X
OP ZIEKENBEZOEK
CS53&3EP
Noach s timmerlieden
onzej€uqö-p&qin&
J ZONDAGSBLAD 3 JANUARI 1953
kORt veRtmL v&n CeRöin&nö Unqen
ZIJ zag er een beetje dom uit en
zij was heel dik. Een echte goeie
dikkerd. Zij had kleine, glazige blau
we oogjes, die wegzwommen in
vriendelijkheid. Zij stond midden in
onze kamer en zij had een paar ge
breide zwarte sokken in de hand.
„Ik dacht", zei ze, „die kan onze
buurman nog wel aan". Zij lachte
mij een beetje onnozel toe want die
buurman was ik.
„Het zijn prachtsokken", zei mijn
vrouw glimlachend. En omdat ik voel
de, dat ik ook een woord van dank
baarheid moest spreken, zei ik: „Ik
ben er erg blij mee, ze komen mij
net goed van pas".
En na nog wat vriendelijke woor
den gewisseld te hebben, verdween
zij schommelend, een sfeer van wel
dadigheid achter latend.
Mijn vrouw en ik waren pas ge
trouwd en het had lang geduurd,
voordat wij een huis hadden gevon
den. Maar nu hadden wij er dan een
in een buurt, waarin wij helemaal
vreemd waren. Wij hadden niet te
klagen. „En zulke aardige buren",
zei mijn vrouw, „die je zomaar sok
ken komen brengen, zonder dat je
er om vraagt. Dat vind je toch niet
overal. Ik vind dat echt hartelijk".
Ik vond het ook heel hartelijk en
het was inderdaad een bof, dat wij
zo'n aardige buurvrouw getroffen had
den. Wij gaven elkaar een zoen en
zeiden gelijktijdig, dat wij ons in de
ze buurt wel spoedig thuis zouden
voelen. Mijn vrouw droeg de zwarte
sokken als een dierbaar kleinood naar
de kast. Natuurlijk droeg ik nooit
zwarte sokken en vooral geen gebrei
de zwarte sokken, maar dat deed
niets aan de waarde van de geste af.
Onze buurvrouw, die zo van harte
lijkheid overvloeide, heette mevrouw
Kom. Zij was van lage komaf wat
nog te horen was aan haar spraak
maar haar man had zich er aar
dig bovenop gewerkt en op dat ogen
blik hadden zij het niet slecht. Zij
was een jaar of zes en vijftig en zij
had drie volwassen dochters, die al
le drie getrouwd waren.
Twee dagen nadat zij ons zo vrien
delijk bedacht had, kwam zij terug.
En nu had zij een paar kousen bij
zich voor mijn vrouw. Het waren wel
iswaar oude, afgedragen kouseD van
één van haar volwassen lochters
maar het kwam toch maar op het ge
baar aan. Waar vindt men ter we
reld buren, die in één week een paar
sokken en een paar kousen kernen
brengen, zomaar alleen uit hartelijk
heid?
En nog geen twee dagen daarna
stond mevrouw Kom weer in onze
kamer En bijna verlegen haalde ze
een grote, witte onderjurk met rose
vlekken onder haar schort vandaan
Beste zieken
De plaatsruimte is beperkt, maar
nu we weer aan het begin van een
nieuw jaar gekomen zijn, wil ik
niet nalaten u voor deze nieuwe
bladzijde van ons levensboek mijn
welgemeende heil- en zegewensen
aan te bieden.
Mijn allerbeste wens voor deze
gelegenheid wil ik nemen uit 3
Johannes:2: „Mijn bede is, dat het
u in alles wel ga en gij gezond zijt,
gel\jk het uw ziel wèl gaat".
Door dit woord, gericht tot Gajus,
Johannes' geliefde broeder in het
geloof, worden we, naar ik meen,
ook gewezen op het verband tussen
ons geestelijk en lichamelijk be
staan, dat zo van het hoogste belang
kan zijn, ook voor de genezing van
onze kwalen en kwaaltjes.
