Kapitein WESTERLING vertelt.
IA. DAT WORDT NU TOCH AL TE GEK!
MENSEN met een Auper-geheugen
4
ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952
het ó,vontuuRlijke Leven v&n „róxu &öiL"
öe qeBeuRtenissen op ceLeBes en te Banöoenq
WANNEER iemand 32 jaar oud is en
hij geeft zijn „memoires" in het
licht, dan is dat op zichzelf al een
aanwijzing, dat er iets met hem aan
de hand is. Nu, we weten wel, dat
«lit met kapitein Westerling ook zeker
Kapitein Raymond Westerling.
het geval is. Ten overvloede kan men
dit lezen in zijn „memoires", die
thans bij de N.V. Uitgeverij P. Vink
te Antwerpen-Amsterdam in het licht
zijn gegeven.
Er is over deze Westerling de laat
ste jaren zo wel het een en ander ge
schreven en er is wel het een en
ander over hem bekend geworden.
Daarom het kon niet anders is
er in deze memoires vrij veel opge
tekend, dat al niet nieuw meer mag
heten.
Toch leest men het. En men leest
het als een avonturenroman. Waar
om? Omdat het boek vlot en pakkend
geschreven is. En vooral ook omdat
het de zelf-beschrijving is van een
man, die het avontuur zoal niet ge
zocht, dan toch ook bepaald niet ge
meden heeft. Men leest het voorts,
omdat men in dit boek gegevens aan
treft, welke op bepaalde belangrijke
punten het beeld, dat men zich reeds
gevormd had, kunnen voltooien. Dat
betreft dan in het bijzonder twee epi
soden: de gebeurtenissen op Celebes
en te Bandoeng.
Er lopen over Westerling geruchten
geruchten, welke van bepaalde zij
den gretig worden verbreid als zou
hij op Celebes duizenden en nog eens
duizenden doden op zijn naam heb
ben staan. Er lopen zelfs verhalen
van 42.000 doden. Westerling zelf ech
ter komt ook in zijn memoires tot
geen hoger getal dan 600 terroristen.
Hij houdt vol, dat hij, door deze levens
op te offeren, tienduizenden gespaard
heeft voor de verschrikkingen van de
terreur. De levens, die hij prijsgaf,
waren die van misdadigers; de tien
duizenden, welke hij behield, waren
die van onschuldigen.
DEZE 600 is het cijfer,
Westerling zelf verantwoordelijk
is. Er zijn echter aan de terroristen
grotere verliezen toegebracht. Maar
Westerling was ook niet de enige Ne
derlandse officier, die op Celebes ope
reerde. Het totaal getal dergenen, die
aan beide zijden gevallen zijn, meent
hij te kunnen stellen op tussen de 3
a 4.000. Dit is altijd nog geen tiende
van de cijfers, welke van bepaalde
kant worden opgedist.
Bij zijn aankomst te Makassar was
plan heeft hij opgesteld; hij heeft de
operaties echter niet zelf geleid. Hij
was immers slechts kapitein en geen
generaal. Waarom schoof men alles
op zijn rekening? Westerling zoekt de
oorzaak hiervan in het feit, dat hij
het terrorisme het meest doelmatig
bestreed.
Als hij schrijft over de doelmatige
bestrijding van het terrorisme zet
Westerling herhaaldelijk uiteen, dat
hij steeds onderscheid maakte tussen
de bevolking aan de ene kant en de
terroristen aan de andere. Wij krij
gen uit zijn uiteenzettingen de stellige
indruk, dat er hem zeer veel aan ge
legen was, de goeden niet met de
kwaden te doen lijden. Maar juist
hierom zouden de republikeinen in
hem steeds een bijzonder gevaar heb
ben gezien.
