In 52 kamers zijn 433 Ambonnezen
dicht op elkaar gepakt
Zal zulk een systematische verpaupering
hun moreel ondermijnen?
Wat is de betekenis van mijn
familienaam
nieuwe leidsche courant
3
woensdag s october 1952
Een goor woonooid in de Giefhoornse polder
(Van onze §-redacteur)
VIERHONDERD DRIE-EN-DERTIG AMBONNEZEN, grote en kleine,
wonen, verdeeld over 52 kamers in het woonoord Beenderribben tus
sen Steenwijk en Blokzijl in de Giethoornse polder. Twee tot drie gezinhen
slapen er in één kamer en een heel gezin: man, vrouw en drie kinderen,
hebben er de beschikking over één bed. Babies slapen op opgestapelde
kisten, waarover een bed gespreid ligt. Er is voor heel het kamp, inwendig
en uitwendig, maar één uitdrukking: het is er goor, door en door goor!
r vijf
Op een regenachtige herfstdag is zo'n
woonoord in een zwarte polder een
schrikbeeld voor ieder d)ie meent dat
deze moderne wereld in staat is haar be
woners méér comfort te schenken en zwer
vend tussen de barakken, achter de
vensters waarvan zich zwarte, Ambon -
nese snuitjes verdringen vraagt men zich
af, hoe het bestaèn kan! Hoe het moge
lijk is, dat zoveel mensen op zo'n klein
plekje bijeengedromd kunnen zitten en
dat er niet allerlei verschrikkelijke ziek
ten uitbreken.
De Nederlandse kampbeheerder, die
op een kwade dag deze invasie in het
kinderen van het gezin. Zo slapen
op dat ene bed. Het buurbed, dat kleiner
van afmetingen is, zal een gezin van vier
slaapplaats bieden.
In een volgende woonkamer is boven op
kisten en kratten een slaapplaats voor
een baby van enkele maanden gemaakt,
een kleine jongen, wiens leven in een
wildvreemd land wel erg triest en uit
zichtloos begonnen is.
En in de grote barak aan het eind van
het terrein, in een walm van slecht ge
luchte bedden, wasgoed, mensengeur
griepbacteriën, huizen de vrijgezellen. De
kachel brandt
by Vught is het de CRAMS-leden óók
toegestaan een eigen kampraad te heb
ben, dus, zo redeneerden zij, waarom
hier niet.
Het woonoordbeheer in Schattenberg
wat het met die opvatting blijkbaar niet
eens, maar in plaats van de CRAMS-
ieden op dat moment tot de orde te roe
pen en hen te leiden in de richting van
een democratisch samengestelde kamp-
raad, werden de voornaamste onderteke
naars van het verzoek en hun aanhang,
terstond uit het kamp verwijderd en
naar het kamp Mantinge overgebracht.
Het strafkarakter van deze maatregel
bleek ook uit het feit, dat alleen de
weggevoerd werden. De vrouwen
kinderen bleven op Schattenberg
achter.
In Mantinge hebben deze Ambonnezen
toen hereniging met hun gezinnen geëist
en, omdat men kennelijk met het geval
verlegen zat, zijn toen 100 echtparen, 29
vrijgezellen mitsgaders 205 kinderen naar
Beenderribben gebracht. Vijftien auto
bussen vervoerden de mensen, veertien
trailers het huisraad. Toen hadden de
CRAMS-mensen hun zin. Ze zaten op
zichzelf en ze konden hun eigen kamp-
daar in Beenderribben veel
slechter behuisd waren, is hun, naar men
ons meedeelde, te voren verteld. Zij heb
ben er bovendien in toegestemd, dat zij
zo gehuisvest zouden worden als thans
geschied is.
„Als wij er geen stokje voor gestoken
hadden, zouden ze er nog tachtig mensen
méér bijgenomen hebben", zo vertelde
ons de kampbeheerder in Beenderribben.
Aanvankelijk zouden de Ambonnezen
tot 1 September in Beenderribben v
blijven. Later werd het 15 September
daarop 1 October. Het is n.l. een wo<
oord, dat in het geheel niet voor w
térbewoning geschikt is. Zelfs niet v
nerfstbewoning. We zitten nu al
week in de Octobermaand en nóg wor
de Ambonnezen en hun gezinnen in
Beenderribben. Waarschijnlijk vergat
men er het jaartal bij te zetten!
