In 52 kamers zijn 433 Ambonnezen dicht op elkaar gepakt Zal zulk een systematische verpaupering hun moreel ondermijnen? Wat is de betekenis van mijn familienaam nieuwe leidsche courant 3 woensdag s october 1952 Een goor woonooid in de Giefhoornse polder (Van onze §-redacteur) VIERHONDERD DRIE-EN-DERTIG AMBONNEZEN, grote en kleine, wonen, verdeeld over 52 kamers in het woonoord Beenderribben tus sen Steenwijk en Blokzijl in de Giethoornse polder. Twee tot drie gezinhen slapen er in één kamer en een heel gezin: man, vrouw en drie kinderen, hebben er de beschikking over één bed. Babies slapen op opgestapelde kisten, waarover een bed gespreid ligt. Er is voor heel het kamp, inwendig en uitwendig, maar één uitdrukking: het is er goor, door en door goor! r vijf Op een regenachtige herfstdag is zo'n woonoord in een zwarte polder een schrikbeeld voor ieder d)ie meent dat deze moderne wereld in staat is haar be woners méér comfort te schenken en zwer vend tussen de barakken, achter de vensters waarvan zich zwarte, Ambon - nese snuitjes verdringen vraagt men zich af, hoe het bestaèn kan! Hoe het moge lijk is, dat zoveel mensen op zo'n klein plekje bijeengedromd kunnen zitten en dat er niet allerlei verschrikkelijke ziek ten uitbreken. De Nederlandse kampbeheerder, die op een kwade dag deze invasie in het kinderen van het gezin. Zo slapen op dat ene bed. Het buurbed, dat kleiner van afmetingen is, zal een gezin van vier slaapplaats bieden. In een volgende woonkamer is boven op kisten en kratten een slaapplaats voor een baby van enkele maanden gemaakt, een kleine jongen, wiens leven in een wildvreemd land wel erg triest en uit zichtloos begonnen is. En in de grote barak aan het eind van het terrein, in een walm van slecht ge luchte bedden, wasgoed, mensengeur griepbacteriën, huizen de vrijgezellen. De kachel brandt by Vught is het de CRAMS-leden óók toegestaan een eigen kampraad te heb ben, dus, zo redeneerden zij, waarom hier niet. Het woonoordbeheer in Schattenberg wat het met die opvatting blijkbaar niet eens, maar in plaats van de CRAMS- ieden op dat moment tot de orde te roe pen en hen te leiden in de richting van een democratisch samengestelde kamp- raad, werden de voornaamste onderteke naars van het verzoek en hun aanhang, terstond uit het kamp verwijderd en naar het kamp Mantinge overgebracht. Het strafkarakter van deze maatregel bleek ook uit het feit, dat alleen de weggevoerd werden. De vrouwen kinderen bleven op Schattenberg achter. In Mantinge hebben deze Ambonnezen toen hereniging met hun gezinnen geëist en, omdat men kennelijk met het geval verlegen zat, zijn toen 100 echtparen, 29 vrijgezellen mitsgaders 205 kinderen naar Beenderribben gebracht. Vijftien auto bussen vervoerden de mensen, veertien trailers het huisraad. Toen hadden de CRAMS-mensen hun zin. Ze zaten op zichzelf en ze konden hun eigen kamp- daar in Beenderribben veel slechter behuisd waren, is hun, naar men ons meedeelde, te voren verteld. Zij heb ben er bovendien in toegestemd, dat zij zo gehuisvest zouden worden als thans geschied is. „Als wij er geen stokje voor gestoken hadden, zouden ze er nog tachtig mensen méér bijgenomen hebben", zo vertelde ons de kampbeheerder in Beenderribben. Aanvankelijk zouden de Ambonnezen tot 1 September in Beenderribben v blijven. Later werd het 15 September daarop 1 October. Het is n.l. een wo< oord, dat in het geheel niet voor w térbewoning geschikt is. Zelfs niet v nerfstbewoning. We zitten nu al