HET INCIDENT
Hèt Offer
Cliristus
Ill
4onzejeuqó-p&qinau
Cen BURGEMEESTER,
ZONDAGSBLAD 14 jura 135Z
KORT VERHAAL VAN J. H. VAN DORDT
FORS en duidelijk had de meester de
vijf ingewikkelde cijfersommen voor
af op het bord geschreven. En toen de
meisjes van z'n klas om elf uur het
lokaal uit gingen, naar de handwerkles,
toen was het:
„Nou, jongens, werkschriften voor, en
aan de slag! Voor wie deze vijf sommen
het éérst goed heeft, loof ik vandaag een
prijs uit."
„Wat voor prijs, meester?"
„Dit.." en uit zijn tas haalde hij een
reep chocola te voorschijn, die hij glim
lachend in de hoogte hield. Hij vertelde
er maar niet bij, dat z'n vrouw hem
die reep had meegegeven voor eigen
gebruik, omdat meester ver van school
woonde, en z'n twaalfuurtje daarom in
de school nuttigde.
Ze waren al bezig!
Recht voor de lessenaar, waaraan
meester Boonstra nu plaats nam om in
tussen wat schriften na te kijken, zat,
met de neus op z'n schrift, Dries de
Hooge te jachten, 't Joch gunde zich
amper tija, de opgaven behoorlijk van
't bord te lezenMeester Boonstra kon
over de lessenaar precies neerkijken op
zijn warrige rode haar. dat bij de nek
haast ongemerkt overging in de rafels
van een verschoten, te klein geworden
truitje.. Een lelijke driftkop soms, dat
kereltje! Hij deed nu harder z'n best
dan een der anderen, maar, welbe
schouwd, was er niets plezierigs, niets
sportiefs in de nerveuze werkdrift, die
die Dries aan de dag legde.
Hard werken deden ze overigens al
len! Meester had er drie op 't oog die
als de beste rekenaars van de klas, de
meeste kans maakten, 't Kon die Dries
zijn, of de dikke Jan Straver, of.
„Ik meester, klaar!" riep Henk Edel-
koord na een half uurtje 't eerst. Zijn
penhouder kletste neer in de gleuf, z'n
rug bonkte tegen de rugleuning.
Als door een wesp gestoken, keek de
kleine, felle Dries van z'n werk op. over
troefd, verslagen.. Een vloek, een dui
delijk hoorbare, vreselijke vloek, ont
snapte aan z'n lippen!
't Gaf even wat opschudding.
„Joh!".. Maar misschien, dacht mees
ter Boonstra vlug, was het maar het
beste om op 't ogenblik zo min moge
lijk aandacht te schenken aan het inci
dent. „Wij spreken elkaar na twaalven
weieens nader. Dries, versta je me!"
Verder deed meester maar net, of. hij
niets merkte van de verongelijkte trek
op Dries' waarschijnlijk al dagenlang
niet gewassen sproctengezicht. Hij be
gon de sommen van Henk na te kijken.
Eén van de vijf antwoorden bleek fout,
en moest natuurlijk worden overgc-
Kort daarna begon die Dries de Hoo
ge weer de aandacht te trekken. Onge
durig schoof hij heen en weer, en her
haaldelijk mompelde hij: „De mijne zijn
wèl goed. allemaal.."
Meester negeerde hem nu echter. Ten
slotte was 't om twaalf uur toch nog
Henk Edelkoord. die glunderend de reep
ontving, welke hij eerlijk had gewon
nen.
De school ging uit. De vrijheid buiten
de schoolmuren, in de kale, smalle stra
ten van deze volksbuurt, had deze mid
dag voor de jongens echter al bijzonder
weinig aantrekkelijks. Er zeeg gestadig
een miezerige, kille regen neer op de
vochtig donkere plaveisels. En het
tochtte ook geducht in de schoolpoort,
waar meester Boonstra het zich haastig
verspreidende stelletje nog even na
keek. Hij zou maar gauw weer naar bin
nen gaan. en het niet te lang maken
met de delinquent, met die Dries de
Juist toen hij zich wilde omkeren,
wérd hij aangeroepenZ'n hoofd nog-
eens naar buiten stekend, waarbij hem
door de wind de hoed bijna werd afge
licht, herkende hij onder haar druipen
de paraplu een mevrouw, moeder van
een zijner leerlingen, bij wie hij al ver
scheidene malen op huisbezoek was ge
weest.. „Ah! Mevrouw de Graaf! Komt
u even binnen staan.."
