^lYlarkiezenkol
KINDEREN en DIEREN
TOTALE OMMEKEER
BEZOEK AAN LOURDES
ZONDAGSBLAD 27 SEPTEMBER 19S2
BEKENDE KAZERNE TE BERGEN OP ZOOM
Zal dit historische gebouw een andere bestemming krijgen?
VAN het Markiezenhof te Bergen op
Zoom heeft ieder wel eens gehoord.
Er zullen zelfs vele lezers zijn voor
wie de naam „Markiezenhof" onlosma
kelijk verbonden is aan de tijd, dat zij
hun militaire dienstplicht vervulden.
In den loop der jaren zijn er duizen
den jongemannen geweest, die door de
geweldige poort deze kazerne en daar
mee het militaire leven zijn binnen ge
wandeld.
Sommige van die soldaten zijn later
bekend, zelfs beroemd geworden.
Wij denken aan dr. H. Colijn die in
November 1886 ook in het Markiezenhof
zijn eervolle militaire loopbaan begon.
Colijn heeft hier hard gewerkt. Over
dag had hij gewoon troependienst en
'6 avonds moest hij studeren om toege
laten te worden voor de regimentscur-
eus te Kampen.
Het Markiezenhof is een zeer oud ge
bouw met een veelbewogen historie.
Aan de heer C. Slootmans, gemeente
archivaris van Bergen op Zoom, is 'tte
danken, dat wij hier iets uit de lange
geschiedenis kunnen vertellen.
«-
IN de 15de eeuw was Bergen op
Zoom een zeer welvarende koopstad
en het stedelijk bestuur was rusteloos
in de weer de stad uit te breiden en
te verfraaien.
Tot de voornaamste families van de
Brabantse adel behoorden de Wesema-
le's en de Bohtersems. De erfdochter
van de laatste Bontersem huwde een
lid van de familie Glymes, welks leden
van 1419 tot 1567 niet alleen Bergen re
geerden doch tevens belangrijke func
ties vervulden in het leger en het be
stuur van de Lage Landen.
De meest bekende dezer Glymes is
Jan, bijgenaamd „metten lippen". Aan
hem werden door het stadsbestuur ver
schillende voorrechten verleend en ook
ontving hij de som van 2000 Rijnsgul
dens, waarmee Heer Jan zijn wens, een
geheel nieuw paleis op te trekken, kon
verwezenlijken.
De bouwopdracht werd verstrekt aan
een der meest bekende architecten, die
Brabant in de Bourgondisch-Oostenrijk-
se tijd heeft gekend: meester Anto-
nie Keldermans uit Mechelen.
Deze bouwmeester hield zich bij zijn
opzet aan de klassieke vorm van een
monumentaal gebouw, hij plaatste
n.l. de woon- en dienstruimten rond
een grote en kleine lichthof. Door naast
baksteen het typisch Brabants materiaal
de Ledesteen bij zijn bouwwerk aan te
wenden, gaf hij de Vlaams-Gothische
stijl waarin hij werkte een geheel
eigen karakter. Op geniale wijze heeft
hij daardoor de austère uiterlijke vorm
der Italiaanse paleizen weten te har
moniëren met de Brabantsche levendig
heid en liefde voor het pompeuze.
Heer Jan van Glymes, die in 1494 over
leed, beleefde slechts de voltooiing
van een gedeelte van het paleis, waar
naar hij zo zeer had verlangd.
Zijn zoon Jan III, die ook overigens
heel wat meer bekendheid verdient, om
dat hjj nationaal gezien zeker van groter
betekenis was dan zijn vader, deed de
bouwwerkzaamheden met kracht voort
zetten. Nog in 1494 ontving hij hier de
Duitse koning en latere keizer Maximi-
liaan met zijn jonge echtgenote Blan-
ca Maria Sforza en in 1496 zijn mede
leden in de ridderorde van het Gulden
Vlies.
