sr. Jansd HOEI, Belgisch stadje met een Nederlands fort 3 crillajacUt Leqenöen en BijqeLoof Ronöom v&nöA&q Beqint öe 4 ZONDAGSBLAD 21 JUNI 1952 LEO J. LEEUWIS PIETER DE KLUIZENAAR HOOG IN AANZIEN EEN verbazend aardig stadje ligt zich in Bel gië tussen de industriestad Luik en het toeris tencentrum Namen coquet in de Maas te spiege len. Hoei, zo heet het, lonkt nu eens naar links en dan eens naar rechts. Want zowel de machtige industrie aan de ene kant als het vertier van de toeristen aan de andere kant oefenen invloed uit op het stedeke. Als men de overlevering geloven mag, was het schilderachtige Hoei 150 jaar na Christus al een lust voor het oog. Toen keizer Antonius, vermoeid van zijn tocht door Belgisch Gallië in het stadje aankwam, raakte hij direct in vuur. „Welgebouw de stad" was zijn keizerlijk commentaar en hij legde schielijk de eerste steen voor een kasteel dat hij „Stevig bevestigd" noemde. De Hoeienaars hebben een stalen geheugen voor dergelijke verhalen. Zij verstaan uitstekend de kunst om de kroon der grijsheid aantrekkelijk op te smukken. Het stevig bevestigde kasteel op de samenvloeiing der rivieren Maas, Hoyoux en Me- haigne, eens de sterkste vesting van het Prins bisdom Luik, werd weliswaar in 1717 gesloopt, maar ruim een eeuw later, in 1818. legde Prins Frederik der Nederlanden de eerste steen voor de hedendaagse citadel; een fort dat er zijn mag en dat een dikke millioen francs kostte. Het duurde vijf jaar voor dit gigantische bouwwerk klaar was. „Li Chestia" noemt men dit unieke bolwerk in Hoei. Een der oudste Maasbruggen heet „Li Pon- tia" en op het marktplein staat nog een oude ko peren fontein uit 1406, „Bassinia" genaamd en versierd met beeldjes en een tweekoppige adelaar. En om nog even in die antieke „a" klanken te blijven, het beroemde roosvenster in de kerk „la Collegiale" heet Rondia. Ja, het Maasstadje heeft een rijk verleden. Vele gebouwen en monumenten in de smalle, steile straatjes herinneren daaraan. Het door de Hollanders gebouwde fort geniet terecht grote vermaardheid en wordt als dè be zienswaardigheid van Hoei beschouwd. Vol ontzag blikken toeristen tegen de steenkolos op, wanneer zij het hellende pad naar de ingang bestijgen. Kraaien en roeken, die in de schietgaten nestelen, roepen een onheilspellend welkom, maar de gids heeft een brede, gullen glimlach. „Li Chestia" is zeventig meter hoog, vertelt hij en het ligt 140 meter boven de zeespiegel. De eerste steen werd gelegd op een grappige dag: 1 April 1818. Er zijn vijf verdiepingen in het enorme gebouw met ontelbare zalen, lokaliteiten, cellen, gangen en trappen. Het bureau voor toerisme in Hoei is, dat blijkt ook hier weer, voor zijn taak berekend. Op verscheidene plaatsen in de gangen zijn ver lichte nissen met maquettes van schone stadsge deelten. Een handige propaganda die wel bewijst dat de citadel druk bezocht wordt. DE jongste oorlog heeft aan Hoei's machtige fort een sfeer van droef herdenken gegeven; het is min of meer een groot oorlogsmonument gewor den. De Duitsers gebruikten de vesting als inter neringskamp en lieten er trieste sporen na. Bui ten, langs de kronkelende bergweg, zyn beschei den gedenktekenen opgericht als herinnering aan de jonge mannen die hoog boven hun stad wer den gefusilleerd. En in de flauwverlichte gangen treft men menige cel aan, waarin ter dood veroor deelden hun laatste nacht doorbrachten. Ontroerend is de gedachtenis aan de mis, die hier werd opgedragen in de Kerstnacht van 1942. Het blanke linnen dekt nog altijd de tafel in de grote nis, waar de gevangenen bijeenkwamen. De deken die deze plechtigheid leidde, werd later in een concentratiekamp vermoord Maar het leven gaat voort, ook in de schemerige citadel van Hoei. Langs de cellen waarin eens de dapperen hun strijd voerden, wandelen nu de toe- ONVERGETELIJK schoon is het uitzicht dat men heeft boven op het met gras begroeide dak. Be neden kronkelt de Maas, die het stadje in tweeën snijdt. Veel belangrijke gebouwen zijn in de hui zenzee te onderscheiden. Het