ook feitelijke grondslagen, die
kunnen wijzen op het bestaan van reu-
zengeslachten in vroeger eeuwen? Pro
fessor dr Mohr (van de Weense univer
siteit) heeft zich met dit vraagstuk be
ziggehouden en onlangs enige van zijn
©verwegingen en conclusies in „Die Fur-
che" gepubliceerd. Mohr's conclusie
luidt: Inderdaad, de enige mogelijke op
lossing van het raadsel (der reuzen) is,
aan te nemen dat reuzen werkelijk heb
ben bestaan.
De hedendaagse wetenschap, zo be
toogt Mohr is sceptisch en behoort zulks
te zijn. Juist daarom is het zo opval
lend. dat ernstige geleerden van naam
mededelingen hebben gedaan over een
(vrij recente) vondst van mensentanden,
die veel groter zijn dan normale men
sentanden. Die vondsten zijn gedaan op
Java en (in een apotheek) in China.
Jammer genoeg zijn de tanden in de
troebele na-oorlogse jaren spoorloos ver
dwenen Het staat evenwel vast, dat zij
door deskundigen onderzocht en als men
sentanden. maar dan reuzen-tanden, her
kend zijn.
Toen Mohr dit las in de vakbladen,
ging zijn herinnering terug naar vroe
ger jaren en naar vroegere vondsten,
die inmiddels alweer door velen verge
ten waren. Voor de Weense hoogleraar
waren de reuzetvanden van Java en Chi
na aanleiding om zijn wetenschappelijk
geheugen wat op te frissen. Twee an
dere vondsten, die hij vroeger critisch
had bestudeerd, verschenen hem in een
geheel nieuw licht.
Omstreeks 1880 vond de praehistoricus
professor Maska in de Schipkagrot bij
Strammberg in Moravië (Tsjechoslo-
wakije) een brokstuk van een menselij
ke onderkaak. Tal van vakgeleerden be
keken en onderzochten de vondst. Voor
al de palaeontoloog II. Schaffhausen en
de anatoom R. Virchow hielden zich
ernstig bezig met het kaakfragment.
Naar de grootte te oordelen zou de kaak
afkomstig moeten zijn geweest van een
volwassen mens, maar in de kaak sta
ken nog drie niet doorgekomen tanden
(een hoektand en twee snijtanden), het
geen er op wijst, dat de kaak afkomstig
was van een kind, dat bezig was te wis
selen toen het stierf.
Zonder twijfel betrof het een onder
kaak van een kind van een jaar of acht
negen, oordeelden Maska. Wankel en
Schaffhausen, dus „mannen van het vak".
Virchow daarentegen stelde zich op het
standpunt, dat het een pathologische
misvorming gold van een volwassen
mens. die ..te laat" zou zijp geweest
met wisselen. Mohr acht Virchow's me
ning niet steekhoudend, want het moet
toch wel al uiterst toevallig worden aan
gemerkt. dat het enige fragment van
het enige menselijke skelet dat in de
Schipkagrot werd gevonden, juist van
een abnormaal individu zou afstammen.
Te toevallig, meent Mohr nog heden ten
dage
Een halve eeuw was voorbijgegaan en
de vondst van de Schipkakaak was reeds
danig in het vergeetboek geraakt, toen
een nieuwe alarmmelding de wetenschap
pelijke wereld opschrikte. Ditmaal was
zij afkomstig van professor dr K. Ab-
solon uit Brunn •Tsjechoslowakijc). Afa-
salon had bij Ondratice langs de oude
volkerenweg van het Wener Bekken naar
de Oostzee, die loopt (beter: liep) langs
de vindplaats van de Schipkakaak. heel
bijzonder stenen gereedschap gevonden.
