Kapitein WESTERLING vertelt. IA. DAT WORDT NU TOCH AL TE GEK! MENSEN met een Auper-geheugen 4 ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952 het ó,vontuuRlijke Leven v&n „róxu &öiL" öe qeBeuRtenissen op ceLeBes en te Banöoenq WANNEER iemand 32 jaar oud is en hij geeft zijn „memoires" in het licht, dan is dat op zichzelf al een aanwijzing, dat er iets met hem aan de hand is. Nu, we weten wel, dat «lit met kapitein Westerling ook zeker Kapitein Raymond Westerling. het geval is. Ten overvloede kan men dit lezen in zijn „memoires", die thans bij de N.V. Uitgeverij P. Vink te Antwerpen-Amsterdam in het licht zijn gegeven. Er is over deze Westerling de laat ste jaren zo wel het een en ander ge schreven en er is wel het een en ander over hem bekend geworden. Daarom het kon niet anders is er in deze memoires vrij veel opge tekend, dat al niet nieuw meer mag heten. Toch leest men het. En men leest het als een avonturenroman. Waar om? Omdat het boek vlot en pakkend geschreven is. En vooral ook omdat het de zelf-beschrijving is van een man, die het avontuur zoal niet ge zocht, dan toch ook bepaald niet ge meden heeft. Men leest het voorts, omdat men in dit boek gegevens aan treft, welke op bepaalde belangrijke punten het beeld, dat men zich reeds gevormd had, kunnen voltooien. Dat betreft dan in het bijzonder twee epi soden: de gebeurtenissen op Celebes en te Bandoeng. Er lopen over Westerling geruchten geruchten, welke van bepaalde zij den gretig worden verbreid als zou hij op Celebes duizenden en nog eens duizenden doden op zijn naam heb ben staan. Er lopen zelfs verhalen van 42.000 doden. Westerling zelf ech ter komt ook in zijn memoires tot geen hoger getal dan 600 terroristen. Hij houdt vol, dat hij, door deze levens op te offeren, tienduizenden gespaard heeft voor de verschrikkingen van de terreur. De levens, die hij prijsgaf, waren die van misdadigers; de tien duizenden, welke hij behield, waren die van onschuldigen. DEZE 600 is het cijfer, Westerling zelf verantwoordelijk is. Er zijn echter aan de terroristen grotere verliezen toegebracht. Maar Westerling was ook niet de enige Ne derlandse officier, die op Celebes ope reerde. Het totaal getal dergenen, die aan beide zijden gevallen zijn, meent hij te kunnen stellen op tussen de 3 a 4.000. Dit is altijd nog geen tiende van de cijfers, welke van bepaalde kant worden opgedist. Bij zijn aankomst te Makassar was plan heeft hij opgesteld; hij heeft de operaties echter niet zelf geleid. Hij was immers slechts kapitein en geen generaal. Waarom schoof men alles op zijn rekening? Westerling zoekt de oorzaak hiervan in het feit, dat hij het terrorisme het meest doelmatig bestreed. Als hij schrijft over de doelmatige bestrijding van het terrorisme zet Westerling herhaaldelijk uiteen, dat hij steeds onderscheid maakte tussen de bevolking aan de ene kant en de terroristen aan de andere. Wij krij gen uit zijn uiteenzettingen de stellige indruk, dat er hem zeer veel aan ge legen was, de goeden niet met de kwaden te doen lijden. Maar juist hierom zouden de republikeinen in hem steeds een bijzonder gevaar heb ben gezien. FEIT is, dat Westerling altijd ge makkelijk een grote aanhang on der de bevoking scheen te kunnen vinden. Men noemde hem de Ratu Adil, de Rechtvaardige Vorst. Men bracht hem in verband met heel oude voorspellingen als de volgende: „Wan neer er draden over de aarde gespan nen zijn, dan zullen de Blanken op Java zijn, die door de Gele mensen worden opgesloten. De Blanken zul len lijden, maar dan zullen zij bevrijd worden. De Gele mensen zullen ver dwijnen en dan zullen er zeer zware tijden aanbreken. Puntige hoeden zul len in de Serayu (een rivier in Mid den-Java) drijven. Doch betere tijden zullen aanbreken, aangekondigd door korenoogsten. Wanneer de Serayu de rode rivier wordt, zal de witte buffel naar zijn stal terugkeren. De Chine zen zullen niet meer weten, wat ze moeten geloven. Zij, die met