^lYlarkiezenkol KINDEREN en DIEREN TOTALE OMMEKEER BEZOEK AAN LOURDES ZONDAGSBLAD 27 SEPTEMBER 19S2 BEKENDE KAZERNE TE BERGEN OP ZOOM Zal dit historische gebouw een andere bestemming krijgen? VAN het Markiezenhof te Bergen op Zoom heeft ieder wel eens gehoord. Er zullen zelfs vele lezers zijn voor wie de naam „Markiezenhof" onlosma kelijk verbonden is aan de tijd, dat zij hun militaire dienstplicht vervulden. In den loop der jaren zijn er duizen den jongemannen geweest, die door de geweldige poort deze kazerne en daar mee het militaire leven zijn binnen ge wandeld. Sommige van die soldaten zijn later bekend, zelfs beroemd geworden. Wij denken aan dr. H. Colijn die in November 1886 ook in het Markiezenhof zijn eervolle militaire loopbaan begon. Colijn heeft hier hard gewerkt. Over dag had hij gewoon troependienst en '6 avonds moest hij studeren om toege laten te worden voor de regimentscur- eus te Kampen. Het Markiezenhof is een zeer oud ge bouw met een veelbewogen historie. Aan de heer C. Slootmans, gemeente archivaris van Bergen op Zoom, is 'tte danken, dat wij hier iets uit de lange geschiedenis kunnen vertellen. «- IN de 15de eeuw was Bergen op Zoom een zeer welvarende koopstad en het stedelijk bestuur was rusteloos in de weer de stad uit te breiden en te verfraaien. Tot de voornaamste families van de Brabantse adel behoorden de Wesema- le's en de Bohtersems. De erfdochter van de laatste Bontersem huwde een lid van de familie Glymes, welks leden van 1419 tot 1567 niet alleen Bergen re geerden doch tevens belangrijke func ties vervulden in het leger en het be stuur van de Lage Landen. De meest bekende dezer Glymes is Jan, bijgenaamd „metten lippen". Aan hem werden door het stadsbestuur ver schillende voorrechten verleend en ook ontving hij de som van 2000 Rijnsgul dens, waarmee Heer Jan zijn wens, een geheel nieuw paleis op te trekken, kon verwezenlijken. De bouwopdracht werd verstrekt aan een der meest bekende architecten, die Brabant in de Bourgondisch-Oostenrijk- se tijd heeft gekend: meester Anto- nie Keldermans uit Mechelen. Deze bouwmeester hield zich bij zijn opzet aan de klassieke vorm van een monumentaal gebouw, hij plaatste n.l. de woon- en dienstruimten rond een grote en kleine lichthof. Door naast baksteen het typisch Brabants materiaal de Ledesteen bij zijn bouwwerk aan te wenden, gaf hij de Vlaams-Gothische stijl waarin hij werkte een geheel eigen karakter. Op geniale wijze heeft hij daardoor de austère uiterlijke vorm der Italiaanse paleizen weten te har moniëren met de Brabantsche levendig heid en liefde voor het pompeuze. Heer Jan van Glymes, die in 1494 over leed, beleefde slechts de voltooiing van een gedeelte van het paleis, waar naar hij zo zeer had verlangd. Zijn zoon Jan III, die ook overigens heel wat meer bekendheid verdient, om dat hjj nationaal gezien zeker van groter betekenis was dan zijn vader, deed de bouwwerkzaamheden met kracht voort zetten. Nog in 1494 ontving hij hier de Duitse koning en latere keizer Maximi- liaan met zijn jonge echtgenote Blan- ca Maria Sforza en in 1496 zijn mede leden in de ridderorde van het Gulden Vlies. Het interieur van het gebouw voldeed aan hoge eisen en wekte o.a. de bewon dering op van Maximiliaan. Schatten aan meubilair en versieringen als gobelins waren in dit paleis te vinden, doch dit alles werd naar vele windstreken ver spreid nadat de laatste Glymes naar Spanje toog om het Smeekschrift der Edelen aan te bieden en aldaar over leed. Door de Bloedraad schuldig bevon den aan majesteitschennis werd het Mar- kiezaat verbeurd verklaard. Op last van Alva werd daarop de kostelijke inventa ris, waarvan de opsomming een boek deel omvat, naar Antwerpen