Het interieur van het gebouw voldeed
aan hoge eisen en wekte o.a. de bewon
dering op van Maximiliaan. Schatten aan
meubilair en versieringen als gobelins
waren in dit paleis te vinden, doch dit
alles werd naar vele windstreken ver
spreid nadat de laatste Glymes naar
Spanje toog om het Smeekschrift der
Edelen aan te bieden en aldaar over
leed. Door de Bloedraad schuldig bevon
den aan majesteitschennis werd het Mar-
kiezaat verbeurd verklaard. Op last van
Alva werd daarop de kostelijke inventa
ris, waarvan de opsomming een boek
deel omvat, naar Antwerpen vervoerd
en aldaar openbaar geveild.
Tegelijk geraakte Bergen koopstad af
en werd een militaire voorpost in de
Nederlanden Dan verblijven in het
Markiezenhof aanvankelijk hoge mili
tairen van Engelse nationaliteit en vin
den bij hun bezoeken prins Maurits en
de raadspensionaris Johan van Oldenbar-
nevelt er onderdak. Langdurig was er
Oldenbarnevelts verblijf toen in de
hofzaal de onderhandelingen plaats
grepen voor het Twaalfjarig Bestand en
de gehele Nederlandse delegatie van
statenleden in het Markiezenhof woon
de.
Later verbleef Frederik Hendrik even
eens binnen de muren van het hof,
maar het inwendige was lang niet meer
wat het geweest was tot het jaar 1648, als
gevolg van de vrede van Munster, het
Markiezaat weer geheel terug kwam
aan de rechtmatige erfgenaam en het
Markiezenhof zijn betekenis als adellij
ke woning terug kreeg.
SINDS 1795, toen de Fransen ons land
binnentrokken, is het Markiezenhof
altijd gebruikt voor militaire doelein
den. Toen in 1809 de Engelsen een inval
in ons land waagden, werd het gebruikt
voor hospitaal, waarin vele honderden
jongemannen uit heel West-Europa ver
pleging en in vele gevallen ook beter
schap vonden. In 1818 werd het gebouw
aan de gemeente Bergen op Zoom in
eigendom gegeven, echter onder de be
paling, dat het in gebruik zou gegeven
worden voor de legering van militairen.
Meer dan honderd jaar duurt nu
deze toestand. Eerst heeft het gemeen
tebestuur en na de ingebruikname de
dienst der Genie van alles aan het Mar
kiezenhof gedaan om dit gebouw ge
schikt te maken voor kazernering van
soldaten. Vooral in de negentiende
eeuw is er nog al wat verprutst, doch
ondanks alle aan- en verbouw onder de
leiding van de genie tot stand gebracht,
hebben we de meeste plaatselijke
„eerstaanwezenden" der genie dank-
Volgende week Zaterdag is 't ónze dag!
HOEVEEL kinderen hebben jaar in,
jaar uit eigenlijk maar één wens
voor hun verjaardag, een verlangen
dat ze maar niet meer op hun lijstje
schrijven, omdat ze weten, dat het
tóch niet wordt vervuld?
Een hond of een poes, een konijn,
een tamme kraai, marmotjes, witte
muizen, duiven of een aquarium met
vissen!
Maar vader bromt: „Een hond?
Zo'n slok-op-méér, waar ik bovendien
nog belasting voor moet betalen?
Nooit en te nimmer!" Moeder, die al
gilt als zij een spinnetje zietlopen
en bovenop een stoel springt, als zij in
de verste kamerhoek een muis ver
moedt, moeder griezelt alleen al bij
de gedachte aan een kat, die langs
haar benen strijkt, aan een stinkend
hok met konijnen, marmotten of wit
te muizen!
Arme Jantje en Marietje! Braaf
vullen zij op hun verlanglijstjes in:
een bal, een boek, een paar haarstrik-
ken en een spelletje, maar... de gro
te wens blijft onvervuld.
Het is paedagogish en psycholo
gisch van groot belang voor het kind,
als het een dier te verzorgen heeft,
dat zijn „kameraad" is.