FEIT is, dat Westerling altijd ge
makkelijk een grote aanhang on
der de bevoking scheen te kunnen
vinden. Men noemde hem de Ratu
Adil, de Rechtvaardige Vorst. Men
bracht hem in verband met heel oude
voorspellingen als de volgende: „Wan
neer er draden over de aarde gespan
nen zijn, dan zullen de Blanken op
Java zijn, die door de Gele mensen
worden opgesloten. De Blanken zul
len lijden, maar dan zullen zij bevrijd
worden. De Gele mensen zullen ver
dwijnen en dan zullen er zeer zware
tijden aanbreken. Puntige hoeden zul
len in de Serayu (een rivier in Mid
den-Java) drijven. Doch betere tijden
zullen aanbreken, aangekondigd door
korenoogsten. Wanneer de Serayu de
rode rivier wordt, zal de witte buffel
naar zijn stal terugkeren. De Chine
zen zullen niet meer weten, wat ze
moeten geloven. Zij, die met de nieu
we toestand accoord gaan, zullen blij
ven. Dan is het, dat de Ratu Adil,
de Rechtvaardige Vorst, zal komen,
die in Turkije geboren werd".
Nu is Westerling inderdaad in Tur
kije geboren. Het enige onzekere punt
schijnen die puntige hoeden te zijn,
die in de Serayu zullen drijven. Wes
terling meent zelf, dat zij de gedach
ten bepalen bij de petten van de Chi
nese communistische soldaten. In elk
geval zulke voorspellingen waren
wel in staat om onder de bevoking
aan deze man een bijzonder aureool
te verschaffen. Wonderlijk is het ook,
dat ook in tijden, waarin op zijn
hoofd een hoge prijs was gesteld, nie
mand het waagde een vinger naar
hem uit te steken.
P EN ander geruchtmakend gebeuren
*-* uit het leven van Westerling was
de bezetting van Bandoeng in Janua
ri 1950. In zijn memoires zet hij breed
uiteen, dat zijn plan bestond in de
bezetting van Djakarta, de gevangen
neming van de republikeinse soldaten
aldaar en de arrestatie van de repu
blikeinse politici. Waarom? Omdat de
republikeinse regering in al sneller
tempo doende was, de federale rege
ringsvorm opzij te zetten, de federa
le regeringsvorm welke het meest
strookte met de werkelijke belangen
van het Indonesische volk.
Waartoe de bezetting van Ban
doeng? Omdat Westerling, die reeds
een grote schare van volgelingen in
geheel West-Java om zich verzameld
had, niet de beschikking had over
wapens en hij deze wilde nemen uit
het K.N.I.L.-arsenaal te Bandoeng.
Dat zou gebeuren op 22 Januari des
avonds te 10 uur. Een uur later zou
den ze dan aan Westerling worden
overhandigd op een plaats, 25 km
van Bandoeng, en weer drie uur later
zou hij ze overreiken aan zyn man
nen, die reeds te Djakarta waren. In
de vroege ochtend van 23 Januari
wilde hij dan de garnizoenen en bu
reaux te Djakarta overmeesteren.
Men weet, dat het zover niet is kun
nen komen. Wel gelukte de bezetting
van Bandoeng, maar er kwam een
kink in de kabel, toen men bij het in
laden van de wapens plotseling werd
gestoord door een Nederlands officier.
Deze sloeg alarm, de auto's werden in
beslag genomen, Westerlings mannen
gearresteerd en de Indonesische rege
ring gewaarschuwd. Een verrassende
bezetting van Djakarta was nu niet
mogelijk, weshalve Westerling de
actie stopte.'
Pontianak, die, zoals men weet,
door de republikeinen van medeplich
tigheid beschuldigd wordt, met het
hele geval niets uitstaande had. Inte
gendeel, aldus Westerling, er bestond
tussen ons verschil van inzicht, om
dat Hamid nog altijd meende, dat de
republikeinen de constitutie, welke zij
hadden aanvaard, ook werkelijk zou
den handhaven. Westerling dacht daar
anders over en de tijd heeft hem wel
in het gelijk gesteld. Westerling is
daarop, zoals men weet, uit Indone
sië naar Signapore ontvlucht op even
avontuurlijke wijze als zijn leven tot
dusver vol is geweest van avonturen.
