REKVERBAND
*9Tlaji
2
ZONDAGSBLAD 5 JULI 1952
VAN EEN ENTHOUSIASTE VACANTIEGANGSTER
Zonnig eiland
in de
Middellandse
Zee
op 1 i,ciforcci
WORDEN DROMEN WERKELIJKHEID
MAJORCADe schoonheid van dit eiland doet niet onder voor de he-
toverdende klank van zijn naam. Wat heeft ons, in onze hier door
gebrachte vacantieweken het meest kunnen boeien? De overdadige bloei van
de bougainville of de knoestige oude olijfbomen? De grillig-gevormde, meer
dan manshoge cacteeën, de sinaasappel- en citroenbomen, de Spaanse volks
dansen of de blauwe en paarse kleurvakken van de Middellandse Zee? Was
het de hartelijkheid der bevolking?
't Is moeilijk te zeggen, 't was eigenlijk alles tezamen.
Laten wij ons verhaal maar bij de
bevolking van het eiland beginnen.
Wie menen mocht, dat men op Spaans
grondgebied meer dan bij ons moet
letten op zakkenrollers en afzetters,
behoeft hier heus geen angst te heb
ben. Meermalen waren wij genood-
laakt, met tamelijk groot geld te be
talen in de overvolle trams, maar
nooit werd ons één peseta tekort ge-
ken, dat de ouders trots zijn op hun
kroost. Maar hoe onbegrijpelijk is het
voor ons, dat zij hun kinderen van
nauwelijks negen jaar meenemen naar
stierengevechten! Dat zij zelf in deze
dierenmarteling behagen kunnen
scheppen en hun kinderen daarin wil
len laten delen, dat is iets, wat wij
niet kunnen vatten; dat is het zuide
lijke bloed.
De kust bij Formentor, de N.O. punt van Mqjorca.
daan. Tijdens het dagelijkse zwem
men lieten wij ons bundeltje onbe
heerd op het strand achter en altijd
vonden wij tassen en kleding weer net
so terug.
Steeds en overal werden wij vrien
delijk te woord geslaan en werden
©ns diensten bewezen, zonder de be
doeling dat wij er geld voor zouden
geven. Integendeel!
En, wat de Hollandse vrouwen wel
▼reemd in de oren zal klinken: in de
«treken, die wij bezochten, werden we
getroffen door de zindelijkheid, waar
van wij, na allerlei verhalen die ons
ter ore kwamen, niet veel meer ver-
Wachtten. In winkels, hotels of kleine
uitspanningen, nergens behoefde men
de neus op te trekken. Ook hierin ver-
«chilt de Spanjaard dus niet zoveel
van de Nederlander. Wél echter in
zyn opvatting, hoe men buiten ge
kleed behoort te gaan.
Typische zedigheid
Denk maar niet, dat de Spaanse
Jeugd op vacantie zich zal kleden zo
als dit bij ons dikwyls het geval is.
Neen, korte broekjes, zowel voor he
ren als voor dames, zijn taboe, even
als blote schouders. Past u zich bij
deze opvatting niet aan, dan bestaat
de kans, dat de politie u aanhoudt en
u terugzendt naar uw hotel.
Alleen aan het strand wordt een
lossere kledij getolereerd. De echte
Spaanse vrouw zult ge daar echter
niet aantreffen. Zij blijft thuis. In
huis blijft haar huid blank; daar is
*y de koningin en daar is haar wil wet.
De man mag buitenshuis doen wat hij
wil, binnenshuis heeft hij zich aan zijn
Vrouw te onderwerpen.
Een Nederlander, die reeds enkele
jaren op Majorca woont, vertelde ons,
dat hij eens door een Spaanse vriend
werd uitgenodigd, mee naar zijn huis
te gaan en daar te blijven eten. De
uitnodiging werd gaarne aanvaard,
doch, bij het huis aangekomen, liet de
Spanjaard zijn vriend op de binnen
plaats achter en ging alleen naar bin
nen. Onze Nederlander hoorde toen
luide stemmen achter een gesloten
deur en toen deze zwegen, kwam de
Spanjaard weer terug om hem, nadat
hem door een bediende een verfris
sing was gebracht, te zeggen dat het
etentje niet door kon gaan. Zijn vrouw
ging er niet mee accoord. Het is in
Spanje namelijk geen gewoonte dat
de man, zonder vooraf toestemming
van zijn wouw te hebben gekregen,
vrienden meebrengt.
