mfit m
OP ZIEKENBEZOEK
Qnz€ jeuqó-p&qin&
indiaantje
2
ZONDAGSBLAD 22 NOVEMBER 1952
humonistische veRteLLinq v&n &uqe v. hovmd,nö
DE familie maakte een uitstapje.
We zaten met een kopje koffie in
het bos van Hylderup, dich bij de
woning van de boswachter. Het was
een warme zomerdag, zo'n dag, waar
op alle mensen prikkelbaar zijn en de
kippen overal lopen, waar ze niet ho
ren te lopen. Onze overtollige kle
dingstukken hadden we in het gras
gelegd, waar natuurlijk ook de kip
pen rondscharrelden. Zo kon het ge
beuren, dat een kip een ei lei in oma's
hoed.
„Dat ei is van mij", zei de bos
wachter.
„Nee", zei mijn vader, „dat ei is
van ons!"
„Hoe komt u er bij?" riep de bos
wachter uit, „mijn kip heeft het ei ge
legd, dus is het ook van mij!"
„U hebt absoluut geen recht op din
gen, die zich in de kledingstukken van
mijn familie bevinden!" zei mijn va
der, „zorgt u er liever voor, dat die
stomme kippen van u uit onze buurt
blijven. Trouwens, u kunt helemaal
niet bewijzen, dat oma's ei gelegd is
door uw haan..."
„Kip!" verbeterde mijn moeder.
„Neem me niet kwalijk, dat ik me
er mee bemoei", viel een man hem
ook nog in de rede. „maar ik vind,
dat die meneer gelijk heeft: een ei
is een ei en het ene ei lijkt precies
op het andere. Onder eerlijke mensen
moet je uitgaan van de stelling, dat.
wanneer iemand een ei heeft, dat ook
werkelijk van hem is. Het zou an
ders wat moois worden. Je zou nooit
ergens met een ei kunnen gaan zit
ten, zonder dat iemand kwam bewe
ren, dat het door zijn kip gelegd
„Dat doet er allemaal niets toe",
bromde de boswachter, „maar dat ei
is van mij."
„Ik geloof ook", vond de verloofde
van mijn zuster, „dat de boswach
ter recht op dat ei heeft. Er lopen
bier toch alleen maar kippen rond
van hem
„Wat zeg je daar?" riep m'n zuster
uit, „als vader zegt, dat dat ei van
ons is, dan is het van ons. Je moest
je schamen!"
Mijn aanstaande zwager stond nij
dig op. Hij verklaarde, dat hij niet
van plan was te trouwen met
iemand uit een gezin met zulke vreem
de opvattingen ten aanzien van vraag
stukken van eerlijkheid. Toen ging
hij weg, zonder afscheid te nemen.
M'n zuster huilde en anderen meng
den zich nu ook in de strijd. Hoog
joegen de golven op. Er ontstonden
twee partijen, die hun standpunt le
vendig verdedigden. Mannen stonden
tegenover hun vrouwen, ouders tegen
over hun kinderen. De allerheftigsten
raakten slaags. Een kreeg er een
blauw oog, een paraplu vloog in stuk
ken en een paar koppen werden
scherven. Toen stelde een beheerst
persoon voor, de zaak voor het ge
recht te brengen.
„Ja, voor het gerecht!" schreeuw
de m'n vader. „Ik zal er voor zor
gen, dat de zaak voor het gerecht
komt en wel zo gauw mogelijk.
Als hoofd van m'n gezin kan ik het
niet aanzien, dat een van m'n fami
lieleden onrecht wordt aangedaan."
„Ja", riep ook de boswachter uit,
„de zaak moet voor het gerecht,
hoe eerder, hoe liever. We zullen eens
zien, of er nog gerechtigheid in deze
wereld bestaat."
Overal werd de kwestie besproken.