Voor de geestesrust van een kind
en ook voor de karaktervorming is
het dier in zijn omgeving van de
grootste betekenis.
baar te zijn, dat zij de
architectuur van het ge
bouw zo goed mogelijk
hebben ontzien. Enkele
hunner hebben daar zelfs
meer dan gewone zorg
aan besteed.
Een goede kazerne is
het nooit geworden en
daarom is het gebouw
voor legering herhaalde
malen afgekeurd. Leiding
gevende figuren uit de
militaire wereld, die voe
len voor dit'gebouw, heb
ben meermalen verklaard
dat aan deze toestand zo
spoedig mogelijk een
einde diende te komen,
ook al wordt officieel
„onmisbaarheid" voorge-
De heer Slootmans be
sluit zijn interessant
overzicht van de weder
waardigheden van het
Markiezenhof in de loop
der eeuwen aldus: Na een
deskundige restauratie,
waarvoor de dienst van
Monumentenzorg de ga
rantie biedt, voorzien van
de vereiste service, zou
met het eerherstel dat dit
unieke gebouw zou krijgen de mogelijk
heid geschapen zijn, dat niet alleen
West-Brabant, doch ook de bewoners en
de jeugd van de Zeeuwse eilanden, op
een gemakkelijke wijze cultuurzaken
onder hun bereik kregen, waarvoor nu
te grote reizen moeten gemaakt wor
den, zodat de scholen uit deze streek te
weinig gelegenheid krijgen de kunstzin
nige vorming practisch te verdiepen. Wat
in het Prinsenhof te Delft mogelijk bleek,
kan voorlopig op kleinere schaal in het
Markiezenhof, dat zich over mooiere
ruimten mag verheugen, geprobeerd
worden.
Dit is slechts één der vele mogelijk
heden, want zij eist slechts een viertal
Het rustige spel van een kind met
een dier werkt vooral op het nerveu
ze kind, dat met ouders, broertjes en
zusjes gauw in conflict komt, in hoge
mate gunstig.
De kinderen leren deze schepselen
bewonderen, verzorgen, hen kénnen
in hun eigenaardigheden.
Muus Jacobse begint één van zijn
gedichten met de strophe: „Kind,
kleine kameraad van zachte dieren,
dat loopt te spelen in de morgenzon,
om al de vreugden van een dag te
vieren waarmee het paradijs be
gon..."
U moet ze bezig zien: Kind en
Dier. Wij zien zo gauw het dierlijke
in de mens, maar wie nauwlettend
het dier beziet, zal in hèm iets men
selijks ontdekken en wij zullen de
Schepper aanbidden, om de wondere
mogelijkheden, die Hij ook in dit Zijn
schepsel legde.
Wij hebben een grote zwarte hond
(bouvier), die je gerust met een dreu
mesje van twee jaar de straat op
kan sturen. Hij zal er wel voor zor
gen, dat het kind de stoep niet af
loopt! En nu de jongens groot zijn
speelt hij zijn dólle spelletjes met ze.
Zij kunnen gerust hun handen in zijn
grote bek laten verdwijnen, maar
laat géén vreemde kerel dat probe
ren! Van de jongens geniet zijn
eigen „baasje" bij alles de voorkeur.
Maar 't baasje van z ij n kant ként
Robbie dan ook, zoals niemand an
ders. „Moeder, ziet U nu wel, dat
Robbie écht lacht? „Ach, moeder
Robbie kijkt zó verdrietig! Hij
huilt! Hij hoort, dat U zégt, dat hij
niet mee mag!"
Alle dieren bezitten eigenschappen,
die de mens van de twintigste eeuw
met al zijn intellect niet kan verkla
ren of begrijpen kan.
Wij proberen te grijpen naar dat
scheppingswonder door te zeggen dat
dieren, die op verre afstanden, de
weg naar hok of huis weten te vin
den, een soortement radar in hun kop
hebben, maar verklaren kunnen wij
het niet.
