REKVERBAND *9Tlaji 2 ZONDAGSBLAD 5 JULI 1952 VAN EEN ENTHOUSIASTE VACANTIEGANGSTER Zonnig eiland in de Middellandse Zee op 1 i,ciforcci WORDEN DROMEN WERKELIJKHEID MAJORCADe schoonheid van dit eiland doet niet onder voor de he- toverdende klank van zijn naam. Wat heeft ons, in onze hier door gebrachte vacantieweken het meest kunnen boeien? De overdadige bloei van de bougainville of de knoestige oude olijfbomen? De grillig-gevormde, meer dan manshoge cacteeën, de sinaasappel- en citroenbomen, de Spaanse volks dansen of de blauwe en paarse kleurvakken van de Middellandse Zee? Was het de hartelijkheid der bevolking? 't Is moeilijk te zeggen, 't was eigenlijk alles tezamen. Laten wij ons verhaal maar bij de bevolking van het eiland beginnen. Wie menen mocht, dat men op Spaans grondgebied meer dan bij ons moet letten op zakkenrollers en afzetters, behoeft hier heus geen angst te heb ben. Meermalen waren wij genood- laakt, met tamelijk groot geld te be talen in de overvolle trams, maar nooit werd ons één peseta tekort ge- ken, dat de ouders trots zijn op hun kroost. Maar hoe onbegrijpelijk is het voor ons, dat zij hun kinderen van nauwelijks negen jaar meenemen naar stierengevechten! Dat zij zelf in deze dierenmarteling behagen kunnen scheppen en hun kinderen daarin wil len laten delen, dat is iets, wat wij niet kunnen vatten; dat is het zuide lijke bloed. De kust bij Formentor, de N.O. punt van Mqjorca. daan. Tijdens het dagelijkse zwem men lieten wij ons bundeltje onbe heerd op het strand achter en altijd vonden wij tassen en kleding weer net so terug. Steeds en overal werden wij vrien delijk te woord geslaan en werden ©ns diensten bewezen, zonder de be doeling dat wij er geld voor zouden geven. Integendeel! En, wat de Hollandse vrouwen wel ▼reemd in de oren zal klinken: in de «treken, die wij bezochten, werden we getroffen door de zindelijkheid, waar van wij, na allerlei verhalen die ons ter ore kwamen, niet veel meer ver- Wachtten. In winkels, hotels of kleine uitspanningen, nergens behoefde men de neus op te trekken. Ook hierin ver- «chilt de Spanjaard dus niet zoveel van de Nederlander. Wél echter in zyn opvatting, hoe men buiten ge kleed behoort te gaan. Typische zedigheid Denk maar niet, dat de Spaanse Jeugd op vacantie zich zal kleden zo als dit bij ons dikwyls het geval is. Neen, korte broekjes, zowel voor he ren als voor dames, zijn taboe, even als blote schouders. Past u zich bij deze opvatting niet aan, dan bestaat de kans, dat de politie u aanhoudt en u terugzendt naar uw hotel. Alleen aan het strand wordt een lossere kledij getolereerd. De echte Spaanse vrouw zult ge daar echter niet aantreffen. Zij blijft thuis. In huis blijft haar huid blank; daar is *y de koningin en daar is haar wil wet. De man mag buitenshuis doen wat hij wil, binnenshuis heeft hij zich aan zijn Vrouw te onderwerpen. Een Nederlander, die reeds enkele jaren op Majorca woont, vertelde ons, dat hij eens door een Spaanse vriend werd uitgenodigd, mee naar zijn huis te gaan en daar te blijven eten. De uitnodiging werd gaarne aanvaard, doch, bij het huis aangekomen, liet de Spanjaard zijn vriend op de binnen plaats achter en ging alleen naar bin nen. Onze Nederlander hoorde toen luide stemmen achter een gesloten deur en toen deze zwegen, kwam de Spanjaard weer terug om hem, nadat hem door een bediende een verfris sing was gebracht, te zeggen dat het etentje niet door kon gaan. Zijn vrouw ging er niet mee accoord. Het is in Spanje namelijk geen gewoonte dat de man, zonder vooraf toestemming van zijn wouw te hebben gekregen, vrienden meebrengt. De Spaanse kinderen met hun don kere ogen en lange wimpers zijn een lust om te zien en als zij met vader en moeder op straat lopen, kan men mer- Tóch watermolens Majorca