Ambonnezen past op
Van Nederlandse kant is, door een te
kort aan durf en verantwoordelijkheids
gevoel, deze toestand geschapen.
Een toestand die mog verergerd wordt
door het feit, dat het de Ambonnezen
in de kampen aan doeltreffende leiding
ken tot de toestand van sociaal onvol-
waarddgen. Voor de geringste werkzaam
heden zijn zij er miet, dan met de groot-
str moeite, te porren. Toen er geklaagd
werd over de kou en de kampbeheerder
hun mededeelde, dat men in een
grenzend werkkamp kachels over
hebben ze geweigerd dit te halen. „Dat
moeten de kampknechten maar doen"
ai ze. Maar de kampknechten heb-
dn Beenderribben de handen meei
dan vol en dus staan de kachels nog in
het werkkamp.
ds in Beenderribben geen politie in
het woonoord. De kampbeheerder ge
looft niet in een dergelijke ordehandha
ving. Uit de bewoners Is een kamppoli
tie gevormd, maar zij doet weinig a
De wieg van deze kleine Ambonnese
jongen wordt gevormd door de hut
koffers van zijn ouders. Niet omdat
er geen wiegen zouden zijn, maar
ómdat men verzuimd er tijdig een
aan te vragen.
toen juist ontruimde woonoord kreeg
noemt het: „Een prachtplaats voor het
•uitbreken van kinderverlamming. Nat,
vochtig, vuil en véél te véél mensen op
één kluit.
Maar het ziekenrapport vermeldt
slechts één patiënt en die is naar het
ziekenhuis in Meppel gebracht met een
acute blindendarmontsteking.
Drie gezinnen in één
kamer
Een kamer van 2V4 bij 3 meter hangt
vol met aan de zoldering bevestigde de
kens. Achter die dekens drie slaapver
trekken. Drie bedden waarin des nacht6
negen personen slapen. In het ene: het
gezin Apoimo met één kind, in het an
dere: vader en moeder Unbekaa met
twee jonge zonen; in het derde en klein
ste slaaphokje: het gezin Tuluru zonder
kinderen. De ramen moeten des nachts
dichtblijven. Het ds te koud. In de aan
grenzende kamer brandt de kachel echter
door.... Misschien zullen ze er takken
bossen om heen leggen om die te dro
gen ter wille van wat extra brandstof.
Met het 'kitje kolen, het dagrantsoen,
komen ze n.l. niet rond.
Ze stoken ook zo ondoelmatig. Het hele
rantsoen gaat soms in één keer de kachel
in. Men moet maar niet aan brandgevaar
denken.
Kisten en kratten
Een naastgelegen kamer toont hetzelf
de beeld. Tussen kisten en kratten hurkt
een broodmagere vrouw voor het vuur.
Men schat haar van middelbare leeftijd,
doch zij blijkt de moeder van twee zeer
jonge peuters en verwacht de derde.
Achter het vuur hangen visjes te drogen.
Een bordje ryst staat op een stoel. Er
onder staat de po. In de kamer hangt
klef-nat wasgoed, want buiten droogt het
helemaal niet. De man, die thuiskomt,
heeft een baard van vele dagen
In het slaapvertrek ligt, weggestopt
achter enkele dekens want links en
rechts zijn ook hier de slaapplaatsen van
de „buren" een kindje van enkele
maanden op een groot bed. Het rust daar
precies tussen de slaapplaatsen van vader
en moeder in. En het moet de ruimte op
het ledikant nog delen met de andere
Advertentie")
DE ROXY: „Noem eens drie be
roemde Amerikanen."
DE LUCIFER: EisenhowerSteven-
ton en ROXY1"
Op blote voetjes en slecht gekleed
groeit de jeugd in Beenderribben
op tussen kisten en kratten.
taiten. Er is door de kleine Ambonnezen
veel vernield.
In Beenderribben heeft men ten koste
m een flinke tienduizend gulden eer
riolering gemaakt. Die was na enkele da-
volkomen onbruikbaar, doordat ei
alles en nog wat ingegooid werd.
i is er, achter het woonoord
forse kuil gegraven, waar alle afval in
gaat. Een vuil gezicht.