fort -heeft twee belangrijke troeven. De eerste is het zeldzame panorama, het hoogste punt en de tweede een waterput, het laagste punt. Dit gapende gat toont de gids met zoveel trots, of hij het eigenhandig gedolven heeft. Het is maar even tjes negentig meter diep en heeft een doorsnee van vijf meter. De put werd, dit is historisch, ge heel met de hand gegraven, in het jaar 1505. Toen in 1818 het fort werd gebouwd vond men dit gigantische reservoir nog volkomen intact en er werd een dankbaar gebruik van gemaakt. Als de gids de lampjes heeft uitgedraaid en u heeft laten luisteren naar het druppelen van water in de ingewanden der aarde, kunt u rustig naar beneden wandelen, want dit was de laatste pyl op de boog van ,,Li Chestia". Met zyn radde Frans nog in de oren kunt u dan naar beneden gaan om Hoei verder te ver kennen. De stad heeft zwaar geleden door de oor log, die veel bressen sloeg in historisch schoon, maar ook in Hoei (of Huy zoals de Fransen en Walen het noemen) doet men aan wederopbouw. De prachtige hoofdkerk uit 1311 met het roosven ster Rondia is de moeite van het bezichtigen ten volle waard, hoewel het venster bij de bombarde menten veel te lijden heeft gehad. Van ontroeren de schoonheid is het Bethlehem-portaal van deze kerk, met bas-reliëf. Een weergaloos kunstwerk uit de XH-e eeuw. Pieter de kluizenaar. De Hollandse citadel met de kerk op de voorgrond. Ach, er is zo veel te zieo in Hoei. Het huis Batta (alweer die a) prachtig gelegen aan de Maas, is een voorbeeld van Franse renaissance-kunst. Min der mooi is het stadhuis, een exempel van acht tiende eeuwse bouwkunst. Maar de beiaard met 37 klokken maakt aan hot oor goed wat het oog mishaagde. SCHILDERACHTIG en vol sfeer is dit Maas stadje. Oude straatjes, brokkelige wallen met verweerde stenen en woekerend onkruid, roestige pompjes op straathoeken en pleinen, verrassende doorkijkjes op bochtige gangen met uitgesleten trappen, oude gevels, bouwvallige huizen, steile straatjesIn die oude gedeelten lijkt Hoei een Italiaans of Spaans stadje en men verwacht ieder ogenblik een bepakt muilezeltje om de hoek te zien komen en een drijver met een sombrero op. Dat gebeurt natuurlijk niet, maar wel ziet ge nieuwsgierige zwarte meisjes die over de wal gluren en giechelen. U kunt die in gedachten signorita's noemen, om een beetje in stijl te blij ven Portieken, poortjes, gewelven, ruïnes en een stokoud Minnebroedersklooster met een Lodewijk XIII portiek. En dan leeft er nog die legendari* schc naam van Pieter de Kluizenaar. Deze Pieter of Pierre staat in hoog aanzien in 't Maasstedeke, want Pierre l'Eremite was een van de eerste aan voerders der kruistochten en in 1101 stichtte hy de abdij Neufmoustier. Van dat klooster is weinig meer te zien, maar in de voormalige tuin heeft men een standbeeld opgericht voor de legendari sche Pieter. Een beeldhouwwerk dat treft door zuiverheid van lijn en uitdrukking. Het beeld van Pierre, die in 1115 te Hoei overleed, is omgeven door een zuilengalerij, gebouwd van overblijfselen van de door hem gestichte abdij. Onder het standbeeld is een kelder met een tombe, waarop beenderen en het doodshoofd van deze Hoeienaar te zien zijn. Ge steekt Uw hand door het hek, drukt op een knopje en floeper gaat een lampje branden, dat vijf minuten later automa tisch weer uit gaat. Moderne wetenschap in dienst van de oudheid En deze stenen kruisvaarder tussen de antieke pilaren, houdt als een goede beschermengel de wacht over het oude stadje Hoei, de verrassende pleisterplaats tussen Luik en Namen. Oud straatje in een oud stadje DE mensapen, die vroeger in het Donkere We relddeel in vrij grote getale voorkwamen, gaan langzamerhand tot de zeldzame dieren rtaar be horen. Vandaar, dat de autoriteiten ze in menig opzicht beschermen en slechts zelden officiële ver gunningen uitreiken om jacht op die dieren te ma ken. Tegenwoordig is het zelfs zo, dat de Franse koloniale gezagsdragers zulks niet op eigen ini tiatief mogen doen. Zij behoeven voor ieder ge val