week in de Octobermaand en nóg wor de Ambonnezen en hun gezinnen in Beenderribben. Waarschijnlijk vergat men er het jaartal bij te zetten! Ambonnezen past op Van Nederlandse kant is, door een te kort aan durf en verantwoordelijkheids gevoel, deze toestand geschapen. Een toestand die mog verergerd wordt door het feit, dat het de Ambonnezen in de kampen aan doeltreffende leiding ken tot de toestand van sociaal onvol- waarddgen. Voor de geringste werkzaam heden zijn zij er miet, dan met de groot- str moeite, te porren. Toen er geklaagd werd over de kou en de kampbeheerder hun mededeelde, dat men in een grenzend werkkamp kachels over hebben ze geweigerd dit te halen. „Dat moeten de kampknechten maar doen" ai ze. Maar de kampknechten heb- dn Beenderribben de handen meei dan vol en dus staan de kachels nog in het werkkamp. ds in Beenderribben geen politie in het woonoord. De kampbeheerder ge looft niet in een dergelijke ordehandha ving. Uit de bewoners Is een kamppoli tie gevormd, maar zij doet weinig a De wieg van deze kleine Ambonnese jongen wordt gevormd door de hut koffers van zijn ouders. Niet omdat er geen wiegen zouden zijn, maar ómdat men verzuimd er tijdig een aan te vragen. toen juist ontruimde woonoord kreeg noemt het: „Een prachtplaats voor het •uitbreken van kinderverlamming. Nat, vochtig, vuil en véél te véél mensen op één kluit. Maar het ziekenrapport vermeldt slechts één patiënt en die is naar het ziekenhuis in Meppel gebracht met een acute blindendarmontsteking. Drie gezinnen in één kamer Een kamer van 2V4 bij 3 meter hangt vol met aan de zoldering bevestigde de kens. Achter die dekens drie slaapver trekken. Drie bedden waarin des nacht6 negen personen slapen. In het ene: het gezin Apoimo met één kind, in het an dere: vader en moeder Unbekaa met twee jonge zonen; in het derde en klein ste slaaphokje: het gezin Tuluru zonder kinderen. De ramen moeten des nachts dichtblijven. Het ds te koud. In de aan grenzende kamer brandt de kachel echter door.... Misschien zullen ze er takken bossen om heen leggen om die te dro gen ter wille van wat extra brandstof. Met het 'kitje kolen, het dagrantsoen, komen ze n.l. niet rond. Ze stoken ook zo ondoelmatig. Het hele rantsoen gaat soms in één keer de kachel in. Men moet maar niet aan brandgevaar denken. Kisten en kratten Een naastgelegen kamer toont hetzelf de beeld. Tussen kisten en kratten hurkt een broodmagere vrouw voor het vuur. Men schat haar van middelbare leeftijd, doch zij blijkt de moeder van twee zeer jonge peuters en verwacht de derde. Achter het vuur hangen visjes te drogen. Een bordje ryst staat op een stoel. Er onder staat de po. In de kamer hangt klef-nat wasgoed, want buiten droogt het helemaal niet. De man, die thuiskomt, heeft een baard van vele dagen In het slaapvertrek ligt, weggestopt achter enkele dekens want links en rechts zijn ook hier de slaapplaatsen van de „buren" een kindje van enkele maanden op een groot bed. Het rust daar precies tussen de slaapplaatsen van vader en moeder in. En het moet de ruimte op het ledikant nog delen met de andere Advertentie") DE ROXY: „Noem eens drie be roemde Amerikanen." DE LUCIFER: EisenhowerSteven- ton en ROXY1" Op blote voetjes en slecht gekleed groeit de jeugd in Beenderribben op tussen kisten en kratten. taiten. Er is door de kleine Ambonnezen veel vernield. In Beenderribben heeft men ten koste m een flinke tienduizend gulden eer riolering gemaakt. Die was na enkele da- volkomen onbruikbaar, doordat