In en om de huizen is het groezelig.
De kinderen zien er slordig uit, er lopen
te veel kleinen op blote voeten en
verwaarlozing grijnst om alle hoeken.
Ernstige situatie
het daar in Beenderribben- Wij
hebben het scherp gezegd, omdat de Am
bonnezen onze vrienden zijn. Zij zouden
met minder harde woorden niet gebaat
zijn. Zij dienen in de eerste plaats zélf
deze voortgaande verpaupering, door ons
als een onderdeel van het stelsel ge
schetst, krachtig tegen te gaan. Door mét
de welwillende» kampbeheerder te waken
voor verdere vervuiling van het kamp
en door het tegengaan van verslapping
van de tucht Door een werkzame kamp
politie te vormen en het kampbeheer te
helpen die voorzieningen te treffen, die
iedereen ten goede komen. Door boven
dien toe te zien op reinheid.
Dat is ook nodig met het oog op de
omwonende bevolking. Daar in Giet
hoorn, Dwarsgracht. Wetering en Blok-
nsen: keuterboeren, riet-
De slaapkamers van de familie
Aponno, Unbekna en Tuluru. Dekens
vormen de afscheidingen tussen de
slaapvertrekken, waarin, overdag,
ook nog de kleine kinderen der fa
milie hun vertier moeten vinden.
dat, zit één van die Jonge kerels daar
wollen bivakmuts over de oren
getrokken. En ze hebben allemaal de
kragen van hun truien hoog opgeslagen.
Onderweg naar Beenderribben hebben
we, in de regen, gestalten van aardappel
rooiers over het veld zien kruipen.
„Waarom gaan jullie geen aardappelen
rooien? Werken maakt warm en je ver
veelt je niet zo stierlijk als jullie doen".
Eén schudt de kaarten. Hij haalt z'n
schouders op. „Wij niet kunnen", zegt hij.
En dan lachen ze maar wat. Een ander is
cursus voor automonteur geweest.
„Waarom werk je niet in een garage?"
'5 geen werk", zegt deze voor-
maiige soldaat en dan begint het zo
veelste kaartspelletje.
Moreel wordt vernietigd
Met deze enkele trekken is de situatie
in Beenderribben bij Steenwijk getekend.
De omstandigheden vernietigen er de
stemming der Ambonnezen. Het is een
hoogst ernstige situatie en iedèr, die er
te maken heeft dient zich er
diep op te bezinnen.
In het woonoord Beenderribben wreekt
zich de slechte leiding, of beter nog, het
gebrek aan leiding voor de Ambonnezen.
Hun eigen leidslieden èn hun Neder
landse verzorgers hebben hier schuld.
Het is namelijk belangwekkend te we
ten, hoe dit kamp ontstaan is; hoe deze
toestand groeide.
Het is het oude verhaal. Op 8 Mei
dit jaar hebben deze Ambonnezen, alle
de CRAMS (Comité rehabilitation
Army-men (former K.N.I.L.) of Meluku
Selatan) aan de kampleiding in Schat
tenberg bij Westerbork, waar zij toen
woonden, gevraagd, hun het recht te
geven op een eigen zelfgekozen CRAMS-
kampraad. Dat zou dus betekend hebben,
dat er, behalve de bestaande kampraad,
'n tweede ontstaan zou zijn, speciaal voor
de CRAMS-mensen, zoals in Vught het
geval is. In de bestaande kampraad zaten
de B.P.RM.S.-Ambonnezen. Achter die
letters gaat een lange Maleise i
schuil, doch het komt er op neer, dat de
leden van laatstgenoemde vereniging
achter het vertegenwoordigend iichaam
van de Zuid-Molukken in Nederland
staan. Uit vroegere gebeurtenissen weet
men, dat er nog al wat wrijving is tussen
deze beide groepen van Ambonnezen.