vervoerd en aldaar openbaar geveild. Tegelijk geraakte Bergen koopstad af en werd een militaire voorpost in de Nederlanden Dan verblijven in het Markiezenhof aanvankelijk hoge mili tairen van Engelse nationaliteit en vin den bij hun bezoeken prins Maurits en de raadspensionaris Johan van Oldenbar- nevelt er onderdak. Langdurig was er Oldenbarnevelts verblijf toen in de hofzaal de onderhandelingen plaats grepen voor het Twaalfjarig Bestand en de gehele Nederlandse delegatie van statenleden in het Markiezenhof woon de. Later verbleef Frederik Hendrik even eens binnen de muren van het hof, maar het inwendige was lang niet meer wat het geweest was tot het jaar 1648, als gevolg van de vrede van Munster, het Markiezaat weer geheel terug kwam aan de rechtmatige erfgenaam en het Markiezenhof zijn betekenis als adellij ke woning terug kreeg. SINDS 1795, toen de Fransen ons land binnentrokken, is het Markiezenhof altijd gebruikt voor militaire doelein den. Toen in 1809 de Engelsen een inval in ons land waagden, werd het gebruikt voor hospitaal, waarin vele honderden jongemannen uit heel West-Europa ver pleging en in vele gevallen ook beter schap vonden. In 1818 werd het gebouw aan de gemeente Bergen op Zoom in eigendom gegeven, echter onder de be paling, dat het in gebruik zou gegeven worden voor de legering van militairen. Meer dan honderd jaar duurt nu deze toestand. Eerst heeft het gemeen tebestuur en na de ingebruikname de dienst der Genie van alles aan het Mar kiezenhof gedaan om dit gebouw ge schikt te maken voor kazernering van soldaten. Vooral in de negentiende eeuw is er nog al wat verprutst, doch ondanks alle aan- en verbouw onder de leiding van de genie tot stand gebracht, hebben we de meeste plaatselijke „eerstaanwezenden" der genie dank- Volgende week Zaterdag is 't ónze dag! HOEVEEL kinderen hebben jaar in, jaar uit eigenlijk maar één wens voor hun verjaardag, een verlangen dat ze maar niet meer op hun lijstje schrijven, omdat ze weten, dat het tóch niet wordt vervuld? Een hond of een poes, een konijn, een tamme kraai, marmotjes, witte muizen, duiven of een aquarium met vissen! Maar vader bromt: „Een hond? Zo'n slok-op-méér, waar ik bovendien nog belasting voor moet betalen? Nooit en te nimmer!" Moeder, die al gilt als zij een spinnetje zietlopen en bovenop een stoel springt, als zij in de verste kamerhoek een muis ver moedt, moeder griezelt alleen al bij de gedachte aan een kat, die langs haar benen strijkt, aan een stinkend hok met konijnen, marmotten of wit te muizen! Arme Jantje en Marietje! Braaf vullen zij op hun verlanglijstjes in: een bal, een boek, een paar haarstrik- ken en een spelletje, maar... de gro te wens blijft onvervuld. Het is paedagogish en psycholo gisch van groot belang voor het kind, als het een dier te verzorgen heeft, dat zijn „kameraad" is. Voor de geestesrust van een kind en ook voor de karaktervorming is het dier in zijn omgeving van de grootste betekenis. baar te zijn, dat zij de architectuur van het ge bouw zo goed mogelijk hebben ontzien. Enkele hunner hebben daar zelfs meer dan gewone zorg aan besteed. Een goede kazerne is het nooit geworden en daarom is het gebouw voor legering herhaalde malen afgekeurd. Leiding gevende figuren uit de militaire wereld, die voe len voor dit'gebouw, heb ben meermalen verklaard dat aan deze toestand zo spoedig mogelijk een einde diende te komen, ook al wordt officieel „onmisbaarheid" voorge- De heer Slootmans be sluit zijn interessant overzicht van de weder waardigheden van het Markiezenhof in de loop der eeuwen aldus: Na een deskundige restauratie, waarvoor de dienst van Monumentenzorg de ga rantie biedt, voorzien van de vereiste service, zou met