is een eiland zonder rivie ren. In de winter mogen er zich wat kleine stroompjes vormen, in de zomer is alles uitgedroogd. Bovendien valt er zeer weinig regen. Het doet dan ook vreemd aan, als men Majorca het „eiland van de watermolens" noemt. Toch is dat zo. Sommige gedeelten doen voor de Alblasserwaard niet on der. Molen na molen staat te draaien, dooh niet om het teveel aan water weg te malen, maar om het vele wa ter, dat zich op korte diepte in de bodem bevindt, naar boven te halen. Uit grote reservoirs wordt dit water dan langs greppeltjes over de akkers geleid. Het vlakke land wordt name lijk druk bebouwd en is zó vrucht baar, dat per jaar meermalen wordt geoogst. Niettegenstaande de droogte staan de gewassen er dan ook fris by. Wij hebben prachtige tochten over het eiland gemaakt, van Zuid naar Noord en van West naar Oost Wat hebben we genoten op de tocht van Palma naar Formentor; van het heer lijke strand daar, begrensd door een dicht bos; van de pittoreske havens van Soller en van Porto Christo. En overal was de zee blauw en was het een genot erin te duiken. We zijn in Valldemosa geweest, waar we het Karthuizerklooster bezochten, dat nog herinneringen aan Chopin bewaart. Met George Sand heeft de componist hier eens een winter doorgebracht Prachtig Palma Behalve natuurschoon bezit Majorca ook stedenschoon. Palma, de hoofd stad, heeft vele prachtige gebouwen. De machtige oude kathedraal, waar van de bouw in de 13e eeuw begonnen werd, beheerst het stadsbeeld. Verder is er de Lonja, ofwel de Beurs, waar van de gewelven de vorm van uit waaiende palmbomen hebben; het stadhuis met de schitterende raads kamer, waarin nog de kwispedoors voor de vroede vaderen gereed staan en gebruikt worden óók! Het oude stadsdeel met zijn smalle straten mag niet vergeten worden, en we hebben ons verlustigd in de enorme binnen plaatsen met fraaie trappen van de grote patriciërshuizen. Vele van deze huizen zijn eeuwen geleden door re ders van kaperschepen gebouwd. Eén ervan wordt thans nog gedeeltelijk be woond door de zoveelste achterklein zoon van de eerste eigenaar. Dat deze eerste eigenaar ook een reder van ka perschepen was, wil hiermee echter niet gezegd zijn Ook kregen wij, door de welwillend heid van een huisbewaarder, tegen betaling van enkele peseta's toegang tot het huis, of eigenlijk paleis van een markies, waar wij enkele kamers mochten bezichtigen. De gobelin wand tapijten en damasten gordynen leken hier nog als nieuw. Geen slijtage, geen verschoten plekje was er te zien. Op onze vraag, hoe dat kon, luidde het antwoord, dat angstvallig aan ook maar het kleinste zonnestraaltje de toegang werd ontzegd. De ramen waren hermetisch geslo ten en van 's ochtends tot 's avonds brandt het kunstlicht. In de eveneens donker gehouden slaapkamer zagen wij een bed, omgeven door groene, dik met goud- en zilverdraad bcstikte gordijnen, met een kapitaalswaarde, groot genoeg om er vier personen van te laten bestaan! Het was dus wel een duur, maar toch niet aanlokkelijk bed. Het is bijna niet te geloven, dat in deze tijd nog mensen in zulke huizen leven. Tevreden terugreis Palma de Mallorcal Haven en ma- rinestad. Hoe gezellig is het, 's avonds op de Borne wat rond te slenteren en dan ergens te gaan zitten! Palma met zijn propvolle trams en rustige oude straten met huizen van een nooit ver moede schittering. Neen, wij hebben geen spijt van het geld, dat wij er voor uitgegeven hebben. Ook hadden wij de wel wat vermoeiende reis er graag voor over. We hebben genoten. We hebben weer met mensen buiten onze eigen grenzen gesproken en ze beter leren kennen en waarderen. Met een blij hart zijn we weer naar Ne derland teruggekeerd. ontmoeting in ÖOOR VISSCR NA zes weken kwam de zuster mijn arm, die boven de elleboog