Er werden weddenschappen afgeslo
ten op de afloop. De kranten schreven
er over en brachten ellenlange inter
views met m'n vader en de boswach
ter. Er verschenen foto's van m'n
grootmoeder, haar kapothoedje en het
ei
De zaak verwekte groot opzien, ik
weet niet, waarom. Er moet iets in
geweest zijn, dat de primitieve in
stincten van het volk opriep. En een
ei behoort ten slotte tot een van de
voornaamste dingen in de wereld:
de oorsprong van het leven! Om nog
maar te zwijgen van de historische
betekenis van het ei: wat zou Colum
bus zonder ei zijn geweest? Het volk
bespeurde, dat het hier om een zaak
ging, die allen betrof. Kon iedereen
niet in dezelfde positie komen te ver
keren?
De aanhangers van de boswachter
noemden mijn vader een verdacht
persoon, die zich iets wilde toeëige-
ncn, dat anderen toebehoorde. Onze
aanhangers daarentegen beweerden,
dat de boswachter een walgelijke que
rulant was, die ijskoud probeerde, al
les tot zijn eigen voordeel te ver
draaien. De flinkste advocaten wer
den er voor gespannen en zij waren
minstens even ijverig als hun cliën
ten. Ze zaten dagen lang met hun
neus in de wetboeken en meenden,
ieder voor zich, dat ze deze zaak zou
den winnen.
Het was zwart van de mensen voor
het gerechtsgebouw, toen de zaak voor
kwam. Velen werden in het gedrang
onder de voet gelopen en de grote
rechtzaal kon slechts een gedeelte van
de mensenmassa herbergen.
Onder ademloze spanning begon de
zitting. De advocaat van de boswach
ter bracht naar voren, dat er geen
twijfel kon bestaan over het feit, of
het ei van de kip van de boswach
ter was, daar door een onderzoek ter
plaatse was komen vast te staan,
dat er zich binnen een'omtrek van 2
km geen andere kippenfokkerij be
vond. Bovendien kon hij getuigen,
dat wij geen kippen hadden meege
bracht, behalve dan een gebraden
exemplaar, dat, volgens een inlichting
van de Landbouwhogeschool, geen ei
kan leggen. Hij beriep zich op een
oud Wetboek, waarin staat: „Zo
iemand het erf van een ander be
treedt en van zijn vee iets weg
neemt.... moet hij daarvoor boeten...."
De advocaat van de boswachter zei
verder, dat de omstandigheid, dat
een toevallige gast op arglistige wijze
de gelegenheid had waargenomen, on
der een niets vermoedende kip zijn
hoed aan te brengen, op geen enkele
wijze afbreuk deed aan het eigen
domsrecht van zijn cliënt.
De advocaat van mijn vader maak
te bezwaar tegen de zinsnede: op
arglistige wijze de gelegenheid had
waargenomen...." Dit bewees volko
men de achterdochtige gedachten-
gang van de tegenpartij, die er hele
maal geen been in zag; te insinueren,
dat een oude grootmoeder, de arme
vrouw, die een lang onberispelijk le
ven had geleid enkele aanwezigen
begonnen te snikken getracht zou
hebben, een ei te stelen!
„Nee", ging de advocaat van mijn
vader verder, „wij willen liever de
eiten onder ogen zien en ons niet
n de war laten brengen door de uit
luchten van de tegenpartij. Een feit
De kilometers lange hagen langs de autowegen met de hand scheren
daar is geen beginnen aan. Waterstaat heeft er echter wat anders op
bedacht. De grasmachine werd op een arm van een vrachtauto gemonteerd
en met een kalm vaartje gaat 't voorwaarts. Dit nieuwe „scheerapparaat"
bevalt best.
is echter, dat de boswachter totaal
ten onrechte heeft geprobeerd, zich
in het bezit te stellen van een. zich
in de hoed van een vreemde dame
bevindend ei. Het Wetboek zegt hier
over: „Neemt men iemands hoed,
pet of handschoen weg, zo moet hij
daarvoor boeten Zelfs wanneer het
Wetboek op dit punt geen rechtswaar-
de meer heeft, haal ik het toch aan,
om aan te tonen, hoe de opvattingen
van het recht al sinds Olim geweest
zijn. Wat betreft de bewering van de
tegenpartij, dat het ei gelegd is door
uw haan.
