„BRUINE GOUD" ^De wereidreió van 3^ee«s en **^reeó sSnaveL In t land van het 187. Weldra heeft het uur van afscheid nu ge slagen. Oom en tante en alle neefjes en nicht jes brengen de wereldreizigers naar het vlieg veld. Oom Samuël houdt nog een roerende toe spraak en tante drukt haar neefje en nichtje nog eens hartelijk aan haar boezem. Maar de piloot komt waarschuwen, dat alle reizigers on middellijk moeten instappen en tante moet dus wel ophouden met het groeten meegeven aan de hele familie en alle kennissen. Daar verheft het vliegtuig zich in de lucht en wendt zich met een sierlijke zwaai naar het Noorden. Oom en tante wuiven en Kees en Trees wuiven uit alle macht terug. Ze hebben toch wel een heel pret tige tijd in Modderrivier gehad. -W. 188. De >radio van Waterland heeft alle inwoners precies op de hoogte gehouden van dag en uuf, waarop het vliegtuig met de be roemde wereldreizigers op het gemeentelijk vliegveld zal landen. En heel de gemeente heeft zich dadelijk beijverd deze grote gebeurtenis niet onbemerkt te laten voorbijgaan. Vele gevels worden met bloemen versierd. Lange lijnen met kleurige vlaggetjes overspannen de straten. Vele borden met „Welkom" zijn op verschil lende plaatsen in het stadje opgericht. Moeder is er wat trots op, dat twee van haar kinderen zoveel eer te beurt gaat vallen. 189. Als de grote dag is aangebroken, be geeft burgemeester Kwakkelstein zich met de wethouders en alle leden van de gemeente raad op weg naar het vliegveld. De burge meester is gewapend met een rol papier, die minstens een redevoering van drie kwartier moet bevatten. Maar Simon Snelpen, de ver slaggever, vindt het niet erg, want hij heeft de mooie rede al in zijn tas zitten. En ook de bovenmeester van de school, waar Kees en Trees zo braaf geleerd hebben, zal een toe spraak houden om aan te tonen hoever je het wel brengen kan, als je op school goed op let, nooit spiekt en niet te veel kattekwaad uithaalt. Intussen geeft het fanfarekorps „Snaterlust" al een paar mooie nummertjes weg. 190. Op het feestelijk versierde vliegveld zit ten alle inwoners van Waterland te wachten op het verschijnen van de grote metalen vogel. Vader en moeder en al de broertjes en zus jes mogen op de eretribune, bij de burge meester, de wethouders, de leden van de ge meenteraad en de andere hoge pieten uit Wa terland. De gewone lui gaan eenvoudig in het gras zitten of zoeken een plekje op de kisten, die hier en daar aan de rand van het ter rein staan. Het wachten duurt lang, al laat „Snaterlust" zich niet onbetuigd, maar ten slotte horen de wachtenden geronk van een motor. Ze springen overeind en., ja hoor., daar cirkelt het vliegtuig al boven het veld. Een daverend gejuich gaat op en sommigen beginnen al te zingen: „Lang zullen ze leven". 191. Het vliegtuig is behouden geland en met spanning wordt nu uitgezien naar Kees en Trees Snavel, de beroemde wereldreizigers. De burgemeester en vader en moeder staan te wachten bij het trapje, waarlangs Kees en Trees op de begane grond moeten komen. Daar zijn ze! Een daverend gejuich gaat op, maar het gaat al spoedig over in een dave rend gelach als de eigenwijze snuit van Sim zichtbaar wordt. Want Sim meent, dat hij eigenlijk het voornaamste feestvarken is en hij trekt dus een gezicht, alsof hij een rede voering gaat houden. Maar wanneer moeder haar beide kinderen omhelst, dan worden alle eendjes aangedaan; ze vergeten Sim en be ginnen opnieuw te juichen. 192. Natuurlijk komt dan de toespraak van de burgemeester mr. Van Kwakkelstein. Hij maakt vooral indruk op Sim, die de welspre kende gebaren van de burgemeester precies naaapt. De eendjes vinden het hoogst verma kelijk en mr. Van Kwakkelstein heeft nog nooit zoveel succes met een rede gehad. Alle toehoorders hangen aan zijn snavel en geven door uitbundig gelach hun instemming te ken nen met het gesprokene. Maar Trees vindt dat Sim zich hoogst onbehoorlijk gedraagt. Stil sluipt ze achter hem aan en grijpt hem plotseling bij één van zijn lange oren. Sim schrikt zich het apenzuur en moet wel toela ten, dat Trees hem aan een paaltje vastlegt. Waar men vandaag schatrijk en morgen straatarm kan zijn Brazilië levert meer dan de helft van alle koffie WIJ komen aan de rand van het oer woud, midden in het koffiegebied. Brazilië dicteert de koffiemarkt. 214 Millioen hectare van Brazilië is be plant met de koffiestruik. 