de nieu we toestand accoord gaan, zullen blij ven. Dan is het, dat de Ratu Adil, de Rechtvaardige Vorst, zal komen, die in Turkije geboren werd". Nu is Westerling inderdaad in Tur kije geboren. Het enige onzekere punt schijnen die puntige hoeden te zijn, die in de Serayu zullen drijven. Wes terling meent zelf, dat zij de gedach ten bepalen bij de petten van de Chi nese communistische soldaten. In elk geval zulke voorspellingen waren wel in staat om onder de bevoking aan deze man een bijzonder aureool te verschaffen. Wonderlijk is het ook, dat ook in tijden, waarin op zijn hoofd een hoge prijs was gesteld, nie mand het waagde een vinger naar hem uit te steken. P EN ander geruchtmakend gebeuren *-* uit het leven van Westerling was de bezetting van Bandoeng in Janua ri 1950. In zijn memoires zet hij breed uiteen, dat zijn plan bestond in de bezetting van Djakarta, de gevangen neming van de republikeinse soldaten aldaar en de arrestatie van de repu blikeinse politici. Waarom? Omdat de republikeinse regering in al sneller tempo doende was, de federale rege ringsvorm opzij te zetten, de federa le regeringsvorm welke het meest strookte met de werkelijke belangen van het Indonesische volk. Waartoe de bezetting van Ban doeng? Omdat Westerling, die reeds een grote schare van volgelingen in geheel West-Java om zich verzameld had, niet de beschikking had over wapens en hij deze wilde nemen uit het K.N.I.L.-arsenaal te Bandoeng. Dat zou gebeuren op 22 Januari des avonds te 10 uur. Een uur later zou den ze dan aan Westerling worden overhandigd op een plaats, 25 km van Bandoeng, en weer drie uur later zou hij ze overreiken aan zyn man nen, die reeds te Djakarta waren. In de vroege ochtend van 23 Januari wilde hij dan de garnizoenen en bu reaux te Djakarta overmeesteren. Men weet, dat het zover niet is kun nen komen. Wel gelukte de bezetting van Bandoeng, maar er kwam een kink in de kabel, toen men bij het in laden van de wapens plotseling werd gestoord door een Nederlands officier. Deze sloeg alarm, de auto's werden in beslag genomen, Westerlings mannen gearresteerd en de Indonesische rege ring gewaarschuwd. Een verrassende bezetting van Djakarta was nu niet mogelijk, weshalve Westerling de actie stopte.' Pontianak, die, zoals men weet, door de republikeinen van medeplich tigheid beschuldigd wordt, met het hele geval niets uitstaande had. Inte gendeel, aldus Westerling, er bestond tussen ons verschil van inzicht, om dat Hamid nog altijd meende, dat de republikeinen de constitutie, welke zij hadden aanvaard, ook werkelijk zou den handhaven. Westerling dacht daar anders over en de tijd heeft hem wel in het gelijk gesteld. Westerling is daarop, zoals men weet, uit Indone sië naar Signapore ontvlucht op even avontuurlijke wijze als zijn leven tot dusver vol is geweest van avonturen. Wy hebben uit deze memoires slechts iets kunnen vermelden. Het was maar een greep, niet helemaal willekeurig intussen, omdat in het veelbesproken leven van Westerling deze beide episoden nog de meest be sprokene zijn. Wie het boek ter hand neemt, zal spoedig tot de ontdekking komen, dat hij het moeilijk weerweg Kan leggen vóórdat hij het geheel heeft gelezen. Westerling op het vliegveld van Brussel, waar hij in tegenwoordig heid van enige gendarmes vragen journalisten beantwoordde. JA, het wordt dat Jantje dagen; daar moet wat aan gedaan worden. Maar wat moeten w\j daar aan doen? Zullen we een briefje sturen aan Jantjes moeder? Zo in de trant van: „Uw zoon Jan was vandaag niet op zijn club aan wezig. WO zouden het op prijs stellen wanneer u hem daarover onderhield en zorg droeg dat een dergelijk verzuim niet méér voor komt. Met de meeste Hoogachting Uw dw. dn. Wijkpredikant". Er zyn volksstammen, die op deze wijze een gebleken euvel trachten te repareren, maar ze rekenen buiten de waard, in casu buiten Moeder Het is namelijk helemaal niet zeker dat een dergelijk epistel in haar smaak zal vallen. Ze