Wy hebben uit deze memoires
slechts iets kunnen vermelden. Het
was maar een greep, niet helemaal
willekeurig intussen, omdat in het
veelbesproken leven van Westerling
deze beide episoden nog de meest be
sprokene zijn. Wie het boek ter hand
neemt, zal spoedig tot de ontdekking
komen, dat hij het moeilijk weerweg
Kan leggen vóórdat hij het geheel
heeft gelezen.
Westerling op het vliegveld van
Brussel, waar hij in tegenwoordig
heid van enige gendarmes vragen
journalisten beantwoordde.
JA, het wordt
dat Jantje
dagen; daar moet wat aan gedaan
worden. Maar wat moeten w\j
daar aan doen? Zullen we een
briefje sturen aan Jantjes moeder?
Zo in de trant van: „Uw zoon Jan
was vandaag niet op zijn club aan
wezig. WO zouden het op prijs
stellen wanneer u hem daarover
onderhield en zorg droeg dat een
dergelijk verzuim niet méér voor
komt. Met de meeste Hoogachting
Uw dw. dn. Wijkpredikant". Er zyn
volksstammen, die op deze wijze
een gebleken euvel trachten te
repareren, maar ze rekenen buiten
de waard, in casu buiten Moeder
Het is namelijk helemaal niet
zeker dat een dergelijk epistel in
haar smaak zal vallen. Ze kan er
een heenwijzing in vinden naar
een botte insinuatie dat Jantjes
afwezigheid feitelijk haar schuld is
en dat zij er tegen heeft te waken
dat hij niet opnieuw dwaalwegen
bewandelt. Alle-mensen, zal ze
dan denken, wat heb ik nu aan
mijn pet hangen? Denken ze daar
dat ik hun werk zal gaan doen?
Worden zij daarvoor betaald of
ikzelf? Nou dan! Als zij met al
hun knapheid dat jong nog met
tot reden kunnen brengen, dan zal
ik het zeker nooit kunnen. Nemen
die mij even in de boot.' Waaruit
de conclusie kan worden getrokken
dat Moeder zich van het gehele
geval zal distanciëren met nog 'le
noodzakelijke zijdelingse hatelijk
heden tegen al die kale drukte van
de kerk, die een mens maar voor
de gebakken peren laat opdraaien.
Neen, laat ons liever een andere
methode kiezen en dus bijvoor-
toch al te gek eens goed bekijk, maar slaat dit
niet óp komt soort stille vermaningen by Jantje
aan? Is het niet juist een tikkeltje
te aardig, te zoetjes? Want ik kan
niet vergeten dat Jan een man is,
die fikkies stookt en die ijs en
weder dienende andermans bezit
tingen jat, en die in elk geval een
cowboy van formaat is. Zitten
cowboys op stoeltjes? Neen, geens
zins; ze zitten op dampende heng
sten en schieten pistolen af, ter
wijl ze onderdehand met hun lasso
zwaaien. Nog daargelaten dat niets
me garandeert dat zo'n kaart, be
landt in de zeer algemene brieven
bus tan Jans woning, hem ook
wezenlijk bereiken zal en niet by-
voorbeeld ten prooi valt aan de
kleine ukken van een- of driehoog,
wen en we beluisteren ook het
verlangen der moeder dat dit kind
eens een weekje mag gaan kam
peren. We begroten samen wat
dat zou moeten kosten en in één
adem wat er dus „bij moet", het
geen heel gemakkelijk valt te be
rekenen aangezien het meestal
neerkomt op 100 pet. van de totale
som. En we scheiden in volledige
harmonie en verwachten gouden
bergen maar zie, een volgende
maal is iedereen er behalve Jantje!
Ja, er bestaat alle kans dat v:e
Jantje nu werkelijk voor goed
kw\jt zijn. Dat begrijpt u niet zo
direct en men moet ook inderdaad
Jan heel terdege kennen om hier
van de achtergronden volledig te
doorvorsen. Maar Jan heeft lak
aan zijn moeder, ijselijk lak. Het
klinkt naar en cru, maar hij haat
haar met een afgrondelijke haat.