En wel reusachtige hamers, bijlen,
schrappers en messen van kwartsiet, die
mensen van onze tijd onmogelijk zouden
kunnen hanteren, zo groot en zwaar zijn
zij. De vorm dier voorwerpen is geli;k
aan die van andere vondsten (van
kleiner formaat) uit dezelfde periode
van het oude Stenen Tyupcrk B:j
Ondratice in Moravië ware: e: dus
twee verschillende typen of uitvoeringen
van de wapens en werktuigen. Met het
kleine type zouden ook wij kunnen wer
ken of vechten, maar met het grote
Stadsbeeld van Soeakineens ten drukke handelsplaats, bekend als het
„Moorse Lissabon", thans een dode stad aan de Rode Zee.
PIER, DE DROMER
ACH ja, die Pier Hulst, die red
der, die de verbeten dochter
van Klaasjens ten huwelijk voer
de. Ze was werkelijk beter uit ge
weest, wanneer ze hem nooit had
leren kennen, want Pier Hulst be
staat enkel maar uit een machtig
gevelfront, waar niets waardevols
achter wegschuilt. Hij tóónt veel
daar houdt het mee op. Dat is zo
van jongsafaan geweest en dat zul
wel zo blijven ook.
Hoe zou het ook anders kunnen?!
Kijk eens, Pier is de jongste zoon,
nakomertje, van een coféhouder.
Destijds een imposant knappe baby,
die nog voor een cf ander soort
kindermeel een dankbare reclame
gevormd heeft. Een wolk van een
jongen! De als kostbare relieken
bewaarde foto's uit zijn prille jeugd
tonen een allerliefst guitig smoel
tje met fluwelige bruine ogen: een
jongen om te stelen. Zulke kinderen
lopen meer gevaar dan hun mak
kertjes met melkboerenhondenhaar
en grauwe snoetjes; zn worden te
veel aangehaald ?n ze weten zo
uitermate gauw wat ze moeten
doen om de aandacht tot zich te
trekken, mitsgaders snoep en lof
uitingen. Maar geen hummel loopt
in dit opzicht méér risico dan een
cafékind! De dronkemansvertede
ring is een hels gif. De narrige,
vader-klant, die eigen huis en
kroost ontliep, wordt compleet ver
voerd over de zeldzame eigenschap
pen van des zetkasteleins nage
slacht, dat zo anders is als die ver
schrikkelijke eigen kinderen. Zo
veel leuker; zoveel gehaaider, zo
veel poeziger; zoveel beleefder;
zoveel geraffineerder. „Hier...."
daar krijgt dat kind een stuiver
voor snoepgoed, al kon er beter
brood voor de eigen kleuters voor
gekocht zijn. „Hier...." daar mag
het eens even proeven welke kos
telijke borrels zijn vader weet te
schenken. Hier dit en hier dat! Arm
stumperdje!
Na hoogstens een jaar heeft het
jongetje het klappen van de zweep
terdege geleerd. Het weet die ge
zichten te trekken en die woorden
die dubbelzinnige en vieze woor
den te gebruiken, die zijn pu
bliekje in extase brengen. Zodoen
de gaat dit jongetje machtig veel
van zichzelf denken. Het omweeft
zich met een schijnwereldie die
aan zijn kleine voetjes ligt en al
lengs raakt het overtuigd dat heel
de maatschappij één prettig lol
letje is. Indien je tenminste maar
het passende gezicht kunt opzetten
en de bijbehorende zinsneden kiest.
Waarbij zich dan in de loop der
jaren nog één duidelijk talenj open
baart: de jongen speelt accordeon
als de beste; zijn vingers glijden
jagend over de toetsen-en wat zijn
Uit de
VOLKSWIJK
oren horen, weet hij ten gehore te
brengen. Het is een mirakel, en
dat is het!
Het is dat weliswaar slechts in
de kring der stamgasten. Op
school is de knaap ronduit ecu mis
baksel, zowel u>at leergierigheid
als vriendschappelijke gemeen
schapszin betreft. De juffrouwen
en de meesters hebben ervaring
met deze jeugd, maar de kleine
Pier gaat zowaar hun krachten te
boven. Zo'n jongen hebben ze nog
nooit meegemaakt; zo tot in de
finesses bedorven. Ze zien maar één
lichtzijde: dat de leerplichtige
leeftijd tenslotte ophoudt, anders
zouden ze hem mogelijk ter
completering van zijn zeer fragmen
tarische kennis heden ten dage nog
in de klas hebben. Nu doorspookt
h\j enkel nog hun dromen. Maar
Piertje laat het kond of hij iemand
nachtmerries bezorgt....