De Spaanse kinderen met hun don
kere ogen en lange wimpers zijn een
lust om te zien en als zij met vader en
moeder op straat lopen, kan men mer-
Tóch watermolens
Majorca is een eiland zonder rivie
ren. In de winter mogen er zich wat
kleine stroompjes vormen, in de zomer
is alles uitgedroogd. Bovendien valt er
zeer weinig regen. Het doet dan ook
vreemd aan, als men Majorca het
„eiland van de watermolens" noemt.
Toch is dat zo. Sommige gedeelten
doen voor de Alblasserwaard niet on
der. Molen na molen staat te draaien,
dooh niet om het teveel aan water
weg te malen, maar om het vele wa
ter, dat zich op korte diepte in de
bodem bevindt, naar boven te halen.
Uit grote reservoirs wordt dit water
dan langs greppeltjes over de akkers
geleid. Het vlakke land wordt name
lijk druk bebouwd en is zó vrucht
baar, dat per jaar meermalen wordt
geoogst. Niettegenstaande de droogte
staan de gewassen er dan ook fris by.
Wij hebben prachtige tochten over
het eiland gemaakt, van Zuid naar
Noord en van West naar Oost Wat
hebben we genoten op de tocht van
Palma naar Formentor; van het heer
lijke strand daar, begrensd door een
dicht bos; van de pittoreske havens
van Soller en van Porto Christo. En
overal was de zee blauw en was het
een genot erin te duiken. We zijn in
Valldemosa geweest, waar we het
Karthuizerklooster bezochten, dat nog
herinneringen aan Chopin bewaart.
Met George Sand heeft de componist
hier eens een winter doorgebracht
Prachtig Palma
Behalve natuurschoon bezit Majorca
ook stedenschoon. Palma, de hoofd
stad, heeft vele prachtige gebouwen.
De machtige oude kathedraal, waar
van de bouw in de 13e eeuw begonnen
werd, beheerst het stadsbeeld. Verder
is er de Lonja, ofwel de Beurs, waar
van de gewelven de vorm van uit
waaiende palmbomen hebben; het
stadhuis met de schitterende raads
kamer, waarin nog de kwispedoors
voor de vroede vaderen gereed staan
en gebruikt worden óók! Het oude
stadsdeel met zijn smalle straten mag
niet vergeten worden, en we hebben
ons verlustigd in de enorme binnen
plaatsen met fraaie trappen van de
grote patriciërshuizen. Vele van deze
huizen zijn eeuwen geleden door re
ders van kaperschepen gebouwd. Eén
ervan wordt thans nog gedeeltelijk be
woond door de zoveelste achterklein
zoon van de eerste eigenaar. Dat deze
eerste eigenaar ook een reder van ka
perschepen was, wil hiermee echter
niet gezegd zijn
Ook kregen wij, door de welwillend
heid van een huisbewaarder, tegen
betaling van enkele peseta's toegang
tot het huis, of eigenlijk paleis van
een markies, waar wij enkele kamers
mochten bezichtigen. De gobelin wand
tapijten en damasten gordynen leken
hier nog als nieuw. Geen slijtage, geen
verschoten plekje was er te zien. Op
onze vraag, hoe dat kon, luidde het
antwoord, dat angstvallig aan ook
maar het kleinste zonnestraaltje de
toegang werd ontzegd.
De ramen waren hermetisch geslo
ten en van 's ochtends tot 's avonds
brandt het kunstlicht. In de eveneens
donker gehouden slaapkamer zagen
wij een bed, omgeven door groene, dik
met goud- en zilverdraad bcstikte
gordijnen, met een kapitaalswaarde,
groot genoeg om er vier personen van
te laten bestaan! Het was dus wel een
duur, maar toch niet aanlokkelijk bed.