Ze behoefde hem niet meer te vertel
len dat haar enig zoontje ziek was. Dat
wist meester. Tientallen kinderen in
deze volksbuurt leefden in verwaarlo
zing en bleven gezond, maar juist de
kleine Arie de Graaf, die om zo te zeg
gen krijgen kon wat z'n hartje begeer
de, had een half jaar geleden moeten
worden opgenomen in een sanatorium..
„Ik kom u even vertellen, dat Arie
nu toch goed vooruit begint te gaan,"
begon de moeder te vertellen. „M'n man
en ik zijn gisteren weer bij hem ge
weest. en gegroeid dat hij is, meester!
Dik geworden!.."
Maar onderwijl haalde ze vanonder
haar plastic regencape een tamelijk
groot pak te voorschijn.. „Als hij thuis
komt, misschien volgende maand al zei
de directeur, dan heeft Arie aan z'n
ouwe kleren niets meer! Hij is overal
uitgegroeid!.. Ja, 't is misschien gek,
maar nou dachten m'n man en lk, mis
schien zitten er wel jongens bij u in de
klas, die nog plezier kunnen hebben van
Arie's goed.."
't Idee was helemaal niet gek. 't Ge
beurde na de oorlog wel vaker, dat de
school voor dergelijke gevallen als be
middelaarster optrad., ,,'t Zijn alle
maal nog zulke goeie kleren, ziet u,"
pleitte mevrouw De Graaf, bijna veront
schuldigend. 't Is alleen, dat ze Arie
nu te klein zijn geworden.."
Het hoofd van de school was al naar
huis, en meester Boonstra, die zich per
soonlijk nooit met zulke kwesties had
bemoeid, voelde zich eerlijk gezegd een
beetje verlegen met het omvangrijk pak
kleren. Maar hij bedankte mevrouw De
Graaf hartelijk toen ze weer heen ging.
Hij nam voorlopig het pakket maar mee,
naar z'n eigen lokaal..
Daar had Dries de Hooge nog steeds
in z'n bank moeten zitten. Maar hij
was er niet meer zodat meneer Boon
stra in een plotselinge opwelling van
toorn het pakket op de zitting van de
lege bank smeet, en meteen de W.C.'s
ging inspecteren, waarin het joch zich
misschien verborgen hield--
Vergeefse moeite! De vogel was ge
vlogen!
Verontwaardigd over" eèn dergelijke
brutaliteit keerde meneer Boonstra te
rug naar zijn lokaal, schoot zijn overjas
Maar Christus.... is niet met
het bloed van bokken en kal
veren, maar met zijn eigen bloed,
eens voor altijd binnengegaan
in het heiligdom, waardoor Hij
een eeuwige verlossing verwierf.
Hebr. 9:11, 12.
HEL is Pasen geweest en het is
Pinksteren geweest. Daar staat nu
het jonge christendom in een wereld,
die het dreigt te overspoelen met
allerlei religie en bijgeloof. Nog is het
niet ingebed in de wirwar van gods
diensten. En zolang dat niet gebeurt,
zolang het niet zijn deftige plaats
inneemt in de rij der tvereldgods-
diensten, maar de volle nadruk laat
vallen op het geheel eigene en radicaal
andere van het christelijk geloof, is
het als een hoog opgeheven fakkel.
Tot dat radicaal andere van het chris
tendom behoort de rol, die het offer
daarin vervult.
Er is nauwelijks godsdienst denk
baar, waar niet het telkens weerke
rend offer de verhouding van de
mens lot de godheid in het goede
spoor brengt en houdt. Maar hoe
veelvormig zich het offer in de ver
schillende religies ook aan ons voor
doet, één ding hebben al die vormen
toch wel gemeen: het offer heeft de
bedoeling de godheid mild en verge
vingsgezind te stemmen haar te be
vredigen en te tonen, dat haar eisen
worden ingewilligd, ook dan, wan
neer in het offer die eisen slechts sym
bolisch worden vervuld. De goden
willen wat hebben, vaak véél heb
ben; welnu, zij krijgen het. De goden
z\jn vertoornd, maar door het offer
wordt die toorn afgewend. Zeker be
dreigt ook God, onze Vader in Jezus
Christus alle tegenstand en tegenweer
met zijn toorn. Maar Hij nadert
ons niet in zijn toorn, drijft ons niet
in die hoek,.waar wij sidderend zoe
ken naar wat wij Hem zouden kunnen
ten offer brengen, om Hem „tot be
daren te brengen." De levende God
aan die daar hing, zocht vervolgens in
z'n klasselijst het adres van die jongen.
