Millioenen kartonnen soldaten Ill ^EEN SPROOKJE DOOR G. TH. ROTMAN 70. En toen vertelde ze: „Lang gele den nam Ik een dwerg in mijn dienst. Had ik dat maar nooit gedaan! Want de booswicht deed een tovermiddel door ons drinken en toen veranderden we in zul ke afschuwelijke wezens. „Niets ter we reld kan je redden dan iemand, die je zijn volste vertrouwen schenkt. Maar die zul je wel nooit vinden, met zo'n uiterlijk, ha-ha-ha!" 71. „Dit zeggend hield hij ons 'n spiegel voor", vervolgde de nimf. Toen gaf hij me 'n toverstaf. „Troost je hiermee", zei hij, je kunt hiermee alle anderen net zo lelijk maken als je zelf bent. Dat steekt niet zo af!" Daarop verdween hij. Ach, ach, wat voelde ik me ellendig! De boosheid was in mijn hart gevaren en ik heb al die tijd véél kwaad gesticht". nu heb jij ons door je ver- gered", besloot de moeras- vrouw, terwijl ze Elsje over de wangen streelde. „Pas maar op, dat je nooit zelf die dwerg binnenlaat!" „Maar hoe moet ik hem herkennen?" vroeg Elsje. „Je hartje zegt het je, als je hem in zijn ogen kijkt", zei de moeras- vrouw. f,En naar je hart moet je al tijd luisteren". Daarop ging ze met haar kind naar huis. 76. Elsje vroeg natuurlijk dadclyk, of de koning iets van haar moedertje wist. „Tja", zei koning Langhaard, „dat weet ik allemaal zo niet uit m'n hoofd! Daar moet ik m'n staatssecretaris eerst naar vragen. Weet je wat, ik zal je meenemen, als ik morgen terugga naar 't bos Je kunt wel voor me op de duif zitten. Piedro is sterk genoeg". gramma was een zwemwedstrijd. Elke zwemmer moest een plompebloem trek ken, waar een andere kikker bovenop stond. Nu, 't was een hele kunst om bovenop zo'n voortschietende bloem staande te blijven! Telkens ging er dan ook 'n kikker kopje onder, en dan moest hij uitvallen. ia. iia Biioop van ae weasinja moest Elsje de prijswinnaars bekronen. Ze kwamen een voor een bij haar en kre gen dan een prachtige krans van leven de waterranonkels om de hals. Vervol gens sprak koning Horkebork: „Hoog vereerde vriend Langhaard! Geliefde onderdanen! Mag ik u, op deze feeste lijke dag, uw nieuwe prinses voorstel- 80. „Deze jongedame hier", vervolgd- de Z.M., zijn hand op Elsje's schouder leggend, „benoem ik heden tot prinses en geef haar de titel van: PRINSESJE STERREMUUR! Ik heb gezegd!" „Hoe- ra-kwaak-kwaak! Leve Prinsesje Ster- remuur!" riepen de kikkers. Ze gaven elkaar een poot en maakten een ronde dans om Elsje heen, zodat het lieve kind er verlegen van werd. 65. De heks en haar jong werden in triomf meegevoerd, maar buiten de bie zen gekomen, nam Elsje de toverstaf van Huppelaar af, brak hem in stukken en wierp deze in het water. „Ziezo!" zei ze, „daar kan alvast geen kwaad meer mee gebeuren!" Daarop werden de booswichten naar het paleis gesleept en stevig opgesloten. 73. De volgende dag werd alles in gereedheid gebracht voor de ontvangst van de dwergenkoning. Elsje kreeg een jurkje van het fijnste groen der water ranonkels. En op de morgen van het feest brachten de belde prinsen haar bij de dwergenkapper, die tussen het hoge Sr»s woonde. Hij zat juist voor zijn uisje, toen ze aankwamen. 74. Terwijl de prinsen buiten wacht ten, werd Elsje netjes gekapt. Het haar werd een beetje bijgeknipt en met hete ijzers volgens de laatste feeënmodc be werkt. Toen kreeg ze haar jurkje van ranonkelgroen aan en een kransje van zilveren sterremuurbloempjes op haar hoofd. „Wij noemen je voortaan PRIN SESJE STERREMUUR", zeiden de prinsen, toen ze 't zagen. 