„Kip"! verbeterde mijn moeder.
„Kip, dit is dan nog geenszins be
wezen. Het ei zou net zo goed door
de schoonmoeder van mijn cliënt ge
legdik bedoel, in de hoed gelegd
kunnen zijn. En wat verder de kip be
treft, die de familie van mijn cliënt
had meegebracht, en waarvan de te
genpartij zo triomfantelijk heeft ver
klaard, dat zij geen ei kon hebben
gelegd, deze stelling berust op een
zeer wankele basis, aangezien de be
wuste kip heel goed het omstreden ei
kan hebben gelegd, namelijk vóór zij
gebraden werd!"
„Is er misschien", vroeg de rechter,
„iets over de ouderdom van genoem
de kip bekend?"
„Dacht u", riep mijn moeder daar
op beledigd uit, „dat ik een ouwe,
taaie kip op tafel zou zetten?"
„O nee!" zei de rechter, „ik dacht
alleen
De aanwezigen jubelden. De advo-
Nijdig over het feit, dat zijn woor
den in de wind geslagen werden,
merkte hij op, dat het hele proces ten
slotte onzin was en alleen maar door
mijn vader aanhangig gemaakt was
om zijn strijdlust bot te vieren.
Hierop antwoordde de advocaat van
mijn vader, dat, wanneer iemand zich
met een blijkbaar zo'n geringe zaak
bezig hield, dit een bewijs was, dat
hij het niet deed om het proces te
winnen, maar om het recht te laten
zegevieren.
„Durft u nog van recht spreken,
huichelaar?" schreeuwde de advocaat
van de boswachter. „Schrijft u mij
gemene beweegredenen toe?"
„Ja", riep de ander uit. „Als u 't
dan precies weten wilt! Ik ken u goed
genoegouwe bloedzuiger.
„Wat zegt u daar?" riep de advo
caat van de boswachter uit, terwijl
hij opsprong en zijn collega een klin
kende oorvijg gaf. De ander sloeg
daarop met zijn actetas van zich af
en een minuut later waren de beide
heren in een flinke vechtpartij ge
wikkeld. In de hitte van het gevecht
stootten ze tegen de lessenaar van de
rechter, zodat het ei op de grond rol
de en in stukken brak.
„Daar het onderwerp van discussie
vernietigd is, is de zaak afgedaan",
verklaarde de rechter opgelucht. „Laat
er iemand komen, om de smeerboel op
Beste zieken,
0EZE keer wil ik eens tot u spre
ken bij monde van uw mede-
zieke, Sientje, ergens in Zeeland".
Het heeft vaak méér waarde om
een stem uit de praktijk te doen
horen dan om zèlj iets tot bemoe
diging te schrijven waarvan men
overigens ten onrechte zou den
ken: vast iemand die zelf nocit ziek
geweest is!
Nu laat ik Sientje dus even aan
het woord en vertel u alvast, dat
zij van haar geboorte af ze is nu
44 jaar nooit gezond geweest
is. Scholen heeft zij nooit bezocht,
maar zij weet haar weetje heel
goed; het werd haar thuis met liefde
en volharding bijgebracht.