Het is bijna niet te geloven, dat in
deze tijd nog mensen in zulke huizen
leven.
Tevreden terugreis
Palma de Mallorcal Haven en ma-
rinestad. Hoe gezellig is het, 's avonds
op de Borne wat rond te slenteren en
dan ergens te gaan zitten! Palma met
zijn propvolle trams en rustige oude
straten met huizen van een nooit ver
moede schittering. Neen, wij hebben
geen spijt van het geld, dat wij er
voor uitgegeven hebben. Ook hadden
wij de wel wat vermoeiende reis er
graag voor over. We hebben genoten.
We hebben weer met mensen buiten
onze eigen grenzen gesproken en ze
beter leren kennen en waarderen. Met
een blij hart zijn we weer naar Ne
derland teruggekeerd.
ontmoeting in
ÖOOR VISSCR
NA zes weken kwam de zuster mijn
arm, die boven de elleboog ge
broken was, uit het rekverband ver
lossen. Al die tijd had mijn arm, in
het gips gekneld, naar boven gericht
aan mijn lichaam gezeten, zoals men
soms aan een boom een witte, dode
tak ontwaart Hoe vaak had ik in deze
weken niet gedroomd, dat mijn arm
plat op het dek rustte, vredig naast
mijn gezonde arm. Als ik evenwel ge
hoopt had, dat er aan mijn lijden nu
een eind was gekomen, had ik het
mis en dat zou ik spoedig genoeg er
varen. De arm stond in contractuur
stand, dat wil zeggen, de spieren aan
de binnenkant waren gekrompen en
moesten door de masseur van het zie
kenhuis weer rechtgetrokken worden.
OP de zaal lag een man, die bij ons
allemaal bijzonder populair was
door zijn vrolijkheid cn moedig ge
duld. Telkens hadden de zusters mij
verhalen over hem verteld. Hij heette
Jan. Het kon niet eenvoudiger en het
kon niet Hollandser. Zijn achternaam
ben ik zelfs nooit te weten gekomen.
Het was vanzelfsprekend, dat ik mij
naar zijn bed begaf om een praatje
met hem te maken Hij lag al der
tien weken in het ziekenhuis, met een
paar gecompliceerde beenbreuken. Hij
had een mager, verweerd zeemans
gezicht en een bos zwart haar, dat zo
verward zat, alsof hij het zijn leven
lang alleen met de vingers gekamd
had. Hij was een van die mensen, die
je altijd recht en onbevangen in de
ogen kijken, wanneer je met ze praat.
„Hallo," zei hij, alsof wij oude be
kenden waren, „je bent uit je bed,
zie ik. Ben je al bij de masseur ge
weest?"
„Nog niet," antwoordde ik, „ik
moet er vanmiddag heen." Ik zette
mij op de stoel naast zijn bed. Mijn
arm, die gebroken was geweest, hing
De arena in Palma, waar nog echte stierengevechten worden gehouden.
als een zwaar, onhandelbaar stuk
vlees langs mijn zij. Ik keek naar de
stellage, waarin zijn zieke been rust
te; ze leek angstwekkend veel op een
kleine, wit overtrokken sarcophaag.
Ik kende zijn geschiedenis. De chirurg
had mij deze haarfijn verteld en ik
had er trouwens over in de krant
Eïlezen. Dertien weken geleden was
ij met zijn vissersboot op een van de
laatste, verdwaalde mijnen gelopen
en in de lucht gevlogen. Hij was de
enig overlevende van de hele beman
ning. Enkele leden daarvan had men
zelfs niet kunnen bergen. Jan had zich,
na met zijn zware oliepak aan, al een
paar uur in het water gedreven te heb
ben, bunnen redden op een stuk wrak
hout Hij had nog een maat kunnen
opvissen, die helaas spoedig was ge
storven.