het eerherstel dat dit unieke gebouw zou krijgen de mogelijk heid geschapen zijn, dat niet alleen West-Brabant, doch ook de bewoners en de jeugd van de Zeeuwse eilanden, op een gemakkelijke wijze cultuurzaken onder hun bereik kregen, waarvoor nu te grote reizen moeten gemaakt wor den, zodat de scholen uit deze streek te weinig gelegenheid krijgen de kunstzin nige vorming practisch te verdiepen. Wat in het Prinsenhof te Delft mogelijk bleek, kan voorlopig op kleinere schaal in het Markiezenhof, dat zich over mooiere ruimten mag verheugen, geprobeerd worden. Dit is slechts één der vele mogelijk heden, want zij eist slechts een viertal Het rustige spel van een kind met een dier werkt vooral op het nerveu ze kind, dat met ouders, broertjes en zusjes gauw in conflict komt, in hoge mate gunstig. De kinderen leren deze schepselen bewonderen, verzorgen, hen kénnen in hun eigenaardigheden. Muus Jacobse begint één van zijn gedichten met de strophe: „Kind, kleine kameraad van zachte dieren, dat loopt te spelen in de morgenzon, om al de vreugden van een dag te vieren waarmee het paradijs be gon..." U moet ze bezig zien: Kind en Dier. Wij zien zo gauw het dierlijke in de mens, maar wie nauwlettend het dier beziet, zal in hèm iets men selijks ontdekken en wij zullen de Schepper aanbidden, om de wondere mogelijkheden, die Hij ook in dit Zijn schepsel legde. Wij hebben een grote zwarte hond (bouvier), die je gerust met een dreu mesje van twee jaar de straat op kan sturen. Hij zal er wel voor zor gen, dat het kind de stoep niet af loopt! En nu de jongens groot zijn speelt hij zijn dólle spelletjes met ze. Zij kunnen gerust hun handen in zijn grote bek laten verdwijnen, maar laat géén vreemde kerel dat probe ren! Van de jongens geniet zijn eigen „baasje" bij alles de voorkeur. Maar 't baasje van z ij n kant ként Robbie dan ook, zoals niemand an ders. „Moeder, ziet U nu wel, dat Robbie écht lacht? „Ach, moeder Robbie kijkt zó verdrietig! Hij huilt! Hij hoort, dat U zégt, dat hij niet mee mag!" Alle dieren bezitten eigenschappen, die de mens van de twintigste eeuw met al zijn intellect niet kan verkla ren of begrijpen kan. Wij proberen te grijpen naar dat scheppingswonder door te zeggen dat dieren, die op verre afstanden, de weg naar hok of huis weten te vin den, een soortement radar in hun kop hebben, maar verklaren kunnen wij het niet. Er is altijd beweerd, dat een hond aan de mensen, maar een kat aan het huis hecht. Wat dan te denken zalen van de tientallen vertrekken die het gebouw rijk is. Toen onlangs de tentoonstelling van „Brabants edel ambacht" geopend werd, zeide ir. H. Witte, toen burge meester van Bergen op Zoom, thans minister van Wederopbouw en Volks huisvesting: „Het is zeer wel mogelijk, gezien de wind die op het ogenblik op het departement van O. K. en W. waait, dat het historisch monument Markiezenhof eens weer voor culturele doeleinden zal kunnen worden ge- Dit woord sloeg in. Want de gedachte: het Markiezenhof dient niet langer ka zerne te zijn, vindt bij de Bergenaren en zeker ook in wijder kring al gemene instemming. van onze poes, die drie weken zoek was en die een heel eind van ons huis verwijderd, vies en mager als ze was, blij-miauwend en snorrend tegen mij opsprong? Ach, die dierenwereld is zo mooi! Breng er uw kind toch mee in aanraking. Een huisdier brengt na- urlijk practische bezwaren meé. Moeite, last, smerige boel, gezanik, enz. Ik weet het allemaal uit onder vinding, üiaar de na-delen wegen m.i. bij lange na niet op tegen de vreugde, die wij en onze kinderen er aan beleven. Moeders, kweek geen angst voor dier«n bij uw kinderen. Van nature is een kind er niet bang voor. De angst wordt pas geboren op het moment, dat het kind u ziet grie zelen of u hoort gillen 'voor een dier. t_ dier. dat wij verzorgen bobben wij een groot ge schenk ontvangen voor ons en voor onze kinderen. Onthoudt hun dit niet! 