Het verzoek kwam de CRAMS-leden
'redelijk voor. In het woonoord Lunetten
is het Ambonezenkamp Been
derribben, waar zo'n vierhonderd
inen, vrouwen en kinderen op
elkaar zijn geplakt. Een tegelpad
langs de barakken omzoomt het
grasveld, dat ook in deze kille da
gen gebruikt moet worden om
utxs te drogen. Ofschoon het al
drie uur in de middag is loopt
daar links nog een bewoner in
pyama.
snijders, veen- en landarbeiders
sers, die van ouder op ouder hebben
moeten rondkomen van een zeer klein
inkomen. Voor die mensen is een gulden
een heel ding. Zij weten, dat een Am-
bonnees voor zichzelf en voor zyn vrouw
drie gulden zakgeld per week ontvangt
en voor ieder kind twee gulden- Zij reke
nen ook uit. dat men in de woonoorden
alle verzorging vry heeft en dat de
tig flinke Ambonnezen. die de boeren
hielpen bij het oogsten, hun verdiende
geld schoon in de hand houden-
Zij kunnen dus nagaan, dat een Am bon
nees gezin er. geldelijk, weinig minder
aan toe is, dan b.v. de grote stadsarbei-
der. die in het naastgelegen werkkamp
dag aan dag gescheiden van zyn gezin
werkt Na aftrek van alle kosten
levensonderhoud en belasting, gaat die
met f 45 in hand, iedere Vrijdag naar
huis- Om van de keuters om de Giet-i
hoonse polder maar te zwijgen.
Willen zij voorkomen, dat de sym-'
pathie. die de bevolking hun toedraagt
verdwijnt, dan moeten de Ambonnezen
zélf de handen uit de mouwen gaan ste
ken. Dat is mede nodig ten einde te
voorkomen, dat zij daar in de Giethoorn-
se polder hun politieke strijd, waarvoor
zij naar Nederland gekomen zijn, tóch
nog niet verliezen. Zij moeten bezield
zijn van de gedachte, dat niets hen er
onder krijgen zal.
Ook geen samendrijven in een veel te
klein woonord, met rondom de dreiging
van de vervuiling!
Militaire tucht
Doch daarnaast menen wy toch ook en
opnieuw de Nederlandse kampleiding en
haar lastgeefster, de regering, in gebreke
te mogen stellen. Al hebben de Ambon
nezen nu ook duizendmaal ingestemd
met het wonen in Beenderribben. eer
verantwoord beleid kan toch niet bedoe
len. dat mensen in Nederland in het jaar
1952 in dergelijke omstandigheden leven-
Er zit aan deze toestand een zeer
groot zedelijk gevaar. „In Steenwijk
zijn zes meisjes, wier omgang met de
Ambonnese vrijgezellen de gevolgen
gehad heeft, die iedereen verwach
ten kon. Moet men daarvoor de Am
bonnezen zwart aankijken? Terwijl
men de kat zo dicht bij het spek zet?'
aldus de kampbeheerder.
Er is maar één methode om deze toe
standen te bestrijden. Dat is de Ambon
nezen de positie te hergeven, die hen
naar het Ambtenarengerecht in Den
Haag besliste ten onrechte ontnomen
werd. De positie van militair namelijk.
Zij moeten weer onder militaire tucht
gebracht worden, in militair verband
onder eigen militaire bevelhebbers. Dan
is het uit met alle mogelijke wrijvingen
en kan een schrikbeeld als Beenderrib
ben is. eenvoudig niet voorkomen. Voor
het nieuwe kabinet een pracht
opdracht. Met als eerste stap in de goede
richting: opheffing van de modder- en
bacteriënpoel Beenderribben. Morgen
niet. Maar vandaag nog!
P. de Boer op audiëntie bij
minister Drees
Minister Drees heeft de heer P. de Boer,
voorzitter van de Bond van Mobilisatie-
Invaliden en directeur van de Stichting
De Nederlandse Soldaat te Drachten,
audiëntie ontvangen.
De babies in Beenderribben hebben
het letterlijk niet „breed". De
keine Natje Uumbretta, die hier in
het ouderlijk bed ligt( moet die
slaapplaats des nachts delen met
vader, moeder en twee broertjes.
ontbreekt. Hun eigen leidslieden mogen
immers nog steeds niet in de woonoor
d-es komen. Die zijn niet in staat de vér
gaande verpaupering, die Beenderribben
te zien geeft, tegen te gaan.
