JSmh WALVISSEN AAN BAKBOORD! Vermakelijke avonturen van cle familie van Cmmen gee ■ft eik raak schot een extra tje van f 160 DOOR G. TH. ROTMAN «,1K 1. Dit is mijnheer van Emraen, de stamvader van de famiüo van Emmen, waarover de geschiedenis, die jullie nu krijgen te lezen, zal gaan. Als je naar 't gezicht van mijnheer van Emmen kij kitdan merk je meteen dat het een grappig verhaal zal worden. Hij kijkt heel olijk uit zijn ogen en in zijn half kale hoofd verzint hij verschillende plan netjes, waarover jullie nog wel meer zullen horen. 2. En dit is mevrouw van Emmen. de moeder van de drie zoete jongetjes, die jullie verder krijgen te zien. Zij heeft met haar jongens heel wat te stellen, zoals jullie verderop wel zullen lezen. Hoewel ze niet de hoofdpersoon uit dit verhaal is dat zijn natuurlijk de drie jongens! zul je af en toe nog wel eens van mevrouw van Emmen horen. 3. De familie van Emmen zou niet compleet zijn als Kaatje de dienstbode er niet was. Het is een echte goeie meid. Dat kun je trouwens wel aan haar gezicht zien! Wel heeft ze veel van de drie zoontjes van mijnheer van Emmen te verduren, maar ja; zo zijn jongens nu eenmaal. 4 Hier heb je Keesje, Hansje en Jan tje van Emmen, drie brave jongens, zo lang ze tenminste niet ondeugend zijn. In de volgende geschiedenissen zul je horen, wat er bij hen thuis alzo in de zomervacantie gebeurde, maar ik zou je niet aanraden, hen na te doen! 7. Proestend en giechelend liepen de jongens met het emmertje naar de keu ken en goten het leeg in de melkkan, die op 't aanrecht stond. Vervolgens lie ten ze 't vol lopen met water, liepen er mee naar de voorkamer en zetten het onhoorbaar weer achter Kaatje neer.... 6. Maar Keesje en Hans. die voor 't raam in de voorkamer stonden, vonden, dat er zo veel te veel stof in de melk zou komen, als ze daar zo lang op straat bleef staan. Heel behoedzaam schoof Hans daarom het raam op en haalde het emmertje naar binnen. Ziezo, nu 't raam weer zachtjes dicht.... 9. „Maar als hij denkt, dat ik 'n suffertje ben, en me knollen voor ci troenen laat verkopen, heeft hij 't glad mis!'' riep ze dreigend uit. „Ik zal die oplichter voorgoed 'n lesje geven!'' En ze holde met zulke grote stappen naar de melkboer, dat de sloffen van haar voeten vlogen. 10. De melkboer, van geen kwaad be wust, was juist in een druk gesprek gewikkeld met juffrouw Dekkers een van z'n beste klanten, die elke week 'n half ons komijnenkaas bij hem haal de, toen opeens de winkeldeur open geworpen werd en de woedende Kaatje op de drempel verscheen. 11. Daar verscheen Kaatje! Haar ogen schitterden van wraaklust. Zonder iets te zeggen, lichtte ze het emmertje hoog op boven haar hoofd en slingerde al het water precies in de melkboer z'n gezicht. Toen liep ze, met haar neus in de lucht, de winkel weer uit 12. Nog rood van kwaadheid kwam Kaatje thuis. Daar vond ze de volle melkkan. Wel vijf minuten achtereen bleef ze er in staan kijken. Toen be greep ze eindelijk, wat er gebeurd was. Alweer zonder iets te zeggen, liep ze de keuken uit, de gang door, naar de voorkamer 13. Een seconde daarna kwam ze weer terug met ln elke hand een boos doener. Onze twee helden spartelden ala visjes en jammerden hartverscheurend, dat ze 't heus niet expres gedaan hadden. Maar Kaatje wa» niet te vermurwen. 