75. Des middags kwam koning Lang haard op Piodro, zijn bosduif aangevlo gen. Hij werd plechtig verwelkomd door de koning, de minister en de generaal. Ook Elsje en de beide prinsen werden aan hem voorgesteld, en alle kikkers kwaakten uit volle borst: „Hoera-kwaak kwaak voor koning Langhaard! Hoera, voor het land der dwergen!" vuile gang. Eerst werd er 'n wedstrijd In het hoogspringen gehouden. Spring- brock, de kroonprins, duikelde van z'rt paard en kwam precies op z'n kop te recht. Maar daar lachte hij om. want het was hem al zo dikwijls overkomen, dat hij niet beter wist of het behoorde 66. De volgende dag werden de heks en haar kind voor de koning gebracht. Deze keek hen met zijn bolle kikkero gen verontwaardigd aan. Toen liet hij de twee grootste en sterkste kikkers uit zijn rijk komen. „Hangt op die heks!" riep hij uit. „aan de hoogste rietsten gel! Het kind kan blijven leven; dat zul len we wel klein krijgen!" 67. Onder angstig gekwaak werd de heks weggesleept. Maar nu rende het heksenkind naar Elsje toe, en terwijl dikke tranen hem langs de groene wan gen vloeiden, smeekte hij: „Och, laat m'n moeder toch leven! Ik hou zoveel van haar! Toe, we zullen heus, heus geen kwaad meer doen! Lieve Elsje, vraag de koning om vergiffenis voor mijn moeder!" staan Nederlandse overheid ter beschikking DAG EN NACHT DOEN ZIJ DIENST AAN HET BEVOLKINGSFRONT Minister Thorbecke. VRIJHEIDSZIN en verdraagzaam heid kenmerken van oudsher de Nederlandse samenleving. Maar zin voor orde en netheid is haar even min vreemd. Orde is in een moderne staat slechts mogelijk, als de papieren en administratieve fundamenten deugde lijk en talrijk zijn. De gecompliceerd heid van het hedendaagse leven maakt dit noodzakelijk. Welnu, de Nederlandse overheidsadministratie gaat niet mank aan een tekort aan kartotheken en andere papieren hulp middelen. Keizer Napoleon. Spreekt u er maar eens over met welke Nederlander ook. Hij zal u, bij veel lof, ook enige verzuchtingen niet besparen over de „papiermo len" die de Overheid dagelijks laat draaien om haar taak op juiste wij ze te kunnen vervullen. Aan formu lieren, aangiftebilletten, vragenlijsten en wat dies meer zij bestaat in Ne derland allesbehalve gebrek. En be halve de papieren, die iedere Neder lander zelf moet verwerken en be handelen, zijn er dan nog papieren, die hem of haar behandelen. Wij denken, vooral aan de persoonskaar ten, die in korte sobere feiten de levensgang van iedere Nederlander behelzen. IEDER Nederlands stad- of gemeen tehuis heeft een loketje, waarbo ven in simpele letters het woordje „Bevolking" prijkt. Achter dat loket staat of zit een als regel vriendelijk en voorkomend ambtenaar, die u enige beleefde vragen stelt of beleefd luis tert naar uw mededelingen. Weinigen weten, dat deze man eigenlijk de rang heeft van „compagniescomman dant in Nederlands kartonnen leger". Zodra u uitgesproken bent stapt hij naar een kast of een kaartenbak toe en tovert een van zijn papieren sol daten te voorschijn. Een rechthoekig stuk papier van stevige makelij, dat geenszins een militaire indruk maakt. Maar als u die kaart eens wat be ter bekijkt, ziet u daarop vermeld, hoe oud u bent, waar u geboren bent, met wie u in de echt bent verenigd, hoeveel kinderen u heeft, wanneer zij geboren zijn, welke godsdienst u belijdt, of u in het bezit bent van de beide kiesrechten, of u gerechtigd zijt tot het dragen van een revolver, of u een pensioen geniet, kortom, wei nig personalia zijn er te bedenken, die „tlw" kartonnen soldaat niet in keurige letters in zijn ransel mee voert. Het is uw levensbagage, die deze stille helper der Overheid draagt. En als u verhuist, dan verwisselt ook uw soldaat van garnizoen en volgt u naar uw nieuwe woonplaats. Met een wijds woord heet dit stelsel van persoonsregistratie „Bevolkings boekhouding". Uw kaart, uw „boek houding" wordt pas bij overlijden af gesloten. Als iemand sterft, sterft ook zijn kartonnen soldaat... maar dage lijks worden er ook van die solda ten geboren. IN 1939 begaf de heer Arie Pie- terse, oud 33 jaar, zich met zijn huisvrouw, Alida Jansen, en zijn drie jarig zoontje Arie Pieterse