ge broken was, uit het rekverband ver lossen. Al die tijd had mijn arm, in het gips gekneld, naar boven gericht aan mijn lichaam gezeten, zoals men soms aan een boom een witte, dode tak ontwaart Hoe vaak had ik in deze weken niet gedroomd, dat mijn arm plat op het dek rustte, vredig naast mijn gezonde arm. Als ik evenwel ge hoopt had, dat er aan mijn lijden nu een eind was gekomen, had ik het mis en dat zou ik spoedig genoeg er varen. De arm stond in contractuur stand, dat wil zeggen, de spieren aan de binnenkant waren gekrompen en moesten door de masseur van het zie kenhuis weer rechtgetrokken worden. OP de zaal lag een man, die bij ons allemaal bijzonder populair was door zijn vrolijkheid cn moedig ge duld. Telkens hadden de zusters mij verhalen over hem verteld. Hij heette Jan. Het kon niet eenvoudiger en het kon niet Hollandser. Zijn achternaam ben ik zelfs nooit te weten gekomen. Het was vanzelfsprekend, dat ik mij naar zijn bed begaf om een praatje met hem te maken Hij lag al der tien weken in het ziekenhuis, met een paar gecompliceerde beenbreuken. Hij had een mager, verweerd zeemans gezicht en een bos zwart haar, dat zo verward zat, alsof hij het zijn leven lang alleen met de vingers gekamd had. Hij was een van die mensen, die je altijd recht en onbevangen in de ogen kijken, wanneer je met ze praat. „Hallo," zei hij, alsof wij oude be kenden waren, „je bent uit je bed, zie ik. Ben je al bij de masseur ge weest?" „Nog niet," antwoordde ik, „ik moet er vanmiddag heen." Ik zette mij op de stoel naast zijn bed. Mijn arm, die gebroken was geweest, hing De arena in Palma, waar nog echte stierengevechten worden gehouden. als een zwaar, onhandelbaar stuk vlees langs mijn zij. Ik keek naar de stellage, waarin zijn zieke been rust te; ze leek angstwekkend veel op een kleine, wit overtrokken sarcophaag. Ik kende zijn geschiedenis. De chirurg had mij deze haarfijn verteld en ik had er trouwens over in de krant Eïlezen. Dertien weken geleden was ij met zijn vissersboot op een van de laatste, verdwaalde mijnen gelopen en in de lucht gevlogen. Hij was de enig overlevende van de hele beman ning. Enkele leden daarvan had men zelfs niet kunnen bergen. Jan had zich, na met zijn zware oliepak aan, al een paar uur in het water gedreven te heb ben, bunnen redden op een stuk wrak hout Hij had nog een maat kunnen opvissen, die helaas spoedig was ge storven. Wij spraken nog even over dit the ma door en toen haalde hij een foto uit zijn zak, die hij mij toonde. „Dat is mijn griet," zei hij op zijn ruwe, trouwhartige manier. „Je mag het gerust zeggen, als je er niets aan vindt, maar ik vind haar knap. Ze wou me komen opzoeken, maar dat wil ik niet Ze hoeft me hier niet zo te zien leggen., of is het liggen? Daar kom ik maar niet achter. Maar goed, als ik weer uit het ziekenhuis ben en helemaal de oude, dat gaan we trouwen, snap je?" Ik bekeek het meisje op de foto en zei dat ze knap was en ik meen de het. Hij glimlachte tevreden. NIET lang daarna werd ik uit het ziekenhuis ontslagen. Sindsdien zyn er een paar jaar verlopen en ik vertoefde veel in het buitenland. Maar op een keer, pas in één van de grote steden van ons vaderland teruggekeerd ging ik een haring eten bij een stalle tje op straat. Ik herkende in de vis- venter onmiddellijk „mijn" Jan uit het ziekenhuis. Zijn gezicht was even ver weerd, maar nog magerder dan toen en zijn haar was nog dicht en ver ward, alsof hij het alleen met de vin gers kamde. Ik schrok evenwel, toen ik zag, dat zijn rechterbeen tot onder het kruis afgezet was. „Herken je rr.e nog, Jan?" vroeg ik. Hij keek mij aan en schudde ont kennend het hoofd. „Ik zie zoveel mensen meneer, ik kan niet de ge zichten van alle klanten onthouden." Ik herinnerde hem aan onze ont moeting in