Wij spraken nog even over dit the
ma door en toen haalde hij een foto
uit zijn zak, die hij mij toonde. „Dat
is mijn griet," zei hij op zijn ruwe,
trouwhartige manier. „Je mag het
gerust zeggen, als je er niets aan
vindt, maar ik vind haar knap. Ze
wou me komen opzoeken, maar dat
wil ik niet Ze hoeft me hier niet zo
te zien leggen., of is het liggen?
Daar kom ik maar niet achter. Maar
goed, als ik weer uit het ziekenhuis
ben en helemaal de oude, dat gaan
we trouwen, snap je?"
Ik bekeek het meisje op de foto
en zei dat ze knap was en ik meen
de het. Hij glimlachte tevreden.
NIET lang daarna werd ik uit het
ziekenhuis ontslagen. Sindsdien
zyn er een paar jaar verlopen en ik
vertoefde veel in het buitenland. Maar
op een keer, pas in één van de grote
steden van ons vaderland teruggekeerd
ging ik een haring eten bij een stalle
tje op straat. Ik herkende in de vis-
venter onmiddellijk „mijn" Jan uit het
ziekenhuis. Zijn gezicht was even ver
weerd, maar nog magerder dan toen
en zijn haar was nog dicht en ver
ward, alsof hij het alleen met de vin
gers kamde. Ik schrok evenwel, toen
ik zag, dat zijn rechterbeen tot onder
het kruis afgezet was.
„Herken je rr.e nog, Jan?" vroeg ik.
Hij keek mij aan en schudde ont
kennend het hoofd. „Ik zie zoveel
mensen meneer, ik kan niet de ge
zichten van alle klanten onthouden."
Ik herinnerde hem aan onze ont
moeting in het ziekenhuis. Er kwam
een soort achterdochtige schuwheid
in zijn ogen en hij zelf „Ik geloof dat
ik me je nu herinner." Verontschuldi
gend voegde hij er aan toe: „Ik kon
niet weer naar zee, met maar één
poot, maar ik ben toch in de vis-bran-
che gebleven, zoals je zietNee,
neem dat geld terug. Die haring krijg
je van mij cadeau."
Ik nam afscheid van hem. Ik had
niet de moed gevonden te vragen, of
hg nu met zyn „griet" was ge
trouwd
ZONDAGSBLAD 5 JULI 1952
7.
huis. Om vier uur al. En het is nu
bijna half zes. Vader belt ook de
politie op. Maar er is nergens een
ongeluk gebeurd, en er is ook geen
verdwaald jongetje gebracht.
Vader neemt de fiets weer. „Ik ga
eerst naar school", zegt hij. „En van
school naar oma. Dan ben ik overal
geweest waar hij langs moest. Ik
vind hem vast wel." Moeder gelooft
het niet. En vader zelf eigenlijk ook
niet. En tóch vindt hij hem. Op de
stoep, met zijn rug tegen het hek. Hij
weet helemaal niet, hoe laat het al is.
„Ik heb huiswerk", zegt hij met een
benepen stemmetje. „Ik ken het bijna.
Alleen nog zeven keer acht. Dat kón
ik maar niet onthouden!"
Vader tilt hem op, hoog op zijn
schouder. Hij lacht, en danst met
Robbic rond. Zó blij is hij, dat er niets
gebeurd is.
„Noem je dat huiswerk!" schatert
hij. „Dat is straatwerk!"
„Ja, maar vader", begint Robbie
weer ongerust, „zeven keer acht...."
„Weet je wél acht keer zeven?" Ja,
dat weet Robbie wel. Dat is zes en
vijftig. „Nou domoor, dat is toch pre
cies hetzelfde! Dus nu weet je alles!
En nu heel vlug naar huis. Je bent
oma vergeten, en de boodschappen, en
iedereen is ongerust."
O, wat wordt Robbie geplaagd met
z'n eerste huiswerk. Theo geeft hem
pen cn inkt, en zegt ernstig: „Allemaal
op de tenen lopen en niet praten.
Robje moet tafels maken: drie keer
twee is acht, vier keer drie is negen."
Met een keurig blaadje gaat Robbie
de volgende dag naar school. En hij
kent z'n tafels het beste van allemaal.