En nu moeder en de clubleiding
achter zijn rug gesmoesd blijken te
hebben, haat hij ook onze club
radicaal en absoluut. Zijn reactie
is: „Ook al niet te vertrouwen;
ze verloenen je waar je bij staat!"
En daarmede neemt het clubleven
zijnerzijds een abrupt en volledig
einde.
Voelt u dat het dus werkelijk
al te gek wordt? Er bestaat niet
één oplossing voor dit probleem,
tenzij dat allereenvoudigste, dat
sinds Lucas 15 de weg ter redding
wijst: men moet Jantje zelf maar
gaan opzoeken, en men moet met
If""- -?.*•
Uit de
VOLKSWIJK
ik vrees toch dat ook deze
benadering niet helemaal de juiste
is. Er bestaat een te grote kans
dat we veel goodwill zullen ver
spelen door Jan op een te kinder
achtige wijze aan te spreken cn
we onzer dan!
Aldus: methode drie. We zullen
bezoek is altijd verre verheven
boven een brief. Een bezoek kan
mogelijke misverstanden onder
vangen. Men kan een gesprek
voeren. Ja, laat ons persoonlijk ons
beeld Jantje zelf benaderen Daar ^Twaarts haasten en een wijdeer-
bestaan ook suggesties te over voor
en we kunnen gebruik maken van
kant-en-klare drukwerkjes: irIan,
je stoeltje was vandaag leeg! Kom
je de volgende keer vooral terug?"
Het ziet er leuk uit, fleurig en zo,
echt animerend. Maar vraag tk
me af als ik het kaartje nog
takte boom opzetten over de ge
deelde dubbele zorgen omtrent dit
kleine knaapje, dat moeder en ons
na aan het hart en zwaar op de
lever ligt. Waarlijk, nu kunnen
we de klippen der belediging om
zeilen. We sprekelt lang en zwaar
over het kind. We horen dat het
's nachts zo luidkeels kan schreeu-
gesprek worden zonder één
wijt, en misschien zal hij juist eens
duchtig op zijn kleine dakje moeten
hebben. Misschien zal hijzelf zich
blij verwonderen over zulk een
belangstelling en misschien zullen
wij enkel de verheugden zijn. Dat
moet men afwachten. Maar het
axioma is: Jan moet gezocht!
Vindt u ook niet dat we er dus
nodig hulpkrachten bij moeten krij
gen? Wel, dat kan mits u een te
lang opgehouden gave stuurt naar
uw zwoegende
WIJKPREDIKANT.
ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952
5
ef een afgedankte Hollandse pon! naar
Het eiland van dwangarbeiders,
„kiss me not"-kappen
enezels in broeken
WANNEER men genoeg heeft van
de wat gezapige romantiek van
La Rochelle, met zijn pittoreske ves
ting en zijn schilderachtige haven,
wordt het tijd, om één der minst
spectaculaire, maar niettemin zeer
merkwaardige bezienswaardigheden
van Frankrijk te gaan zien; het eiland
Ré.
Secuur tracht men eerst, in één der
tabakswinkels, iets naders te verne
men, omtrent de afvaarttijden en fre
quenties van de ponten, want stel je
voor, dat je net de laatste pont hebt
gepikt en tenslotte op Ré zoudt moe
ten overwinteren. De tabaksman is
niet erg zeker van zijn zaak, fronst
zijn voorhoofd en put zich uit in een
veelvoud van vaagheden, zodat ge
daarna bij een politieagent terecht
komt, die wel zeer positief in zijn be
weringen is, dat Ré via de voorhaven
La Pallice is te bereiken, maar om
trent het veer zelf is deze wetsdie-
naar evenmin in staat, om ons in te
lichten.