14. In de keuken stond nog steeds het melkemmertje. Kaatje zette de twee jongens netjes neer, deed de keuken deur op slot en liet het melkemmertie weer vollopen met water. En toen moch ten de brave jongens één voor één proe ven. hoe die nieuwerwetse melk smaak- 15. Net toen dat gebeurd was, werd 16. Op zekere middag waren Keesje er hevig gebeld. O, jongens, da's de en Jantje samen in de tuin. „Ik weet melkboer! dacht Kaatje. Ze smeekte en een leuk spelletje", zei Kees. „We gaan soebatte net zo lang tot meneer zelf spoortreintje spelen. Ik was de machi- open ging doen. Nu, 't was de melk- nist en Jij de conducteur". Toen gingen boer, druipend en wel. De goeie man de jongens naar binnen en Kees bond was buiten zichzelf van woede. Meneer netjes al het ijzerwerk dal hij in de van Emmen bestelde maar gauw tien keuken vinden kon, met touwtjes aan pond kaas. Toen was 't ineens over. elkaar. Wekelijkse bijlage Zaterdag 3 Jan. 1953 AAN de Westkust van Australië is de walvisvangst kustvisserij. Een paar mijlen uit de kust worden de kolossen gevangen. Mijn „nieuwshart" was sneller gaan kloppen, toen ik dit hoorde. Het eerste doel was Carnarvon. De plaats was nog half overstroomd. Ik was er nog maar nauwe lijks na een moeizame reis aangeland of ik zag roeibootjes heel genoeg lijk varen in de hoofdstraat. Doch de weg naar Babbage Island, aan de mond van de Gascoyne rivier, lag alweer droog, zodat ik de acht kilometer zandige weg kon afleggen zonder dat mijn banden nat werden. Met de sleepboot kwam ik aan boord van de walvisjager „Carnar von". Het was een uur of twaalf. Als we niet al te veel pech hadden zei de kapitein zouden we tegen zonsondergang met een drietal walvissen weer in Babbage Eiland (geen eiland, maar eigenlijk een plaatsje) zijn. De kapitein popelt van ongeduld om naar de brug te gaan. Ik ga snel met hem mee. Reeds zitten uitkijks in het kraaiennest de zee af te turen naar wal vissporen. Als die domme dieren maar niet zo graag fonteintje speelden, zou den ze heel wat minder worden ver schalkt. Kapitein Jensen speurt met zijn kijker eveneens de zee af. Weldra klinken kreten uit het kraaiennest: „Walvissen aan bakboord!" En direct daarop: „Walvissen aan stuurboord!" Daar er betrekkelijk veel Noren va ren op de Australische walvisschepen, zijn de Noorse woorden voor bakboord en stuurboord er gemeengoed geworden. De jacht begint De kapitein geeft de machinekamer een sein. „Volle kracht vooruit!" Be- driegelijk rustig gaat hij naar het har poenskanon. De stuurman vergezelt hem. Scherpe waarneming en langduri ge ervaring leren hem telkens, waar zijn beste kans ligt. Reeds heeft de ka pitein, tevens harpoenier, aan de om vang der opgespoten waterstralen, de vorm der ruggen en de beweging der staarten gezien, hoe groot zijn walvis sen zijn. Met een armzwaai geeft hij de roerganger instructies. De jacht is be- die van boven gen zonder de taak van de schuit te kennen, zou stellig tot de conclusie ko men, dat de bemanning dronken of gek Het kanon is gereed en geladen. We naderen de groep walvissen. Het zijn er drie. Zij draaien zich om en duiken weg. De kapitein-harpoenier moet de dieren weten te volgen, zodat zij, als ze weer boven komen, op schotsafstand zijn. On ze eerste groep echter weet te ontsnap pen. De kapitein fronst de wenkbrau wen. Hij kijkt steeds somberder als we na een uur nog niets geharpoeneerd heb ben. Dan komt een knaap van een wal vis in zicht. Een prachtige kans. denk ik. Maar ik vergis me. Het dier is be hendig en sluw, blijft enige malen 20 minuten onder water. „Die is „opge voed"", mompelt de kapitein, „zeker al eens kennis gemaakt met een har poen en het lesje geleerd!" Op het juiste moment Wanneer het schip de buit aan de fabriek heeft afgeleverd, wordt er ogenblikkelijk hard aangepakt. Hoe eerder het cadaver wordt verwerkt, des te beter