ei alles en nog wat ingegooid werd. i is er, achter het woonoord forse kuil gegraven, waar alle afval in gaat. Een vuil gezicht. In en om de huizen is het groezelig. De kinderen zien er slordig uit, er lopen te veel kleinen op blote voeten en verwaarlozing grijnst om alle hoeken. Ernstige situatie het daar in Beenderribben- Wij hebben het scherp gezegd, omdat de Am bonnezen onze vrienden zijn. Zij zouden met minder harde woorden niet gebaat zijn. Zij dienen in de eerste plaats zélf deze voortgaande verpaupering, door ons als een onderdeel van het stelsel ge schetst, krachtig tegen te gaan. Door mét de welwillende» kampbeheerder te waken voor verdere vervuiling van het kamp en door het tegengaan van verslapping van de tucht Door een werkzame kamp politie te vormen en het kampbeheer te helpen die voorzieningen te treffen, die iedereen ten goede komen. Door boven dien toe te zien op reinheid. Dat is ook nodig met het oog op de omwonende bevolking. Daar in Giet hoorn, Dwarsgracht. Wetering en Blok- nsen: keuterboeren, riet- De slaapkamers van de familie Aponno, Unbekna en Tuluru. Dekens vormen de afscheidingen tussen de slaapvertrekken, waarin, overdag, ook nog de kleine kinderen der fa milie hun vertier moeten vinden. dat, zit één van die Jonge kerels daar wollen bivakmuts over de oren getrokken. En ze hebben allemaal de kragen van hun truien hoog opgeslagen. Onderweg naar Beenderribben hebben we, in de regen, gestalten van aardappel rooiers over het veld zien kruipen. „Waarom gaan jullie geen aardappelen rooien? Werken maakt warm en je ver veelt je niet zo stierlijk als jullie doen". Eén schudt de kaarten. Hij haalt z'n schouders op. „Wij niet kunnen", zegt hij. En dan lachen ze maar wat. Een ander is cursus voor automonteur geweest. „Waarom werk je niet in een garage?" '5 geen werk", zegt deze voor- maiige soldaat en dan begint het zo veelste kaartspelletje. Moreel wordt vernietigd Met deze enkele trekken is de situatie in Beenderribben bij Steenwijk getekend. De omstandigheden vernietigen er de stemming der Ambonnezen. Het is een hoogst ernstige situatie en iedèr, die er te maken heeft dient zich er diep op te bezinnen. In het woonoord Beenderribben wreekt zich de slechte leiding, of beter nog, het gebrek aan leiding voor de Ambonnezen. Hun eigen leidslieden èn hun Neder landse verzorgers hebben hier schuld. Het is namelijk belangwekkend te we ten, hoe dit kamp ontstaan is; hoe deze toestand groeide. Het is het oude verhaal. Op 8 Mei dit jaar hebben deze Ambonnezen, alle de CRAMS (Comité rehabilitation Army-men (former K.N.I.L.) of Meluku Selatan) aan de kampleiding in Schat tenberg bij Westerbork, waar zij toen woonden, gevraagd, hun het recht te geven op een eigen zelfgekozen CRAMS- kampraad. Dat zou dus betekend hebben, dat er, behalve de bestaande kampraad, 'n tweede ontstaan zou zijn, speciaal voor de CRAMS-mensen, zoals in Vught het geval is. In de bestaande kampraad zaten de B.P.RM.S.