het ziekenhuis. Er kwam een soort achterdochtige schuwheid in zijn ogen en hij zelf „Ik geloof dat ik me je nu herinner." Verontschuldi gend voegde hij er aan toe: „Ik kon niet weer naar zee, met maar één poot, maar ik ben toch in de vis-bran- che gebleven, zoals je zietNee, neem dat geld terug. Die haring krijg je van mij cadeau." Ik nam afscheid van hem. Ik had niet de moed gevonden te vragen, of hg nu met zyn „griet" was ge trouwd ZONDAGSBLAD 5 JULI 1952 7. huis. Om vier uur al. En het is nu bijna half zes. Vader belt ook de politie op. Maar er is nergens een ongeluk gebeurd, en er is ook geen verdwaald jongetje gebracht. Vader neemt de fiets weer. „Ik ga eerst naar school", zegt hij. „En van school naar oma. Dan ben ik overal geweest waar hij langs moest. Ik vind hem vast wel." Moeder gelooft het niet. En vader zelf eigenlijk ook niet. En tóch vindt hij hem. Op de stoep, met zijn rug tegen het hek. Hij weet helemaal niet, hoe laat het al is. „Ik heb huiswerk", zegt hij met een benepen stemmetje. „Ik ken het bijna. Alleen nog zeven keer acht. Dat kón ik maar niet onthouden!" Vader tilt hem op, hoog op zijn schouder. Hij lacht, en danst met Robbic rond. Zó blij is hij, dat er niets gebeurd is. „Noem je dat huiswerk!" schatert hij. „Dat is straatwerk!" „Ja, maar vader", begint Robbie weer ongerust, „zeven keer acht...." „Weet je wél acht keer zeven?" Ja, dat weet Robbie wel. Dat is zes en vijftig. „Nou domoor, dat is toch pre cies hetzelfde! Dus nu weet je alles! En nu heel vlug naar huis. Je bent oma vergeten, en de boodschappen, en iedereen is ongerust." O, wat wordt Robbie geplaagd met z'n eerste huiswerk. Theo geeft hem pen cn inkt, en zegt ernstig: „Allemaal op de tenen lopen en niet praten. Robje moet tafels maken: drie keer twee is acht, vier keer drie is negen." Met een keurig blaadje gaat Robbie de volgende dag naar school. En hij kent z'n tafels het beste van allemaal. Maar tegen de juffrouw zegt hij: „Ik wil toch liever geen huiswerk. Nee, nooit meer!" CO VAN DER STEEN—PIJPERS onze BRievenBus M'n beste nichten en neven, HWat een gezellige brieven krijg ik alle- maat. Vol leuke plannen. Die gaat heerlijk met vacan tie naar zee, een ander mag bij oom of tante komen lo geren, voor vele meisjes en jongens staan er leuke schooi en atidere reisjes op het programma, 't Klinkt echt zomers, 'k Zou best met jul lie mee willen, ge loof dat maar. Dat gaat nu eenmaal met. Kinders, ik wens jullie allemaal een heerlijke vacantie toe. En nu: de prijswinnaars. Deze week ontvangt Dik Groenewzg de hoofd prijs, terwijl Willy den Otter, Bertie Bouhuys en Bertie Zwerver ieder een troostprijs krijgen. De oplossing van de rebus was: „Men moet de huid niet verkopen voor de beer geschoten is". De Brievenbus: waarin weer heel wat brieven zitten. Ook Bert je van Wapenin gen was weer van de party. Jullie moe ten weten, dat Bcrtje naar de Noord- Oostpolder is verhuisd, waar hij het best naar zijn zin heeft. Hij heeft al een vriendje gemaakt en valt net met zijn neus in de boter, omdat er op 't ogenblik fee9t in de polder is. Leuk jöh, schrijf =4 onze jeuqó-Pè>qinó^= cUoor ket eerót kulówerk „Rob! Robbie! Je moet naar school. Theo is al weg." Robbie komt al aangerend. Moeder kijkt nog gauw of z'n kuif niet ach terstevoren staat, en of z'n gezicht wel schoon is. Want Robbie is een echte smeerpoets. Moeder zegt wel eens plagend: „Ik wou, dat je maar een negerjongetje was. Dan zag je tenminste al dat vuil niet." „Hoor eens, Rob", zegt ze, „Oma heeft pijn in haar knie. Ze heeft ge vraagd, of jij om vier uur boodschap pen voor haar wilt doen. Ga er uit school maar direct naar toe. Dan komt vader je om vijf uur halen." „Fyn, fijn!" juicht Rob. 