51 pet. van allle wereldkoffie komt van Brazili aanse bodem. Is het een wonder dat de Brazilianen de koffie „het bruine goud" noemen en dat de welvaart van dit land staat en valt met de productie van „God's kostbaarste vrucht"? Dat kan men al weten, als men door de staat Sao Paulo rijdt. Hon derden koffieplantages liggen er ver laten. Men is er weggetrokken omdat de bodem was uitgeput of omdat de wereldmarkt de productie niet nodig had. Koffiecultuur in Brazilië is eigenlijk een soort roofbouw. In tijden van hoogconjunctuur brandt men oerwou den af om er koffie te planten en uil de grond te halen wat er in zit Dan loont elke oogst zo, dat het niet no dig is de aarde te bemesten. Is er geen belangstelling voor de koffie, dan is er ook geen geld voor mest en men laat de plantages aan de na tuur over, of plant er wat mais. In koffie is er altijd haast. Dat ziet men in Londrina, de voornaamste plaats in het koffiegebied. Een tien tal jaren geleden was hier nog oer woud. De koffie-trek is gekomen en heeft hier in enkele jaren een stad doen ontstaan, een koffie-burcht met zestien geldbanken, hotels, station, garages en huizen. Dag en nacht wordt er gewerkt, dag en nacht ge bouwd. Langs de spoorlijn erheen kan men al zien, dat er een stad in de buurt ligt. Tientallen steenbakkerijen liggen langs de rivieren. Op zichzelf zijn en kele van die steenfabrieken die naam nauwelijks waard. Sommige hebben als personeel een echtpaar en een paard. Het paard loopt aan een staak in de rondte en brengt op die manier een kneedmolen in beweging. De man schept het leem op de kruiwagen en brengt het naar zijn vrouw. Ze heeft een houten vorm, waarin ze wat fijn zand strooit en vervolgens er de klei in afstrijkt. Op de lemen vloer keert ze de vorm om en de zon, een enke le maal geholpen door een houtvuur, bakt de stenen..! MSN kan ook de aanwezigheid van het koffiegebied uit andere feiten afleiden. In de eerste plaats door de enorme bosbranden. Honderden vier kante meters oerwoud worden dage lijks in as gelegd. Zodra het veld maar enigszins schoon is de dikste bo men, zwart geblakerd, laat men staan dan wordt direct met de uitzaai be gonnen. Er is geen tijd te verliezen, want de koffiestruik heeft vier tpt vijf jaar nodig voor hij vruchten draagt. Men ziet het ook aan de karavanen van Brazilianen die zich met vracht auto's naar het koffieland spoeden. Zodra men maar hoort, dat er in de koffie geld te verdienen is, trekken talrijke gezinnen met hun boeltje naar het Zuiden. Sommige gezinnen komen uit het tropische Noorden, zij moes ten duizenden kilometers „afzakken" en de ontberingen die zij onderweg meemaakten, laten zich slechts ver moeden. Er is nog een andere categorie mensen, die op koffie azen. Dat zijn de Japanners. In de trein naar Lon drina komt men ze bij bosjes tegen. Het zijn de geldschieters, de tussen handelaars en de afnemers met een scherpe reuk voor „zaken". In het binnenland van Brazilië is een typische gewoonte op te merken. Iedereen, die een wit boordje draagt, althans enigszins sporen van bescha ving met zich voert, wordt met „doc tor" aangesproken. Al heeft men het nooit verder geschopt dan de lagere school, als je eruit ziet als een „net te jongen", kan het niet anders of je moet „doctor" zijn. Dat gebruik van die titels is het gevolg van het Braziliaanse opvoed- systeem. Alle gegoede Brazilianen vinden het een plicht hun zoons te la ten studeren en een studie is niet af, wanneer men geen graad heeft. Het gevolg is geweest dat heel wat Bra zilianen „rechten" zijn gaan studeren, de kortste en gemakkelijkste studie. Het schrijven van een proefschrift is daarbij bijzaak geworden en de graad eigenlijk niet langer verdiend. Aange zien elke gegoede Braziliaan behoor lijk gekleed gaat en reizen doet, neemt men in het binnenland maar aan dat elke netgeklede reiziger dus wel „een doctor" zal zyn. Het koffiegebied wordt ook gemar keerd door de aanwezigheid van honderden vrachtauto's. Het treinver keer is er nog zo gebrekkig, dat de koffie alleen per auto naar de kust kan gaan. Het gevolg is dat het ben- zinegebruik, bijvoorbeeld in Londrina, haast even hoog is als dat van de millioenensteden Rio en Sao Paulo. Men hoeft intussen niet te vragen wat een oorlogstoestand voor Brazi lië betekent, met rantsoenering van. benzine. Het verklaart tevens dat Bra zilië altijd bevriend zal blijven met de Ver. Staten, omdat het daarvan qua afname van koffie en toevoer van benzine afhankelyk is, al zijn er wel enkele olievelden gevonden. Iedereen in Londrina, zo vertelt een Duitse emigrant, ruikt naar zweet, koffie, geld en benzine. EEN verblijf op een koffieplantage is interessant. Dat begint met de ontmoeting