Verlost te worden van ziekte en
pijn, het is iets om er overvloedig
voor te danken. Maar vèr daar bo
venuit gaat toch het welzijn van onze
zielen. Hebt u wel eens de overstel
pende blijdschap meegemaakt van
iemand die, na jarenlange gebon
denheid soms. rust en vrede vond
voor zijn ziel? Dat is bijna niet in
woorden weer te geven. Het doet me
denken aan Pascal, de beroemde ge
leerde uit de zeventiende eeuw. Toen
hij na lange strijd zijn Heiland
vond, kon hij eerst niets anders zeg
en spreidde die op de tafel uit. „Daar"
zei ze onbeholpen. ..die is voor jullie".
Haar oogjes verdronken bijna in
haar vriendelijkheid.
„Maar mevrouw Kom", zei mijn
vrouw, „nu overdrijft u toch. U bent
veel te goed voor ons".
„Welnee", zei ze, „ik geloof dat de
mensen elkaar wat meer moeten hel
pen". Zij lachte heel onnozel en keek
vriendelijk. Mijn vrouw legde
's avonds de witte onderjurk met de
rose vlekken in de kast, naast de
kousen en de sokken. Zij zong daar
bij een vrolijk liedje en zei: „Je
moet eens een foto maken van me
vrouw Kom. Dan sturen wij die fo
to naar onze kennissen en dan kun
nen al onze kennissen eens zien wat
een vriendelijke en hartelijke buur
vrouw wij hebben getroffen".
Natuurlijk werd mevrouw Kom on
ze huisvriendin. Het duurde niet lar.g
of zij kwam elke dag eens eten kij
ken hoe wij het maakten. Zij kwam
voortaan achterom, door de tuin, dan
behoefde ze niet te bellen. En wij
hielden de achterdeur altijd voor haar
open.
„Nu is vandaag mijn laatste ke
teltje lek geworden", zei ze op een
dag, „en nu weet ik niet meer, waar
in ik het koffiewater heet moet krij
gen. Wij hebben de hele dag nog
geen warm drinken gehad". Zij stond
er onbeholpen en hulpeloos bij.
„Nou kom", zei mijn vrouw, „daar
om niet getreurd. Hier hebt u een
keteltje van ons. U hebt ons zo vaak
geholpen, het is ons een plezier, dat
wij nu ook eens iets voor u kunnen
doen" Wij zaten weliswaar ook niet
erg ruim in ons keukengerief. maar
een goede buur als mevrouw Kom doe
je natuurlijk graag een plezier. En
wij waren blij dat wij haar van dienst
konden zijn.
Een week later hielp ik mijn vrouw
met het schoonmaken van spinazie.
Mijn vrouw verwachtte toen haar
eerste baby en dat was één van de
redenen waarom ik haar zo nu en
dan eens hielp in de huishouding. De
spinazie moest vele malen afgewas
sen worden. „Waar is het vergiet?'
vroeg ik, „ik zou graag even het ver
giet willen hebben"
„Ik moet je iets bekennen', zei
mijn vrouw, „ik heb het vergiet aan
mevrouw Kom gegeven. Zij stond gis
termorgen hier in de keuken en ze
zei, dat zij alle groenten in een em
mer schoon moest maken en dat zij
al zo oud was. En zij Keek zo ver
langend naar ons vergiet en toen ze
er om vroeg, dacht ik aan de sokken
en aan de kousen en aan de onder
jurk met de rose vlekken in onze
kast. En ik heb haar het vergiet ge
geven. Je vindt het toch niet erg
wel?"
gen dan; „O blijdschap, blijdschap,
blijdschap!" Dat is het hoogste goed.'
En wie hierover tranen van dank
baarheid schreit, behoeft zich waar
lijk niet te schamen.
Onlangs ontmoette ik een eenvou
dig buitenman, totaal op van zenu
wen, doordat hem jarenlang hel en
verdoemenis gepredikt was, schuld
cn oordeel, en nooit het eeuwig er
barmen en de verlossing door het
1953
bloed van Christus. Ja, hoe bestóat
het in Christelijk Nederland, en
welk mensenkind houdt dat ten
slotte uit? Maar toen daarna die
laaiende vreugde, die letterlijk
hemelse blijdschap toen God ook
lièm „uit de duisternis geroepen
heeft tot Zijn wonderbaar licht!"....
Wy allen hebben het in onze
dagen van vervlakking meer dan
ooit nodig om God door Zijn onfeil
baar Woord tot ons te laten spreken
en ons vast te klemmen aan Zijn
„Och wel nee", zei ik „geef mij
dan maar even een emmer". Mijn
vrouw gaf mij een emmer en wij
wisten toen beiden nog niet dat wij
die emmer op dat ogenblik voor de
laatste maal gebruikten.