't Ene huisdier in gespannen aandacht voor 't andere op 4 octOBCR as. is 't weeR „öieRenöAq" ZONDAGSBLAD 27 SEPTEMBER 1952 5 Generaal C. J. SNIJDERS Klein van gestalte, was hij een der grootste van zijn tijdgenoten OP 29 September 1852 werd het gezin van dokter Snijders te Nieuwe Tonge vermeerderd door de geboorte van een zoon, die de naam Cornelis Jacobus ontving. Deze dok ter heeft zeven zonen gehad, waar van drie in het leger de generaals- rang hebben bereikt; één is profes sor geweest aan de Technische Hoge school te Delft en Herman Snijders verkreeg bekendheid door zijn poli tieke activiteit. Cornelis Jacobus die dus a.s. Maandag honderd jaar geleden werd geboren werd opgeleid voor de ge nie. Op 26 Juli 1872 op 19-jarige leef tijd benoemd tot 2e luitenant, ver trok hij een jaar later naar Indië. Na een reis van 52 dagen kwam bij te Batavia aan om weldra naar At- jeh te vertrekken. Hij diende tegelij kertijd met de 2e luitenant J. B. van Heutsz. de latere gouverneur-gene raal. Bij de krijgsverrichtingen op Atjeh heeft luitenant Snijders zich zeer onderscheiden, waarom hij be noemd werd tot ridder in de Militai re Willemsorde 4e kl. Ook werd hem de Kratonmedaille verleend. De hevi ge malaria, welke in Februari 1875 velen ten grave sleepte, had op hem geen vat, zodat hij naar huis schreef „wel expresselij k voor dit klimaat vervaardigd scheen te zijn." Teruggekeerd in het vaderland werd hij leraar in de genieweten schap bij de Kon. Militaire Acade mie. In 1901 werd hij bevorderd tot majoor en diende te Gorinchem en te Haarlem; in 1906 had hij de kolo nelsrang bereikt. Ofschoon hij tot dat tijdstip nim mer iets met de Generale Staf te maken had én ook niet de Hogere Krijgsschool had gevolgd, werd hij In 1908 belast met de waarneming van de functie van sous-chef van de Gen. Staf. Kort daarna volgde zijn bevordering tot generaal-majoor en difinitief sous-chef. Na veel belang-' rijke arbeid werd hij in 1911 tot luit.- generaal benoemd en 't zou niet lang meer duren of het aantal ge- pensionneerde opperofficieren zou met één vermeerderd zijn. Maar deze verwachting, die alge meen in militaire kringen leefde, ging niet in vervulling. De eerste wereld oorlog brak uit en bij kon. besluit J7EN van de merkwaardigste ver schijnselen is de wijze waarop de Kerk zich van tijd tot tijd ver nieuwt. Er schuilen in haar dat is in Jezus Christus krachten welke onvergetelijke omwentelin gen teweeg kunnen brengen, waar door haar gehele methode en soms zelfs haar uiterlijke verschijnings vorm volkomen gewijzigd worden. Het is goed om dat te weten, spe ciaal wanneer gelijk ook thans weer het geval is van bepaalde zijden wordt geïnsinueerd dat de Kerk verouderd, reactionair en der verdwijning nabij is. De wereldse profeten vergissen zich keer op keer. Ze gaan te rade met dat wat ze van de Kerk zien en dat is uit de aard van de zaak de meest uit wendige kant. Ze weten niet wat daar binnen worstelt om tot open baring te komen en ze weten nog veel minder dat God de Heilige Geest Zelf in het hart der gemeente werkt. Zo is het gegaan in de dagen der Kerkhervorming; zo gebeurde het in allerlei tijden van reveil en wederopleving; zo geschiedde dat ook in de dagen rond de eerste wereldoorlog. Dit betekent niet dat een derge lijke stijlverandering opeens uit de lucht komt vallen! Geenszins: soms kan er een groeiproces van tien tallen jaren, zelfs van eeuwen mede gemoeid zijn. We weten bijvoor beeld thans dat de Kerkhervorming wel op 31 October 1517 kan ge fixeerd worden, maar dat in wezen deze datum reeds in de 13e en 14e eeuw wordt voorbereid door allerlei secten, groeperingen, orden en in dividuele pogingen. We weten bovendien dat een dergelijke ge stalte-wisseling gepaard kan gaan met heftige barensweeën: met ver volging, miskenning, bestrijding. Slechts het versnelde levenstempo maakt dat bepaalde wijzigingen zich tegenwoordig kunnen voltrekken binnen de door één generatie te overziene tijdsruimte. En ook thans van 31 Juli 1914 werd luit.