JACOB DIENSKE, SCHOTSE HOOGLANDEN 4 ZONDAGSBLAD 7 FEBRUARI 1953 gezagvoerder van de oude stempel DE ZEILSCHEPEN KRIOELDEN TOEN VAN RATTEN Een zeeman, die tevens knap zakenman was VORIGE week overleed te Den Haag op de leeftijd van bijna 90 jaar de heer J. 'Dienske. Met hem is de oudste der gezagvoerders der koopvaardij, die hun opleiding genoten hebben op de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam, heengegaan. Tevens is met dit heen gaan een einde gekomen aan een vele generaties lang ononderbroken reeks van zeelieden uit hetzelfde ge slacht. De vader van de overledene was de bekende kapitein Hendrik Diens ke uit Maassluis, gezagvoerder van de „Cosmopoliet III", destijds het grootste Nederlandse zeilschip van het Clippermodel, dat op Nederlands-, Indië voer. Dit prachtige luxeschip voer met de regelmaat van een klok in 70 dagen om de Kaap de Goede Hoop naar Batavia, waarbij een vaart van 20 mijl werd gelopen, als de omstandigheden gunstig waren. De jonge Dienske, in het voet spoor van zijn vader tredend, kwam op 5 Augustus 1876 als kwekeling op de Kweekschool voor de Zeevaart aan de Prins Hendrikkade te Am sterdam, waar in die dagen een zeer streng regiem heerste De leerlingen waren intern en stonden onder bijkans militaire tucht, waarbij echter tevens goed werd ge let op de religieuse vorming. Zon dags gingen zij onder geleide van een der leerkrachten naar de kerk en zaten dan tegenover de Amster damse weesmeisjes, die destijds nog de half rode, half zwarte mantels droegen. In 1879 studeerde Jacob Dienske af, nadat hij erin was geslaagd tot viermaal toe de ereprijs van zijn klas te behalen in de wis- en zee vaartkunde en voor het schoolonder wijs. Daar hij echter nog te jong was om het rijksdiploma voor de grote vaart in ontvangst te nemen, waarvoor een minimum leeftijd van 18 jaar was vastgesteld, raadde de commandant hem aan de wachttijd te overbruggen door een reis te gaan maken als stuurmansleerling. Alras was hij aangemonsterd op de bark „Zeenymph" en men voer af uit Rotterdam naar Makassar. De jonge stuurmansleerling had raast zijn gewone dienst tevens de verantwoordelijkheid over de provi siekamer en dat was op dit zeilschip nu bepaald geen sinecure! Het krioel de aan boord namelijk van de rat ten en dit ongedierte kreeg alras de afmetingen van kleine katten. Ze vraten overal doorheen en hadden het speciaal begrepen op de provi siekamer, waar onder andere een grote partij kaas was opgeslagen. De kapitein had uitdrukkelijk ver klaard, dat het er voor de stuur mansleerling bedenkelijk zou uitzien als deze kazen niet onbeschadigd in Makassar zouden arriveren; zij be hoorden namelijk tot de privëhandel van de kapitein, die zijn winst niet voor de ratten geworpen wenste te zien. Het leek een hopeloze zaak. De ratten holden de kazen geheel uit en zelfs toen de stuurmansleerling er kistjes omheen had getimmerd, vra ten zij daar dwars doorheen. Ten einde raad hing Dienske toen alle kazen op aan touwtjes, die aan het plafond waren bevestigd. Na een langdurige reis arriveerde men eindelijk in Makassar en daar werd door de kapitein, na het lossen van de lading, een aanvang gemaakt met zijn privëhandel. In die dagen bestonden er nog geen sociale wetten, geen pensioen- en ook geen kinderbijslagregelingen. Daarom werd het door de reders vaak oogluikend toegestaan, dat de gezagvoerder een deel van een ruim voor eigen doeleinden benutte om wat extra te verdienen. Deze kapitein had zó veel meege nomen, dat hij een toko inrichtte aan de wal, waarin de stuurmans leerling ervaring kon opdoen in de verkoop. Hij verkocht toen