Maar tegen de juffrouw zegt hij: „Ik
wil toch liever geen huiswerk. Nee,
nooit meer!"
CO VAN DER STEEN—PIJPERS
onze BRievenBus
M'n beste nichten en neven,
HWat een gezellige
brieven krijg ik alle-
maat. Vol leuke
plannen. Die gaat
heerlijk met vacan
tie naar zee, een
ander mag bij oom
of tante komen lo
geren, voor vele
meisjes en jongens
staan er leuke schooi
en atidere reisjes op
het programma, 't
Klinkt echt zomers,
'k Zou best met jul
lie mee willen, ge
loof dat maar. Dat
gaat nu eenmaal met.
Kinders, ik wens jullie allemaal een
heerlijke vacantie toe.
En nu: de prijswinnaars. Deze week
ontvangt Dik Groenewzg de hoofd
prijs, terwijl Willy den Otter, Bertie
Bouhuys en Bertie Zwerver ieder een
troostprijs krijgen. De oplossing van
de rebus was: „Men moet de huid niet
verkopen voor de beer geschoten is".
De Brievenbus: waarin weer heel wat
brieven zitten. Ook Bert je van Wapenin
gen was weer van de party. Jullie moe
ten weten, dat Bcrtje naar de Noord-
Oostpolder is verhuisd, waar hij het best
naar zijn zin heeft. Hij heeft al een
vriendje gemaakt en valt net met zijn
neus in de boter, omdat er op 't ogenblik
fee9t in de polder is. Leuk jöh, schrijf
=4 onze jeuqó-Pè>qinó^=
cUoor ket eerót kulówerk
„Rob! Robbie! Je moet naar school.
Theo is al weg."
Robbie komt al aangerend. Moeder
kijkt nog gauw of z'n kuif niet ach
terstevoren staat, en of z'n gezicht
wel schoon is. Want Robbie is een
echte smeerpoets. Moeder zegt wel
eens plagend: „Ik wou, dat je maar
een negerjongetje was. Dan zag je
tenminste al dat vuil niet."
„Hoor eens, Rob", zegt ze, „Oma
heeft pijn in haar knie. Ze heeft ge
vraagd, of jij om vier uur boodschap
pen voor haar wilt doen. Ga er uit
school maar direct naar toe. Dan komt
vader je om vijf uur halen."
„Fyn, fijn!" juicht Rob. 't Is zo ge
zellig bij oma, en ze heeft van die
heerlijke, zwarte ballen. Bij 't hekje
zwaait hy nog met allebei z'n armen.
Dan draaft hij weg. Hij mag niet te
laat komen. Stel je voor dat hij school
moet blijven. Hij gaat graag naar
school. Maar één ding vindt hij jam
mer. Ze hebben nog geen huiswerk.
Theo wel! En hij zit er gewoon jaloers
naar te kijken als Theo thuis met pen
en inkt mag schrijven, of hardop z'n
rijtjes jaartallen dreunt. Dat lijkt hem
toch zó fijn! Theo lacht hem uit. „Jóh,
als jij óók in de zesde klas zit, vind
je huiswerk het ergste wat er is."
Robbie gelooft er niets van, en dik
wijls vraagt hij aan de juffrouw of ze
nog geen huiswerk krijgen. Maar de
juffrouw zegt dat kinderen van de
tweede klas nog veel te klein zyn.
Maar deze middag't is druk en
rumoerig in de klas. De anders zo
rustige kinderen giechelen en fluiste
ren. Ze schuifelen riet hun voeten, en
trekken rare gezichten. „Er komt zeker
storm", zegt de juffrouw.
Als de juffrouw verbiedt, helpt het
wel voor een poosje, maar even later
moeten ze weer allemaal lachen, om
dat Rudie de hik heeft. Ze kunnen
gewoon niet stilzitten.
Als om vier uur de bel gegaan is,
deelt de juffrouw blaadjes uit. Dan is
het wél stil. Zouden ze moeten blijven?