Er is altijd beweerd, dat een hond
aan de mensen, maar een kat aan
het huis hecht. Wat dan te denken
zalen van de tientallen vertrekken die
het gebouw rijk is.
Toen onlangs de tentoonstelling van
„Brabants edel ambacht" geopend
werd, zeide ir. H. Witte, toen burge
meester van Bergen op Zoom, thans
minister van Wederopbouw en Volks
huisvesting: „Het is zeer wel mogelijk,
gezien de wind die op het ogenblik op
het departement van O. K. en W.
waait, dat het historisch monument
Markiezenhof eens weer voor culturele
doeleinden zal kunnen worden ge-
Dit woord sloeg in. Want de gedachte:
het Markiezenhof dient niet langer ka
zerne te zijn, vindt bij de Bergenaren
en zeker ook in wijder kring al
gemene instemming.
van onze poes, die drie weken zoek
was en die een heel eind van ons
huis verwijderd, vies en mager als ze
was, blij-miauwend en snorrend tegen
mij opsprong?
Ach, die dierenwereld is zo
mooi! Breng er uw kind toch mee in
aanraking. Een huisdier brengt na-
urlijk practische bezwaren meé.
Moeite, last, smerige boel, gezanik,
enz. Ik weet het allemaal uit onder
vinding, üiaar de na-delen wegen
m.i. bij lange na niet op tegen de
vreugde, die wij en onze kinderen er
aan beleven. Moeders, kweek geen
angst voor dier«n bij uw kinderen.
Van nature is een kind er niet bang
voor. De angst wordt pas geboren op
het moment, dat het kind u ziet grie
zelen of u hoort gillen 'voor een dier.
t_ dier. dat wij verzorgen
bobben wij een groot ge
schenk ontvangen voor ons en voor
onze kinderen.
Onthoudt hun dit niet!
't Ene huisdier in gespannen aandacht
voor 't andere
op 4 octOBCR as. is 't weeR „öieRenöAq"
ZONDAGSBLAD 27 SEPTEMBER 1952
5
Generaal C. J. SNIJDERS
Klein van gestalte, was hij een der grootste van zijn tijdgenoten
OP 29 September 1852 werd het
gezin van dokter Snijders te
Nieuwe Tonge vermeerderd door de
geboorte van een zoon, die de naam
Cornelis Jacobus ontving. Deze dok
ter heeft zeven zonen gehad, waar
van drie in het leger de generaals-
rang hebben bereikt; één is profes
sor geweest aan de Technische Hoge
school te Delft en Herman Snijders
verkreeg bekendheid door zijn poli
tieke activiteit.
Cornelis Jacobus die dus a.s.
Maandag honderd jaar geleden werd
geboren werd opgeleid voor de ge
nie. Op 26 Juli 1872 op 19-jarige leef
tijd benoemd tot 2e luitenant, ver
trok hij een jaar later naar Indië.
Na een reis van 52 dagen kwam bij
te Batavia aan om weldra naar At-
jeh te vertrekken. Hij diende tegelij
kertijd met de 2e luitenant J. B. van
Heutsz. de latere gouverneur-gene
raal. Bij de krijgsverrichtingen op
Atjeh heeft luitenant Snijders zich
zeer onderscheiden, waarom hij be
noemd werd tot ridder in de Militai
re Willemsorde 4e kl. Ook werd hem
de Kratonmedaille verleend. De hevi
ge malaria, welke in Februari 1875
velen ten grave sleepte, had op hem
geen vat, zodat hij naar huis schreef
„wel expresselij k voor dit klimaat
vervaardigd scheen te zijn."
Teruggekeerd in het vaderland
werd hij leraar in de genieweten
schap bij de Kon. Militaire Acade
mie. In 1901 werd hij bevorderd tot
majoor en diende te Gorinchem en
te Haarlem; in 1906 had hij de kolo
nelsrang bereikt.