Piertje op school; totaal onge
ïnteresseerd :n elk vak; totaal
onhandelbaar in elke klas. Als
kleuter al binnentredend met een
air van de gewenste klant, weg
trappend ivat hem in de weg ligt.
Eindelijk in een gareel gedwongen,
maar dan meteen wegzakkend in
eindeloze dagdromen. Misschien van
uit de beklemming van taal- en
rekenlessen wegvluchtend naar de
waime, stralende cafézaal met zijn
geroezemoes en applaus. Misschien
zo maar dromend omdat de nach
ten te kort zijn voor deze kinderen.
Maar in elk geval leeft straks de
volwassen Pier Hulst eveneens in
een voor derden ontoegankelijke
privè-wereld, waar het allemaal
jenevergeur en lampenschijn is, en
waar toejuiching op toejuiching
Zo wordt hij de mens van later;
de onvolwassen volwassene. Een
man, die zich identificeert met
iedere grote figuur die hij tegen
komt, uiaarbij het 't bedroevende
is dat hij grote mensen slechts ont
moet op het bioscoopdoek en in
filmische uitvoering, terwijl hij
bovendien enkel de minste soort
films gaat bezien. Zijn programma
omvat de misdaad, de schone
vrouwen en de intrigueloze avon
turen. Dergelijke producten ziet hij
met graagte viermaal achtereen en
meent dan op een of andere voor
ons onverstaanbare manier dat ze
zijn eigen biografie spelen. Hij
heeft alles in zijn goed twintig
lentes gedaan, zoals de filmhelden
het doen. Hij schoot gelijk de rover
schiet; hij omhelsde gelijk de held
omhelst; hij musiceerde zoals de
jazzspecialist dat doet. Maar merkt
u wel dat hij dus constant in het
verleden leeft? Dat hij uit alle
verantwoordelijkheden terugvlucht
in een gedroomde jeugd? Hij heeft
geen toekomst voor zich hoe
griezelig voor Klaasjens dochter
om met zo'n knaap nochtans de
toekomst tegemoet te trekken
WIJKPRED1KANT.
type zouden wij weinig kunnen beginnen
omdat onze handen (en misschien ook
onze krachten) te klein zijn om de reu
zen-editie" te hanteren
Samenvattend zegt Mohr: Alle volken
kennen de ((mythische) ove.levering van
de aanwezigheid van reuzen in het ver
leden. Wij hebben de onderkaak van
Schipka. afkomstig van een kind. maar
zo groot als die van een hedendaagse
volwassene. Wij hebben voorts (gevon
den in de „koers van de Schipkagrot)
reusachtige gereedschappen. gemaakt
voor sterker en vooral groter handen
dan de onze. Wy hebben reuzentanden
gevonden in Oost-Azië.
Wat van dit alles te denken? bijluit
Mohr. Logisch gesproken paste bij de
grote gereedschappen een grote, een reu-
zenhand, en bij de reuzenhand (en reu
zentanden) een mens, ongeveer 1 2
maal zo groot als wij gemiddeld zijn.
Inderdaad, de gevolgtrekking dringt zich
aan ons op, dat reuzen heus en echt be
staan hebben.
is niei altijd zo onschuldig
(Van
medische medewerker)
MAARMATE de medische wetenschap
voortschrijdt in haar ontwikkeling,
de voorlichting van het publiek door
middel van de pers efficiënter wordt en
de artsen mededeelzamer worden tegeiv
over hun patiënten, neemt de woorden
schat van de leek op geneeskundig ge
bied toe.
Het merkwaardige is, dat men aan
bepaalde woorden een inhoud geeft, die
de deskundige niet zonder meer duide
lijk is.