Men kan zich nl. niet onttrekken
aan de indruk, dat het onderbrengen
van de Ambonnezen in Beenderrib
ben ook behoort tot het stelsel dat
gevolgd wordt om deze „lastposten"
murw te maken. Zij worden in een
dusdanige positie gestuurd, dat straks
het ogenblik zal aanbreken, waarop
de Ambonnezen zich in alles zullen
voegen naar de wensen van hen, die
datgene nastreven, waartegen de
Ambonnezen juist strijden: hun in
lijving in een niet gewenst staatsver
band.
Het kómt ons voor, dat de Ambonne
zen zeer op hun tellen moeten passen.
Beenderribben toon-t, dat zij dat lang
niet voldoende beseffen. Zij dreigen daar,
mede door hun eigen sch-uld, af te zak-
In Nederlandse woningen zou dit vrijwel ondenkbaar zijn: drie vrou
wen, die met elkaar en haar gezinnen de huiskamer, de keuken en de
slaapkamer moeten delen. Gootstenen, die verstopt kunnen raken en
waarvan men elkaar de schuld kan geven, zijn er echter niet, maar wel
weer andere punten, die aanleiding kunnen vormen tot wrijving. Toch
gaat het tussen deze dames best in Beenderribben.
III
WfE HEBBEN In de beide vorige artl-
kelen een algemeen overzicht gege
ven van de vele mogelijkheden, die zich
bij de naamtoekenning voordeden. Na
tuurlijk is het onderwerp hiermee lang
niet uitgeput. Maar ik hoop dat ik
aantal mijner lezers eensdeels tevreden
heb gesteld ten opzichte van het ontstaan
van hun familienaam, anderdeels aan
het denken heb gebracht omtrent de
mogelijke herkomst. Het zou me zelfs
niet verwonderen, indien sommigen zich
thans familie-overleveringen herinneren,
die nauw met het ontstaan van de naam
samenhangen en die door de in vorige
opstellen getrokken lijnen thans wel iets
meer voor hen betekenen dan voorheen.
Ik stel me nu voor in dit derde artikel
nog enige merkwaardigheden te bespre
ken, enige dingen die volstrekt niet voor
de hand liggen en toch volkomen juist
zijn, evenals ik dit deed ten opzichte van
de voornamen. Beginnen we met de
naam Wamsteker. Men is misschien ge
neigd dit woord in verband te brengen
met wammes, wambuis. Dit is echter niet
juist. Wam is het ingewand van een vis
en de eerste drager van deze naam zal
dus waarschijnlijk bij de haringkakery
of iets van dien aard werkzaam zijn ge
weest. Dan hebben we de naam De Gaay
(Fortman). Een gaai is een vogel, maar
deze familie was uit Frankrijk afkomstig
heette oorspronkelijk Le Gai (de
blijde). De naam Tuynebreyer heeft
evenmin iets te maken met de tegen
woordige betekenis van tuin als met die
van breien. Een tuin beduidde vroeger
omheining (vgl. Eng. town, eigenlijk:
ommuurde plaats). We hebben deze be
tekenis nog in: de kap op de tuin hangen
en iemand om de tuin leiden. Breien ls
op te vatten in de zin van vlechten. De
betekent dus: iemand die omhei
ningen maakt, een werk dat vroeger bij
de verdediging van een stad belangrijker
was dan nu. In het telefoonboek vond ik
ook de naam Hengstmengel, ee
die op het eerste gezicht volkomen onbe
grijpelijk lijkt. Maar als we weten dit
in het Engels flsh-monger: visverkoper
betekent en coster-monger: handelaar in
fruit en groente, straatventer dus, ja
zelfs dat een news-monger een nieuw
tjeskramer is, gaat ons een licht op. Het
woord mengel komt overeen met monger
hengst is een paard. Het woord
komt dus overeen met: paardekoper.
TTOE OVERIGENS een buitenlandse
-*-*■ naam zonderling kan terecht komen,
blijkt uit Lastdrager. Dit was oorspron
kelijk Portelance, d.w.z. Gansdrager.
Maar de volksetymologie heeft hier ook
weer haar geestig werk verricht. De naam
Olieslagers doet niet denken aan 'n slager
van olie, want dit zou geen zin hebben.