's Avonds werd er op de deur ge
tikt en toen wij open deden,- kwam
mevrouw Kom stralend van goedheid
binnen. ..Nu heb ik iets nieuws" zei
ze opgewekt, ..mijn oudste dochter
is overgekomen en ik heb haar da
delijk verteld, wat voor goede buren
ik heb getroffen. Daar was zij zo blij
om, dat ze mij iets voor jullie heeft
meegegeven". Zij haalde een verlept
geel vod onder haar schort vandaan.
„Een mooie jurk", zei ze, „die mijn
oudste dochter nog maar twee maal
heeft gedragen".
Mijn vrouw glimlachte en ik glim
lachte ook een beetje. „Dat had uw
dochter niet moeten doen", zei miin
„Mijn oudste dochter is altijd heel
erg goed voor andere mensen zei
mevrouw Kom, „en ze geeft vaak
meer weg dan ze missen kan. Zij
heeft zelf bijvoorbeeld helemaal geen
emmer". En toen mevrouw Kom die
avond wegging, had zij de emmer,
waarin ik de spinazie had gewassen,
onder de arm.
Mevrouw Kom kwam. zoals ik al
zei, elke dag even aanlopen. Maar
het deed ons langzamerhand niet meer
zoveel plezier haar te zien. Haar on
beholpen manier van praten begon
ons een beetje te vervelen en mijn
vrouw zei dat ze toch eigenlijk wel
onfatsoenlijk dik was. Er verdwenen
zo in de loop der dagen nog twee
J^ANNEER men in 2 Kron. 2:2
leest, dat Salomo voor het bouwen
tian de tempel o.a. 70.000 lastdragers
en 80.000 steenhouwers aanwees, komt
allicht de gedachte op: Hoeveel hel
pers mag Noach gehad hebben bij het
bouwen van de ark, want daar zal
heel wat hout voor nodig geweest
zijn? En we gissen dan, dat hei er wel
heel wat geweest moeten zijn, gedu
rende die 120 jaar dat het bouwen van
de ark heeft geduurd.
Wie waren Noach's helpers? Wij
weten het niet, want de Bijbel spreekt
niet over hen; wel weten we, dat
alléén Noach en zijn gezin gered wer
den. Het is dus aan te nemen, dat een
groot deel van Noach's helpers bij de
rfoed is omgekomen. Wel is het zeer
goed mogelijk, dat er sommigen van
hen, die in het begin van deze 120-
jarige bouwperiode hebben meegehol
pen, vóór de zondvloed zijn gestorven.
Maar in ieder geval was er niet één
van Noach's timmerlieden i n de ark,
toen de zondvloed kwam.
Hierin ligt juist een diepe tragedie.
Deze mensen hadden hun beste krach
ten gegeven om de ark te helpen
bouwen. Dit bouwwerk had ook voor
Noach's medewerkers hun tijdelijk en
eeuwig behoud kunnen betekenen.
Maar nochtans zijn ze in de vloed om
gekomen. Is dit niet tragisch.
Nu heeft Jezus een merkwaardige
vergelijking getroffen. We lezen in
Luk. 17:26: „En gelijk het geschied
is in de dagen van Noach, alzo zal het
pannetjes van onze keukenuitzet, drie
koppen en schotels, een baddoek, een
schemerlamp en een eierklutser. Bij
de sokken, de kousen, de onderjurk
met de rose vlekken en het gele vod
in onze kast kwam nog een schortje
met scheuren.
„Ik wou dat mevrouw Kom maar
niet zo goed voor ons was", zuchtte
mijn vrouw op een avond, „zij heeft
nu al een hele week onze stofzuiger.
Als zij wat minder goed voor ons
was, konden wij beter vragen of wij
die weer terug mochten hebben. Nu
zou het net zijn alsof wij ondankbaar
„Ja", zei ik, „maar hoever moet
onze dankbaarheid voor sokken en
onderjurken en zo reiken? Het is
toch te gek, dat jij in de toestand
waarin je bent, stof gaat vegen? Ik
zal eens met mevrouw Kom gaan
praten".