-generaal C. J. Snijders benoemd tot opperbe velhebber van land- en zeemacht De altijd actieve opperofficier kreeg de gekruiste maarschalkstaven op de kraag van zijn uniform. Volgens betrouwbaar getuigenis is de vlotte mobilisatie van 1914 voor een belangrijk deel te danken aan het voorbereidend werk van de man, die door zijn kleine lichaamsgestalte weinig opviel maar door zijn grote beslistheid en jeugdig vuur zijn om geving ontzag inboezemde. Een overzicht te geven van al de arbeid door generaal Snijderstijdens de eerste wereldoorlog verricht, ligt buiten de bedoeling van dit k^rte herdenkingsartikel. Generaal Snijders was een vijand van goedkope popu lariteit, maar zijn karakteristieke kop wekte bij ons volk steeds groot ver trouwen. Hij stond bekend als „de generaal" en hij gaf zich aan zijn hoge en verantwoordelijke taak met inzet van alle krachten. Door zijn voorbeeld wist hij in alle lëgerrangen bezieling te wekken. Teleurstelling is ook generaal Snij ders niet gespaard gebleven. Men heeft hem wel eens genoemd het slachtoffer van de demoralisatie, die wacht de voortrekker het etiket van „nieuwlichterij" en de daarbij behorende verdachtmaking. Boven dien: de. pionier paart niet altijd aan zijn vaart de klare visie. Hij zoekt naar nieuwe wegen, maar slaat al te licht zijpaden in, die naar de wildernis voeren. Met andere woorden: zijn bestrijders plegen nog al eens gelijk te krijgen, wanneer ze hem van dwalingen beschuldigen, ook al hebben zijzelve méér dan ongelijk en vallen ze onder het oordeel van behoudzucht en gemakzucht. Ook in de Volkswijk speelt zich dit drama af, zo tussen 1910 en 1920. VOLKSWIJK De Kerk had er afgedaan dat is uit de vorige artikelen wel dui delijk geworden. Pas recht werd dit openbaar, toen de eerste wereld oorlog uitbrak en alle vermeende vastigheden uiteen rukte terwijl de jeugd van Europa op de slagvelden in Oost en West en Zuid, ter land, ter zee en allengs ook in de lucht de dood vond. Dat de Kerk dit niet had kunnen verhinderen, het leek voor de reeds half-ontkersten- de het doorslaand bewijs van de antiquiteit van de Kerk zelf! En met de vooroorlogse meubeltjes en de voor vluchtelingen en verdre venen al te onbruikbare lange damesrokken werd bijbel en psalm boek op de vliering van de maat schappij ter ruste gelegd. Maar zie juist in deze dagen krijgt de Volkswijk een nieuwe predikant en hij ziet de massa; de schare, die van God niet weet. Hij beseft dat zijn tijd geïmponeerd wordt door cijfers in 1918 na 't einde van de oorlog ook ons land overstroomde. De Hars kamprelletjes gaven aanleiding tot een fel debat in de Tweede Kamer, waarin mr P. J. Troelstra o.m. zei: „Wanneer de regering deze man (gen. Snijders) niet afzet, dan moet de regering zelf worden afgezet." Ge neraal Snijders ging heen en in het Haagsch Maandblad wees hij daar van als oorzaak aan: „De regering heeft niet weten te verhinderen, dat zulks (n.l. zijn ontslag) wel is waar niet in naam, doch feitelijk geschied de onverhoeds, op bevel van een volksmenner, die reeds met het revo- lutiebesluit in zijn zak liep." Mr Troelstra nam deze „persoonlijke aan val" van generaal Snijders hem zeer kwalijk. Na zijn ontslag vond