Junior naar Brazilië. Wat gebeurde er toen met zijn per soonskaart? De ambtenaar van de afdeling Bevolking in de toenmalige woonplaats van Arie Pieterse deed de „kartonnen" Arie Pieterse in een enveloppe en zond die naar het Cen traal Bevolkingsregister in Den Haag. Daar belandde de kaart in de afde ling afwezigen. Alvorens in die afde ling te worden opgeborgen, maakte de daar dienstdoende ambtenaar een klein kaartje, dat niet veel meer dan de naam Arie Pieterse behelsde en dat als „schakelregister" bekend staat. Arie Pieterse, in 1939 uit Groningen vertrokken, keerde in 1949 in Neder land terug en wilde zich in Den Haag vestigen. Desgevraagd deelde hij me de, uit den vreemde te komen. De Haagse „compagniescommandant in het papieren schimmenleger zond onmiddellijk een aanvraag naar zijn collega van het „Vreemdelingenle gioen" en ziet, binnen drie dagen bracht de postbode ten stadhuize te 's-Gra- venhtfge de tien jaar lang bevroren geweest zijnde en nu weer ontdooi de kartonnen Arie Pieterse. De leven de Arie Pieterse moest ten tweeden male bij het loket „Bevolking" ko men en de nodige aanvullingen be treffende zichzelf en zijn gezin ver strekken. Want hoe zou die karton nen schim van de levende Arie dienst kunnen doen aan het Nederlandse bevolkingsfront als hij niet volledig was uitgerust en voorzien van de meest moderne gegevens? Zo trekken dagelijks duizenden kar tonnen soldaten door Nederland. Zij reizen geruisloos, onder dienstenve- loppe en per trein of postauto. Zij doen hun dienst zonder morren en zonder praten, maar als een tweede IK volgen zij iederele levende Ne derlander op de voet. FRANKRIJKS grootste heerser, kei zer Napoleon I, heeft in de jaren, dat Nederland deel uitmaakte van zijn keizerrijk, in Nederland de instel ling van de Burgerlijke Stand ge bracht. Wat voordien in de doop-, dood- en trouwboeken alsmede in de kerkelijke registers werd opgetekend, was vooral door zijn onvolledigheid onbruikbaar als basis voor een be hoorlijke bevolkingsadministratie. Het is een beetje ironie der ge schiedenis geweest, dat juist een bij uitstek liberaal Nederlander, Jo- han Rudolf Thorbecke, het initiatief nam tot uitbreiding en ingrijpende verbetering van Napoleons burger lijke stand. Eind December 1849 werd bij koninklijk besluit bepaald, dat iedere Nederlandse gemeente een be volkingsregister moest aanleggen en bijhouden, waarin de gegevens van de burgerlijke stand op systematische wijze werden bijeengebracht. Napo leon zou zonder twijfel goedkeurend hebben geknikt, als hij deze Thor- beckiaanse regeling had kunnen le- Tegen het einde der negentiende eeuw werd het om practische rede nen noodzakelijk, een stapje verder te doen op de door Napoleon ingesla gen weg. De greep van de overheid op de personalia der onderdanen mocht niet verslappen. Kaartsystemen deden hun intrede. In 1936 kwam, krachtens het besluit „Bevolkingsboekhouding", de eigen lijke kartonnen soldaat op Neder lands Administratief toneel. Hij draagt de simpele naam „gezins persoonskaart" en is de papieren schaduw van ieder gezinshoofd en de leden van diens gezin. Niets van be lang ontsnapt aan zijn controle, nie mand kan deze kartonnen „buiten- ziel" van zich afschudden. Hij leeft in de schaduw van bakken, laden en kasten; zijn enig voedsel is een drup peltje inkt zo af en toe; insubor dinatie komt niet voor; desertie even- Van die kartonnen soldaten staan er thans millioenen aan de Neder landse overheid ter beschikking, ge reed om op het eerste bevel hun ken nis omtrent levende mensen aan of ficiële instanties ter beschikking te stellen. Het is, alsof de militaire geest van Napoleon vaardig is gebleven over de Nederlandse bevolkingsad ministratie en iedere Nederlander nog heden ten dage in zijn groep gevan gen houdt. MEI 1940. Nederlands kartonnen