Ofschoon hij tot dat tijdstip nim
mer iets met de Generale Staf te
maken had én ook niet de Hogere
Krijgsschool had gevolgd, werd hij
In 1908 belast met de waarneming
van de functie van sous-chef van de
Gen. Staf. Kort daarna volgde zijn
bevordering tot generaal-majoor en
difinitief sous-chef. Na veel belang-'
rijke arbeid werd hij in 1911 tot luit.-
generaal benoemd en 't zou niet
lang meer duren of het aantal ge-
pensionneerde opperofficieren zou
met één vermeerderd zijn.
Maar deze verwachting, die alge
meen in militaire kringen leefde, ging
niet in vervulling. De eerste wereld
oorlog brak uit en bij kon. besluit
J7EN van de merkwaardigste ver
schijnselen is de wijze waarop
de Kerk zich van tijd tot tijd ver
nieuwt. Er schuilen in haar dat
is in Jezus Christus krachten
welke onvergetelijke omwentelin
gen teweeg kunnen brengen, waar
door haar gehele methode en soms
zelfs haar uiterlijke verschijnings
vorm volkomen gewijzigd worden.
Het is goed om dat te weten, spe
ciaal wanneer gelijk ook thans
weer het geval is van bepaalde
zijden wordt geïnsinueerd dat de
Kerk verouderd, reactionair en der
verdwijning nabij is. De wereldse
profeten vergissen zich keer op
keer. Ze gaan te rade met dat wat
ze van de Kerk zien en dat is uit
de aard van de zaak de meest uit
wendige kant. Ze weten niet wat
daar binnen worstelt om tot open
baring te komen en ze weten nog
veel minder dat God de Heilige
Geest Zelf in het hart der gemeente
werkt. Zo is het gegaan in de dagen
der Kerkhervorming; zo gebeurde
het in allerlei tijden van reveil en
wederopleving; zo geschiedde dat
ook in de dagen rond de eerste
wereldoorlog.
Dit betekent niet dat een derge
lijke stijlverandering opeens uit de
lucht komt vallen! Geenszins: soms
kan er een groeiproces van tien
tallen jaren, zelfs van eeuwen mede
gemoeid zijn. We weten bijvoor
beeld thans dat de Kerkhervorming
wel op 31 October 1517 kan ge
fixeerd worden, maar dat in wezen
deze datum reeds in de 13e en 14e
eeuw wordt voorbereid door allerlei
secten, groeperingen, orden en in
dividuele pogingen. We weten
bovendien dat een dergelijke ge
stalte-wisseling gepaard kan gaan
met heftige barensweeën: met ver
volging, miskenning, bestrijding.
Slechts het versnelde levenstempo
maakt dat bepaalde wijzigingen zich
tegenwoordig kunnen voltrekken
binnen de door één generatie te
overziene tijdsruimte. En ook thans
van 31 Juli 1914 werd luit.-generaal
C. J. Snijders benoemd tot opperbe
velhebber van land- en zeemacht De
altijd actieve opperofficier kreeg de
gekruiste maarschalkstaven op de
kraag van zijn uniform.
Volgens betrouwbaar getuigenis is
de vlotte mobilisatie van 1914 voor
een belangrijk deel te danken aan
het voorbereidend werk van de man,
die door zijn kleine lichaamsgestalte
weinig opviel maar door zijn grote
beslistheid en jeugdig vuur zijn om
geving ontzag inboezemde.
Een overzicht te geven van al de
arbeid door generaal Snijderstijdens
de eerste wereldoorlog verricht, ligt
buiten de bedoeling van dit k^rte
herdenkingsartikel. Generaal Snijders
was een vijand van goedkope popu
lariteit, maar zijn karakteristieke kop
wekte bij ons volk steeds groot ver
trouwen. Hij stond bekend als „de
generaal" en hij gaf zich aan zijn
hoge en verantwoordelijke taak met
inzet van alle krachten. Door zijn
voorbeeld wist hij in alle lëgerrangen
bezieling te wekken.