Ik belde aan bij mevrouw Kom en
ik was een beetje verontwaardigd.
Meneer Kom deed mij open. „Ik ben
blij dat u even komt", zei hij, „mijn
vrouw is juist ziek geworden. Zij ligt
maar in bed te rillen en zij kan maar
niet warm worden. Kar. ik van u
niet een paar dekens lenen?"
Laat ik goed beseffen, dacht ik,
dat het leven van mevrouw Kom mis
schien op het spel staat. Ik kan hier
bij geen kleinzielige overwegingen la
ten gelden. „Ik zal eens zien", zei
ik. Ik ging terug en haalde voor me
vrouw Kom twee dekens van ons
eigen bed. Wij lagen die nacht zelf
onder één dun dekentje, sliepen niet
en rilden van de kou
ook zijn in de dagen van de Zoon des
mensen". Velen in onze dagen helpen
mede om Gods Koninkrijk te bouwen,
velen geven hun gaven ten behoeve
van de kerk en de zending en velen
stellen zich daarmede tevreden. Zij
realiseren zich niet dat het niet vol
doende is voor hun eeuwige behou
denis, dat ze voor de Evangeliever
kondiging bijdragen, maar dal men
ook persoonlijk deel dient te hebben
aan het Evangelie, m.a.w. dat men
Jezus Christus dient te kennen ais zijn
persoonlijke Verlosser en Zaligmaker,
dan pas is Gods kerk werkelijk ..de
ark", die in de branding redding biedt.
Laat ons nog even terugkeren naar
Noach's timmerlieden. Het moet een
grote dag geweest zijn, toen het ge
weldige bouwwerk voltooid was en
Noach met zijn timmerlieden afreken
de. Gedurende vele jaren had Noach
hun verteld, dat hij op Goddelijk bevel
een ark moest bouwen en zodia dit
schip gereed was, er een grote ver
delgende vloed zou komen. En nu was
de ark gereell. Er vond bovendien iets
merkwaardigs plaats. Allerlei dieren
verzamelden zich rondom de ark en
vogels cirkelden boven de ark ev wil
den binnengelaten worden. De Bijbel
zegt dat ze paarsgewijze kwamen;
zeven paar van het reine en twee paar
van het onreine gedierte en alle gin
gen in de ark. Ten slotte ging ook
Noach en zijn gezin in de ark. De
patriarch zal nog voor de laatste maul
met deze en gene van zijn helpers heb
ben gesproken, hen voor het laatst
hebben uitgenodigd en toen ze wei
gerden met een handdruk en een mee
warige blik in zijn ogen van hen af
scheid hebben genomen.
Bij drommen zullen de mensen om
de ark hebben gestaan. Al zes dagen
was Noach nu in de ark en er ge
beurde nog niets. Men spotte en men
maakte grappen over de vreemde ge
dragslijn van de familie Noach. Maar
nochtans voelden de mensen zich niet
volkomen op hun gemak. Die timmer
lieden wisten dat Noach een oprecht
en eerlijk man was. Zij hadden im
mers jaren met hem samengewerkt,
maar ze hadden geen geloof in
Noach's boodschap, totdat op de
zevende dag de sluizen des hemels en
der aarde zich openden en de zond
vloed kwam en alles vernietigde.
Dit houdt een belangrijke lering in
voor ons allen. Er zijn heden velen,
die nauw verbonden zijn met het ker
kelijk leven en die medehelpen „de
ark der redding" het Koninkrijk
Gods te bouwen. Sommigen van
hen hebben zelfs een kerkelijke func
tie, anderen werken mede door het
afzonderen van hun gaven en zo heb
ben ze allen een aandeel in de bouw
van „de ark". Maar, tenzij wij de
werkelijke geest van voorbereiding
treffenzal het medewerken aan „de
ark" u en mij niets baten. Wij zullen
daardoor nimmer gered worden. Het
zal enkel een even grote tragedie
worden, als het dat werd in de dagen
van Noach voor de timmerlieden van
de ark.
Laat ons hi erover eens rustig na
denken en door Christus de
zekerheid verkrijgen, dat we ook wer
kelijk „binnen" kunnen gaan.
beloften, die in Christus ja en amen
z\jn.