van zo'n koffie-fazendeiro. Koffieplanters in Brazilië vormen een klasse apart. Vandaag zijn ze rijk, morgen straatarm en de volgende week kunnen ze weer een vliegtuig kopen. Hun hele leven is een zwerf tocht en een speculatie. Vandaag ko pen ze een stuk grond voor „duur geld", grond die gisteren nog geen centavo waard was; ze lopen de kans dat al hun moeite tevergeefs en het geld verloren is, als over vijf jaar de eerste bonen geplukt zullen wor den. Sommigen hebben al duizenden ki lometers afgereisd en gebieden jo groot als Nederland beplant; enkelen zijn daarbij zo rijk gebleven dat men ze koffiebaronnen noemt. Deze leven in de grootste weelde, die men zich denken kan en hun dochters zijn bij wijze van spreken op de beurs beter genoteerd dan de aandelen van het beste bedrijf. Zo'n koffie-oogst is een groot werk. Handige plukkers en pluksters lopen de struiken af en plukken de rijpe vruchten; de manden storten ze leeg in karren. Zelfs de bonen, die op de grond vallen worden bij elkaar ge veegd, handig stofvrij geschud op een soort zeef, waarbij ze de koffie soms wel anderhalve meter omhoogwerpen en weer opvangen, zonder dat er één boon naast valt. De koffie, die eruit ziet als een groe ne vrucht, wordt dan in een beek of goot gewassen. Waar deze beek in een bassin uitloopt, vangt men de koffie weer op, waarna ze op een groot veld te drogen wordt gelegd en besterft. Elke dag wordt de koffie gekeerd door de banen om te harken. Dan wordt ze in balen verpakt, gewogen en naar de kust gebracht. Gebrand wordt de koffie in Brazilië zelden. Dat gebeurt bij de grossier in Ameri ka en Europa. Er zijn in koffie ontelbare soorten, meer dan wij als leken onderschei den kunnen. Maar de echte koffie planter kan, evenals de doorgewinter de wijnproever, dadelijk soort en kwa liteit herkennen. Er is een Amerikaans liedje.„The re is an awful lot of coffee in Brazil" (Er is een geweldige voorraad koffie in Brazilië) en er is inderdaad zo'n massa, dat het lot van Brazilië min of meer afhangt van de kleine, weinig fraaie maar vruchtbare koffiestruik. vele voqels ons veRL&ten OP dit moment hebben reeds tal van zomerzangers, zoals nachte galen en spotvogels, het kille klimaat verwisseld met het warme, en nu dé herfst zijn décor gereedmaakt voor de „grote trek", zullen weldra nog tal van andere soorten luchtbewoners vol gen. Reeds dorren de randen der kas tanjebladeren, reeds schemert geel door lindekruin en peppeltop. En in de eikenbosjes tonen de blaadjes hun schone herfsttinten. De spreeuwen, die in grote troepen trekken, hebben hun traditionele ver zamelplaatsen weer opgezocht, waar ze de nacht doorbrengen, om vandaar uit zich als eindeloos van vorm ver anderende wolk, over het land uit to spreiden. Deze verzamelplaatsen zijn in het land van Altena en Bommelerwaard b.v. het rietgors bij Rijswijk en bij de Loevestein. Op de weiden zoeken ze, onder vrij veel drukte, voedsel, tot de troep plots opstijgt en ver dwijnt. Doch reeds nieuwe spreeuwenwoï- ken „drijven" over. Nu eens vormen zij een inktzwarte massa, dan weer lossen ze a.h.w. op in het luchtruim. Wanneer de avond valt, zitten op daken en boomtoppen overal groepen wachtende spreeuwen, die terstond zich aansluiten, wanneer er een kop pel „trekkers" overvliegt. Zo ontstaan de spreeuwenwolken, die zijn samen gesteld uit diverse kleine groepen. Straks trekken ze naar Engeland, met hun soortgenoten uit Zweden, Pruisen, en de Baltische landen. On derzoekingen hebben uitgemaakt, dat trekkende spreeuwen tijdens de vlucht geen geluid doen horen. Won derlijk is tevens, dat deze vogels zo'n prachtige „tijdzin" hebben en vrij nauwkeurig weten, hoe laat het on geveer is. Vele 'spreeuwen overwinteren even wel in ons land. Zij trekken rond van slaapplaats tot slaapplaats. In de bar re winter, wanneer de bodem hard bevroren is of als er een dikke sneeuw laag ligt, hebben deze zwervers een moeilijk bestaan. Volgens dr. Floerike ondernemen de mannetjes en wijfjes van vele vo gelsoorten, alsook de jonge en oudere exemplaren, allen afzonderlijk van el kaar de grote tocht naar warmer streken. De start heeft op verschil lende tijden plaats en de tocht gaat langs verschillende wegen. Zo ver trekken de jonge dieren veel eerder dan de oudere en voert hun weg ook langs geheel andere banen. De con clusie ligt zo voor de hand, dat de ouders niet de weg wijzen of als lei ders optreden. Het is dan ook een raadselachtig verschijnsel, hoe de jon- (Vervolg op pag. 2K

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 9