Teleurstelling is ook generaal Snij
ders niet gespaard gebleven. Men
heeft hem wel eens genoemd het
slachtoffer van de demoralisatie, die
wacht de voortrekker het etiket
van „nieuwlichterij" en de daarbij
behorende verdachtmaking. Boven
dien: de. pionier paart niet altijd
aan zijn vaart de klare visie. Hij
zoekt naar nieuwe wegen, maar
slaat al te licht zijpaden in, die
naar de wildernis voeren. Met
andere woorden: zijn bestrijders
plegen nog al eens gelijk te krijgen,
wanneer ze hem van dwalingen
beschuldigen, ook al hebben zijzelve
méér dan ongelijk en vallen ze
onder het oordeel van behoudzucht
en gemakzucht.
Ook in de Volkswijk speelt zich
dit drama af, zo tussen 1910 en 1920.
VOLKSWIJK
De Kerk had er afgedaan dat
is uit de vorige artikelen wel dui
delijk geworden. Pas recht werd
dit openbaar, toen de eerste wereld
oorlog uitbrak en alle vermeende
vastigheden uiteen rukte terwijl de
jeugd van Europa op de slagvelden
in Oost en West en Zuid, ter land,
ter zee en allengs ook in de lucht
de dood vond. Dat de Kerk dit niet
had kunnen verhinderen, het
leek voor de reeds half-ontkersten-
de het doorslaand bewijs van de
antiquiteit van de Kerk zelf! En
met de vooroorlogse meubeltjes en
de voor vluchtelingen en verdre
venen al te onbruikbare lange
damesrokken werd bijbel en psalm
boek op de vliering van de maat
schappij ter ruste gelegd. Maar zie
juist in deze dagen krijgt de
Volkswijk een nieuwe predikant en
hij ziet de massa; de schare, die van
God niet weet. Hij beseft dat zijn
tijd geïmponeerd wordt door cijfers
in 1918 na 't einde van de oorlog ook
ons land overstroomde. De Hars
kamprelletjes gaven aanleiding tot
een fel debat in de Tweede Kamer,
waarin mr P. J. Troelstra o.m. zei:
„Wanneer de regering deze man
(gen. Snijders) niet afzet, dan moet
de regering zelf worden afgezet." Ge
neraal Snijders ging heen en in het
Haagsch Maandblad wees hij daar
van als oorzaak aan: „De regering
heeft niet weten te verhinderen, dat
zulks (n.l. zijn ontslag) wel is waar
niet in naam, doch feitelijk geschied
de onverhoeds, op bevel van een
volksmenner, die reeds met het revo-
lutiebesluit in zijn zak liep." Mr
Troelstra nam deze „persoonlijke aan
val" van generaal Snijders hem zeer
kwalijk.
Na zijn ontslag vond generaal Snij
ders volop werk. Hij schreef een
boek „Over de invloed van de gene
rale staven op het ontstaan van de
wereldoorlog", richtte met anderen
de K.L.M. op en was voorts ruste
loos in de weer de weerloosheidsge
dachte in en voor ons volk te be
strijden. Ook als erevoorzitter van de
krijgt sterk de indruk, die men ook in
andere, grote badplaatsen kan opdoen,
dat verscheidene patiënten het tot
hun regelmatige bezigheden rekenen
naar Lourdes te gaan en zich een ze
ker welbehagen hebben verworven in
hun voortdurend nog niet beter zijn.
OVER de genezingen in Lourdes is
ronduit niet veel bekend. Wel
hangen in de beroemde grot honder
den krukken van mensen, die kreu
pel kwamen en „genezen" huiswaarts
keerden. Wel zijn de wanden in de
basiliek bijna geheel bedekt met dank
betuigingen aan Maria voor de gene
zing (ook wel voor een geslaagd exa
men of iets dergelijks). Maar exacte
gegevens over de zieken vóór hun be
devaart vergeleken met de toestand
erna zijn niet gemakkelijk te verkrij
gen.