-Ambonnezen. Achter die letters gaat een lange Maleise i schuil, doch het komt er op neer, dat de leden van laatstgenoemde vereniging achter het vertegenwoordigend iichaam van de Zuid-Molukken in Nederland staan. Uit vroegere gebeurtenissen weet men, dat er nog al wat wrijving is tussen deze beide groepen van Ambonnezen. Het verzoek kwam de CRAMS-leden 'redelijk voor. In het woonoord Lunetten is het Ambonezenkamp Been derribben, waar zo'n vierhonderd inen, vrouwen en kinderen op elkaar zijn geplakt. Een tegelpad langs de barakken omzoomt het grasveld, dat ook in deze kille da gen gebruikt moet worden om utxs te drogen. Ofschoon het al drie uur in de middag is loopt daar links nog een bewoner in pyama. snijders, veen- en landarbeiders sers, die van ouder op ouder hebben moeten rondkomen van een zeer klein inkomen. Voor die mensen is een gulden een heel ding. Zij weten, dat een Am- bonnees voor zichzelf en voor zyn vrouw drie gulden zakgeld per week ontvangt en voor ieder kind twee gulden- Zij reke nen ook uit. dat men in de woonoorden alle verzorging vry heeft en dat de tig flinke Ambonnezen. die de boeren hielpen bij het oogsten, hun verdiende geld schoon in de hand houden- Zij kunnen dus nagaan, dat een Am bon nees gezin er. geldelijk, weinig minder aan toe is, dan b.v. de grote stadsarbei- der. die in het naastgelegen werkkamp dag aan dag gescheiden van zyn gezin werkt Na aftrek van alle kosten levensonderhoud en belasting, gaat die met f 45 in hand, iedere Vrijdag naar huis- Om van de keuters om de Giet-i hoonse polder maar te zwijgen. Willen zij voorkomen, dat de sym-' pathie. die de bevolking hun toedraagt verdwijnt, dan moeten de Ambonnezen zélf de handen uit de mouwen gaan ste ken. Dat is mede nodig ten einde te voorkomen, dat zij daar in de Giethoorn- se polder hun politieke strijd, waarvoor zij naar Nederland gekomen zijn, tóch nog niet verliezen. Zij moeten bezield zijn van de gedachte, dat niets hen er onder krijgen zal. Ook geen samendrijven in een veel te klein woonord, met rondom de dreiging van de vervuiling! Militaire tucht Doch daarnaast menen wy toch ook en opnieuw de Nederlandse kampleiding en haar lastgeefster, de regering, in gebreke te mogen stellen. Al hebben de Ambon nezen nu ook duizendmaal ingestemd met het wonen in Beenderribben. eer verantwoord beleid kan toch niet bedoe len. dat mensen in Nederland in het jaar 1952 in dergelijke omstandigheden leven- Er zit aan deze toestand een zeer groot zedelijk gevaar. „In Steenwijk zijn zes meisjes, wier omgang met de Ambonnese vrijgezellen de gevolgen gehad heeft, die iedereen verwach ten kon. Moet men daarvoor de Am bonnezen zwart aankijken? Terwijl men de kat zo dicht bij het spek zet?' aldus de kampbeheerder. Er is maar één methode om deze toe standen te bestrijden. Dat is de Ambon nezen de positie te hergeven, die hen naar het Ambtenarengerecht in Den Haag besliste ten onrechte ontnomen werd. De positie van militair namelijk. Zij moeten weer onder militaire tucht gebracht worden, in militair verband onder eigen militaire bevelhebbers. Dan is het uit met alle mogelijke wrijvingen en kan een schrikbeeld als Beenderrib ben is. eenvoudig niet voorkomen. Voor het nieuwe kabinet een pracht opdracht. Met als eerste stap in de goede richting: opheffing van de modder- en bacteriënpoel Beenderribben. Morgen niet. Maar vandaag nog! P. de Boer op audiëntie bij minister Drees Minister Drees heeft de heer P. de Boer, voorzitter van de Bond van Mobilisatie- Invaliden en directeur van de Stichting De Nederlandse Soldaat te Drachten, audiëntie ontvangen. De babies in Beenderribben hebben het letterlijk niet „breed". De keine Natje Uumbretta, die hier in het ouderlijk bed ligt( moet die slaapplaats des nachts delen met vader, moeder en twee broertjes. ontbreekt. Hun eigen leidslieden mogen immers nog steeds niet in de woonoor d-es komen. Die zijn niet in staat de vér gaande verpaupering, die Beenderribben te zien geeft, tegen te gaan. Men kan zich nl. niet