generaal Snij ders volop werk. Hij schreef een boek „Over de invloed van de gene rale staven op het ontstaan van de wereldoorlog", richtte met anderen de K.L.M. op en was voorts ruste loos in de weer de weerloosheidsge dachte in en voor ons volk te be strijden. Ook als erevoorzitter van de krijgt sterk de indruk, die men ook in andere, grote badplaatsen kan opdoen, dat verscheidene patiënten het tot hun regelmatige bezigheden rekenen naar Lourdes te gaan en zich een ze ker welbehagen hebben verworven in hun voortdurend nog niet beter zijn. OVER de genezingen in Lourdes is ronduit niet veel bekend. Wel hangen in de beroemde grot honder den krukken van mensen, die kreu pel kwamen en „genezen" huiswaarts keerden. Wel zijn de wanden in de basiliek bijna geheel bedekt met dank betuigingen aan Maria voor de gene zing (ook wel voor een geslaagd exa men of iets dergelijks). Maar exacte gegevens over de zieken vóór hun be devaart vergeleken met de toestand erna zijn niet gemakkelijk te verkrij gen. Vóór mij ligt een Franse krant, een soort Zondagsblad van 10 Augustus 1952. Met een geweldige kop staat er boven „Je suis une miracle de Lour des". Jeanne Gestas raconte sa guéri- son. (Ik ben een wonder van Lourdes. Jeanne Gestas vertelt haar genezing). 'ikel begint dan met te vermel den, dat de kerk in de afgelopen da- miraculeuze karakter van de- Kon. Ned. Vereniging Ons Leger heeft hij in de moeilijke jaren na 1918 veel belangrijk werk verricht. Op 20 October 1930 werd door de senaat der Vrije Universiteit het ere doctoraat verleend aan de heer H. Colijn. Op de receptie kwam gene raal Snijders dr Colijn gelukwensen. In zijn dankwoord zeide de „nieuwe doctor" aan het adres van de gene raal: „Ik kan getuigen, dat de jaren die ik met u aan het ministerie van oorlog mocht samenwerken, tot de beste van mijn leven behoren. Wij hadden een enkele maal wel eens meningsverschil, maar wij dienden beiden naar onze beste krachten het belang van de Staat, de weermacht van ons volk. Gij waart mijn eerste raadsman, aan wie ik altijd met gro te waardering heb gedacht." Op 27 Mei 1939 overleed generaal Snijders op 86-jarige leeftijd in het diaconessenhuis te Hilversum. Zijn stoffelijk overschot werd ter aarde besteld op de begraafplaats Oud Eik en Duinen te Den Haag. ze genezing heeft erkend. In een ty pisch Frans, spectaculair en breed sprakig artikel wordt dan het verhaal verteld van een dame, die in drie jaar tijds drie maal geopereerd moest wor den wegens buikklachten. Het hielp •^lemaal niets. Tenslotte heeft het ba den in het bassin van Lourdes haar genezen. Momenteel heeft mevrouw Gestas w'at last van haar ogen, maar verder gaat het goed. Men zal begrijpen, dat, ook al heeft de kerk het wonder hier erkend wij geenszins overtuigd zijn. Een vrouw, die drie maal geopereerd is en nu weer wat aan de ogen heeft, is op zijn minst verdacht van het hebben van hysterische reacties. En deze kunnen zonder twijfel door ernstig gemeende suggestieve maatregelen worden ge nezen. Wanneer men uit het kranten artikel voorts leest, dat de patiënte in 't ijskoude water wordt gedompeld en haar door de zuster wordt ingefluis terd: „Niet bang zijn, het komt te recht", waarna mevrouw Gestas zich resoluut in het water werpt en het beeld gaat kussen van de H. Maagd, dat midden in het bassin staat dan zal toch ieder rechtgeaarde protestant zeggen: „Daar hoef je niet voor naar Lourdes te gaan". Het is grappig en echt Frans om dan bij deze dramatische uiteenzetting van wat haar wedervaren is, mevrouw Gestas tussen haakjes te horen ver tellen: „Toen ik bij het beeld aan kwam, zag ik dat er lippenrood op zat; schande dat er zulke mensen óók komen!" TOCH moeten wij voorzichtig