't Is zo ge zellig bij oma, en ze heeft van die heerlijke, zwarte ballen. Bij 't hekje zwaait hy nog met allebei z'n armen. Dan draaft hij weg. Hij mag niet te laat komen. Stel je voor dat hij school moet blijven. Hij gaat graag naar school. Maar één ding vindt hij jam mer. Ze hebben nog geen huiswerk. Theo wel! En hij zit er gewoon jaloers naar te kijken als Theo thuis met pen en inkt mag schrijven, of hardop z'n rijtjes jaartallen dreunt. Dat lijkt hem toch zó fijn! Theo lacht hem uit. „Jóh, als jij óók in de zesde klas zit, vind je huiswerk het ergste wat er is." Robbie gelooft er niets van, en dik wijls vraagt hij aan de juffrouw of ze nog geen huiswerk krijgen. Maar de juffrouw zegt dat kinderen van de tweede klas nog veel te klein zyn. Maar deze middag't is druk en rumoerig in de klas. De anders zo rustige kinderen giechelen en fluiste ren. Ze schuifelen riet hun voeten, en trekken rare gezichten. „Er komt zeker storm", zegt de juffrouw. Als de juffrouw verbiedt, helpt het wel voor een poosje, maar even later moeten ze weer allemaal lachen, om dat Rudie de hik heeft. Ze kunnen gewoon niet stilzitten. Als om vier uur de bel gegaan is, deelt de juffrouw blaadjes uit. Dan is het wél stil. Zouden ze moeten blijven? „Ja", zegt de juffrouw, „als jullie op school niet werken, dan moeten jullie het thuis maar doen. Allemaal thuis de tafels opschrijven van vijf, zes, zeven en acht. En uit je hoofd leren. Morgen moeten jullie het ken nen. En nu in de rij. Naar huis!" Robbie steekt z'n vinger op. Hy wil het zeggen, van oma, en van de bood schappen. Maar de juffrouw luistert niet. Ze is boos. Langzaam loopt Robbie het speel plein af. Nu hééft hij huiswerk! En nu komt het zo erg slecht uit Hij houdt er vandaag geen tijd voor over. En hij durft morgen niet naar school, als hij het niet kent. Opschrijven, dat zal nog wel gaan. Maar leren! De tafel van acht hebben ze nog nooit geleerd. En die is zo moeilijk! Er is niets aan te doen. Hy moet eerst leren, en dan kan hij pas naar oma gaan. Met een zucht gaat hij ergens op de stoep zitten, z'n rug tegen een hek. Hij stopt z'n vingers in z'n oren, net als Theo altijd doet, en hij mompelt half hardop: één keer vijf is vijf, twee keer vijf is tien.... Dan de tafel van zes en zeven. Geluk kig, die kent hij allemaal. Maar nu die van acht. Eén keer acht is acht, twee keer acht is zestien, drie keer acht ismet z'n vingers telt hij er acht bij. Zo komt by by vier en twintig. Maar by 't volgende raakt hy in de war en moet opnieuw beginnen. De mensen kijken glimlachend naar het kleine ventje, dat zo ijverig zit te leren. Robbie merkt het niet Hy is oma vergeten, en de boodschappen. Hij weet alleen nog maar, dat hy huis werk heeft, en dat het niet fyn is! Uit kantoor gaat vader naar oma. „Dag oma, gaat het al wat beter? Ik kom Robbie halen." „Robbie is er niet geweest", zegt oma. „Een buurmeisje heeft de boodschappen gedaan." Daar begrijpt vader niets van. Rob bie is het vast niet vergeten. Wat is er dan gebeurd? Vlug fietst hy naar huis, langs de kortste weg. Hy komt niet voorbij de stoep, waar Robbie zit te leren. Moeder is verbaasd, dat vader alleen is. En vader is verbaasd, dat Robbie niet thuis is. En ze zijn allebei een beetje ongerust. Eerst de school maar opbellen. Maar Robbie is al lang naar Een puzzle als deze hebben we nog nooit gehad. Zoals jullie ziet staan hier tien heren, maar nu heeft de tekenaar ze allemaal een verkeerde hoed op het hoofd gezet. En nu moeten jullie zien uit te vinden, welke hoed bij iedere heer hoort. Dus dan krijg ik het zo van jullie: generaal, hoed.... en dan het nummer, dat er bij staat, cowboy, hoed.... enz. Begrepen? Succes hoor. Wat uias het warm Wat werd Wat was het warm! Wat scheen ze moe die zon Ze hadden ook zo fijn gespeeld, Als ze nu eens een ijsje kreeg de snoepjes eerlijk saam gedeeld Maar al broers zakken zijn spatleeg, maar nu ging 't weer naar o, als ze maar wat drinken kon moeder toe. Wat was het warmWat heeft ze 'n dorst f Maar kijkdaar is een waterkraan Nu kan ze volop drinken gaan broer helpt en zorgt dat ze niet morst. ROBBIE RADAR. verhuizen. Natuurlijk mag jij i mooie plaat op je brief geplakt, Adri Louter. Inderdaad nu het zo warm is moet je In bos en hei oppassen met vuur. Daar kan niet genoeg op gewezen wor den. 