Hij was nog nooit bij hem thuis ge
weest maar nou zou hij 'm toch krij
gen!
Achter de verveloze deur, die na
meesters herhaald bellen werd openge
trokken, leidde een kale, vuile trap om
hoog, die zich bovenaan verloor in duis
ternis.
„Wie is daar?" riep een jongensstem,
die meester maar al te goed herkende.
„Ben jij al thuis, Dries?" riep mees
ter terug, op een toon van uiterste ver
bazing. Hij kreeg echter geen antwoord,
eer hij bovenaan, via de donkere over
loop, een rommelig vertrek betrad, dat
blijkbaar een woonvertrek wilde heten.
„Ja, 'k ben weggelopen," zei de jon
gen, het ongewassen gezicht bijna uit
dagend naar meester opgeheven, 't
Joch stond met de rug tegen een roestig,
koud fornuis.blauw van kou, de han
den diep in de zakken
„Dat merk ik.." Meester keek even
om zich heen Over het tafelblad, bespij
kerd met gehavende stukken van een
goor tafelzeiltje, hing een meisje van
een jaar of vier geleund, dat met vuile
vingers koude aardappels uit een schaal
naar binnen werkte. Verder niemand te
zien.. „Zijn jullie tweeën zomaar al
leen?" vroeg meester.
Wat minder zelfverzekerd dan eerst,
nadert ons in Jezus Christus. De orde
van het offer in alle andere godsdien
sten, afgezien van de Israëlitische, is:
de godheid is vertoornd, de mens be
weegt haar door het offer tot erbar
ming. Temidden van al die religies
staat Jezus Christus als een volkomen
omkering van deze orde. Is er één
godsdienststichter geweest, die zei: de
goede Herder iet zijn leven in voor
zijn schapen, en die het dan ook
dééu? Maar hier is het dan zo: niet
dat God vertoornd is en door het offer
van Christus tot genade bewogen
wordt, maar God IS liefde, God ts
barmhartig, en dd&rom offert Chris
tus zichzelf. Hoe ontroerend vertolkt
Paulus deze totale omkering van de
heidens-religieuze orde! „In naam
van Christus vragen wij u: laat u met
God verzoenen". Verzoening door het
offer? Ja, zegt Paulus, „God heeft in
Christus ons met Zich verzoend." Hier
niet een godheid, die grimmig boven
de mensen troont met het volkomen
recht het offer te aanvaarden of af te
wijzen. God heeft Zijn plaats geruild
met de onze. God vraagt óns: aan
vaard toch het offer van Mijn Zoon;
wees toch verzoend met Mij; wees
toch weer goed op Mij; wees Mijn
vriend, Mijn kind! God heeft zelf het
verlossende gedaan, het voor altijd
bevrijdende, het enige, dat waarach
tig vaderlijk is. Hij is beneden ons
gaan staan, beneden onze nood en
kommer, onze strijd, onze boosheid,
onze onmacht en verslaafdheden,
beneden onze zonde. En daarboven
heeft Hij óns, nota bene ons, gesteld
en heeft de aanvaarding van het offer
in ónze handen gelegd. En daarmee
de verschrikkelijke mogelijkheid het
van ons weg te stoten. Ons zuchten,
ons sloven en slaven, ons sidderen en
smeken, onze angst en onze botheid,
het ligt alles gevangen en geborgen
in het bloed van Jezus Christus, dat
ons reinigt van alle zonde. Daarom
staat God voor ons, beneden ons, en
dingt naar ons geloof, onze liefde,
knikte de jongen. Z'n bevestiging werd
echter gelogenstraft door de stem van
een vrouw, die zich terzijde achter een
neerhangend stuk gordijn moest bevin
den. ,.Wie is daar dan. Dries?" riep ze
slepend, bijna huilerig.
„O, niks moe. 't Is de schoolmeester
„Wat komt die doen?"