Dicht schuilen aan het hart van
onze Heiland, zwak ons gevoelen in
onszelf, maar sterk en tot veel in
staat zijn door de kracht van de
Heilige Geest, dat zij onze hoogste
begeerte voor 1953.
En dan: het gebed! Nooit kun-
nen we elkander teveel daartoe op
wekken. Maar laat het dan toch een
verwachtend bidden zijn, geen
bidden zonder kracht omdat iedere
geloofsgrond er aan ontbreekt. Het
is alweer zo'n sterke verzekering
van onze Heiland Zelf: „Voorwaar,
Jk zeg u, indien gij geloof hebt en
niet twijfelt.... al wat gij in het
gebed gelovig vragen zult, zult gij
ontvangen".
Ook in het nieuwe jaar zullen wij
weer te doen hebben met een God,
die in Jezus Christus onze hemelse
Vader wil zijn. De opgestane, ver
heerlijkte Heer heeft liet beloofd,
mét ons te zijn tot aan de voleinding
der eeuw. Wat een belofte, wat een
bemoediging om dadr weer een
nieuw jaar mee te mogen beginnen!
Dit is oneindig veel méér dan men
sen u kunnen geven. Laten toy dan
slechts doen wat er voor óns te
doen is overgebleven: D a n k e n!
Met hartelijke groeten,
uw dienstw. TROOSTING.
ZONDAGSBLAD 3 JANUARI 1953
3n
about er tand
INEKE en Hansje maakten samen een
rondedans. En weten jullie waarom?
Zij gingen bij tante Loes logeren, die
voor de vacantie een buitenhuisje in
de bossen had gehuurd.
„Mooi Canada" heette dat huisje.
Leuke naam, hè?
De volgende morgen ging-n de kinde
ren al vroeg op reis met mama.
Want van hun huis naar Apeldoorn
is een heel eind.
Dat vonden Ineke en Hansje tenmin
ste.
Maar zij kwamen toch bij tante Loes.
Wat was het daar mooi!
Tante Loes, zei Ineke, het lijkt
wel een kabouterhuisje, waar u in woont.
Dat is het ook, zei tante Locs, en
als jullie nu vanmiddag zoet gaan sla
pen. mogen jullie vanavond nog wat op
blijven. Dan zul je eens wat zien!
Wat dan, tante? vroegen Ineke en
Dat moet een geheimpje blijven,
zei tante Locs lachend, maar ik ge
loof wèl dat jullie het leuk zullen vin
den.
Nu die middag waren Hansje en Ine
ke zoet gaan slapen bij Joke en Leo, de
twee kindertjes van tante Loes en oora
Leo.
En nu, eindelijk, was het avond.
Het was donker in het bos, maar wat
een leuke lichtjes zag je daar schijnen!
Waar kwamen die vandaan? Kabouter
tjes zag je komen en die hielden de licht
jes in hun handjes. O, wat was dat een
leuk gezicht!
Nu zetten de kaboutertjes hun lichtjes
«leer en begonnen te dansen. Dat duur
de een heel poosje, toen stonden zy
plotseling allemaal stil.
Daar kwam de kabouterkoning en bij
hem waren allemaal haasjes, die net als
pages heel mooi waren aangekleed. Eén
had een pakje aan van blauwe tule en
droeg een kransje op zijn kopje, en een
ander haasje had een jasje aan van echt
bont en schoentjes met zilveren gespjes.
Wat zagen al die haasjes ei prachtig
uit!
De koning ging zitten op een grote
stoel van bloemen en-de haasjes gingen
ook zitten, op kleine stoeltjes, en de ka
boutertjes bleven staan met hun lichtjes
in hun handjes. Want lichtjes maken al
les mooi, net als zonneschijn.
Maar tante Locs. waar komen nu
plotseling die stoeltjes vandaan? vroe
gen Ineke cn Hansje.
De kabouterkoning kar. toveren,
fluisterde tante Loes terug. alles stond
er daarstraks ook al, alleen wij zagen
het niet. Dat komt omdat wij mensen
ogen hebben, die kunnen niet alles zien
in het donker, zoals die van dc kabou
ters cn hun koning. Maar als zij alles
met hun lichtjes beschijnen, dan kunnen
wij 'het ook zien.