Ik had al eens een paar brieven
van haar ontvangen, die me zo trof
fen door de rust en de vrede en het
gelovig vertrouwen die er uit spra
ken en die zo eigen zijn aan een
gelukkig en evenwichtig hart. Maar
over haar ziekte had zij mij nooit
iets verteld. Daarom informeerde
ik eens: wat scheelt er eigenlijk
aan? Toen kwam onlangs het vol
gende antwoord:
,Ja, ik schrijf niet graag over
m'n ziekte, maar nu u het zo vraagt,
wil ik u in deze brief toch een
beetje wegwijs maken. Nu dan,
vanaf m'n geboorte altijd ziek,
vroeger t.b.-patiënte, 'k lag op m'n
negende jaar al in een ligient, vele
malen gekuurd, ook dikwijls in een
ziekenhuis. Voor zover ze kunnen
nagaan is de t.b. genezen, maar nu
heb ik overgehouden een zeer zwak
lichaam, een ziek hart, zieke nieren,
een ziek oog, en wat daar alzo mee
samenhangt. Ik heb nu weer 8
maanden gelegen en lig nu twee
maal daags een poosje buiten. Soms
ben ik wel eens zover dat ik wat
kan rondwandelen, 'k Geniet van
de bloemen en van de natuur, ben
gelukkig altijd opgewekt en heb
liefde voor de kleuters en ouden
van dagen, ja, voor ieder mensen
kind. Verder woon ik helemaal
alleen. Mijn ouders en een broer
zijn overleden, de anderen zijn ge
trouwd. Ik met mijn zieke lichaam
mocht in het ouderlijk huis blijven
wonen. U zult zeggen: hoé kan dat?
Nu, dat is ook moeilijk te zeggen.
Ik bleef zonder één middel van be
staan over en ben geheel afhanke-
lijk van de diaconie. Maar toch wil
ik zo graag hier blijven wonen. Hel
is wel eens moeilijk, maar 'k heb
een grote vriendenkring. Ze komen
de praktijk
allemaal graag bij me. En hoe zou
dat kunnen wanneer ik bij anderen
moest zijn? 'k Word liefderijk ge
holpen, al moet ik wel eens wachten
tot het bij me gebracht wordt, maar
dat vind ik nooit erg. Ik voel me
nooit alleen, daar ik leef in ge
meenschap met m'n Heiland. Hij
is mét me, al de dagen. Ook in
droeve dagen, want die zijn er óók.
In slapeloze nachten kan ik liggen
zingen, en dan voel ik me vaak zo
blij en gelukkig, dan jubelt het in
m'n hart en kan ik het uitroepen,
al is het dan in zwakheid: „De Heer
is mijn Herder, 'k heb al wat mij
lust". Als ik d i e rijkdom ook niet
bezat, zou ik ook niet zo blijmoedig
kunnen zijn, want denk eens even
in, altijd afhankelijk te moeten zijn
van anderen, het valt wel eens niet
mee. Daarom was het voor mij een
groot gemis toen moeder was heen
gegaan, en ik mis haar nog dage
lijks. Nu had ik zo'n Hef meisje
dat zo goed voor me was. Die kwam
me altijd verzorgen, en nu is die een
paar maanden terug verpleegster
geworden, 'k Vind het fijn dat ze
dat beroep gekozen heeft, maar ik
mis haar wel zeer. Nu zijn er weer
anderen die voor me zorgen, maar
'k was zo gehecht aan haar. En ja,
zo gaat het leven dóór.
Deze brief spreekt voor zichzelf.
Toen ik hem goed gelezen had, werd
ik er stil van en dacht: dit is geen
„show", dit is écht.
Nu gaan we dit ziektegeval niet
optuigen tot iets begeerlijks. Verre
van dat. En u moet het maar niet
vreemd of onchristelijk vinden:
deze zieke en zwakke zuster van
ons zou nog zo heel graag weer
gezond en sterker willen worden,
wanneer dit tot Gods eer en ver
heerlijking mocht strekken. Wij,
die door genade Gods kinderen ge
worden zijn, hebben het genadige
recht hiervoor te mogen bidden en
smeken, wetende, dat bij God alle
dingen mogelijk zijn. „Wat Zijne
liefde wil bewerken, ontzegt Hem
Zijn vermogen niet". Willen wij
daarom gezamenlijk onze gebeden
voor deze zieke opzenden?