geduren de drie maanden aan de burgerij oude kaas en oude genever, dames hoedjes en herenonderbroeken Maar dan ook de gehele sortering, die daar tussen ligt! In deze toko deed de jonge Dienske de zo zeer noodzake lijke ervaring op, die zeelieden tot lebemanner stempelt. Na drie maanden werd de terug reis aanvaard, zodat men binnen een jaar weer in Amsterdam terug was. ■a- f~\ AAR Dienske's wachttijd nog U steeds niet om was, monsterde hij voor slechts één reisje naar Zuid- Amerika, niet wetende, dat dit reis je twee jaren zou duren. De heer Jacob Dienske, zoals velen hem kenden in zijn laatste levensjaren. Hij werd derde stuurman op de Schoener „Columbus." De beman ning van dit zeilschip bestond ge heel uit echte Grunningers en één Hollander. En dat was Dienske. In totaal was men met zijn achten, het geen nu niet bepaald een goede be zetting van een schip voor zo'n tocht kan worden genoemd. Reeds in het Engelse Kanaal brak een orkaan los en toen was het: alle hens in het want om te reven en wat dies meer zij. Nu vroor het stevig, zodat ieder henneptouw van een ijs laag was voorzien, vanwege bevro ren en overgekomen buiswater. Tot overmaat van ramp verspeelde de „Columbus" in deze storm haar tuig. Iedereen was dan ook dankbaar toen men eindelijk behouden in Falmouth binnen liep om de averij te herstel len. Na een dag of tien werd toen de grote sprong naar Zuid-Amerika ge waagd. Het ging de eerste tijd heel goed, maar allengs nam de wind af, begon men snelheid te verliezen en raakte daardoor uit de koers. Het schip kwam uit de passaatwind te recht in de stiltegordel, die in de geo grafie als de Sargassozee bekend staat. Daar de schoener een stalen schip was, groeide het geweldig aan met een koraalachtige formatie, die be kend staat onder de naam van „baar- nikkels." Dit zijn duizenden op druip steen lijkende wortelvormige door nen, die dwars op de scheepswand aangroeien en ongeveer 10 cm lang f De heer en mevrouw Dienske op de voorgalerij van hun woning in Peka Iongan (Java). Deze tijd behoorde tot de drukste maar ook tot de gelukkig ste jaren van heel zijn lange werkzame leven. worden. Zodoende verliest een schip alle vaart, die er nog eventueel in zit en schiet men bij een goede bries niet meer op dan enkele kilometers Weliswaar poogde men door mid del van een laddertje, dat met be hulp van lijnen onder het schip door werd getrokken van bakboord- naar stuurboordzijde, om deze baarnikkels te verwijderen, maar tegen de groei kracht der natuur was men lang niet opgewassen. En zo worstelde men gedurende ongeveer twee maanden om door deze stiltegordel heen te komen. Al moge dit oord de uitver koren plaats zijn voor alle paling ter wereld om een samenzijn met het andere geslacht te organiseren, voor de bemanning van de „Colum bus" was dit de plaats waar de leef tocht opraakte. Het schip was geladen met spoor staven voor de Braziliaanse regering, maar gelukkig bleek een der ruimen ook nog een partij beschuit van Huntley en Palmers te bevatten. En die werd nu aan de lading onttrok ken. Later zou de reis door dit simpele feit nog met zeven maanden worden verlengd, daar het schip, in Brazilië aangekomen, aan de ketting werd gelegd, .wegens het onttrekken van lading aan de oorspronkelijke be stemming." Sinte Bureaucratius is vermoedelijk in Brazilië geboren! Na het passeren van de stiltegor del werd nog enkele weken doorge zeild, totdat men op een goede dag land in zicht kreeg. Dit bleek Zuid-Amerika te zijn. Men was bijna twee duizend kilometer uit de koers geraakt ten gevolge van ge brekkige plaatsbepaling in verband met het ontbreken