Terwijl Ineke en Hansje met tante Locs
praatten en dus niet zo heel goed had
den opgelet, was er een grote tafel klaar
gezet met drie grote taarten er op. Die
zagen er zo lekker uit, dat je er zo wel
in zou willen happen. Dat vond de ka
bouterkoning zeker ook.
Rollebol, zei hij tegen één van de
kabouters, Rollebol, kom jij eens hier.
Rollebol, en lees eerst eens voor wat
er op die taarten staat geschreven. Rol
lebol zette een grote bril op en begon
te lezen.
Op de eerste taart stond;
En Rollebol las:
Doe alles met pleizier en vlijt.
Want anders heb Je later spijt
En op de derde taart stond:
Geluk is wat wij wensen
Aan alle lieve mensen.
Dat heb je heel mooi voorgelezen,
Rollebol, zei de koning, maarnu
hoop ik ook dat onze haasjes-gasten en
jullie kabouters ook, daar echt jullie
best voor zullen doen.
Ja, dat zullen wy, majesteit, ant
woordden de haasjes cn de kabouters.
Ze spraken zo mooi tegelijk en zo
plechtig, dat tante Locs or tranen van
in haar ogen kreeg.
De koning, de haasjes en de kabouters
begonnen te smullen van de taarten.
Maar als je zulk lekker gebak krijgt
hoort er echte limonade bij. Dat vond de
koning ook. Daarom klapte hij driemaal
in zijn handen.
Toen kwamen er elfjes aangelopen
met glaasjes limonade.
.Maar Rollebol, die lekker aan bet eten
was, zag de elfjes niet zo gauw en ging
met een ruk rechtop zitten juist toen
er een elfje met een glaasje limonade
achter hem stond.
En floep! daar kreeg Rollebol de
limonade over zijn hoofdje en de taart
vloog van schrik tegen zijn r.eus.
Iedereen begon te lachen. Het was dan
ook een raar gezicht: dat kleine kabou
tertje met zyn gezicht vol room en een
puntmuts op, druipende van limonade.
Eerst was Rollebol erg geschrokken,
maar toen kwam er een elfje met ee*
spiegeltje aan .en toen hit daarin had
gekeken, proestte hij het hardst van al
lemaal.
Tante Loes en de kinderen moesten
natuurlijk ook erg lachen. Nee maar. Ine
ke en Hansje konden gewoonweg niet
ophouden.
Ze lachten zo hard dat ze wakker
werden uit hun middagslaapje naast Leo
en Joke, de kindertjes van tante Loes.
Ze hadden alles gedroomd.
RINKA.
onze BRievenBus
M'n beste nichten
Deze keer moet ik
gaan beginnen met
alle nichten en ne
ven te bedanken
voor de goede wen
sen voor 1953, die ik
van hen mocht ont
vangen. Ik hoop dat
't voor ons allen een
goed jaar zal worden
en dat we ook op
onze jeugdpagina
mooie dingen zullen
mogen beleven.
't Was deze keer
een echte rapporten
brievenbus. Vele
jongens en meisjes
schrift van hun schoolrapport dat ze
voor de Kerstvacantie meekregen.
Daar waren vele bollebozen bij. Alle
maal goed je best blijven doen lui,
ook en vooral wanneer de cijfers niet
al te best waren.
Velen vonden 't jammer dat Prin
sesje Sterremuur afscheid heeft ge
nomen. Maar deze week beginnen we
met een nieuw verhaal, dat zeker niet
minder zal worden bekeken en gelezen,
't Is een spannende geschiedenis en
het eigenaardige van meneer Van
Emmen is, dat 't altijd goed afloopt.
De prijswinnaars van deze week
zijn: Paul Vreeswijk, Harm Pool, Nelly
Storm en Bas de Jong.
Nu volgt de brievenbus Ik kon
heus niet naar jullie Kerstviering ko
men kijken, Ilcnnie van Leeuwen. Op de
achterste bladzijde vind je een antwoord
op je andere vraag. Dat was een mooi
rapport, Afke Bergsma. Blijf zo door
gaan. De oplossing was mooi gekleurd
Mar ja Monteban. maar op de letters had
je beter je best moeten doen. Er komt
nog wel eens een tekenplaat. Toos Eg
berts. Maar alles op zijn tijd. Zeg
Lenie Stander, je moet maar aan je broer
tje zeggen dat ik niet heb wat hij vraagt.