een speciale toestemming van Parijs. In November 1950 werd besloten tot een offi ciële jacht op gorilla's en wel om een aantal exemplaren levend in handen te krijgen Maan den tevoren reeds was de bevolking der streek bezig met het treffen van voorbereidingen. De Congo-negers vinden namelijk een gorilla jacht minstens even belangrijk als de blanken in dat gebied. De tovenaars van een aantal stammen kwamen bijeen om via allerhande zwarte kunsten en orakels uit te vinden, welk tijdstip het meest geschikt zou zijn voor de jacht. De trommels wer den geroerd, kampvuren vlamden op, wilde dan sen werden uitgevoerd. De demonen van het oer woud moesten worden verdreven of met offers tevreden gesteld. De beschermgeest der mensapen, die diep in het oerwoud woont, moest in slaap worden gebracht, want hy mocht niets te weten komen van de voorgenomen jacht, daar deze an ders naar de stellige overtuiging der inboorlingen een mislukking zou worden. De jachtpartij bestond uit een klein aantal IN DE FRANSE CONGO ervaren blanke jagers en voorts uit ongeveer 200 negers. Bovendien ging een 60-tal negerinnen mee. Waarom moesten die vrouwen van de partij zijn? Nu, de gorilla is een sterk en uiterst ge vreesd dier, en daarom waren de negers niet te bewegen, tegen die beesten op te trekken, als zij geen vrouwen mochten meenemen, die hun moed moesten inzingen! Na een tocht van enige dagen door het dichte oerwoud meldden verkenners de nabijheid van een troepje gorilla's. Des nachts werden in rui me kring om het „stamgebied" (gorilla's leven in stamverband) netten gespannen. Binnen die kring werd een tweede kring netten gespannen, waarna de eerste kring werd opgeruimd en bin nen de tweede kring geplaatst. Aldus hoopten de jagers de ontsnapping van de gorilla's te voor komen. Dit alles gebeurde des nachts. De gorilla is een goede slaper en een .angslaper, maar na zons opgang bespeurden de dieren hun belagers toch. Woedende mensapen zijn geen aantrekkelijke te genstanders, maar niettemin gelukte hel de ja gers, enige van de jongere exemplaren, die in een gevecht van man tegen aap nog wel te over winnen zijn, gevangen te nemen. Het resultaat van deze jacht was niet slecht, maar het aantal dode aDen was toch zo groot, dat het onderwerp van de gorilla-jacht opnieuw in studie moest worden genomen, en voorlopig zal het wel zo zijn, dat slechts in zeer uitzonder lijke gevallen een jachtpermissie zal worden af gegeven. ZONDAGSBLAD 21 JUNI 1952 5 hemnnemnqen Aan het miözomeRfeest yyANNEER omstreeks 24 Juni de zon haar hoogste stand bereikte, vierden onze voorouders op uitbundige wijze het Midzomerfeest, waarbij de religieuze verering van de zon, als bron van licht, warmte en vruchtbaarmakende krachten het middelpunt vormde. Het Christendom heeft evenwel de 24ste Juni gewijd aan Johan nes Baptista, (Johannes de Doper), die de zo hoog in ere staande heidense Balder verving. Op deze wijze trachtte de kerk dus de heidense feesten een christelijke betekenis te geven, wat echter alleen beperkt is gebleven tot een vernis. Zo komen wij aan ie alom bekende naam „Sint-Jan" voor de 24ste Juni. Sint-Jansdag is vooral voor de boeren bevolking een dag van veel betekenis. Dat blijkt wel uit de verschillende spreekwoorden, die met Sint-Jan in ver band staan. 'Algemeen bekend is b.v. het gezegde: „Als de linde bloeit met Sint Jan, is de rogge met Sint Jacob rijp", en: „Vóór St. Jan bidt men om regen, Na St. Jan komt hij ongelegen". Daar de boer gewoonlijk met St. Jan begint te maaien (dit jaar Degon men door het zeer gunstige voorjaar al bij zonder vroeg) rijmde men: Wil de boer van een goede cogst ver zekerd zijn, dan moet hij zijn knolrapen uitplanten vóór Sint Jan. Bonen kunnen tot deze datum ook nog worden uitge- Voorts wordt nog wel St. Jansrogge uitgezaaid om deze in de herfst voor groenvoer te bestemmen. Sint Jan valt juist in het schoonste deel van het jaar: rozen geuren, de vlier heeft haar blanke bloemschernien en de linden lokken de insecten door het zoet aroma in de