van een chrono meter aan boord, waardoor de leng te niet nauwkeurig kon worden vast gesteld. De schipper, die afkomstig was uit de kustvaart in de Oostzee en die nog nooit een reis over de oceanen had gemaakt, stelde zich namelijk op het gemakkelijke standpunt, dat hij met de eigenwijze praatjes van die lui van de Zeevaartschool niets te maken had. Zijn vader had ook altijd zonder chronometer gevaren en waarom zou hij dat nu ineens we] met zo'n ding moeten doen? Hij heeft het geweten, want de heen- plus terugreis, die overigens veel beter verliep, alsmede het ze venmaands verblijf te Pinedo aan de Rio San Francisco, waar het schip aan de ketting bleef liggen, totdat geld uit Holland was overge maakt, duurden twee jaren. Iedereen dacht toen in het vader land dat de schuit vergaan was. •fr TJTET was inmiddels 1882 gewor- den toen Dienske zijn rijksdiploma derde stuurman voor de grote vaart ontving. Al spoedig kreeg hij een aanbod om te gaan varen voor de Nederl. Indische Stoomvaartmaat schappij, die vanuit Batavia opereer de. Met een passagiersschip voer hij toen naar Indië en daarmee was zijn carrière aangevangen. Deze maatschappij had haar dien sten in de gehele Nederlands Indi sche archipel en van hier uit op Brits Voor-Indië. In Mei 1883 werd Dienske reeds be vorderd tot 2e stuurman en binnen vier jaren na dit tijdstip volgde zijn aanstelling tot le stuurman bij de zelfde maatschappij. In deze jaren werd er bij de koop vaardij verschrikkelijk hard gewerkt. Als een schip toen op de rede van een stad aanlegde, was het de ge woonte, dat de kapitein aan wal ging en aan de stuurlieden onder be vel van de eerste officier opdroeg om de lossing der lading punctueel ter hand te nemen, wat geen kleinig heid was, als men bedenkt, dat bij gebrek aan havens en kaden alles moest worden overgeladen uit de ruimen in langsliggende prauwen. Het kwam regelmatig voor, dat de officieren dan van 24 tot 36 uren zon der onderbreking in touw waren om de papieren en de verlading te con troleren. In deze tijd was daarvoor nog geen speciaal personeel als een purser met zijn staf bekend. Herhaaldelijk is het dan ook voor gekomen, dat aan het einde van zo'n dienst de heer Dienske aan een ma troos opdracht moest geven om hem om de zoveel minuten een natte dweil uit een emmer koud water over het hoofd te halen, teneinde niet in slaap te vallen. Niettemin verklaar de hij nog onlangs op zeer hoge leef tijd dat dit de mooiste tijd uit zijn leven was. In 1891 ging hij over naar de in middels opgerichte Pakketvaart Maatschappij, waar hij nog een paar jaar bij voer om als gezag voerder te eindigen. Hij trad name lijk in 1890 in het huwelijk en zocht op verzoek van zijn vrouw, waarmee hij 63 jaar getrouwd is geweest, een walbetrekking. Na enige tijd volgde zijn aanstel ling als superintendent van de hout- aankapmaatschappij Wijsman te Ba tavia met als standplaats Pekalöngan Voor deze maatschappij regelde hij de houtaankap van grote djatihout percelen in het Semarangse en het Rembangse district. Toen na zeven jaren dienstverband de heer Wijsman stierf ten gevolge van een verkeersongeluk, maakte de heer Dienske zich vrij en grondvest te een eigen houtaankapfirma an nex houthandel. Deze zaak nam al spoedig een grote vlucht en werd tijdelijk nog uitgebreid met de zaak waarneming van een scheepsbouw- werf voor prauwen te Djoana van de firma Berendsen. Later werd de zaak overgebracht naar Buitenzorg, alwaar hij een houtstapelplaats en houthandel vestigde. Tussen de bedrijven door richtte hij ook nog een ijsfabriek op, als mede een telefooncentrale, die waar