kan er een heenwijzing in vinden naar een botte insinuatie dat Jantjes afwezigheid feitelijk haar schuld is en dat zij er tegen heeft te waken dat hij niet opnieuw dwaalwegen bewandelt. Alle-mensen, zal ze dan denken, wat heb ik nu aan mijn pet hangen? Denken ze daar dat ik hun werk zal gaan doen? Worden zij daarvoor betaald of ikzelf? Nou dan! Als zij met al hun knapheid dat jong nog met tot reden kunnen brengen, dan zal ik het zeker nooit kunnen. Nemen die mij even in de boot.' Waaruit de conclusie kan worden getrokken dat Moeder zich van het gehele geval zal distanciëren met nog 'le noodzakelijke zijdelingse hatelijk heden tegen al die kale drukte van de kerk, die een mens maar voor de gebakken peren laat opdraaien. Neen, laat ons liever een andere methode kiezen en dus bijvoor- toch al te gek eens goed bekijk, maar slaat dit niet óp komt soort stille vermaningen by Jantje aan? Is het niet juist een tikkeltje te aardig, te zoetjes? Want ik kan niet vergeten dat Jan een man is, die fikkies stookt en die ijs en weder dienende andermans bezit tingen jat, en die in elk geval een cowboy van formaat is. Zitten cowboys op stoeltjes? Neen, geens zins; ze zitten op dampende heng sten en schieten pistolen af, ter wijl ze onderdehand met hun lasso zwaaien. Nog daargelaten dat niets me garandeert dat zo'n kaart, be landt in de zeer algemene brieven bus tan Jans woning, hem ook wezenlijk bereiken zal en niet by- voorbeeld ten prooi valt aan de kleine ukken van een- of driehoog, wen en we beluisteren ook het verlangen der moeder dat dit kind eens een weekje mag gaan kam peren. We begroten samen wat dat zou moeten kosten en in één adem wat er dus „bij moet", het geen heel gemakkelijk valt te be rekenen aangezien het meestal neerkomt op 100 pet. van de totale som. En we scheiden in volledige harmonie en verwachten gouden bergen maar zie, een volgende maal is iedereen er behalve Jantje! Ja, er bestaat alle kans dat v:e Jantje nu werkelijk voor goed kw\jt zijn. Dat begrijpt u niet zo direct en men moet ook inderdaad Jan heel terdege kennen om hier van de achtergronden volledig te doorvorsen. Maar Jan heeft lak aan zijn moeder, ijselijk lak. Het klinkt naar en cru, maar hij haat haar met een afgrondelijke haat. En nu moeder en de clubleiding achter zijn rug gesmoesd blijken te hebben, haat hij ook onze club radicaal en absoluut. Zijn reactie is: „Ook al niet te vertrouwen; ze verloenen je waar je bij staat!" En daarmede neemt het clubleven zijnerzijds een abrupt en volledig einde. Voelt u dat het dus werkelijk al te gek wordt? Er bestaat niet één oplossing voor dit probleem, tenzij dat allereenvoudigste, dat sinds Lucas 15 de weg ter redding wijst: men moet Jantje zelf maar gaan opzoeken, en men moet met If""- -?.*• Uit de VOLKSWIJK ik vrees toch dat ook deze benadering niet helemaal de juiste is. Er bestaat een te grote kans dat we veel goodwill zullen ver spelen door Jan op een te kinder achtige wijze aan te spreken cn we onzer dan! Aldus: methode drie. We zullen bezoek is altijd verre verheven boven een brief. Een bezoek kan mogelijke misverstanden onder vangen. Men kan een gesprek voeren. Ja, laat ons persoonlijk ons beeld Jantje zelf benaderen Daar ^Twaarts haasten en een wijdeer- bestaan ook suggesties te over voor en we kunnen gebruik maken van kant-en-klare drukwerkjes: irIan, je stoeltje was vandaag leeg! Kom je de volgende keer vooral terug?" Het ziet er leuk uit, fleurig en zo, echt animerend. Maar vraag tk me af als ik het kaartje nog takte boom opzetten over de ge deelde dubbele zorgen omtrent dit kleine knaapje, dat moeder en ons na aan het hart en zwaar op de lever ligt. Waarlijk, nu kunnen we de klippen der belediging om zeilen. We sprekelt lang en zwaar over het kind. We horen dat het 's nachts zo luidkeels kan schreeu- gesprek worden zonder één wijt, en misschien zal hij juist eens duchtig op zijn kleine dakje moeten hebben. Misschien zal hijzelf zich blij verwonderen over zulk een belangstelling en misschien zullen wij enkel de verheugden zijn. Dat moet men afwachten. Maar het axioma is: Jan moet gezocht! Vindt u ook niet dat we er dus nodig hulpkrachten bij moeten krij gen? Wel, dat kan mits u een te lang opgehouden gave stuurt naar uw zwoegende WIJKPREDIKANT. ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952 5 ef een afgedankte Hollandse pon! naar Het eiland van dwangarbeiders, „kiss me not"-kappen enezels in broeken WANNEER men genoeg heeft van de wat gezapige romantiek van La Rochelle, met zijn pittoreske ves ting en zijn schilderachtige haven, wordt het tijd, om één der minst spectaculaire, maar niettemin zeer merkwaardige bezienswaardigheden van Frankrijk te gaan zien; het eiland Ré. Secuur tracht men eerst, in één der tabakswinkels, iets naders te verne men, omtrent de afvaarttijden en fre quenties van de ponten, want stel je voor, dat je net de laatste pont hebt gepikt en tenslotte op Ré zoudt moe ten overwinteren. De tabaksman is niet erg zeker van zijn zaak, fronst zijn voorhoofd en put zich uit in een veelvoud van vaagheden, zodat ge daarna bij een politieagent terecht komt, die wel zeer positief in zijn be weringen is, dat Ré via de voorhaven La Pallice is te bereiken, maar om trent het veer zelf is deze wetsdie- naar evenmin in staat, om ons in te lichten. Zodat de toerist tenslotte maar weer in zijn wagentje stapt, de onbe kende verten tegemoet, die op enkele kilometers reeds ophouden, want nu staat men aan de haven te kijken naar de enorme betonnen gevaarten, die de H.H. bezetters hier bouwden en waarin hun onderzeeboten, bomvrij en wel, voor nieuwe expedities wer den uitgerust. De Fransen hebben ook deze erfenis gelaten aanvaard; er was opruimen aan en zoveel dynamiet DE boot voer op korte afstand van de lange pier, waaraan de Trans- Atlantische boten, die La Pallice aan doen, plegen te meren. Een indruk wekkend geheel, compleet met mo derne kantoorgebouwen, kranen en wat dies meer zij, maar zonder sche pen. De aankomst op Ré zelf, terwijl de zon snel onder de kim verdween, was wat mijn Engelse vriend uneventfull (op kalme wijze) noemde. Dan con trole van de gendarmerie bij de wach tende auto's. Dit eiland is onder meer ook de verblijfplaats van een aantal strafgevangenen, die in het oude, historische fort van St. Martin zijn opgesloten. Een gedeelte werkt overdag bij boeren op het platteland en de situatie schijnt er zo op het eerste gezicht minder gespannen, dan in zekere, zeer efficiënte Ameri kaanse gevangenissen, alhoewel we betwijfelen, of de Franse justitie zich de luxe van een permanent geaccre diteerd psycholoog kan veroorloven. Een feit is, dat een gevangene, die op een avond na zijn werk geen zin heeft om naar het fort terug te keren, best had"n blijkbaar niet by 't handje, om deze gevaartes op te blazen. In dit geval ware de schade aan wat men „de belendende percelen" noemt, niet te overzien geweest en dus liet men de zaak maar zoals ze was en hier en daar werd de donkere grimmig heid bij stukjes en beetjes aan kleine bedrijven verhuurd. De toerist staat dan al vrij snel, nadat hij zich met levensgevaar door een locale wielerwedstrijd heeft heen geslagen, voor het loket van de veer pont (die nét weg was, zoals alle pon ten) en men voelt zich een beetje ont dekkingsreiziger, nu men dit Conti nent gaat verlaten. Het eiland Ré ligt weliswaar op schootsafstand van de kust, men zou er desnoods naar toe kunnen zwemmen in een onverstandi ge bui, maar de toerist beeldt zich nu eenmaal gaarne in, dat er in deze snel schrompelende wereld nog iets te ontdekken valt. Hij betaalt die ontdekking con tant aan een schrompelig mannetje achter het loket, die Uw wagen ta xeert per pk en wanneer de toerist tenslotte tevergeefs tracht zijn techni sche kennis om de tuin te leiden, kan men, na wat loven en bieden, wellicht tot een voor beide partijen acceptabel accoord komen. Ook