bloesems. Volksfeest De Sint-Jans vreugde word verhoogd door het ontsteken van vuren, welke de zon symboliseerden. Ze werden flink op gestookt, zodat de vlammen hoog op sloegen. teneinde te voorkomen, dat de zomerregens de gewassen schade zouden berokkenen. Algemeen kwamen deze vu ren in Holland voor. Duidelijk is dit af te leiden uit verschillende verbodsbepa lingen. In de 15e eeuw evenwel waren de Gel derse hertogen een andere mening toege daan. Zij stimuleerden juist dit volksge bruik door zelf het Midzomerfeest in de glans van vuren mee te vieren, en aan de schooljeugd op dit tijdstip een geld geschenk te geven. Bovendien was het inzamelen van brandstof voor de vuren al een pretje op zichzelf. Het geschiedde onder het zingen van liedjes, die ieder aanspoorden er aan mee te doen: „Wij zullen hout gaan dragen, Wij zullen turret vragen. Wij willen vrolijk vieren Al op Sint-Jansmanieren, Bij dagen en bij nachten, Gelijk wij jaren plachten". Slechts „maagdelijk" vuur mocht in de brandstof geworpen worden; vuur, ont staan door wrijving van hout op hout. Wreed was het vermaak om levende hanen en katten in de vlammen te smij ten. De rond het vuur dansende mensen meenden, dat daardoor hun „kwade hu meuren" zouden verdwijnen en het ko mende jaar geen ziekte hen zou treffen. voor de schipper zou dit een probaat amulet zijn geweest, want geen enkele varensgezel durfde in deze nacht het Ha ringvliet per schuit over te steken! Niet weinigen sneden eertijds in deze nacht hazelstokken, want die zouden de eigenaar in staat stellen, schatten op te sporen. Opgevangen dauw in de Sint-Jansnacht werd goed voor zieke ogen genoemd. Nog verzamelt men die wel in potten. Men legt daartoe doeken buiten, welke men 's morgens uitwringt. St.-Janskruiden Korenbloemen, notebladeren en Sint- Janskruid, samengebundeld en opgehan gen aan de woningen, (nog veel voorko mend in Noord Brabant) „beschutten te gen blikseminslag en andere onheilen", zo wil het bijgeloof. Een zeer heilzame plant was wel het hertshooi, dat boze. bovennatuurlijke wezens zou weren: Gen wonder, dat „de duivel" daarom geprobeerd heeft, deze plant haar afwerende kracht te ontne men. Men vertelde vroeger, dat hij alle bladeren doorstak met scherpe naalden voor het doen wegvloeien van de magi sche macht. Nog zijn de „spcldeprikken" te zien, wanneer men de bladeren tegen het licht houdt. Doch de plant „behield haar toverkracht" en daarom noemde men hem „jaagtenduivel". Voor wandelaars leverde deze plant zaad, dat in de schoenen gestrooid, „on vermoeibaar" maakte. Verder zou rheu- mathiek, ischias en de pijn, veroorzaakt De Friezen en Groningers hadden nog een ander heilzaam kruid. Het is een vetplant, de sedum purpureum, die men populair wel „hemelloof' noemt Men hing de plant in de woonkamer, waar zij haar takken naar boven kromde. Dat men de plant er goed verzorgde, kan men begrijpen want het bygeloof zei, dat, zolang de blaadjes groen waren, niemand in het huis kon sterven vendels zwaaien met boter te bakken in de as van het haardvuur. Dit moest dan geschieden opSint Jan. Wat bleet Op de meeste plaatsen zijn thans de Sint-Jansvuren verdwenen, maar in Huissen (Gld) b.v. worden ze elk jaar nog gestookt. spiegelgevechten, tering van het feest, hun handige demonstreren. ia. tot opluis- vendclzwaaiers met de vlag laait het vuur op Ook op andere dagen werden wel vu ren aangestoken. Dat waren z.g. nood- vuren, waar doorheen men het vee dreef, wanneer er pestziekte dreigde. De vlam men zouden de ziektekiemen doden, wan neer het vee er door gedreven werd. Doch niet alleen op het platteland, ook in de steden laaiden de St. Jansvuren op. Als terrein daarvoor koos men de markt. Zo lezen we b.v., dat keizer Ka- rel V in Den Haag persoonlijk eens het St. Jansvuur heeft ontstoken. Sint-Jansnacht Vooral de St. Jansnacht was vol won dere geheimen. Dan bloeide de varen en wie varenzaad kon bemachtigen, ver kreeg daardoor de eigenschap zich on zichtbaar te maken! Een machtig mid del tegen de talloze heksen, die. vooral