Vóór mij ligt een Franse krant, een
soort Zondagsblad van 10 Augustus
1952. Met een geweldige kop staat er
boven „Je suis une miracle de Lour
des". Jeanne Gestas raconte sa guéri-
son. (Ik ben een wonder van Lourdes.
Jeanne Gestas vertelt haar genezing).
'ikel begint dan met te vermel
den, dat de kerk in de afgelopen da-
miraculeuze karakter van de-
Kon. Ned. Vereniging Ons Leger
heeft hij in de moeilijke jaren na
1918 veel belangrijk werk verricht.
Op 20 October 1930 werd door de
senaat der Vrije Universiteit het ere
doctoraat verleend aan de heer H.
Colijn. Op de receptie kwam gene
raal Snijders dr Colijn gelukwensen.
In zijn dankwoord zeide de „nieuwe
doctor" aan het adres van de gene
raal: „Ik kan getuigen, dat de jaren
die ik met u aan het ministerie van
oorlog mocht samenwerken, tot de
beste van mijn leven behoren. Wij
hadden een enkele maal wel eens
meningsverschil, maar wij dienden
beiden naar onze beste krachten het
belang van de Staat, de weermacht
van ons volk. Gij waart mijn eerste
raadsman, aan wie ik altijd met gro
te waardering heb gedacht."
Op 27 Mei 1939 overleed generaal
Snijders op 86-jarige leeftijd in het
diaconessenhuis te Hilversum. Zijn
stoffelijk overschot werd ter aarde
besteld op de begraafplaats Oud Eik
en Duinen te Den Haag.
ze genezing heeft erkend. In een ty
pisch Frans, spectaculair en breed
sprakig artikel wordt dan het verhaal
verteld van een dame, die in drie jaar
tijds drie maal geopereerd moest wor
den wegens buikklachten. Het hielp
•^lemaal niets. Tenslotte heeft het ba
den in het bassin van Lourdes haar
genezen. Momenteel heeft mevrouw
Gestas w'at last van haar
ogen, maar verder gaat het goed.
Men zal begrijpen, dat, ook al heeft
de kerk het wonder hier erkend wij
geenszins overtuigd zijn. Een vrouw,
die drie maal geopereerd is en nu
weer wat aan de ogen heeft, is op zijn
minst verdacht van het hebben van
hysterische reacties. En deze kunnen
zonder twijfel door ernstig gemeende
suggestieve maatregelen worden ge
nezen. Wanneer men uit het kranten
artikel voorts leest, dat de patiënte in
't ijskoude water wordt gedompeld en
haar door de zuster wordt ingefluis
terd: „Niet bang zijn, het komt te
recht", waarna mevrouw Gestas zich
resoluut in het water werpt en het
beeld gaat kussen van de H. Maagd,
dat midden in het bassin staat dan
zal toch ieder rechtgeaarde protestant
zeggen: „Daar hoef je niet voor naar
Lourdes te gaan".
Het is grappig en echt Frans om
dan bij deze dramatische uiteenzetting
van wat haar wedervaren is, mevrouw
Gestas tussen haakjes te horen ver
tellen: „Toen ik bij het beeld aan
kwam, zag ik dat er lippenrood op
zat; schande dat er zulke mensen óók
komen!"
TOCH moeten wij voorzichtig zijn
met ons oordeel over de genezin-
- in Lourdes. Ik persoonlijk ben er
van overtuigd, dat er verschillende
mensen, ook organisch zieken, in
ourdes veel baat hebben gevonden.
De vraag is maar: Is dit een mira
kel van de H. Maagd of van Berna-
tte? Vóór mij ligt een boek van dr
R. Ie Bec: „Raisons médicales de
croire au miracle" (Medisch oor
deel over het geloof in wonderen). In
dit boek wordt gezegd, dat het water
van Lourdes: est l'eau la plus banale
- - 't gev iste water dat
er begaat). Er zitten geen mineralen
in, geen ü»-- men zwavel, geen kool
zuur, ook geen enkele radio-actieve
stof; en bovendien zijn er een groot
1 zieken geregistreerd, die nooit
met het water in aanraking waren.