het aantal pas sagiers wordt per kop belast en, na dat de veerboot tenslotte zijn veelvoud voorwereldlijke motorvoertuigen, kin derwagens, boerenkarren, veilig en wel op dit Continent zette, krijgt ge de order, om op de ex-Moerdijkse of Sliedrechtse wijze, een plaatsje op de pont te bezetten. Het is niet druk, een slaperige Belg per Skoda en een stuk of drie twijfelachtige Renaults uit de twintiger jaren, van de inboor lingen van Ré en een stuk of wat fietsers. De overtocht duurt twintig minuten en al spoedig heeft de toerist door, dat hij zich hier op ex-vaderlandse bodem bevindt, waarvan een slordig onderhouden koperen plaat het bewijs men in zijn geheel naar de Adriati- sche Zee, of naar Zuid-Italië zou kun nen verplaatsen. Enkele vissersboten en een plezierjacht, drommen gezel lige lieden delibereren over allerlei onbelangrijke dingen en de toerist vindt het welletjes en zoekt een hotel op. DAT dacht ge maar, want de enkele hotels zaten, om één of andere reden propvol en na wat vragen, zoe ken en gescharrel, was er één, die ons wel een kamer kon bezorgen, op voorwaarde, dat we daar ons avond maal zouden nuttigen. We capituleer den en op twee honderd meters van het haventje, in een nauw bochtig straatje, bleek een deftig herenhuis als „dépendance" te fungeren. Aan de wanden imposante portretten van volumineuze Bretonse ooms en tantes, huwelijksfoto's, een niet lopende, bron zen pendule met een weemoedig kij kende vioolspeler, een enorme bed stede en aangebouwd gemak. Het avondmaal in het hotel met uitzicht op de haven was slecht en duur (ondanks de aanbeveling van de Club des Sans-Club), maar de zee van het eiland te weten te komen onder het genot van een glas land- wijn troffen we in een visserskroegje een gemeenteraadslid, die ons aller lei historische bijzonderheden vertel de van dit wonderlijke stukje Frank rijk. Honderdjarige oorlog, Riche lieu's beleg van de vesting La Ro chelle in 1627, interventie van Britse schepen, die eerst Ré bezetten. Het gesprek werd onzerzijds al spoe dig gedirigeerd naar twee zeer merk-' waardige textielproducten, nl. de enorm grote „kiss me not" kappen waarmede het vrouwelijk schoon van alle leeftijden op het land werkten en schrikt U niet de ezels, die hier tegen de eetlust der muggen worden beschermd door middel van twee broeken om de voor- en achterpoten. Zo'n „kiss me not" kap is erg pret tig, wanneer de brandende zon schijnt maar de oorsprong vinden we weer terug, volgens onze zegsman, in de historie, toen Engelands troepen het eiland hadden bezet en de vrouwen, teneinde de avances van de vreemde soldaten enigszins te stuiten, hun aan gezicht camoufleerden onder de enor me kappen. DE volgende dag hebben we het eiland verder bekeken. Het land schap is vlak, hier en daar een dorp je, met nauwe, bochtige straatjes. De „kiss me not" kappen waren talrijk, maar de ezels waren broekloos, het geen waarschijnlijk kwam, doordat het nog wat te vroeg in het muggen- seizoen was. Op het uiterste eind van het eiland beklommen we met vuur torenwachter Renaud de op één na hoogste vuurtoren van Europa (272 treedjes). Lichtelijk buiten adem ke ken we over het eiland en naar het Continent. Renaud vertelde, dat hij per dag 13.200 treedjes klom. Dat was Ré in a nutshell: ezels zon der broeken, „kiss me not's", zout- pannen en bochtige straatjes, hier en daar wat wijngaarden, akkers en dwangarbeiders, fort j5t. Martin, het Verdun van de 17e eeuw. Aan de arbeid, het hoofd gedekt door de „kiss me not"-kap. naar de overkant kan zwemmen en aangezien dit een nogal vermoeiende bezigheid is, verdwijnt er af en toe wel eens een roeibootje, maar de con- trólepost der gendarmerie bij de veer pont-steiger zorgt er wel voor, dat de ontvluchting niet op de gemakkelijk ste manier geschiedt. Uneventfull rijden we, via nauwe, wat bochtige wegen door een land schap, zo plat als een dubbeltje, met hier en daar een stukje zand, een bosje, nette akkers, en