„Ja", zegt de juffrouw, „als jullie
op school niet werken, dan moeten
jullie het thuis maar doen. Allemaal
thuis de tafels opschrijven van vijf,
zes, zeven en acht. En uit je hoofd
leren. Morgen moeten jullie het ken
nen. En nu in de rij. Naar huis!"
Robbie steekt z'n vinger op. Hy wil
het zeggen, van oma, en van de bood
schappen. Maar de juffrouw luistert
niet. Ze is boos.
Langzaam loopt Robbie het speel
plein af. Nu hééft hij huiswerk! En nu
komt het zo erg slecht uit Hij houdt
er vandaag geen tijd voor over. En hij
durft morgen niet naar school, als hij
het niet kent. Opschrijven, dat zal nog
wel gaan. Maar leren! De tafel van
acht hebben ze nog nooit geleerd. En
die is zo moeilijk! Er is niets aan te
doen. Hy moet eerst leren, en dan kan
hij pas naar oma gaan. Met een zucht
gaat hij ergens op de stoep zitten, z'n
rug tegen een hek. Hij stopt z'n vingers
in z'n oren, net als Theo altijd doet,
en hij mompelt half hardop: één keer
vijf is vijf, twee keer vijf is tien....
Dan de tafel van zes en zeven. Geluk
kig, die kent hij allemaal. Maar nu die
van acht. Eén keer acht is acht, twee
keer acht is zestien, drie keer acht
ismet z'n vingers telt hij er acht
bij. Zo komt by by vier en twintig.
Maar by 't volgende raakt hy in de
war en moet opnieuw beginnen. De
mensen kijken glimlachend naar het
kleine ventje, dat zo ijverig zit te
leren. Robbie merkt het niet Hy is
oma vergeten, en de boodschappen.
Hij weet alleen nog maar, dat hy huis
werk heeft, en dat het niet fyn is!
Uit kantoor gaat vader naar oma.
„Dag oma, gaat het al wat beter? Ik
kom Robbie halen." „Robbie is er niet
geweest", zegt oma. „Een buurmeisje
heeft de boodschappen gedaan."
Daar begrijpt vader niets van. Rob
bie is het vast niet vergeten. Wat is
er dan gebeurd? Vlug fietst hy naar
huis, langs de kortste weg. Hy komt
niet voorbij de stoep, waar Robbie zit
te leren.
Moeder is verbaasd, dat vader alleen
is. En vader is verbaasd, dat Robbie
niet thuis is. En ze zijn allebei een
beetje ongerust. Eerst de school maar
opbellen. Maar Robbie is al lang naar
Een puzzle als deze hebben we nog
nooit gehad. Zoals jullie ziet staan hier
tien heren, maar nu heeft de tekenaar
ze allemaal een verkeerde hoed op het
hoofd gezet. En nu moeten jullie zien
uit te vinden, welke hoed bij iedere
heer hoort. Dus dan krijg ik het zo van
jullie: generaal, hoed.... en dan het
nummer, dat er bij staat, cowboy,
hoed.... enz. Begrepen? Succes hoor.
Wat uias het warm Wat werd Wat was het warm! Wat scheen
ze moe die zon
Ze hadden ook zo fijn gespeeld, Als ze nu eens een ijsje kreeg
de snoepjes eerlijk saam gedeeld Maar al broers zakken zijn spatleeg,
maar nu ging 't weer naar o, als ze maar wat drinken kon
moeder toe.
Wat was het warmWat heeft
ze 'n dorst f
Maar kijkdaar is een waterkraan
Nu kan ze volop drinken gaan
broer helpt en zorgt dat ze niet
morst.
ROBBIE RADAR.
verhuizen. Natuurlijk mag jij i
mooie plaat op je brief geplakt, Adri
Louter. Inderdaad nu het zo warm is
moet je In bos en hei oppassen met vuur.