onttrekken aan de indruk, dat het onderbrengen van de Ambonnezen in Beenderrib ben ook behoort tot het stelsel dat gevolgd wordt om deze „lastposten" murw te maken. Zij worden in een dusdanige positie gestuurd, dat straks het ogenblik zal aanbreken, waarop de Ambonnezen zich in alles zullen voegen naar de wensen van hen, die datgene nastreven, waartegen de Ambonnezen juist strijden: hun in lijving in een niet gewenst staatsver band. Het kómt ons voor, dat de Ambonne zen zeer op hun tellen moeten passen. Beenderribben toon-t, dat zij dat lang niet voldoende beseffen. Zij dreigen daar, mede door hun eigen sch-uld, af te zak- In Nederlandse woningen zou dit vrijwel ondenkbaar zijn: drie vrou wen, die met elkaar en haar gezinnen de huiskamer, de keuken en de slaapkamer moeten delen. Gootstenen, die verstopt kunnen raken en waarvan men elkaar de schuld kan geven, zijn er echter niet, maar wel weer andere punten, die aanleiding kunnen vormen tot wrijving. Toch gaat het tussen deze dames best in Beenderribben. III WfE HEBBEN In de beide vorige artl- kelen een algemeen overzicht gege ven van de vele mogelijkheden, die zich bij de naamtoekenning voordeden. Na tuurlijk is het onderwerp hiermee lang niet uitgeput. Maar ik hoop dat ik aantal mijner lezers eensdeels tevreden heb gesteld ten opzichte van het ontstaan van hun familienaam, anderdeels aan het denken heb gebracht omtrent de mogelijke herkomst. Het zou me zelfs niet verwonderen, indien sommigen zich thans familie-overleveringen herinneren, die nauw met het ontstaan van de naam samenhangen en die door de in vorige opstellen getrokken lijnen thans wel iets meer voor hen betekenen dan voorheen. Ik stel me nu voor in dit derde artikel nog enige merkwaardigheden te bespre ken, enige dingen die volstrekt niet voor de hand liggen en toch volkomen juist zijn, evenals ik dit deed ten opzichte van de voornamen. Beginnen we met de naam Wamsteker. Men is misschien ge neigd dit woord in verband te brengen met wammes, wambuis. Dit is echter niet juist. Wam is het ingewand van een vis en de eerste drager van deze naam zal dus waarschijnlijk bij de haringkakery of iets van dien aard werkzaam zijn ge weest. Dan hebben we de naam De Gaay (Fortman). Een gaai is een vogel, maar deze familie was uit Frankrijk afkomstig heette oorspronkelijk Le Gai (de blijde). De naam Tuynebreyer heeft evenmin iets te maken met de tegen woordige betekenis van tuin als met die van breien. Een tuin beduidde vroeger omheining (vgl. Eng. town, eigenlijk: ommuurde plaats). We hebben deze be tekenis nog in: de kap op de tuin hangen en iemand om de tuin leiden. Breien ls op te vatten in de zin van vlechten. De betekent dus: iemand die omhei ningen maakt, een werk dat vroeger bij de verdediging van een stad belangrijker was dan nu. In het telefoonboek vond ik ook de naam Hengstmengel, ee die op het eerste gezicht volkomen onbe grijpelijk lijkt. Maar als we weten dit in het Engels flsh-monger: visverkoper betekent en coster-monger: handelaar in fruit en groente, straatventer dus, ja zelfs dat een news-monger een nieuw tjeskramer is, gaat ons een licht op. Het woord mengel komt overeen met monger hengst is een paard. Het woord komt dus overeen met: paardekoper. TTOE OVERIGENS een buitenlandse -*-*■ naam zonderling kan terecht komen, blijkt uit Lastdrager. Dit was oorspron kelijk Portelance, d.w.z. Gansdrager. Maar de volksetymologie heeft hier ook weer haar geestig werk verricht. De naam Olieslagers