schijnlijk een van de eersten is ge weest, welke in Indië ooit functio neerden. In 1906 keerde hij terug naar Holland om eens uit te blazen en ook met 't oog op de opvoeding van zijn kinderen. Het bevieL hem hier zo goed, dat hij besloot om niet meer terug te keren naar Indië en hij heeft toen van hieruit zijn zaken op Java geliquideerd. Daar hij vier dingen, waarmee velen behept zijn, gedurende zijn gehele leven naliet, te weten: liegen, vloe ken, roken en drinken, schiep hij met Gods hulp de meest gunstige omstandigheden voor het bezit van een gezonde geest in een gezond li chaam. Van beiden heeft hij tot op bijna 90-jarige leeftijd mogen genieten, al bleven hem in zijn gezin de beproe vingen niet gespaard. Naast een bui tengewone talen- en feitenkennis (hij sprak en schreef 10 talen) beschikte hij over een grote intelligentie. Hij behield zijn volle denkvermogen ook in de laatste jaren van zijn leven en overleed op 27 Januari na een kort stondige ziekte. Lectuur gevraagd voor zieke en eenzame Nederlanders Wij verzoeken de lezers de gelezen exemplaren van 1lt blad te zenden aan bet Bureau voor gratls-ver- spreidlng van lectuur aan zieke en eenzame Neder landers over Oe gehele wereld. Leider: J. P. O. MEEUW1E Amstclveenseweg 283 A dam-Z. ZONDAGSBLAD 7 FEBRUAJJI 1953 5 In de eenzaamheid der Het land van de duizenden meren EENZAAM is het hier in de Schot se Hooglanden! Zoveel mensen als er in het dal van de Clyde wonen, waar Glasgow ligt met ongeveer 2 millioen inwoners, zo weinig bewoners vindt men in het kale rotsgebergte in het Noorden. De bergtoppen zijn de gehele winter met een laag sneeuw bedekt en op de hoogste top, de Ben Nevis, kan men het gehele jaar door ijs en sneeuw in de gletschers vin den. Ook de minder hoge bergen, meer naar het zuiden, houden in de gletschers aan de noordelijke hellin gen, waar de zon niet doordringt, het ijs geruime tijd vast. In dit hoge en ruwe bergland kan men dagen lang rondwandelen zonder een menselijk wezen te ontdekken. Misschien treft men hier of daar een eenzame schaapherder aan, die met zijn trouwe hond de schapen be waakt en iedere dag met zijn kudde naar boven klimt om de dieren op het malse gras van de hoger gelegen berghellingen te brengen. Even talrijk als de schilderachtige meren, die aan de oever gewoonlijk door een bos zijn omgeven, zijn de uit de middeleeuwen stammende kastelen. Bijna elk kasteel staat op een rots aan een baai of aan de oe ver van een der vele meren in het binnenland. Schotland is ook een land met eeu wenoude tradities. De bewoners wa ren in vroeger tijden onderverdeeld in 54 stamfamilies die in stamverband leefden en de grond in gemeenschap pelijk bezit hadden. Elk zo'n stamfa- milie heette een clan en de leden daarvan waren te herkennen aan een bepaald patroon in de Schotse rok en de Schotse deken, die ze over de schouder dragen. Zelfs de schaapleren doedelzak is met dezelfde stof van hetzelfde patroon bekleed. De Schot se rok (of kilt, zoals de Schotten zeg gen) wordt thans niet zoveel meer gedragen als in vroeger dagen. Toch komt men thans in de grote steden, zoals Glasgow, Edinburgh en Aber deen, een enkel maal nog wel een landedelman tegen, die aan de natio nale kledij blijft vasthouden. De Schotse Hooglanders zijn ook goede klimmers. Het zou vreemd zijn als men dat niet kon zeggen van een volk dat temidden van een hoogge bergte woont. Een hooggebergte vaak zo steil, dat het op de Zwitserse al pen gaat gelijken. De Ben Lomond, de hoogste berg in de buurt van Loch Lomond, een groot meer even ten Noorden van Glasgow, is onge veer 1000 meter hoog. Aan de