millioenenleger was zowat ge reed. Toen kwam het land in oorlog. Duitse troepen bezetten het land. Pa pier lacht niet. Papier huilt niet. Kartonnen soldaten dus ook niet. En zij beschikken over, neen, zij waren een waardevolle bron van inlichtingen voor de bezetters. Aan een Duits com mando gehoorzaamden zij even snel als aan een Nederlands bevel. Niet aldus de „compagniescomman danten", de bevolkingsambtenaren. Ve len hunner lieten hun soldaten onder duiken of liquideren. Velen hunner hebben deze tegenwerking, deze sa botage heel duur moeten betalen. Persoonsbewijzen werden door de Duitsers ingevoerd. Maar dit kar tonnen leger was heel wat minder betrouwbaar dan dat, hetwelk vóór 1940 in het leven was geroepen om de Nederlandse overheid bij te staan. De reden is eenvoudig deze, dat geen leger gevechtswaarde heeft als de of ficieren onbetrouwbaar zijn. En te schrijven dat de Nederlandse ambte naren, de officieren dus der karton nen legers van persoonskaarten en persoonsbewijzen, betrouwbare mede werkers der Duitsers zijn geweest, zou in strijd zijn met de waarheid. Maar waar gehakt wordt, vallen spaanders. En zo leed ook Nederlands kartonnen millioenenkolonne aanzien lijke oorlogsschade. Na de oorlog was het dus zaak, de gesneuvelde „kaarten" tot nieuw le ven te wekken, hetgeen met papieren soldaten wel, met soldaten van vlees en bloed niet mogelijk is. Besmeurd en geschonden kwamen tal van die „kartonnen strijders" uit alle moge lijke hoeken en gaten voor de dag. „Sluit de gelederen", was het com mando, dat op de afdelingen Bevol king weerklonk. Er werd zo goed mo gelijk appèl op naam gehouden. De gevallenen werden door andere kaar ten met dezelfde gegevens vervangen. Het was een zware tijd voor de ambtenaren, die dit kartonnen leger in stand houden, maar zij slaagden in hun taak cn op het ogenblik is er geen Nederlander, wiens „papieren Ik" niet veilig en ordelijk is weg geborgen en in reserve wordt ge houden voor dienst aan de Neder landse overheid. Dag en nacht staan zy gereed totdatwy zeiden het reeds de mens van vlees en bloed, wiens administratieve schim zij vor men, dit aardse tranendal heeft ver- GDEDE geesten en kwade geesten hebben althans dit gemeen, dat het veelal moeilijker is hen te ban nen dan hen op te roepen. Thorbecke, die wij de grondlegger der moderne Nederlandse bevolkings boekhouding mogen noemen, besefte eigenlijk niet goed, wat hij deed, toen hij zijn „kartonnen soldaten", destijds nog in „registers" ingedeeld, tot leven wekte. Ter gelegenheid van eén volkstelling in 1849 ontwierp Thorbecke het koninklijk besluit tot vorming van dit papieren schimmen- leger Waarom? Ja. dat wist Thorbecke eerlijk gezegd zelf niet helemaal. Maar omdat men ten Oosten cn ten Zuiden van Nederland, dus in Pruis- sen en in België, ook een dergelijk systeem had, meende minister Thor becke, dat het dus voor Nederland eveneens nuttig zou kunnen zijn. Ver moedelijk zou Thorbecke nu erg ver baasd staan, als hy de hedendaag se bevolkingsadministratie in Neder land zou kunnen gadeslaan. Ja, wij kunnen ons voorstellen, dat Napoleon er meer genoegen in zou vinden dan de vrijzinnige en wars van alle ordening en overheidsbemoeiing zijnde liberale staatsman Thorbecke. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat er ook in onze tijd Nederlanders zijn, die dit „administreren" van de le vensloop en de personalia van iedere Nederlander niet uitsluitend als een goed ding beschouwen, hoezeer ook de doeltreffendheid en de perfectie der Nederlandse bevolkingsboekhouding algemeen erkend worden. Sclectiedrukmachine op een bevolkingsbureau. Het schrijven van de oproepmgs' kcarten voor een verkiezing, waar vroeger 3450 werkuren mee waren gemoeid, verricht deze machine in 90 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 9