zijn met ons oordeel over de genezin- - in Lourdes. Ik persoonlijk ben er van overtuigd, dat er verschillende mensen, ook organisch zieken, in ourdes veel baat hebben gevonden. De vraag is maar: Is dit een mira kel van de H. Maagd of van Berna- tte? Vóór mij ligt een boek van dr R. Ie Bec: „Raisons médicales de croire au miracle" (Medisch oor deel over het geloof in wonderen). In dit boek wordt gezegd, dat het water van Lourdes: est l'eau la plus banale - - 't gev iste water dat er begaat). Er zitten geen mineralen in, geen ü»-- men zwavel, geen kool zuur, ook geen enkele radio-actieve stof; en bovendien zijn er een groot 1 zieken geregistreerd, die nooit met het water in aanraking waren. Er is nl. in Lourdes een „Bureau mé- dieal", een wetenschappelijk medisch bureau, waar de genezingen nauwkeu rig ~---den geregistreerd. Sedert 24 jaar zijn door dit bureau getest 1200 geval1-n van genezing! Het bureau tracht volkomen weten schappelijk te werk te gaan. Het vo rige jaar werden meer dan 1000 zie ken nauwkeurig bezien en 700 ziekte geschiedenissen nauwkeurig bijgehou den. Bij dat onderzoek gaat men zeer systematisch te werk. Het zeer sympathiek geschreven boekje van dr le Bec verhaalt een aantal van die z.g. genezingen, die, ofwel op bewust bedrog berusten, of uit ij delheid werden gemeld. Zo was er bv. een meisje, dat beweerde een jaar niet te hebben kunnen lopen, maar tenslotte bleek ze bewust te heb ben gesimuleerd om bij haar terug komst in haar dorp met bloemen en bijzondere eerbetuigingen te worden ontvangen. De schrijver gaat dan vertellen van de echte genezingen, die er zegt hij gelukkig ook enkele zijn. „Se dert 1938 heeft het bureau het genoe gen verschillende gevallen te hebben kuqnen registreren van genezingen, die niet verklaarbaar zijn met de ge wone natuurwetten". en machtige getallen. Hij voelt dat Y de oorlogscommuniqué's, die al Y maar door over duizenden en tien- V duizenden spreken, overschaduwd Y dienen te worden door activiteiten Y in dienst van de Vrede Gods met X niet minder talrijke massa's vol- X gelingen en hoorders. Hij voelt zuiver aan dat in een tijd, die cathe- X dralen in puin schiet en steden van X de aarde wegvaagt, de kerkmuren jv doorbroken dienen te worden en dat de open lucht zijn gehoorzaal, de hemel zijn klankbord en de X sterren zijn lichtkronen moeten vormen. Zo ontstaan straatpredi- X king en straatzangdiensten. En zo jV doet hij duizenden een weg naar de Kerk terugvinden! Het is adembenemend om zijn verslagen te lezen. Nog zo weinig jaren geleden zat het Volkswijk- college zoetjes rond het potkachel- V tje te vergaderen over litertjes melk Y en pannetjes soep en had nauwelijks Y notie van nood en genezing. Nu wordt er met getallen van mensen Y gegoocheld: zoveel honderd bij deze T samenkomst, zoveel duizend bij X gene. Het overloopt sommige ker- keraadsleden: ze schrikken en stei- geren vervolgens achteruit. Lieve dominee, wdar blijft het huisbe- zoek??? Wie doet de catechisatie??? Wie brengt de pannetjes rond??? Maar de predikant gaat rustig zijn gang en valt met een Gideons- bende op de talloze ontkerstenden jJ: aan en smijt getallen om zich heen X zoals een duikbootkapitein met rjt brutoregistertonnen jongleert. En jjr na vierhonderd jaren maakt Neder- A land weer hagepreken mee: de oude J? Kerk heeft zich vernieuwd!! Zodat Y de schare halverwege de zolder Y blijft steken en wat onthutst op de Y trap bijbel en kerkboek met ver- Y baasde belangstelling gaat inkijken. Y Net zolang tot dit kijken lezen wordt; het lezen horen; het horen gehoorzamen; het gehoorzamen mede getuigen. WIJKPREDIKANT. (Vervolg van pag. 1)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10