noorde lijke helling gaapt een afgrond van bijna 600 meter loodrecht naar bene den. De Schotse helden, zo zegt men, vonden er vroeger een genoegen in om op één been boven deze afgrond te balanceren, om hun koelbloedigheid en hun ijzeren zenuwen te tonen. Ze ker is het in elk geval, dat er jaar lijks een aantal onervaren klimmers uit andere streken, aangelokt door de steile rotswanden, bij deze klauter- partijen de dood vinden. EVEN hoog als het gebergte in Schotland zijn de schilderachtige rotseilanden voor de kust die, als het weer helderder wordt, torenhoog bo ven de zeenevels uit, voor het oog van de toeschouwers opdoemen. Ar- ran, het smokkelaars-eiland, waar de lucht zwaar is van de romantiek. Hoe veel films werden hier niet opgeno men en hoeveel romans zijn er niet over geschreven. Als de zee kalm is glijden de kleine kustboten geluidloos door het water. Grote groepen heron's scheren met elegante zwaaien door Mahoniehout Mahoniebomen groeien niet in groep jes bijeen, maar staan verspreid in 't woud en zijn meestal verborgen in dicht kreupelhout, slingerplanten enz. en slechts 'n ervaren en kundige woudbe woner kan ze vinden. Hij zoekt de hoog ste plaats in een bos op, klimt boven in de hoogste boom en overziet het om ringende terrein. De mahonieboom heeft een bijzonder soort loof en het erva ren oog ontdekt alle bomen binnen de gezichtskring. De houthakkers volgen de zoeker en dan komen de zagers en snoeiers; twee mannen hebben een ge hele dag werk om een grote mahonie boom te vellen. De zoeker heeft met het vellen en vervoeren der bomen niets te maken; hij wijst ze alleen aan. het luchtruim en duiken af en toe steil naar beneden om hun prooi te bemachtigen. Met stormweer beuken de kokende golven van de Atlantische Oceaan op de verweerde rotskust met een aanhoudend donderend la waai. Dan is het haast onmogelijk om de kusteilanden te bereiken, op ge vaar af dat de boten op de klippen te pletter slaan. Dan is het ook een goede tijd voor de whiskey-smokkelaars om hun slag te slaan. De Schotse whiskey is im mers even bekend als de Schotse doe delzak en de Schotse ruiten! Wie op een Zaterdagavond om een uur of tien als de „pubs" sluiten, door de straten van Glasgow loopt, verbaast zich ovej de vel« onbekwame wan delaars die bijna de gehele straat breedte nodig hebben om hun huis te bereiken. Hij verbaast zich misschien nog meer om de bewoners van Glas gow zelf, die hiervan niet de minste notitie nemen en dit schijnbaar als de gewoonste zaak ter wereld be schouwen. Ze laten de man die in een liefkozende omstrengeling een lan taarnpaal omhelst en maar niet tegen deze uitgepraat raakt, doodrustig aan zijn lot over. Misschien dat de een of ander hem nog een helpende hand wil bieden om hem in een bus te laden die onze onbekwame vriend, wie weet, naar een van de Glasgowse „slums" brengt. De Glasgowse arbei derswijken waar de huizen allemaal even vuil en eentonig zijn. Waar de moeders de kleine kinderen soms met een touw aan de deurkruk vastbinden, omdat er binnen geen ruimte voor ze is en ze op straat nog niet vrij kunnen rondlopen. Neen, Glasgow is geen mooie stad. Een haastig gebouwde, industriestad met rechte, evenwijdig lopende som bere straten. Een stad, die in de tweede helft van de 19e eeuw met de snelle uitbreiding van de industrie in een koortsachtig tempo is groot geworden. Een» stad ook met een enorme scheepsbouw en machine industrie, vroeger de grootste der aarde. TT ET Schotse cultuurleven is gecon- centreerd in Edinburgh, de eeu wenoude hoofdstad van Schotland met het „Holyroodhouse"-paleis, de resi dentie van de