Daar kan niet genoeg op gewezen wor
den. 't Was een leuk versje, dat ik van
je kreeg, Marrle de Kievit. Vond je het
zo griezelig in die schuilkelders? Arme
Anneke Anceaux, is het je niet gelukt
een corsage te maken? Misschien heb je
het te haastig willen doen of niet goed
naar het voorbeeld gekeken? Een ander
keertje beter moet je maar denken. Nee
maar, ben jü zo knap op school, Beppie
Rijkaart. Blijf maar dapper je best doen,
zeg en veel geluk met je Frans. Wist je
dat onze neef Piet Ouwen* ook Frans
gaat leren? Nee zeker, nu maar het is
zo hoor. En ook jij Piet: leer ze. Wanneer
ik jarig ben vraagt hier Janny Bette.
M'n kind. ik ben pas jarig geweest
Maar daarom vind Jk het wel erg lief
van je, dat je me een kaart had willen
sturen. Hartelijk bedankt voor jouw aar
dige opstel. Dickie Ippel. Het was wel
van toepassing op de rebus, hè- Wat naar,
Piet Lok, dat de poesjes zijn weggelopen.
Heb je ze helemaal niet meer gezien?
Jóh. misschien komen ze nog wel terug.
Wil je wel geloven, Ada van Buuren,
dat ik ook een beetje nieuwsgierig ben
naar wat je ouders voor je meebrengen.
Je moet me gauw schijven, beloof je dat?
Jullie wonen vast op een boerderij,
Adrian* Bonman, want ik denk, dat je
in een flat zoveel dieren niet kunt hou
den. Hoe staat het met de krielkuiken-
tjes. Willen ze nog al groeien? Zo, dus
Drex-
hage, die met elf jongens van de klas in
een club zit, die ze „De Batavieren" heb
ben genoemd. Zwem ze, Batavier. Jij
bent dus medewerker van onze krant,
Anton Vermaas. Heb Je een grote wjjk
of valt het nogal mee. Ik heb zo het idee,
dat je 's Zaterdags gauw eerst even naar
de jeugdpagina kijkt, voordat je j
het goede adres gestuurd, dus dat
kan je blijven doen in de toekomst. Gert
Kooi is naar de Diergaarde geweest en
het was er zo leuk. Hy heeft apen en
beren en nog veel meer gezien en Gert,
bedankt voor je tekening. Wat leuk lijkt
me dat Dirk van Leeuwen om op het
IJsselmeer te gaan zeilen. Heb je dat
al meer gedaan? Keurig zag jouw brief
er uit „Heidebloempje". Of ik foto's heb
gemaakt? Nou en of, een hele serie en
er zijn heel wat leuke bij. Jullie hebben
heel wat gezien, Jople en Hans Verhoe
ven. Vooral in de speeltuin zullen jullie
het wel naar je zin hebben gehad, denk
ik. Een beetje jaloers op je broertje,
Grrda Contfn? Tja, de een is nu eenmaal
wel eens gelukkiger dan de ander. Maar,
jij komt ook nog wel eens aan de beurt,
hoor. En hoe was de schoolreis. Li* en
Jan de Zwart? Genoten? Hoe is het met
onze nicht Truna WaJdekkrr? Ga je al
wat vooruit meiske? Zeg, doe even de
groeten aan Piet, nie* vergeten hoor.
Riet Elmrndorp, het duurt nog wel even
maar ik wens je vast een prettige ver
jaardag toe en goede dagen in Texel.
En tenslotte heb ik hier een brief van
Gert en Arie Grootendorst. Ik kon het
schrift best lezen, hoor Gert en zoals je
misschien al ontdekt zult hebben was de
oplossing van jou niet helemaal goed.
Kinders, de brievenbus is weer leeg.
Natuurlijk vergeten we ook de nieuwe
lingen niet. Hartelijk welkom Andrè
Verschoor, Rietje van Dijk. Jan en Co
de Jong, Rie Kooyman, Willie Bouman,
Reiny Koster, Piet van Amerom. Kees
de Kool, Tini Wimmer, Kees de Wit,
Hans Kedde, Marli Kardol. Ine Knoes-
ter, Leo Vreugdenhil, Rini van öe
Schantz, Johnnie Bos. Cobi Harmeijer,
Fientje Vrijenhoek en Jannie Oppelaar.