Zodat de toerist tenslotte maar
weer in zijn wagentje stapt, de onbe
kende verten tegemoet, die op enkele
kilometers reeds ophouden, want nu
staat men aan de haven te kijken
naar de enorme betonnen gevaarten,
die de H.H. bezetters hier bouwden
en waarin hun onderzeeboten, bomvrij
en wel, voor nieuwe expedities wer
den uitgerust. De Fransen hebben ook
deze erfenis gelaten aanvaard; er was
opruimen aan en zoveel dynamiet
DE boot voer op korte afstand van
de lange pier, waaraan de Trans-
Atlantische boten, die La Pallice aan
doen, plegen te meren. Een indruk
wekkend geheel, compleet met mo
derne kantoorgebouwen, kranen en
wat dies meer zij, maar zonder sche
pen.
De aankomst op Ré zelf, terwijl de
zon snel onder de kim verdween, was
wat mijn Engelse vriend uneventfull
(op kalme wijze) noemde. Dan con
trole van de gendarmerie bij de wach
tende auto's. Dit eiland is onder
meer ook de verblijfplaats van een
aantal strafgevangenen, die in het
oude, historische fort van St. Martin
zijn opgesloten. Een gedeelte werkt
overdag bij boeren op het platteland
en de situatie schijnt er zo op het
eerste gezicht minder gespannen, dan
in zekere, zeer efficiënte Ameri
kaanse gevangenissen, alhoewel we
betwijfelen, of de Franse justitie zich
de luxe van een permanent geaccre
diteerd psycholoog kan veroorloven.
Een feit is, dat een gevangene, die op
een avond na zijn werk geen zin heeft
om naar het fort terug te keren, best
had"n
blijkbaar niet by 't handje,
om deze gevaartes op te blazen. In dit
geval ware de schade aan wat men
„de belendende percelen" noemt, niet
te overzien geweest en dus liet men
de zaak maar zoals ze was en hier
en daar werd de donkere grimmig
heid bij stukjes en beetjes aan kleine
bedrijven verhuurd.
De toerist staat dan al vrij snel,
nadat hij zich met levensgevaar door
een locale wielerwedstrijd heeft heen
geslagen, voor het loket van de veer
pont (die nét weg was, zoals alle pon
ten) en men voelt zich een beetje ont
dekkingsreiziger, nu men dit Conti
nent gaat verlaten. Het eiland Ré ligt
weliswaar op schootsafstand van de
kust, men zou er desnoods naar toe
kunnen zwemmen in een onverstandi
ge bui, maar de toerist beeldt zich
nu eenmaal gaarne in, dat er in deze
snel schrompelende wereld nog iets te
ontdekken valt.
Hij betaalt die ontdekking con
tant aan een schrompelig mannetje
achter het loket, die Uw wagen ta
xeert per pk en wanneer de toerist
tenslotte tevergeefs tracht zijn techni
sche kennis om de tuin te leiden, kan
men, na wat loven en bieden, wellicht
tot een voor beide partijen acceptabel
accoord komen. Ook het aantal pas
sagiers wordt per kop belast en, na
dat de veerboot tenslotte zijn veelvoud
voorwereldlijke motorvoertuigen, kin
derwagens, boerenkarren, veilig en
wel op dit Continent zette, krijgt ge
de order, om op de ex-Moerdijkse of
Sliedrechtse wijze, een plaatsje op de
pont te bezetten. Het is niet druk,
een slaperige Belg per Skoda en een
stuk of drie twijfelachtige Renaults
uit de twintiger jaren, van de inboor
lingen van Ré en een stuk of wat
fietsers.
De overtocht duurt twintig minuten
en al spoedig heeft de toerist door,
dat hij zich hier op ex-vaderlandse
bodem bevindt, waarvan een slordig
onderhouden koperen plaat het bewijs
men in zijn geheel naar de Adriati-
sche Zee, of naar Zuid-Italië zou kun
nen verplaatsen. Enkele vissersboten
en een plezierjacht, drommen gezel
lige lieden delibereren over allerlei
onbelangrijke dingen en de toerist
vindt het welletjes en zoekt een hotel
op.