doet niet denken aan 'n slager van olie, want dit zou geen zin hebben. Het is echter de zoon van een molenaar in een oliemolen geweest. Een olieslager (van:slaan) noemde men die. Kuiten brouwer heeft niets met het lichaams deel kuit of met viskuit te maken, maar een brouwer van een bepaalde bier soort: kuitenbier. De familie Wittenrood ontleent haar naam niet aan de twee kleuren, die in het woord schijnen te zit ten. Het was oorspronkelijk Wttenrode (vgl. Uyttewael). De w en de den vroeger voorgesteld door dezelfde lettertekens, evenals de u en de v. Het woord betekent dan ook: gerooid bos. Ik verwijs hier naar de vroeger bespro ken namen Van 't Rood, Van Rooy enz Bockhove heeft niets met een bok ti maken, maar betekent: beukenhof. We hebben hier te doen met het woord dat ook in boekweit zit. Boekweit is beuken- tarwe, naar de vorm van het graan, dat wat- op beukenootjea lijkt. Bruynzeel en Immerzeel hebben geen betrekking op een zeel (touw), maar een Zeele was b(J de Saksen de grote woning van een aanzienlijke of hoofdman. Braakensick en Noordziek staan In generlei verband met ons woord ziek, maar wel met het Duitse seig of sieck, dat laag. vochtig oord beduidt. Het Duitse woord seicht betekent thans nog: ondiep. Varkevisser is niet iemand ge weest die varkens van een wisse dood redde. Een zeevarken of meerzwyn (Fr. marsouin) is een bruinvis. Het woord duidde dus iemand aan, die zijn werk maakte van bruinvissen vangen. Dreck- meyer was niet een man, die een min of meer onsmakelijke arbeid te verrichten had, maar Dreck is eigenlijk Dree-eck (de drie eiken). Het was dus waarschijn lijk een boer wiens woning ln de nabij heid van drie dezer bomen stond Kee stra (Keystra) is niet de zoon van Kee, maar iemand die in een keeg. kaag, koog of polder woonde. Tieman of Tydeman heeft niets met het gety te maken: zijn naam is afgeleid van tie, de plaats, waar de boerrichters de samenkomsten der buren leidden. Bontekoe. Reael, Bredero, Van de Wijnperse, Bal. Telrlinck dobbelsteen) danken allen hun naam aan het uithangbord van de zaak, waarin zij hun brood verdienden. Coeman heeft niets met een koe te maken. Het is dezelfde naam als Cno- man of Coopman. Doosche Is een Zeeuw se of Vlaamse uitspraak van de Hoof- sche (de Heus). Op dit ogenblik noemen de Zeeuwen de familie De Heer nog steeds Deere. Biebuyck heeft wel wat met bijen, doch niets met een buik t« maken. Het woord betekent ln 't Vlaams: Bijenkorf, IK EINDIG met drie merkwaardige ge vallen. Hoe zijn namen als Rhemrev, Snitsevorg, Ednénov, Kijdsmeir en Reeb te verkleuren? Ze zien er volstrekt niet Nederlands uit. Leest men ze echter van achter naar voren dan ziet men dat ze Duits of Nederlands zijn. Een voorvader heeft de een of andere reden gehad om naam onherkenbaar te maken zon der er geheel afstand van te doen. Dit was de manier waarop hy dit bereikte. Het tweede geval betreft namen als Koppejan en Koppenol, die eenvoudig samenstellingen zijn van Jacob Jan en Jacob Arnold. Dus twee vóórnamen tot geslachtsnaam verenigd. En het der de betreft de dubbele namen. Veelal heb ben we hier te doen met de geslachts- i van de vader, waaraan door de kinderen die van de moeder werd toege voegd: Busken Huet, Droogleever For- tuyn, Bierens de Haan, Witsen Elias en dergelijke. Den Haag. Dr F. C. Dominicus. Uit de pers Kakelen zonder ei TN de C.H. Nederlander schrijft de -*■ heer J. Bakker, zelf oud-lld van de Tweede Kamer, herinneringen aan vroe gere leden van ons parlement. Aan