Engelse koninklijke fa milie wanneer deze in Edinburgh ver- toeft. Het is het paleis van de oude Schotse koningen, voordat het Schot se koninkrijk bij Engeland werd ge voegd. Trouwens nog altijd voelt de Schot zich geen Engelsman, evenals de Engelsman het als een buitenland se reis beschouwt als de „Flying Scotsman"trein hem naar het Noor den brengt. Dit niettegenstaande de Schot zowel als de Engelsman zweert bij een ontbijt met ham and eggs als hij het tenminste kan betalen en er eieren zijn de kool bij het avondeten uit het water opdient en in geen geval op een Zondag voetbalt Ook houden ze beiden vast aan de ge zellige open vuren en de rode twee dekker-autobussen. Het zijn allebei bewoners van Groot-Brittannië. Edinburgh is een mooie stad, ge bouwd op zeven heuvels met het cen trum in het dal. De hoofdstraat, Prin- cestreet is uniek in de wereld. Deze brede boulevard 'wordt aan een zijde begrensd door huizenblokken en aan de andere zijde over nagenoeg de volle lengte door een groot prachtig aangelegd park. Aan gene zijde van het park rijzen de heuvels weer om hoog, aan de westzijde bekroond door een machtige stijle rotsberg waarop „het Kasteel" troont, dat de stad be heerst. Het kasteel is een oude ves ting, daterende uit de 14e eeuw, nu bestaande uit forten, bijgebouwen, een kapel en dikke stenen muren, s Avonds wordt het fantastisch door een groot aantal schijnwerpers be licht en men moet het zien om zich te kunnen indenken hoezeer dit oude bouwwerk de stad in haar ban heeft. In vroeger dagen zijn er heel wat stormen over heen gegaan. Meerma len verkeerde het in staat van beleg om weerstand te bieden aan de Engel se legers die Schotland van uit het Zuiden trachtten te veroveren. Vele legers streden om haar bezit. Thans is het een museum en een historisch monument. In de kapel staat een al taar, een gedenkteken voor alle Schot se gevallenen in de wereldoorlog. Het altaar staat op een piek van het hoog ste deel van de rots. De piek zelf breekt door de vloer van de kapel, die op de top van de rots werd ge bouwd. Zo worden de Schotse doden herdacht op het hoogstgelegen deel van de Schotse hoofdstad, 130 meter boven het oppervlak van de zee en een goede 90 meter boven het dal van het ravijn, waarin de Edinburgh- se hoofdstraat ligt. PORTRET 1943 WE; zullen nooit in staat zijn de familie Klaasjens juist te beoordelen, wanneer we hun portret van tien jaar geleden niet scherp voor ogen houden. Het dient een kleurenfoto te worden, waarop we dan allereerst de man en vader ontwaren: een robuuste kerel met 'n niet (hoewel splinter nieuw en peperduurvlekkeloos costuum. De linkerbinnenzak puilt Heeft ze niet vreugde en leed met 1953 hem gedeeld? Heeft ze hem niet de voorrechten van een gezin geschon ken? Heeft ze hem niet de hand boven het hoofd gehouden toen hij indertijd werkloos werd? Heeft ze in die dagen niet getracht om op allerlei clandestiene manieren althans nog zoveel bij te verdienen, dat hun gezin niet helemaal de put inging? En is ze hem onder wat uit, maar vergeet niet dat omstandigheden niet oprecht trouw hij nu rondloopt met kapitalen van twintig tot dertig mille in zijn kalfslederen portefeuille. In zijn mondhoek bungelt een Lucky gebleven? Goed, het mag zijn dat ze in donkere tijden niet van de gemakkelijkste was, maar hij is toch immers eenmaal juist op haar de meest ge- verliefd geworden omdat hij haar vraagde en enkel zwart te bekomen zo'n echte kattekop vond? Ze be- Amerikaanse sigaretten. Het maakt doelde het daarbij toch de lijnen van die mond niet sterker; trouwens zijn gehele wezen straalt peen kracht uit, al