DAT dacht ge maar, want de enkele
hotels zaten, om één of andere
reden propvol en na wat vragen, zoe
ken en gescharrel, was er één, die
ons wel een kamer kon bezorgen, op
voorwaarde, dat we daar ons avond
maal zouden nuttigen. We capituleer
den en op twee honderd meters van
het haventje, in een nauw bochtig
straatje, bleek een deftig herenhuis
als „dépendance" te fungeren. Aan
de wanden imposante portretten van
volumineuze Bretonse ooms en tantes,
huwelijksfoto's, een niet lopende, bron
zen pendule met een weemoedig kij
kende vioolspeler, een enorme bed
stede en aangebouwd gemak.
Het avondmaal in het hotel met
uitzicht op de haven was slecht en
duur (ondanks de aanbeveling van de
Club des Sans-Club), maar de zee
van het eiland te weten te komen
onder het genot van een glas land-
wijn troffen we in een visserskroegje
een gemeenteraadslid, die ons aller
lei historische bijzonderheden vertel
de van dit wonderlijke stukje Frank
rijk. Honderdjarige oorlog, Riche
lieu's beleg van de vesting La Ro
chelle in 1627, interventie van Britse
schepen, die eerst Ré bezetten.
Het gesprek werd onzerzijds al spoe
dig gedirigeerd naar twee zeer merk-'
waardige textielproducten, nl. de
enorm grote „kiss me not" kappen
waarmede het vrouwelijk schoon van
alle leeftijden op het land werkten en
schrikt U niet de ezels, die hier
tegen de eetlust der muggen worden
beschermd door middel van twee
broeken om de voor- en achterpoten.
Zo'n „kiss me not" kap is erg pret
tig, wanneer de brandende zon schijnt
maar de oorsprong vinden we weer
terug, volgens onze zegsman, in de
historie, toen Engelands troepen het
eiland hadden bezet en de vrouwen,
teneinde de avances van de vreemde
soldaten enigszins te stuiten, hun aan
gezicht camoufleerden onder de enor
me kappen.
DE volgende dag hebben we het
eiland verder bekeken. Het land
schap is vlak, hier en daar een dorp
je, met nauwe, bochtige straatjes. De
„kiss me not" kappen waren talrijk,
maar de ezels waren broekloos, het
geen waarschijnlijk kwam, doordat
het nog wat te vroeg in het muggen-
seizoen was. Op het uiterste eind van
het eiland beklommen we met vuur
torenwachter Renaud de op één na
hoogste vuurtoren van Europa (272
treedjes). Lichtelijk buiten adem ke
ken we over het eiland en naar het
Continent. Renaud vertelde, dat hij
per dag 13.200 treedjes klom.
Dat was Ré in a nutshell: ezels zon
der broeken, „kiss me not's", zout-
pannen en bochtige straatjes, hier en
daar wat wijngaarden, akkers en
dwangarbeiders, fort j5t. Martin, het
Verdun van de 17e eeuw.
Aan de arbeid, het hoofd gedekt
door de „kiss me not"-kap.
naar de overkant kan zwemmen en
aangezien dit een nogal vermoeiende
bezigheid is, verdwijnt er af en toe
wel eens een roeibootje, maar de con-
trólepost der gendarmerie bij de veer
pont-steiger zorgt er wel voor, dat de
ontvluchting niet op de gemakkelijk
ste manier geschiedt.
Uneventfull rijden we, via nauwe,
wat bochtige wegen door een land
schap, zo plat als een dubbeltje, met
hier en daar een stukje zand, een
bosje, nette akkers, en op de wijn
gaarden na zou men zich best in
Zeeuwsch-Vlaanderen kunnen wanen.
Maar, na enkele kilometers staat de
toerist plotseling op zijn rem, want
het haventje van Ars-en-Ré, met zijn
oude, kleurige geveltjes en zijn spie
gelgladde wateren, is een beeld, dat
Net Zeeland, toch Ré.