't Was een leuk versje, dat ik van je kreeg, Marrle de Kievit. Vond je het zo griezelig in die schuilkelders? Arme Anneke Anceaux, is het je niet gelukt een corsage te maken? Misschien heb je het te haastig willen doen of niet goed naar het voorbeeld gekeken? Een ander keertje beter moet je maar denken. Nee maar, ben jü zo knap op school, Beppie Rijkaart. Blijf maar dapper je best doen, zeg en veel geluk met je Frans. Wist je dat onze neef Piet Ouwen* ook Frans gaat leren? Nee zeker, nu maar het is zo hoor. En ook jij Piet: leer ze. Wanneer ik jarig ben vraagt hier Janny Bette. M'n kind. ik ben pas jarig geweest Maar daarom vind Jk het wel erg lief van je, dat je me een kaart had willen sturen. Hartelijk bedankt voor jouw aar dige opstel. Dickie Ippel. Het was wel van toepassing op de rebus, hè- Wat naar, Piet Lok, dat de poesjes zijn weggelopen. Heb je ze helemaal niet meer gezien? Jóh. misschien komen ze nog wel terug. Wil je wel geloven, Ada van Buuren, dat ik ook een beetje nieuwsgierig ben naar wat je ouders voor je meebrengen. Je moet me gauw schijven, beloof je dat? Jullie wonen vast op een boerderij, Adrian* Bonman, want ik denk, dat je in een flat zoveel dieren niet kunt hou den. Hoe staat het met de krielkuiken- tjes. Willen ze nog al groeien? Zo, dus Drex- hage, die met elf jongens van de klas in een club zit, die ze „De Batavieren" heb ben genoemd. Zwem ze, Batavier. Jij bent dus medewerker van onze krant, Anton Vermaas. Heb Je een grote wjjk of valt het nogal mee. Ik heb zo het idee, dat je 's Zaterdags gauw eerst even naar de jeugdpagina kijkt, voordat je j het goede adres gestuurd, dus dat kan je blijven doen in de toekomst. Gert Kooi is naar de Diergaarde geweest en het was er zo leuk. Hy heeft apen en beren en nog veel meer gezien en Gert, bedankt voor je tekening. Wat leuk lijkt me dat Dirk van Leeuwen om op het IJsselmeer te gaan zeilen. Heb je dat al meer gedaan? Keurig zag jouw brief er uit „Heidebloempje". Of ik foto's heb gemaakt? Nou en of, een hele serie en er zijn heel wat leuke bij. Jullie hebben heel wat gezien, Jople en Hans Verhoe ven. Vooral in de speeltuin zullen jullie het wel naar je zin hebben gehad, denk ik. Een beetje jaloers op je broertje, Grrda Contfn? Tja, de een is nu eenmaal wel eens gelukkiger dan de ander. Maar, jij komt ook nog wel eens aan de beurt, hoor. En hoe was de schoolreis. Li* en Jan de Zwart? Genoten? Hoe is het met onze nicht Truna WaJdekkrr? Ga je al wat vooruit meiske? Zeg, doe even de groeten aan Piet, nie* vergeten hoor. Riet Elmrndorp, het duurt nog wel even maar ik wens je vast een prettige ver jaardag toe en goede dagen in Texel. En tenslotte heb ik hier een brief van Gert en Arie Grootendorst. Ik kon het schrift best lezen, hoor Gert en zoals je misschien al ontdekt zult hebben was de oplossing van jou niet helemaal goed. Kinders, de brievenbus is weer leeg. Natuurlijk vergeten we ook de nieuwe lingen niet. Hartelijk welkom Andrè Verschoor, Rietje van Dijk. Jan en Co de Jong, Rie Kooyman, Willie Bouman, Reiny Koster, Piet van Amerom. Kees de Kool, Tini Wimmer, Kees de Wit, Hans Kedde, Marli Kardol. Ine Knoes- ter, Leo Vreugdenhil, Rini van öe Schantz, Johnnie Bos. Cobi Harmeijer, Fientje Vrijenhoek en Jannie Oppelaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 2