ontwaart men sporen dat deze man vroeger zware vrachten glimlachend heeft getild. In zijn ogen is iets loerends ge komen: ze speuren voortdurend om zich heen; ze zoeken tegelijk klan ten en zijn op hun hoede tegen politie en justitie. De vrouw maakt een heel wat minder luxueuze indruk. Ze staat er maar armetierig bij, en aan haar zou men niet zeggen dat er zoveel textiel door haar mans handen gaat. Bovendien heeft ze een sloverige, tekort gedane uitdrukking op haar gelaat, dat eens knap moet geweest zijn, maar nu enkel grauw is en vol rimpels zit. Haar dunne lippen zijn stijf op elkaar genepen. Men voelt dat dit nog maar het beste is: zouden deze lippen zich openen, berg je dan maar voor de stroom van verwijten, klachten en aan klachten, die losbreektAan de manier waarop deze echtelieden poseren, merkt men tevens dat deze stortvloed van venijn zich direct tot goed en waaraan heeft ze het dan Uit de VOLKSWIJK verdiend dat die vent, nu hij een man in bonis werd, zijn weelde deelt met dubieuze vriendinnetjes, die van alle kanten öp komen dagen, zijn sigaretten roken en zijn ouwe klare drinken, zijn textiel aantrek ken en zijn sieraden omhangen, terwijl hij haar aan haar lot over laat? Deze vrouw is tot het uiterste gespannen: haar liefde verkilde en werd felle haat. De beide oudste dochters staan tussen de ouders in. De oudste lijkt het meest op Vader, de jongste meer op Moeder. Daar is reden voor. De oudste zit maar met dat kind, dat zo roekeloos op de wereld uit omdat de ontmoeting der ogen weduwe te zijn: ze wil genieten en een slaande ruzie zou ontketenen, uit het leven halen wat er van te Waarbij het recht ongetwijfeld aan halen valt. Tot die geneugten vormt de zijde van moeder de vrouw staat. Vader olc he« ware de poort: hij is WWWWÏWWWWW; het, die de baby met weelde om ringt omdat zijn dochter zo handig allerlei relaties om haar welge vormde pink draait. Vader voelt dat deze oudste dochter, ondanks of juist door haar enigermate scheve positie, in feite een stuk handels kapitaal betekent. En haar jongere zus, die deze bevoorrechting aan voelt, kiest instinctief de tegen partij, teineer waar de baby per slot van rekening aan haar zorg blijft toevertrouwd als diens moeder er op uit gaat om lucratieve handels betrekkingen aan te knopen. Daar komt nog iets bij: de oudste is een schoonheid en de jongere heeft het verbetene over zich, dat haar Moeder kenmerkt: je kunt met haar als groot zakenman zo geen eer inleggen. Moge de liefde van de oudste al egoïst en oppervlakkig zijn, de haat van de jongste is ver zengend-heef en diep. Drie zonen completeren het portret: de twee schoolknapen en het nakomertje van vlak na de oorlog saanvang. De laatste enkel een verwend, kwaadaardig hoopje mens: wolfje in de konijnenvacht, hem door Vader duur gekocht. De beide eersten ongezeggelijk, narrig, eeuwig rebellerend, handig uit buitend elke dagelijkse twist tussen de ouders, tuk op centjes en roker tjes, onbetrouwbaar, bedorven. In geschakeld al bij Vaders duistere praktijken. Op hun qui-vive tegen over ieder mens, vreemd of eigen. Jongens voor wie de wereld één grenzenloos raadsel is, voor wie iedere volwassene een bundeling van de meest tegenstrijdige hoe danigheden betekent. Onzinnige ranselbuien en even onzinnige aan haligheid met schatten aan snoep. Tegelijk zelf daardoor overvoed èn ondervoed waar het waardevolle vitaminen betreft. Zonder liefde, zonder hoop, zonder geloof, zonder God in de wereld... Die meisjes en die jongens zijn thans ouders: vergeet hun portret asjeblieft nooit WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 10