Meneer Boonstra bespaarde Dries de
moeite, nader uitleg te geven. Hij riep
terug: „Neem me niet kwalijk, maar ik
kwam kijken of Dries hier was. Hij
moest bij me schoolblijven. Maar hij
was 'm gesmeerd.."
„Oh O, gelukkig.."
Dit sloeg niet op het feit dat de jon
gen was weggelopen, zoals bleek, want
de klagende stem vervolgde: „Ik dacht
dat u iemand was die om geld kwam
en ik heb niks meer.al dagenlang niet
meer., ik weet geen raad.. Ik kan niet
in de kamer komen, want ik heb haast
geen kleren meer waar ik me in ver
tonen kan, ik zit hier net mijn rok te
verstellen. Daarom zei ik tegen Dries:
vertel maar aan iedereen dat ik niet
thuis ben
Haar stem achter het gordijn klonk te
lamentabel, dan dat Boonstra zo gauw
medelijden kon voelen met de vrouw,
die haar jongen op een dergelijke ma
nier dwong tot leugenachtigheid.. Had
ze trouwens die rok niet 's morgens al
kunnen verstellen..? Wou ze meester
wijs maken, dat ze geen enkele moge
lijkheid meer had. om haar twee zieli
ge kinderen te doen geloven in hógere
waarden, dan slechts zo'n troosteloos
bestaan, zo miserabel banaal?..
Zo'n mens was niet waard dat ze
leefde, laat staan dat haar kinderen
waren toevertrouwd, was meesters me
ning al maar hij riep haar toe:
.^M'n man? Ach, meester.. Die kin
deren d'r vader, m'n man zogezegd,
zien we bijna nooit meer.. Hij is op de
vaart. Hij vaart nou op een Engelse
boot.'t Is al zes weken geleden, dat
ik het laatste geld van 'm gestuurd heb
gekregen.
Ze was verre van kies in de woorden
die ze bezigde voor de man met wie ze
was getrouwd, en die haar was ont
vlucht op zee, en haar in allerlei vreem
de havens verraadde en bestal,.
Maar hoe ordinair het mens ook we
zen mocht, toch begon meester Boon
stra langzamerhand, terwijl zij nog
maar aldoor jeremieerde, iets te voelen
van haar wanhoop haar radeloosheid
io een mislukkend, welhaast tot onder
gang gedoemd bestaan, dat ook zij eens,
wie weet hoe hoopvol was begonnen
.Maar dat kén zo toch niet!" riep hij
tenslotte. ,Er zijn toch genoeg instan
ties, die.." en dan schoot hem te bin
nen: „De kerk bijvoorbeeld! Waarom
gaat u niet naar de kerk, voor bij
stand!'
„Of ik dat al niet gedaan heb!'
„En?"
„Ach meester., er kwam een dikke
meneer, met een pracht van een luxe
auto. en in een jas met een bontkraag.,
om me heel deftig een tientje te bren
gen! Een tientje! Maar wat heb je daar
aan in deze tijd. in een gezin met twee
kinderen?.. Nee, hou daar maar over
(Vervolg op pag. 4)
ons hart. God op de plaats van de
smekeling en aan ónsde beslissing.
Dat is, wat in het sterven van Chris
tus waarlijk gebeurt. Dit is de almacht
van God, dat Hij zich in het offer van
Christus beneden ons stelt. En daar
in toont Hij, dat het Hem ernst is
met onze verlossing en met de hemel.
En wat had God in die positie anders
te geven, God, die alle dingen schiep,
dan Zichzelf? Maar dan ook: eens
voor altijd. Eens voor altijd heeft
God ons in Christus op die duizeling
wekkende hoogte gebracht, waar wij
Hem als smekeling vóór ons zien.
Het is alles uit God. Zijn almacht
plaatst ons bij het sterven van Chris
tus aan de kant van de beslissing. Dit
is onherhaalbaar. En de beslissing
daarom onontkoombaar. Onherhaal
baar, omdat de zin oau elke door
mensen ondernomen poging om het
sterven van Christus voort te zetten
of te herhalen, moet inhouden: God
opnieuw neerduwen ónder onze zonde
en schuld. Nooit meer dat, zegt de
Bijbel. Zo waarachtig als elk mens
maar éénmaal doodgaat, zó waar
achtig zal Christus geen tweede maal
gezien worden gebroken onder onze
zonde. Hebr. 9:27^8. Eéns voor altijd.