op de wijn gaarden na zou men zich best in Zeeuwsch-Vlaanderen kunnen wanen. Maar, na enkele kilometers staat de toerist plotseling op zijn rem, want het haventje van Ars-en-Ré, met zijn oude, kleurige geveltjes en zijn spie gelgladde wateren, is een beeld, dat Net Zeeland, toch Ré. LANG vóór de mens de schrijfkunst had uitgevonden en in staat was om gebeurtenissen, verhalen en tradi ties in ideogrammen, letters, hiërogly- phen of andere schryftekens voor het nageslacht te bewaren, bestonden er reeds sagenreeksen, dichtwerken en geschiedkundige verhalen, die monde ling werden overgeleverd van geslacht op geslacht. Zij, die dit deden de zangers, de tovenaars, de medicijn mannen beschikten over een ge heugen, dat wij naar onze normen als abnormaal zouden moeten kenschet sen. Zo waren er in India mannen, die de Veda's ruim 10.000 sutra's of verzen feilloos konden opzeggen. In het oude Griekenland waren er voor drachtskunstenaars, die alle werken van Homerus van buiten kenden. En de grote Romein Seneca vertelt van zichzelf, dat hij 2500 verzen kende na ze éénmaal te hebben horen opzeggen en dat hij ze op zijn beurt toen kon reciteren. In de streek, waar Luther begon met zyn arbeid voor de Refor matie, woonde een boer Mi chel Sauerhof die het Oude Testa ment zonder één enkele fout te ma ken kon reciteren. En het Finse hel dendicht, de Kalevala, dat een fors boek beslaat, werd in de lange winters door de oude dorpszangers eveneens feilloos van buiten opgezegd. Zouden dergelijke mensen niet hebben bestaan dan was menig groot dicht-, geschied- of wijsgerig-religieus meesterwerk nooit tot op de huidige dag bewaard. Een ander type super-geheugen werkt als een camera. Zo zijn er men sen, die een zo sterk optisch herin neringsvermogen hebben, dat ze na een paar blikken op een pagina van een krant of boek van hun geheugen uit kunnen voorlezen, wat er op die pagina staat. Bekend was door deze bijzondere gave een zetter op de druk kerij van de Staatscourant in de da gen van Napoleon I. Deze uit Gas- cogne afkomstige Fransman André Lepère kon, als men hem vroeg, wat er bij voorbeeld had gestaan op pagina 3 van de editie van 16 Februa ri 1808. uit het geheugen oplezen, wat daar bad gestaan. En hoogst zelden betrapte men hem op een fout. Zelf hebben wij een archivaris van een commerciële onderneming gekend, die, als men hem bij voorbeeld vroeg: „Wanneer was ook weer die déconfi ture van de firma Zo en Zo?", ten antwoord gaf (hij bracht dan de hand naar zijn voorhoofd en tuurde in de verte)„Even k ij k e n, dat was op 16 April 1921 en u vindt er iets over in de Indische Mercuur van 21 April 1921 pagina 3, rechts bovenDie vraag werd de archivaris gesteld in 1931! De Duitse oriëntalist Goldzieher wist van ieder boek, dat hij onder ogen had gehad, jaren later nog precies, op welke bladzijde een bepaald thema of een bepaalde uitspraak, ja. een drukfout stond. Weer andere abnormale geheugens zetelen in het hoofd van hen, die men als talengenieën kan aanduiden. Zij combineren als het ware het sterke acoustische met het visuele of came ra-geheugen. Zeer bekend om deze ei genschap was de kardinaal Jozef Mez- zofanti (1774—1849), die in 1833 biblio thecaris van het Vaticaan werd. Hij sprak 50 talen vloeiend, 20 andere ken de hij goed en bovendien verstond en sprak hij nog een paar dozijn dialec ten. Geen wonder, dat hij de bijnaam „Levend Pinksterfeest" verwierf. Mezzofanti had maar een paar maan den nodig om de moeilijkste talen te leren. Een ander man, die zich op het gebied van talenkennis kon meten mei de Romeinse kardinaal, was een Duits diplomaat, Krebs geheten. Hij ver stond en kon zich verstaanbaar maken in 100 talen en dialecten. Het beroemd ste geval van talenkennis was echter de Duitse linguïst professor Gottfried Ludwig Schütz, die omstreeks 1800 hoogleraar was in Halle en niet min* der dan 200 talen beheerste.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 12