zijn artikel over de heer J. Weitkamp ont lenen wy: „In de crisisjaren tussen de beide wereldoorlogen, waaronder de boeren stand mede zwaar had te lijden, werd hij eens wat heftig, doch nooit liet hij zich daarbij een onparlementair woord ontvallen. Dat hy boer was en boer bleef in de Kamer, vond bij alle partijen waar dering. Zo kon hij zich sims ook in het Kamerdebat iets meer veroorloven, dan andere Kamerleden. Dit moge blijken uit het volgend voorval. Nadat Weitkamp een keer uitingen had gedaan, welke voor de heer Klerekoper (SDAP-er) aanleiding vormden om het gesprokene onder handen te nemen, wat op talentvolle wijze geschiedde, zodat en kele collega's aan het adres van Weit kamp opmerkten, dat het voor hem wel een hele toer zou worden om Klerekoper repliek te dienen, wat hij met hen beaamde, repliceerde hij op de volgende wyze: .Mijnheer de voorzitter. De geachte afgevaardigde de heer Klerekoper, is breedvoerig tegen mijn betoog ingegaan. k zou in mijn repliek ook uitvoerig kunnen zyn, doch rekening houdende met de kostbare parlementaire tijd, zal ik het heel kort maken. Toen de heer Klere- koper sprak, gingen mijn gedachten uit naar mijn boerenbedrijf, waarop ik tevens 100 kippen houd. Wat mij daarbij heeft getroffen is dit, dat daar één kip bij is, die gedurig kakelt, maar nog nooit een ei heeft gelegd. Dank u, mijnheer de voorzitter. Grote hilariteit in de Kamer en Weit kamp had daarvan meer plezier dan Klerekoper, die naar hij meende, Weit kamp voor goed had afgetuigd. Hier gold het spreekwoord: wie 't laatst lacht, lacht het best. Zoiets kon Weitkamp zich beter veroorloven dan andere Kamerleden. Zijn mentaliteit gaf hem een streepje voor". Het paard ONDER de kop „Dc vooruitgang, da mechanisatie en het verkeer ont troonden de edelste verovering van da mens", lazen we in het Belgische dag blad La Métropol c een artikel over de trouwe mensenvriend: het paard. Aan dit artikel ontlenen wij: „Als monsieur De Buffon (een be roemd Frans geleerde uit do achttiende eeuw) ln onze dagen geleefd had, zou hij zeker niet meer gezegd hebben, dat het paard de edelste verovering van de mens was. Zijn keus zou thans waar schijnlijk een andere zijn, &1 zou het ln geen geval de atoombom of het straalvliegtuig zijn geworden. Het paard is niet alleen uit de steden verdwenen, maar ook van het platte land, omdat de mechanisatie meer en meer ls gaan triomferen en de stede ling alles zijn gaan prijsgeven ten gun ste van deze grote evolutie. Door de mechanisatie is iets afgedankt, dat in de tyd van De Buffon onze edel ste verovering was. Dit ls zonder enig medelijden gebeurd en zelfs zonder dat men zich om de geschiedenis bekom merd heeft. Weinigen schenen er van doordrongen, dat het paard de mensheid ln dit ondermaanse altijd heeft gediend. Zo is men vergeten, welks rol het speel de ln de tyd van Alexander de Grote en oolc voor Richard III. de ongeluk kige. die de slag by Boswerth verloor en wanhopig uitriep: ..Een paard, een paard. Myn koninkrijk voor een paard". Heden ten dage wordt de naam van het paard nog slechts in beeldspraak ge bruikt De mechanisatie heeft definitief deze planteneter onttroond. Duister* machten hebben steeds aan zijn onder gang gewerkt Driehonderd jaar geleden was er al een Neurenberger. die een „voertuig" construeerde Het liep slechts twee mijl per uur. maar voor het paard was het een begin van het tydperk. wenrin het sou ondergaan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 3