Voortzetting of herhaling, 't is God
uit zijn hemel neerstoten in onze hel.
Daarom, terwijl voor ons toch alles
en alles rust op 't offer, kan 'een
christen niet meer offeren, nooit
meer en ware het beter binnen het
christendom voor geen enkele hande
ling nog ooit het woord offer te ge
bruiken. Eens voor altijd: een eeuwige
verlossing. Onontkoombaar valt de
beslissing bij het kruis van Christus.
En ddar is ónze, is mijn beslissing de
beslissing over de eeuwige verlossing.
Niet omdat ik, nota bene i k, over
mijn verlossing beslis, maar omdat d&
eeuwige God besloten heeft, dat
hoe vuns ik zijn mag en hoe verloren
bij het kruisoffer van Christus
Zijn beslissing altijd de mijne dekken
zal, hoe die ook uitvalt! O mens, o
mens, beslis toch tot geloof!
Christus, totale omkering van alle
menselijke godsdienstigheid!
Het is Pasen geweest en het is
Pinksteren geweest. Negentienhon
derd tweeënvijftig. „Mijn volk ver
gaat, omdat het geen kennis heeft!"
Zwemmen is een gezonde sport. En gelukkig bestaan er vele inrichtingen,
waar men er steeds op bedacht is het water zo rein mogelijk te houden.
(Zie waarschuwing aan zwemmers op pag. 5.)
die niet oud wilde worden
ter.
„En?" vroeg de burgemeester, „wie
van jullie heeft een idee?"
Maar niemand zei iets.
„Wat!", riep de burgemeester,
„weet niemand nu iets?"
En hij schudde droevig zijn hoofd.
Maar dat kon Jozef, de knecht, niet
aanzien
De burgemeester hield plotseling op
met zijn hoofd te schudden en gespan
nen keek iedereen naar Jozef. Zou hij
wat weten?
„Ja, meneer de burgemeester", be
gon Jozef weer. „Ik had zo gedacht,
als U Uw verjaardag nu eens niet
meer viert. Dan blijft u toch altijd
even jong."
De burgemeester keek Jozef ver
baasd aan. Toen begon hij te lachen.
„Natuurlijk!" riep hij uit, „natuur
lijk, dat is het! Nooit meer jarig zijn!"
En alle anderen in de kamer lach
ten mee en keken opgelucht naar Jo
zef Gelukkig dat hij een oplossing
gevonden had. De burgemeester kreeg
't ineens erg druk.
„Vooruit, aan het werk. Jozef, jij
gaAt naar een drukkerij en daar be
stel je grote biljetten. Daarop moet
gedrukt worden, dat ik nooit meer ja
rig zal zijn. En die biljetten moeten
óveral in de stad opgehangen worden,
zodat iedereen ze goed lezen kan. En
met grote letters laten drukken, hoor!
Denk er om!" En dat gebeurde.
De volgende dag ging de burgemees
ter weer net zo wandelen als anders.
Overal in de stad zag hij de biljetten
hangen. Maar wat raar was dat. Hij
kwam wel veel mensen tegen, maar
niemand groette hem. En soms, als
de burgemeester wél gedag knikte,
draaiden die mensen zó maar hup
hoofden om. Maar dat was érgl Dat
had de burgemeester nog nóóit mee
gemaakt
Een beetje boos en ook een beetje
verdrietig kwam hij thuis, en daar
vertelde hij het aan zijn vrouw en
aan Jozef.
„Ja, meneer de burgemeester", be
gon Jozef, „U moet niet boos worden
dat ik het zeg, maar, maarre...."
„Nu" drong de burgemeester aan.
„Ja, ziet u, burgemeester, de men
sen zijn bóós op u".
„Boos? Waarom?"
„Ik heb het gehoord in de stad",
ging Jozef verder, „de mensen zijn
boos. Want als u nooit meer jarig
bent, dan is er ook nooit meer burge-
meestersfeest En vooral de kinderen
vinden dat erg".
„Zo", bromde de burgemeester.
„Ja, meneer de burgemeester. Want
dan zijn er geen optochten meer. En
daar houden kinderen juist zo van."
De burgemeester zuchtte eens diep.