„Hem nu, die blijkens de kracht,
welke in ons werkt, bij machte is
oneindig veel méér te doen dan wij
vragen of beseffen, Hem z j de heer
lijkheid in de gemeente en in
Christus Jezus tot in alle geslach
ten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!
Amen."
Die dit meermalen gezien en on
dervonden heeft en die u allen Gode
in alles aanbeveelt is
uw dienstwillige
TROOSTING.
ZONDAGSBLAD 22 NOVEMBER 1952
7
ZE HADDEN
GESPEELD
(Slot).
„Zo brandstichters!" zei hij bars. Hij
pakte Maarten bij z'n schouder en zei
op heel strenge toon; „Denk erom, dat
Jullie geen van vieren weglopen!"
„Trek je schoenen en kousen aan en
dan subiet mee naar het politiebureau!"
Ze voldeden bevend aan het bevel en
durfden geen van vieren een kik geven.
Hoe dom ook eigenlijk van hen. om
een vuurtje te gaan stoken, ze wisten
toch dat het niet mocht. Ze zagen hoe
de agent het vuur terdege uittrapte,
maar hen onderwijl steeds in de ga
ten hield. Toen ze klaar waren moes
ten ze voor hem uitlopen, de agent met
z'n fiets aan z'n hand volgde. Wegvluch
ten had geen zin, want dan zouden ze
stellig op de fiets achtervolgd worden.
O, wat vonden ze het vervelend zo te
moeten lopen. Ze schaamden zich ver
schrikkelijk! Stel je voor, dat ze iemand
tegen zouden komen, die hen kende.
De meester van school bijvoorbeeld, of
Iemand van de familie. En wat zou de
agent op het bureau met hen doen? Zou
den ze er lang moeten blijven?
Hadden ze nu toch maar niet zo dom
Ïedaan. Wie ging nu een vuurtje sto-
en, terwijl je wist dat het niet mocht,
O, wat hadden ze nu al een spijt!
Kleine Pietje liep aan de buitenkant,
Jan ook. Ze keken af en toe naar el
kaar en toen, of ze 't afgesproken had
den, vlogen ze opeens allebei tegelijk
weg.
rijden en Nico moest
kant naast hem lopen.
„Die twee knapen krijg ik nog wel,"
zei de agent grimmig.
Nico zuchtte, hij hoefde het weglopen
niet te proberen!
Zo kwamen ze eindelijk op het bu
reau. Nico en Maarten werden in een
klein kamertje gebracht, toen werd de
deur gesloten. Nee, praats hadden ze
helemaal niet meer. ze keken elkaar
benauwd aan. Zouden ze lang opgeslo
ten moeten blijven? Wat zouden hun ou
ders dan wel zeggen.
Ze wisten eigenlijk geen raad. Ze
luisterden naar ieder geluid..
Maarten keek naar Nico en Nico naar
Maarten en toen opeens kon Nico 't niet
langer uithouden. Hij sprong op, liep
naar de deur en bonsde ertegen uit alle
macht.
„Doe open alsjeblieft!" brulde hij met
tranen in z'n ogen..
Hij had cr nog geen kwartier geze
ten en hij dacht dat 't al uren was.
Toch was de middag al aardig opge
schoten. Nico's moeder keek telkens
naar de klok: „Waar blijft die jongen
nu toch?" zei ze al voor de derde keer.
Ja, Nico had allang thuis moeten we
zen, hij moest 's Woensdags altijd naar
pianoles.
„Zeker op de Dijk- spelen met zijn
vriendjes", veronderstelde Henk, Nico's
oudere broer.
„Ja", mopperde moeder, „nr.aar dat
hij zo dikwijls de tijd vergeet, is toch
vervelend, ik zal hem er flink voor
moeten straffen!"
Henk knikte verstrooid, hij zat huls-
werk te maken, hij ging immers al op
de H.B.S. Die bengel van een Nico zou
wel komen, dacht hij.