LANG vóór de mens de schrijfkunst
had uitgevonden en in staat was
om gebeurtenissen, verhalen en tradi
ties in ideogrammen, letters, hiërogly-
phen of andere schryftekens voor het
nageslacht te bewaren, bestonden er
reeds sagenreeksen, dichtwerken en
geschiedkundige verhalen, die monde
ling werden overgeleverd van geslacht
op geslacht. Zij, die dit deden de
zangers, de tovenaars, de medicijn
mannen beschikten over een ge
heugen, dat wij naar onze normen als
abnormaal zouden moeten kenschet
sen.
Zo waren er in India mannen, die
de Veda's ruim 10.000 sutra's of
verzen feilloos konden opzeggen. In
het oude Griekenland waren er voor
drachtskunstenaars, die alle werken
van Homerus van buiten kenden. En
de grote Romein Seneca vertelt van
zichzelf, dat hij 2500 verzen kende na
ze éénmaal te hebben horen opzeggen
en dat hij ze op zijn beurt toen kon
reciteren. In de streek, waar Luther
begon met zyn arbeid voor de Refor
matie, woonde een boer Mi
chel Sauerhof die het Oude Testa
ment zonder één enkele fout te ma
ken kon reciteren. En het Finse hel
dendicht, de Kalevala, dat een fors
boek beslaat, werd in de lange winters
door de oude dorpszangers eveneens
feilloos van buiten opgezegd. Zouden
dergelijke mensen niet hebben bestaan
dan was menig groot dicht-, geschied-
of wijsgerig-religieus meesterwerk
nooit tot op de huidige dag bewaard.
Een ander type super-geheugen
werkt als een camera. Zo zijn er men
sen, die een zo sterk optisch herin
neringsvermogen hebben, dat ze na
een paar blikken op een pagina van
een krant of boek van hun geheugen
uit kunnen voorlezen, wat er op die
pagina staat. Bekend was door deze
bijzondere gave een zetter op de druk
kerij van de Staatscourant in de da
gen van Napoleon I. Deze uit Gas-
cogne afkomstige Fransman André
Lepère kon, als men hem vroeg,
wat er bij voorbeeld had gestaan op
pagina 3 van de editie van 16 Februa
ri 1808. uit het geheugen oplezen, wat
daar bad gestaan. En hoogst zelden
betrapte men hem op een fout. Zelf
hebben wij een archivaris van een
commerciële onderneming gekend, die,
als men hem bij voorbeeld vroeg:
„Wanneer was ook weer die déconfi
ture van de firma Zo en Zo?", ten
antwoord gaf (hij bracht dan de hand
naar zijn voorhoofd en tuurde in de
verte)„Even k ij k e n, dat was op
16 April 1921 en u vindt er iets over
in de Indische Mercuur van 21 April
1921 pagina 3, rechts bovenDie
vraag werd de archivaris gesteld in
1931! De Duitse oriëntalist Goldzieher
wist van ieder boek, dat hij onder ogen
had gehad, jaren later nog precies,
op welke bladzijde een bepaald thema
of een bepaalde uitspraak, ja. een
drukfout stond.
Weer andere abnormale geheugens
zetelen in het hoofd van hen, die men
als talengenieën kan aanduiden. Zij
combineren als het ware het sterke
acoustische met het visuele of came
ra-geheugen. Zeer bekend om deze ei
genschap was de kardinaal Jozef Mez-
zofanti (1774—1849), die in 1833 biblio
thecaris van het Vaticaan werd. Hij
sprak 50 talen vloeiend, 20 andere ken
de hij goed en bovendien verstond en
sprak hij nog een paar dozijn dialec
ten. Geen wonder, dat hij de bijnaam
„Levend Pinksterfeest" verwierf.
Mezzofanti had maar een paar maan
den nodig om de moeilijkste talen te
leren. Een ander man, die zich op het
gebied van talenkennis kon meten mei
de Romeinse kardinaal, was een Duits
diplomaat, Krebs geheten. Hij ver
stond en kon zich verstaanbaar maken
in 100 talen en dialecten. Het beroemd
ste geval van talenkennis was echter
de Duitse linguïst professor Gottfried
Ludwig Schütz, die omstreeks 1800
hoogleraar was in Halle en niet min*
der dan 200 talen beheerste.