En de burgemeestersvrouw en Jozef
zuchtten maar eens mee.
„Nee", zei de burgemeester toen
na een poosje, „nee, dat gaat niet.
Dat kan niet Alle mensen en kinde
ren boos op mij. Nee, dan word ik
liever toch maar ouder, Jozef, ga
gauw naar de drukker en bestel weer
biljetten. Maar nu moet er op staan,
dat ik weer gewoon ieder jaar jarig
zal zijn. En denk er om, met héél
grote letters, hoor!"
„Ja, meneer de burgemeester, ik
ga al!"
En weg vloog Jozef, naar de druk
ker.
„En ik", zei de burgemeesters-
Wat moet hiermee gebeuren? hoor
ik m'n neven en nichten al vragen.
Ja, en dat kan een leuke wedstrijd
worden. Op het voetstuk moet een
standbeeld getekend worden. Van
welke grote man of vrouw geeft niet.
Je kunt dus Ary Scheffer nemen of
burgemeester v. d. Werff, Erasmus of
Johan de Witt. Voor de mooiste in
zendingen zijn weer drie prijzen be
schikbaar. Dit is wel een bijzondere
wedstrijd en ik ben er erg benieuwd
naar, wat jullie er van zult terecht
brengen.
vrouw, „ik zal iedere dag voorzich
tig je grijze haartjes er uit trekken.
Dan word je toch niet zó gauw oud."
„Ja", lachte de burgemeester, „dat
is een goed idee."
ELLIS VAN DE BELD
onze BRievenBus
Beste nichten en neven.
En, hebben jullie
gezwoegd op de fou
ten in de tekening?
't Was heel wat, hè?
Voor de nieuwsgie
rigen zal ik meteen
maar vast vertellen,
dat er precies 20 fou
ten warenmaar
er zijn zowaar kin
deren, die er wel 22
of 25 hebben gevon
den Nee, dat is een
beetje teveel. Hoe
kan zo'n tekenaar
zich toch zo ver
gissen, hè?
Ik wed, dat de
meesten van jullie al
hebben uitgerekend, hoeveel weken het
nog duurt, eer de vacantie begint. Nog
eventjes, en je hebt maar één hand
nodig om ze op je vingers uit te tellen
Maar nu komen er nogt belangrijke
dagen.,., gauw beginnen de repetities
en dan maar spurten voor de overgang.
Toen ik nog op de lagere school was
natuurlijk héél lang geleden!... had
ik eens zo'n prachtig boek, dat ik mijn
aardr\jkskundereptities, voor de over
gang nog wel, erg slecht maakte, 'k
Had bijna niets geleerd en toen ik
's morgens naar school ging, was ik
toch wel bang. Maar toen gebeurde er
iets waaraan ik nooit had gedacht: de
onderwijzer was ineens ziek geworden
en de aardrijkskunde-repetitie ging
niet door 1 Of ik blij wasMaar later
heb ik toch niet meer durven sloffen
met leren, want natuurlijk krijg je zo'n
bof je maar één keer
Doe het vooral nooit na, hoor, want
een slecht cijfer kan niemand gebrui
ken en ik durf het alleen maar te
bekennen omdat het al zo erg lang ge
leden is
En nu even de prijzen en dan de
brievenbus opengemaakt. De geluk
kigen zijn deze week: Letje Gout, le
prijs, M. M. Broer, 2e prijs en Kees
de Pater 3e prijs.
Wel, Willem van Tol, wat heb jij een
mooi versje op de krant gemaakt! Al
leen jammer, dat het de vorige week
een beetje laat was. En te tekening vond
ik helemaal niet! Nou. Hans van der
'n dorst? Dan eerst wat drinken!"
Kramer, daar staal je naam dan toch
goed! Wat maak jij een feesten mee,
fijn, hoor! I.onneke Mossies. wat
schrijf jij toch keurig Bedankt voor je
leuke versje, ik bewaar het nog even, je
kunt nooit weten! En kijk eens aan.
daar hebben we een tweeling in de
kring! Eerst kwam, een paar weken ge
leden Miepie Bontje en nu komt haar
tweelingzus Ankie er ook bij. Dat zijn
nog een helebpcl kinderen meer bij jul
lie thuis zeg, gezellig zo'n groot gezin
Martha Buitelaar heeft goed haar best
gedaan, maar één foutje teveel gemaakt
In de winter wandelen moeders ook met
kinderwagens, hoor en in de zomer kan
het fornuis branden! Nee. die rook waait
de andere kant op als de vlag! En dat
kan nooit! Afke Bergsma, wat heb
jij een lieve broertjes en zusjes. Nou,
als ik jouw vader zie op straat, zal ik
erg netjes lopen of fietsen! Misschien
koop Lk later nog eens wat bij jou.