Maar het ene kwartier na het andere
verstreek en Nico was er nog altijd niet.
Moeder was boos en bang tegelijk. Er
zou hem toch geen ongeluk overkomen
zijn? Onrustig begon ze heen en weer
te lopen, ze keek zelfs een paar maal
aan de buitendeur, of ze misschien een
van zijn vriendjes zag.
Maar het was telkens voor niets.
Eindelijk werd er gebeld. Moeder
haastte zich zo vlug ze kon, om open
te doen. Dat zou dan toch eindelijk Ni
co wel zijn, dacht ze.
Ja, het wès Nico! Hij knipperde met
z'n ogen, als een schuwe haas cn durf
de haast niet verder te komen. Hij wist
wel, dat hij naar pianoles moest Hij
begreep heel goed, hoe boos moeder
zou zijn, vooral als ze èlles wist. Schoor
voetend kwam hij binnen.
„Wel heb je nou ooitl" viel moeder
boos uit, „daar komt me zo'n rakker
van een jongen bijna een uur te laat
thuis. Zeg op, wat heb je uitgevoerd
bengel, het zal wel niet veel goeds
zijn!"
„We., we hébben Indiaantje ge-
«peeld", hakkelde Nico verslagen.
„Ja, dat zal wel, waarom doe ja dan
zo raar? Nee Nico. je verbergt wat, ver
tel op wat je gedaan hebt, alles, voor
uit!"
Ja en toen kwam het verhaal. Nico,
nog bleek van schrik, verleide alles van
de hele middag.
Moeder was heel boos. „Ga maar zon
der eten naar bed!" zei ze streng.
Nico ging zonder tegenstribbelen. Hij
was moe en koud, hij had ook heel erge
honger, maar hij durfde niet om een
boterham vragen.
Vlug deed hij z'n kleren uit en schoot
zo diep mogelijk onder de dekens. Die
middag was nu net een akelige droom
geworden. Fijn begonnen, maar ver
velend geëindigd. Als hij nog dacht aan
z'n angst op dat politiebureau! Toen hij
op de deur gebonsd had. was er een
politieagent gekomen. Dat was een hoge,
dat zagen ze wel aan z'n strepen. Die
mijnheer had hen even ondervraagd, hij
had rustig naar hen geluisterd. Toen
had hij hun verteld hoe gevaarlijk het
was om vuurtjes te stoken en van de
vernieling die je ermee kon aanrichten.
Hij was wel vriendelijk, maar hij zei
toch. dat het kwaad gestraft moest wor
den. Toen moesten Maarten en Nico al
lebei honderd regels schrijven: „Ik zal
nooit meer een vuurtje stoken." Daar
na mochten ze weg Nu, dit lesje ver
geet Nico nooit meer. Al die tijd had
hij geweten, dat hij naar pianoles moest
Hij hoopte dat hij nog op tijd thuis
zou zijn, maar toen hij buiten kwam,
was het al kwart voor zessen!
Nico woelde zich om en om in bed.
Hij kón niet slapen. Hé, kwam moeder
maar even met hem praten, hij zou
haar vertellen, dat het hem alles zo
speet.... Hij verlangde zo om alles goed
te maken.
Na een tijdje riep moeder onder aan
de trap: „Nico, kom maar even eten!"
Met een ruk zat Nico overeind, hoor
de hij het goed? Mocht hij beneden ko
men? Hij werd zo blij, hij holde de
Wat smaakten die boterhammen van
avond lekker. Nico keek dankbaar naar
moeder. Was ze nog boos? Haar ogen
keken weer vriendelijk naar hem. Wij
hebben samen een geheim, zeiden die
zachte ogen.
Moeder kende haar jongen immers,
hij zou het nooit meer doen, wist ze.
En Nico beloofde bet, zonder het te
zeggen.