Het is echter de zoon van een molenaar
in een oliemolen geweest. Een olieslager
(van:slaan) noemde men die. Kuiten
brouwer heeft niets met het lichaams
deel kuit of met viskuit te maken, maar
een brouwer van een bepaalde bier
soort: kuitenbier. De familie Wittenrood
ontleent haar naam niet aan de twee
kleuren, die in het woord schijnen te zit
ten. Het was oorspronkelijk Wttenrode
(vgl. Uyttewael). De w en de
den vroeger voorgesteld door dezelfde
lettertekens, evenals de u en de v. Het
woord betekent dan ook: gerooid bos.
Ik verwijs hier naar de vroeger bespro
ken namen Van 't Rood, Van Rooy enz
Bockhove heeft niets met een bok ti
maken, maar betekent: beukenhof. We
hebben hier te doen met het woord dat
ook in boekweit zit. Boekweit is beuken-
tarwe, naar de vorm van het graan, dat
wat- op beukenootjea lijkt.
Bruynzeel en Immerzeel hebben
geen betrekking op een zeel (touw),
maar een Zeele was b(J de Saksen de
grote woning van een aanzienlijke of
hoofdman.
Braakensick en Noordziek staan In
generlei verband met ons woord ziek,
maar wel met het Duitse seig of sieck,
dat laag. vochtig oord beduidt. Het
Duitse woord seicht betekent thans nog:
ondiep. Varkevisser is niet iemand ge
weest die varkens van een wisse dood
redde. Een zeevarken of meerzwyn (Fr.
marsouin) is een bruinvis. Het woord
duidde dus iemand aan, die zijn werk
maakte van bruinvissen vangen. Dreck-
meyer was niet een man, die een min of
meer onsmakelijke arbeid te verrichten
had, maar Dreck is eigenlijk Dree-eck
(de drie eiken). Het was dus waarschijn
lijk een boer wiens woning ln de nabij
heid van drie dezer bomen stond Kee
stra (Keystra) is niet de zoon van Kee,
maar iemand die in een keeg. kaag, koog
of polder woonde. Tieman of Tydeman
heeft niets met het gety te maken: zijn
naam is afgeleid van tie, de plaats, waar
de boerrichters de samenkomsten der
buren leidden. Bontekoe. Reael, Bredero,
Van de Wijnperse, Bal. Telrlinck
dobbelsteen) danken allen hun naam
aan het uithangbord van de zaak, waarin
zij hun brood verdienden.
Coeman heeft niets met een koe te
maken. Het is dezelfde naam als Cno-
man of Coopman. Doosche Is een Zeeuw
se of Vlaamse uitspraak van de Hoof-
sche (de Heus). Op dit ogenblik noemen
de Zeeuwen de familie De Heer nog
steeds Deere. Biebuyck heeft wel wat
met bijen, doch niets met een buik t«
maken. Het woord betekent ln 't Vlaams:
Bijenkorf,
IK EINDIG met drie merkwaardige ge
vallen. Hoe zijn namen als Rhemrev,
Snitsevorg, Ednénov, Kijdsmeir en Reeb
te verkleuren? Ze zien er volstrekt niet
Nederlands uit. Leest men ze echter van
achter naar voren dan ziet men dat ze
Duits of Nederlands zijn. Een voorvader
heeft de een of andere reden gehad om
naam onherkenbaar te maken zon
der er geheel afstand van te doen. Dit
was de manier waarop hy dit bereikte.
Het tweede geval betreft namen als
Koppejan en Koppenol, die eenvoudig
samenstellingen zijn van Jacob Jan en
Jacob Arnold. Dus twee vóórnamen tot
geslachtsnaam verenigd. En het der
de betreft de dubbele namen. Veelal heb
ben we hier te doen met de geslachts-
i van de vader, waaraan door de
kinderen die van de moeder werd toege
voegd: Busken Huet, Droogleever For-
tuyn, Bierens de Haan, Witsen Elias en
dergelijke.
Den Haag. Dr F. C. Dominicus.