Wel, Anneke Anccaux, je schrijft nu wel.
dat de puzzle wat al te gemakkelijk was
deze week. maar je hebt de goede op
lossing toch lang niet gevonden! Je
hebt er verkeerde fouten in gevonden
en een paar echte laten zitten., 't léék
wel gemakkelijk, maar daarmee was je
er toch niet, hè? Gerda Voerman,
ik ben blij dat jij zo graag naar school
gaat. Maar je had de puzzle niet he
lemaal goed opgelost. Jammer. Aad
Berkman, dat er zoveel doorhalingen in
je briefje stonden, nu kon je niet een
prijsje winnen, want de andere briefjes
zagen er netter uit. Maar je had alles
goed en ik vind die doorhalingen niet
zo erg, omdat de brief zo lang was!
Ook jij hebt een fout teveel gevonden.
Hans Verschoor! Jammer! En Koos
Los zelfs twee teveel, neen maar, jul
lie hebt de tekenaar nog dommer ge
maakt dan hij al was! Welkom in
de kring, Ria Beishuizen! En dat wel
kom geldt ook voor de andere nieuwe
kinderen, die gaan meedoen en die ik
vandaag niet antwoorden kan. Meisje,
wat een heerlijk feest was dat en wat
ging jij laat naar bed! Wutske Burgh-
graef, wat heb jij weer fijne dagen
gehad. Of ik veel nichtjes heb? Een
krant vol, dat weet Je toch wel! - An
ton Hoogstraten, hoe oud ben jij? Na
tuurlijk mag je meedoen, maar er staan
wat foutjes in je brief. In welke klas
zit jij? Je hebt wél mooi geschreven,
hoor! Bedankt voor je raadseltje. Els
je van Meeuwen! Misschien komt het
wel in de krant! Marijke Visser, kon
er geen briefje overschieten?? Jannie
Bette, leuk, dat je ook mee gaat doen.
Nee, vóór Dinsdag de oplossing inzen
den, hoor. en schrijf je zelf ook eens
een klein briefje? Je bent al zo groot!
Jij dacht zeker ook: aan de puzzle-
oplossing is zóveel te schrijven, dan is
de brief meteen vol, hè Lies Verloop?
Een volgende keer eens wat meer?
Nellie van der Plas heeft een prach
tig schoolreisje gemaakt. En wat een
mooie tekening! Jopie Molcgraaf
heeft ook al teveel fouten gevonden,
maar Jopie toch! En Joke Tcrwan
vond er maar liefst 24! Brppie Rijk
aart is bruidsmeisje geweest toen haar
tante trouwde en ze heeft er nog ge
permanente pijpekrullcn van over. Is
dat even wat? Wat zal jij mooi zijn,
Beste kinderen, ik vind het erg jam
mer. dat ik deze week weer een aan
tal briefjes niet kan beantwoorden om
dat.. och, jullie weet het zo langzamer
hand wel. De krant wordt te vol!! Dus
geef ik hier nog de oplossing van de
tekenpuzzle en dan ga ik gauw ophou
den. Er waren 20 fouten: de boer droeg
een klomp en een schoen, de pijp had
geen steel, de kap van de kinderwagen
zat achterstevoren 5n aan het ene wiel
ontbraken de spaken, in de kinderwa
gen zat opa en moeder had maar één
been, de hoge hoed stond ondersteboven,
evenals het hoedje van de schoorsteen,
de zon, de torenspits en de wandelstok.
Het dakraam stond op zijn kant. de gor
dijntjes hingen verkeerd, net als het
wasgoed, het plantje had geen potje,
het huis geen deur, de regenton zat om
hoog, de maan scheen overdag, de vo
gel vloog op zijn kop en de vlag woei
de verkeerde kant op. Hèhè, wat ee*
rij!!
Allemaal de hartelijke groeten