is het voor de kwaliteit van de olie. bevelen. In spanning zie ik toe. Ik meen, dat veel goede kansen voorbij gaan, maar de stuurman leest mijn gedachten en schudt van neen. Het komt er op aan, precies op het juiste moment te schieten, zodat het dier iets van achteren geraakt wordt terwijl hij bezig is boven te komen. De granaat, die bevestigd, moet ii Ineens klinkt plosic. Het kleine schip trilt. Een doffe bons. De harpoen heeft doel getroffen. Bevelen klinken, iedereen komt aan dek, de eerste acte van dit walvisdrama is voorbij. zuchtige, wrede monsters. „Ik heb een gruwelijke hekel aan die beesten", zegt de stuurman met een gebaar in de richting van de haaien. „Eens vingen we een pracht van een walvis. We sta ken er een vlag in en wilden hem later ophalen. Nu, toen we kwamen, was er niet veel meer van over. De haaien hadden toen een slordige 12.000.ver slonden en ons bovendien van onze bo nus beroofd. Alleen de maatschappij heeft per jaar zo'n 50.000.haalen- schade. en dan de mannen nog. die ver liezen samen ook een paar duizendjes Ik tuur in zee. Inderdaad, de griezeli ge het Een nieuwe groep komt in zicht. De kapitein kiest de grootste „vis". Met zijn rechterhand bestuurt hij ge barend het schip. De stuurman roept vlees verdwijn! Met vereende krachten wordt de do de kolos aan het schip bevestigd. Haai en. in die wateren zeer talrijk, zwer- het schip. Menige hap walvis- jil dier vraat- „Eens schoten we op een middag i uur 'tijds 43 grote haaien.die rovers vreten ook de touwen op. ja. misschien zelfs de harpoenen!", voegt een matroos mij terloops toe. Nog twee fikse walvissen schieten we die middag. De kapitein-harpoenier komt in een beste stemming. Hij heeft het gestelde doel bereikt en wordt spraakzaam. „Ja, de walvisvangst is de beste school voor schutters", zegt hij tegen mij Met zijn kijker tuurt hij het Aristocraten Als we terug zijn in Babbage Island, vertelt de kapitein meer. Met mij (Jensen) zijn er nog twee Noorse kapitein-harpoeniers in deze wateren bezig: Gjelstad van de Gascoyneen Larsen van de „Haeremai Star". Een goede harpoenier moet veel ervaring hebben, een zeker oog. in fracties van een seconde kunnen beslissen. Eens kwam er een grote walvis direct op mijn schuit af. Ik moest oppassen voor mijn schroef. Ik mikte, wachtte, de bemanning werd ongeduldig en zag reeds een onheil gebeuren. Toen, het dier was een paar meter van mijn schuit verwijderd, schoot ik. Een deel van de verschansing schoot ik er af, maar de harpoen zat en de vis was gevangen. Nu, we worden voor onze kennis en onze vaardigheid goed betaald. In deze wateren maak ik in de kleine vier maanden, dat het seizoen d-uurt, ruim f25.000.— en als ik ui de Zuidpoolzee ga vissen, haal ik bijna het dubbele. Daar kan menig koopman of bankier niet aan tippen En journalisten hrilen het ook niet. denk ilc, (zegt hij grijn zend.) Nu. als ik laris •aak schiet, betekent dat us één goede vingerbe- cxtra'tje boven ichii ik Een hoge waterzuil st\jgt op. De zo'n buitenkansje. 160krijg, krijgen de andere leden der bemanning ook een bedragje. Als het regent op dc kapitein, drupt bet op de bemanning, moet U maar den ken. Daarom schiet ik meestal raak! Daarom ook zorg iik er wel voor niet te kleine dieren te raken, want die kosten geld Ik krijg niets, de beman ning krijgt niets en de maatschappij moet soms zelfs nog boete of schade vergoeding betalen. De North West Wha ling Company ving in 1950 ruim 350 walvisBcn en slechts twee hiervan wa ren beneden de maat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1953 | | pagina 9