C. M. v. d. Berg-Akkerman.
onze BRievenBus
M'n beste nichten
Wat waren er deze
week weer een groot
aantal prettige brie
ven. Ik ben er een
hele dag zoet mee
en ik moet me steeds
aansporen op te
schieten, want anders
is m\jn stukje niet
op tijd gereed. En ik
kan toch moeilijk in
de krant zetten:
Tante Jos is deze
week niet klaar ge
komen. Wat zouden
jullie mopperen als
ik dat eens deed.
Over alles en nog
wat schrijven jullie.
Over de eerste sneeuw, over de voor
bereidingen voor St. Nicolaas, over
Prinsesje Sterremuur, die overal weer
met gejuich wordt binnengehaald, en
over nog veel meer andere dingen.
De tekenaar schijnt No. 20 vergeten
te zijn. Maar dat was niet erg: i was
toch wel te zien dat 't een vis was.
De eerste prijs is deze week voor
Adriaan Terleth. De drie andere prijs
jes voor: Iiia Wilschut, Jan van Rhee-
nen en Greet je Dalmaijer.
En nu gaan we gelijk aan de brie
venbus beginnen. Je broertje van 7
jaar mag gerust meedoen, Ria Mielen.
En je broertje Eddie vraagt heel de
dag aan hem van Prinsesje Sterremuur
voor te lezen? Ja. dat sprookje vinden
alle kinderen aardig. Zo Gerrie v. d.
Ende, heb jij nog nooit in de jeugdru
briek gestaan? Nou, dat is erg hoor,
maar nu is dit verdriet dan toch de
wereld uit Hans van Nentegem,
ik wil jou nog een complimentje ma
ken voor de keurige manier waarop
je de vorige oplossing ingezonden hebt.
Dat was inderdaad een mooi stukje
werk. Jaantje van Wijngaarden
gaat op de naaischool en heeft al heel
wat gemaakt. Doe maar goed je best
meisje! Zo. Wlm Troost, heb jij
Sinterklaas al gezien. Ik ook hoor, en
vol verwachting klopt mijn hart.
In één envelop kreeg ik een briefje van
Tenni, Corrie en Joke v. d. Giessen
dat noemen ze drie vliegen in één klap.
Gefeliciteerd met de verjaardag van
je moeder, Maarten de Bruin. Zo,
Else Lambregtse, leest de buurvrouw
zo graag het Zondagsblad. Probeer haar
abonné te makèn Nellie van Vuuren
is jarig geweest en heeft veel kado-
tjes gekregen. Dat was voor haar een
leuke dag. Natuurlijk Antje Rietveld,
ben ik wel eens in Delft geweest. En
ik vind 't een van de mooiste steden
van ons land. 'k Was blij van jou
weer eens een briefje te krijgen, Rietje
Kloppenburg. Nou weer eens geregeld
schrijven hoor. Wat had jij een leuk
verhaaltje over dat visglas, Anneke
Siebrecht. 'k Heb 't met aandacht ge
lezen. Nellie van Dijk schreef me.
dat ze op haar school een paar mooie
films gezien heeft. Dat is erg leerzaam.
Elsje v. d. Vliet verlangt erg naar
haar verjaardag. Nog een poosje ge
duld meiske Graag heb ik de op
lossingen Dinsdags binnen. Gerrie Bas-
sie. Anders kom ik niet op tijd klaar.
Ik vind je tekening erg mooi, Ger-
rit de Jong. Was dat soms de „Nieuw
Amsterdam"? Nee. Govert Jan La-
kerveld, in Indonesië ben ik nog nooit
geweest, 'k Zou er best eens een kijkje
willen nemen. Ria Cijsouw heeft al
8 brieven uit Zuid-Afrika ontvangen.
Misschien vragen we later weer eens
wie nog een correspondentievriend (in)
in dat land wil hebben. Van Annie
v. d. Berg zijn twee broertjes en een
zusje in dezelfde week jarig. Dat zal
wel een dure week voor Annie zijn.