Je begrijpt me wel. Wat zullen jul
lie een mooie school krijgen. Annie Ver
hagen. Ik zou best om een 'icekj wil
len kijken. Als je dit Zondagsblad
goed bekijkt, Ria Klandi-rmans. zal jc
zien, dat aan' je wens al voldaan is.
Bedankt voor je mooie tekeningetjes.
Kers de Wit. Ja, Ankir Bontje, ik ben
Een paar weken geleden hebben jul
lie Piet, die in een doolhof verdwaald
was geraakt, zo prachtig geholpen.
Deze keer kom ik jullie hulp inroepen
voor Truus, die ook door een doolhof
moet om haar mand met boodschappen
te halen. Ze staat er een beetje ver
legen bij, maar dat zal wel gauw anders
worden als ze bemerkt welke flinke
gidsen er gevonden worden in de grote
kring van onze nichten en neven.
-mijls-laara zijn?
briefje was best te lezen. Wil Wouterloot
en de opplakkcry vond ik aardig. Wat
heb jij me een mooie brief gestuurd. Ger-
rie v. d. Knde. Help je moeder maar flink,
dan is 't voor haar ook een beetje vacan
tie WH ma Vianrn gaat in deze vacan
tie met haar broertje wandelen. Jammer
dat 't weer niet zo mooi is. Ik reken
er op. Ria Beishuizen, dat je me nu weer
geregeld schrijft, 'k Zal eens kijken of
jc woord houdt. Zo, Marirtjr van Gu-
lick. wil jij niet ziek worden? Maar dat
hebben we niet voor 't zeggen, kind.
Dat zijn leuke boeken, Wim Blok. Jk
speelde er vroeger ook graag mee. 'k
Kan begrijpen, Groetje Xamink, dat jc
erg blij bent met 't kleine broertje. Mag
je hem wel eens een flesje geven? Wat
ben jij een klein moedertje. Ik hoop
dat je zusje cn broertje spoedig beter
zullen zijn. Gerrie Hagen, 't Is met pret
tig als er zieken in huis zijn. Willy
Arentzen sloot in haar brief een mooie
tekening in. 't Was zeker een overtrekje
van een gedrukte plaat? Maar ik vond 't
echt mom Janny Jacobs ging in de
kerstvacantie logeren bij haar opa en
oma. Ben je nu weer thuis. Janny - Dat
zal wel een mooi kleedje zijn. Dickie
Ipprl, 'k zou het best eens willen zien.
Is je broer uit Frankrijk er nog. Jaantje
van Wijngaarden? Dat zullen voor jullie
wel prettge dagen geweest zijn Willy
de Jong en Corrie de Bok wil ik nog
even bedanken voor kaart en tekening,
die ik mocht ontvangen. Heb je een
mooi bock gekregen, Hansje Kcijzcr? Als
je van lezen houdt, is dat wel een van de
mooiste geschenken. Dank voor je uit
voerige brief, Jannie Kraak en beterschap
met de zieken. Jaap van Schravendijfc
heeft een vogelhuisje gemaakt en nu ko
men de koolmeesjcs olienootjes halen.
Laten we allemaal in de winter zoveel
mogelijk voor de vogels zorgen - An
neke en Ruth Pos zyn met de Kerst naar
hun opa in Zaandam geweest. Dat is aar
dig nis je zo'n uitstapje kunt maken
Bcppie Buitelaar (8 jaar» stuurde me een
mooe tekening van eenbrand, die er
gelukkg nog al tam uit zag. Dat raad
seltje heb ik meer gehoord. Goba Quist
en ziet jullie huis er zo uit als op de teke
ning. Doe de groeten aan je vriendinne
tje Ineke v. d. Dries. Van Miep ter
ILiar ontving ik de laatste bladzijde van
Prinsesje Sterremuur, die door haar wal
lingen gemeld. Hier zijn
Bcppie van Spronsen, Lennie v. d Leek,
Immy Dirkzwager. Arie van Wijngaarden,
Aad v d. Steen, Corrie cn Ricna Hoo
gen doorn, Gerrit van Antwerpen, Rensje
Brinkman. Lenie Bregman Willy dc Jong
on J. Vos. Ik reken er op dat jullie trouw
zullen meedoen aan onze wekelijks*