Het woord „hernia" behoort tot deze
categorie. Als men zegt, dat men van
een hernia geopereerd is, dan denkt
men als arts het eerst aan een lies
breuk. Bij het opnemen van een ziekte
geschiedenis moest ik me reeds enkele
malen corrigeren, daar me in het ver
loop van het gesprek bleek, dat niet
een liesbreuk maar een bepaalde ope
ratie aan de wervelkolom bedoeld werd.
De hernia inguinalis, de liesbreuk, is
sinds overoude lijden aan de genees
heren bekend. De hernia van een tus
senwervelschijf is een aandoening, die
nog maar een halve eeuw bekendheid
geniet en die de laatste tien jaar in
hel brandpunt der belangstelling is ko-
Het kraakbeen tussen twee wervels is
aan zijn rand verzwakt en het min of
meer weke middengedeelte puilt aan
de achterkant van het wervellichaam
uit. waardoor zenuwweefsel in de klem
komt en klachten veroorzaakt, die op
rheumatick of ischias lijken. Deze af
wijking kan ogenschijnlijk zonder van
buiten aantoonbare reden ontstaan. In
andere gevallen is er een of ander ee-
wcld aan te wiizen zoals het zich ver
tillen of het vallen op de stuit.
Een hernia van de kraakbeenschijf
kan od elke plaats van de wervelko
lom ontstaan, maar het veelvuldigst
wordt deze waargenomen tussen de vier
de en vijfde lendenwervel.
De klachten kan ik u het beste aan
geven met de ziektegeschiedenis van
een dertigjarige man. Vijf jaar gele
den had hij gedurende veertien dagen
last gehad van „spit" in de rug. Zijn
lendenpijn was daarna volkomen ver
dwenen. Ruim een jaar later begon hij
klagen over knagende pijn onder in
de rug.
iets minder. Het dragen van een flanel
len lap ter plaatse bracht weinig ver
lichting. Het was hem opgevallen, dat
verkoudheden, die hij nogal eens had,
gepaard gingen met verergering der
rugklachten. Hij dacht stellig, dat hij
leed aan een rheumatische aandoening
van de lendenspieren.
Omdat chronisch ontstoken organen
rheumatische aandoeningen kunnen on
derhouden. had een oor-neus-keel-arts
de neus en bijholten nauwkeurig onder
zocht. Het bleek, dat er een slepende
ontsteking bestond van een kaakholte.
Hij liet deze behandelen, tevens hopend
dat de rugklachten zouden verdwijnen.
Het tegendeel was het geval. Hij kreeg
last van pijn in de achterzijde van zijn
dij en in de rechter kuit. Bij hoesten en
niezen, dat hij door zijn verkoudheden
vaak deed. werd de pijn erger.
Een nauwkeurig onderzoek bracht
lichte gevoelsstoornissen en enige ver
mindering der spierkracht aan het licht.
Bovendien was de omtrek van de rech
ter dij iets kleiner dan die van de lin
ker. Er werden röntgenfoto's gemaakt,
die het uitpuilen van het kraakbeen tus
sen de vierde en vijfde lendenwervel
duidelijk lieten zien. De patiënt werd
geopereerd. Het verloop daarna was on
gestoord. De klachten zijn geheel ver
dwenen.
Laat ik u direct zeggen, dat niet al
tijd een operatie noodzakelijk is. Velen
genezen door een rustkuur al of niet met
gelijktijdig gebruik van medicijnen. De
beslissing of een operatie nodig is, hangt
af van de ernst der klachten, het be
roep en nog enkele factoren waar ik
niet op in ga. De tijd. waarin men dacht
dat het mes van de chirurg alleen ge
nezing kon aanbrengen, is voorbij.
Uit het voorgaande zal u inmiddels
duidelijk geworden zijn, dat men niet
achteloos aan spit, rheumatiek of ischias-
achtige klachten voorbij kan gaan. Er
kunnen oorzaken voor zijn, die een
langdurige of ingrijpende behandeling
noodzakelijk maken.