Ik heb gehoord dat jij gauw jarig
bent. Marry Kruithof. Reeds nu mijn
beste wensen. Waarom heb je de vis
niet gekleurd? Gerda Voerman zou
graag haar naam eens in de krant le
zen. Nou, vooruit dan maar! Nel
lie Bienefelt kijkt telkens op de kalen
der hoe lang 't nog duurt eer 't 5 De
cember Is. Ze is zeker bang voor Zwar
te Piet Vandaag is Bertje van Wa-
Als jullie de tekening goed bekijken,
zul jc zien. dat deze niet helemaal
volledig is. Er ontbreken namelijk hier
en daar een paar lettergrepen.
De beurt is nu aan jullie om in de
witte vakjes één lettergreep te plaat
sen, en wel zó, dat het geheel een goed
ingevulde lettergreeppuzzle wordt.
Om jullie een voorbeeld te geven,
kijken we even naar de linkerboven
hoek. Het eerste vakje is blanco; in
het tweede staat „ster" en het derde
is weer blanco. Verticaal is natuurlijk
daar ook het eerste vakje blanco; in
het tweede staat „bachts" en in het
derde „school". Nu zien jullie nutuur-
lijk direct dat we hier het woordje
.Am" in moeten vullen. Verticaal krij
gen we dan „Ambachtsschool".
Horizontaal krijgen we dan „Am-
ster". Het is niet zo heel moeilijk om
te zien dat we dan in het derde vakje
„dam" in moeten vullen, zodat het
woord „Amsterdam" ontstaat. Het zo
juist ingevulde woordje „dam" sluit
verticaal weer aan op ..men", zodat
hier „dammen" ontstaat. En ga zo maar
geningen jarig. En Maandag tracteert
hij. Ons allemaal niet hoor. maar op
school. Prachtig gezien. Ria Ouwen».
Ga zo voort en Dat was een
aardig tekeningetje; Jan. v. d. Kaaden.
'k Zou 't best in de krant willen zet
ten. Maar dat kan niet. Eke de Boer
is met de school een morgen naar de
schooltuin geweest. Ze vond dat mooi
en leerzaam. Ik begrijp 't heel best,
Heidebloempje, en 'k wens je sterkte
in deze moeilijke dagen. Moed houden,
kind, en de tanden op elkaar. En denk
er aan: hooit medelijden met jezelf
hebben. Gea de Vries vraagt hoe
veel neefjes en nichtjes ik heb. Ik weet
t' heus niet, maar 't zijn er vele hon
derden. Tina Boers cn haar broertje
waren 't bruidspaar in een schoolop-
tocht en wonnen de eerste prijs. Ge
lukgewenst! Kees de Wit heeft me
nu al de Sint en Piet gestuurd. Wel
bedankt hoor! Bij Lenie Bouwmees
ter hebben ze thuis een poosje zonder
licht gezeten. Dat was zeker toch wel
een beetje griezelig? Willy Arentsen
zond me een zware brief. Ik dacht:
wat zou daar in zitten? Toen zag ik "t:
ze had haar oplossing „ingelijst".
Ooze grote familie wordt met de
week nog groter. Steeds meer nichten
en neven komen er bij. Deze weck
kwamen ziah aanmelden: Atie van Geest,
Dik Helderman, Hennie van Leeuwen,
Ingeborg Marijke v. d. Ree. Nelly Free-
ke, Engelbert Broekhuis. Paultje Adri-
aanse. Kees Prins, Henk Lemckert, Aja
van Cuylemburg, Kees van Kranen
burg, Tineke van der Hout, Dicky Wit-
zier, C. Grinwis, Nellie van Rossen,
Agatha Vermeulen, Fredie Rietveld,
Truusje en Arie Ophorst, Mientje Brus-
see, Wim Olivier, In a Ouwendijk, Tino
van Dijk, Tonnie Rijnsburger, Rietje
van Gurp, Jaan dc Groot, Wim Weo-
nen en Tinie van Bergeijk.