Uit de pers
Kakelen zonder ei
TN de C.H. Nederlander schrijft de
-*■ heer J. Bakker, zelf oud-lld van de
Tweede Kamer, herinneringen aan vroe
gere leden van ons parlement. Aan zijn
artikel over de heer J. Weitkamp ont
lenen wy:
„In de crisisjaren tussen de beide
wereldoorlogen, waaronder de boeren
stand mede zwaar had te lijden, werd hij
eens wat heftig, doch nooit liet hij
zich daarbij een onparlementair woord
ontvallen. Dat hy boer was en boer bleef
in de Kamer, vond bij alle partijen waar
dering. Zo kon hij zich sims ook in het
Kamerdebat iets meer veroorloven, dan
andere Kamerleden. Dit moge blijken uit
het volgend voorval.
Nadat Weitkamp een keer uitingen had
gedaan, welke voor de heer Klerekoper
(SDAP-er) aanleiding vormden om het
gesprokene onder handen te nemen, wat
op talentvolle wijze geschiedde, zodat en
kele collega's aan het adres van Weit
kamp opmerkten, dat het voor hem wel
een hele toer zou worden om Klerekoper
repliek te dienen, wat hij met hen
beaamde, repliceerde hij op de volgende
wyze:
.Mijnheer de voorzitter. De geachte
afgevaardigde de heer Klerekoper, is
breedvoerig tegen mijn betoog ingegaan.
k zou in mijn repliek ook uitvoerig
kunnen zyn, doch rekening houdende met
de kostbare parlementaire tijd, zal ik het
heel kort maken. Toen de heer Klere-
koper sprak, gingen mijn gedachten uit
naar mijn boerenbedrijf, waarop ik tevens
100 kippen houd. Wat mij daarbij heeft
getroffen is dit, dat daar één kip bij is,
die gedurig kakelt, maar nog nooit een
ei heeft gelegd. Dank u, mijnheer de
voorzitter.
Grote hilariteit in de Kamer en Weit
kamp had daarvan meer plezier dan
Klerekoper, die naar hij meende, Weit
kamp voor goed had afgetuigd. Hier gold
het spreekwoord: wie 't laatst lacht, lacht
het best. Zoiets kon Weitkamp zich beter
veroorloven dan andere Kamerleden. Zijn
mentaliteit gaf hem een streepje voor".
Het paard
ONDER de kop „Dc vooruitgang, da
mechanisatie en het verkeer ont
troonden de edelste verovering van da
mens", lazen we in het Belgische dag
blad La Métropol c een artikel over
de trouwe mensenvriend: het paard.
Aan dit artikel ontlenen wij:
„Als monsieur De Buffon (een be
roemd Frans geleerde uit do achttiende
eeuw) ln onze dagen geleefd had, zou
hij zeker niet meer gezegd hebben, dat
het paard de edelste verovering van de
mens was. Zijn keus zou thans waar
schijnlijk een andere zijn, &1 zou het
ln geen geval de atoombom of het
straalvliegtuig zijn geworden.
Het paard is niet alleen uit de steden
verdwenen, maar ook van het platte
land, omdat de mechanisatie meer en
meer ls gaan triomferen en de stede
ling alles zijn gaan prijsgeven ten gun
ste van deze grote evolutie.
Door de mechanisatie is iets afgedankt,
dat in de tyd van De Buffon onze edel
ste verovering was. Dit ls zonder enig
medelijden gebeurd en zelfs zonder dat
men zich om de geschiedenis bekom
merd heeft. Weinigen schenen er van
doordrongen, dat het paard de mensheid
ln dit ondermaanse altijd heeft gediend.
Zo is men vergeten, welks rol het speel
de ln de tyd van Alexander de Grote
en oolc voor Richard III. de ongeluk
kige. die de slag by Boswerth verloor en
wanhopig uitriep: ..Een paard, een
paard. Myn koninkrijk voor een paard".
Heden ten dage wordt de naam van
het paard nog slechts in beeldspraak ge
bruikt De mechanisatie heeft definitief
deze planteneter onttroond. Duister*
machten hebben steeds aan zijn onder
gang gewerkt Driehonderd jaar geleden
was er al een Neurenberger. die een
„voertuig" construeerde Het liep slechts
twee mijl per uur. maar voor het paard
was het een begin van het tydperk.
wenrin het sou ondergaan".