Er is nl. in Lourdes een „Bureau mé-
dieal", een wetenschappelijk medisch
bureau, waar de genezingen nauwkeu
rig ~---den geregistreerd. Sedert 24
jaar zijn door dit bureau getest 1200
geval1-n van genezing!
Het bureau tracht volkomen weten
schappelijk te werk te gaan. Het vo
rige jaar werden meer dan 1000 zie
ken nauwkeurig bezien en 700 ziekte
geschiedenissen nauwkeurig bijgehou
den. Bij dat onderzoek gaat men zeer
systematisch te werk.
Het zeer sympathiek geschreven
boekje van dr le Bec verhaalt een
aantal van die z.g. genezingen, die,
ofwel op bewust bedrog berusten, of
uit ij delheid werden gemeld. Zo was
er bv. een meisje, dat beweerde een
jaar niet te hebben kunnen lopen,
maar tenslotte bleek ze bewust te heb
ben gesimuleerd om bij haar terug
komst in haar dorp met bloemen en
bijzondere eerbetuigingen te worden
ontvangen.
De schrijver gaat dan vertellen van
de echte genezingen, die er zegt
hij gelukkig ook enkele zijn. „Se
dert 1938 heeft het bureau het genoe
gen verschillende gevallen te hebben
kuqnen registreren van genezingen,
die niet verklaarbaar zijn met de ge
wone natuurwetten".
en machtige getallen. Hij voelt dat Y
de oorlogscommuniqué's, die al Y
maar door over duizenden en tien- V
duizenden spreken, overschaduwd Y
dienen te worden door activiteiten Y
in dienst van de Vrede Gods met X
niet minder talrijke massa's vol- X
gelingen en hoorders. Hij voelt
zuiver aan dat in een tijd, die cathe- X
dralen in puin schiet en steden van X
de aarde wegvaagt, de kerkmuren jv
doorbroken dienen te worden en
dat de open lucht zijn gehoorzaal,
de hemel zijn klankbord en de X
sterren zijn lichtkronen moeten
vormen. Zo ontstaan straatpredi- X
king en straatzangdiensten. En zo jV
doet hij duizenden een weg naar de
Kerk terugvinden!
Het is adembenemend om zijn
verslagen te lezen. Nog zo weinig
jaren geleden zat het Volkswijk-
college zoetjes rond het potkachel- V
tje te vergaderen over litertjes melk Y
en pannetjes soep en had nauwelijks Y
notie van nood en genezing. Nu
wordt er met getallen van mensen Y
gegoocheld: zoveel honderd bij deze T
samenkomst, zoveel duizend bij X
gene. Het overloopt sommige ker-
keraadsleden: ze schrikken en stei-
geren vervolgens achteruit. Lieve
dominee, wdar blijft het huisbe-
zoek??? Wie doet de catechisatie???
Wie brengt de pannetjes rond???
Maar de predikant gaat rustig zijn
gang en valt met een Gideons-
bende op de talloze ontkerstenden jJ:
aan en smijt getallen om zich heen X
zoals een duikbootkapitein met rjt
brutoregistertonnen jongleert. En jjr
na vierhonderd jaren maakt Neder- A
land weer hagepreken mee: de oude J?
Kerk heeft zich vernieuwd!! Zodat Y
de schare halverwege de zolder Y
blijft steken en wat onthutst op de Y
trap bijbel en kerkboek met ver- Y
baasde belangstelling gaat inkijken. Y
Net zolang tot dit kijken lezen
wordt; het lezen horen; het horen
gehoorzamen; het gehoorzamen
mede getuigen.
WIJKPREDIKANT.
(Vervolg van pag. 1)