in de St. Jansnacht hun luguber spel speelden met de mensen. In 't bijzonder begint het hooien 'TOEN toy vanmorgen het kalenderblaadje aftrokken, zagen wij 21 Juni tevoorschijn komen en dat betekent: de lang ste dag. In werkelijkheid zijn de dagen vlak vóór en na de 21ste niet merk baar korter, maar om pre cies te zijn bereikte de zon het zgn. zomerpunt hedenmiddag om 12 uur en 13 minuten. Volgens de kalender be gint dan het zomersei zoen. Zou de temperatuur gelijk met het hoger ko men van de zon gaan stij gen, dan zou het rond 21 Juni tevens de warmste tijd van het jaar zijn en de zomer dus al weer half om. Dit is niet het geval, want al kunnen er warme en zelfs zeer war me dagen vóór de 21ste Juni voorkomen, toch komt de eigenlijke zomer na de langste dag. Niet Juni, maar Juli is gemiddeld de warmste zomermaand en berekend over een lange reeks van waarnemingen is geble ken dat gemiddeld geno men de tweede decade van Juli (10—20) het hoogtepunt van de zomer brengtdus een maand later dan de langste dag. De temperatuur kan niet met de zon meekomen, want ook in de winter is de koudste periode niet omstreeks de kortste dag of om Nieuwjaar, maar eind Januari brengt dan gemiddeld de laagste temperaturen. Dikwijls hoort men be weren dat een bepaald weertype als droogte, koude periode of regen achtig weer „wel tot de langste dag zal aanhou den". Men zou daaruit kun nen opmaken dat de lang ste dag invloed op het verdere weersverloop uit oefent. Maar dit is niet het geval. Wel wordt door de hoge zonnestand de lucht boven het vasteland steeds warmer, zodat de temperatuursverschillen tussen de lucht boven zee en die boven land steeds groter worden, invallende zeewinden zijn hiervan slechts één voorbeeld. In het groot heeft dit ook invloed op de lucht drukverdeling, want de koude invallen, waarover wij laatst schreven en die tot in Juni zelfs nog kou de Noordenwinden met nachtvorsten kunnen ver oorzaken worden na mid den Juni steeds kleiner. vhn onze weeekunöiqe meöeweRkep In Juli en Augustus zijn deze al vrij zeldzaam en komt er ook geen nacht vorst meer voor. De da tum 21 Juni als zodanig zegt dus niets, alleen dat het de dag is, waarop de zon de hoogste stand be reikt voor de bewoners van het Noordelijk Half rond. Op deze langste dag schijnt de zon of liever gezegd staat de zon in het midden van ons land gedurende 16 uur en 15 minuten boven de ho- In Groningen 12 minu ten langer, in Maastricht 18 minuten korter. In de omgeving van de evenaar komt op en gaat de zon onder omstreeks 6 uur 's morgens en onder 6 uur 's avonds. Heel an ders is dit b.v. in Noord- Noorwegen (binnen de Poolcirkel) en op Spits bergen gesteld, waar de zon rond de langste dag geheel niet ondergaat. Dit is een vreemde ge waarwording. De schaduwzijde hier van, zowel letterlijk als figuurlijk is, dat er enige weken rond de kortste dag geen zon te zien is de zg. Poolnachten. Neen, dan is de varia tie, zoals wij die op onze breedte meemaken, toch gunstiger. Kwam de zon hedenmorgen om 4 uur 19 min. -op, volgende maand (21 Juli) is dat al 30 mi nuten later; gaat de zon hedenavond om 21 uur 4 min. onder, de volgende maand (21 Juligebeurt dat al weer 22 minuten vroeger.maar de zo mer begint pas! De zon heeft de Noor derkeerkring bereikt, de naam zegt het al „keer kring" zodat zij na het zo merpunt om 13 min. over 12 hedenmiddag te hebben bereikt weer terugkeert naar de zuiderkeerkring. Deze noorderkeerkring loopt overFormosa, Voor- en Achter-Indië, ten Zuiden van Aden, N. Afrika en de West-Indi sche Archipel, zodat men daar de zon dezer dagen recht boven het hoofd heeft staan. Wij hopen met U dat de zon deze zomer nog heel wat dagen in haar warme stralen mag koesteren en bruin- branden, want och het is zo gauw weer herfst, maar ook daarop volgt weer een nieuwe zomer. Zo is het van het begin onzer jaartelling af vandaag al de 1952ste keer dat de zon de Noor derkeerkring bereikt, ook hier dus geen nieuws on der de zonl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 14