INWOHING De Geest overwint 4 onze jeuqó-p&qin& f Cen BURGEMEESTER, ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952 KORT VERHAAL VAN LEO J. LEEUWIS [de] NU kon het hem dan ook werkelijk niets meer schelen! Hij keek geen advertentie over woningen meer in; hij zou geen bel meer laten schallen, hoe verlokkelijk een huis er ook uit zag en die huisvestingsambtenaren met hun uitgestreken gezichten.... Bah! Maarten Portret liep met opeenge klemde lippen door een stille straat, zijn handen samengeknepen in de zak ken van zijn regenjas. „Wéér mis, wéér mis" vertelde hem de bitse ca dans van zijn voetstappen, „wéér mis." En zo'n huis.. Het was met in vakken verdeeld pleisterwerk bekleed, die vol zaten met kleine gaatjes, of er hagelstenen in geslagen waren. Er waren vier grote ramen in de bene denverdieping en evenzoveel boven. De deur was hoog, breed en voor naam en 't koperen belgerinkel ver klonk luid galmend ergens diep in het gebouw. Je hóórde, dat er machtig veel ruimte moest zijn in die deftige vierkante woning. De oude mah die hem opendeed droeg een beigekleurig wollen vest met een hoge kraag die tegen zijn kin kwam. „Inwoning?" vroeg hij, „kamers.." Het bleef even stil; hij scheen te aarzelen. Daarna zei hij „nee.." met een licht hoofdschudden en verduidelijkte: „Ik heb een onge lukkige dochter". Zijn gezicht leek in eens veel ouder; het was vol plooien en rimpels, zag Maarten en 't had een grauwe kleur. „Het spijt me" zei hij. een kleine buiging makend, „het spijt me werkelijk.." De deur ging langzaam dicht. Maar ten Portret zag zich weer staan op de stoep, voor die mooie deur en de gro te koperen belknop. Je wilde dof met je schoenen bonken tegen dat vlekke loze hout, ruiten inslaan of schreeu wen, dat het onrechtvaardig was. Dat deed je natuurlijk niet; je liep naar huis met je handen in je zakken.. „Weer mis" dreinde het in zijn hoofd, „wéér mis!" O, het was verschrikke lijk. „En..?" Hoeveel keer had Truus hem dat al gevraagd, met die hard nekkige verwachting in haar ogen. Hij haalde nors zijn schouders op. „Weer mis natuurlijk. Voor wij een huis hebben, kunnen we ons koperen verlovingsfeest vieren!" Zij wist, hoe groot zijn teleurstelling nu was en dat moedeloosheid schuil ging achter die barse woorden. „Ach joh", zei ze, „ben je mal. Kop op." Maar haar (Vervolg van pag. 1) De Nieuwe Waterweg toekomst van Rotterdam. Onder lei ding van ingenieur W. F- Leemans werd de titanenarbeid opnieuw aan gevangen. Men had een grote mee valler, want juist in deze tijd kon de Sliedrechtse firma Volker en Bos haar zelfladende zandzuigers in gebruik stellen. Niet minder dan 44 millioen M3 grond moest worden verplaatst, wat een uitgave van 20 millioen vor derde. De diepte van de Waterweg be droeg toen 6Vz meter onder laag wa ter. In 1896 was het werk voorlopig voltooid, want feitelijk moet deze ar beid altijd worden voortgezet. ONDANKS 't voortreffelijke werk van Leemans wordt Caland te recht beschouwd als de man aan wie Rotterdam zijn Nieuwe Waterweg en daarmede zijn ontwikkeling tot we reldhaven te danken heeft. Toen burgemeester F. B. s'Jacob in 1906 zijn ambt neerlegde, bood de burgerij hem een geschenk in geld aan. Hij gaf dit de stad terug in de vorm van het Calandmonument, dat aanvankelijk op de Coolsingel ge plaatst werd en in 1939 naar de Veer kade is verplaatst. Het monument ver toont o.m. het bronzen profiel van Caland, een kaart van de Waterweg en de wapens van stad, provincie en rijk. Bij de onthulling van dit monument sprak de toenmalige burgemeester van Rotterdam, mr A. R- Zimmer man: „Als met een vinger der on sterfelijkheid is op de kaart van Ne derland een streep getrokken, welke van Rotterdam wijst naar zee en die ten eeuwigen dage zal herinneren aan de schepper van de Waterweg, aan de eigenlijke stichter van Nieuw Rot terdam." Pieter Caland, die vijftig jaar ge leden als een vergetene stierf, is her kend en wordt geëerd als de man, die aan Rotterdam en daarmede aan geheel Nederland onschatbare diensten heeft bewezen. ogen werden warm van verdriet om zoveel tegenslag. Zij had op zijn te rugkomst gewacht met kloppend hart; zij had ook gebeden. „Ben je mal!" herhaalde hij scham per, „ben je mal! Ja, dat ben ik. Je wordt er naar van. De een heeft dit, de ander dat. Deze gooide het weer op een ODgelukkige dochter. Maar in tussen, ze laten je stil.." „Maarten, toe.." Haar hand was warm op zijn mond. Zijn verzet doof de even snel als het was opgelaaid en hij schaamde zich. Er hing een traan aan haar wimper. Er was iets troosteloos in hun lange omhelzing. Zij keken elkaar sül aan en wisten zelf niet, waarom zij zich zo versla gen voelden en zo onhandig, dat zij zich bijna voor elkaar schaamden. Op weg naar kantoor tramde hij dagelijks langs het huis op de Singel- hoek. Omdat het er zo verlaten uitzag en er nooit iets achter de gordijnen bewoog, was het plan in hem gerijpt. Hij wist, hoe dom het was, maar dc kloeke woning werd zijn droomkas teel. Hij giste naar de indeling, zag zich reeds enkele kamers toegewezen en tuurde vanuit het raam naar de Afaar de engel des Heren opende des nachts de deuren der gevan genis en leidde ze uit.... Hand. 5:19. IN de grote botsing tussen de Geest des Heren en de geest uit de af grond. gunt het om het Woord en de kerk des Heren, ja om Jezus Christus zelve! En daarin gaat het nu ook om allen, die van Christus zijn, toen en nu, in elke eeuw en overal.' De gevangenisdeuren moeten open.' Het Woord des Heren moet uit zijn omsluiting in een kerkercel worden vrijgemaakt! De Geest moet overwinnen! En de Geest heeft overwonnen! Want daar is in die Jeruzalemse stadsgevangenis hemellicht komen glanzen in de donkerheid van de nacht En in dat licht is de verschijning ge zien van een engel, die de Here heeft uitgezonden om Zijn Woord vrij te maken uit de omklemming van ker kerboeien. Enige maanden geleden had het San hedrindaar even buiten Jeruzalem, een graf leden sluiten met een steen en die steen secuur laten verzegelen. Jezus, de Nazarener, was van de aarde wegvoor goed! Zo schéén het Maar de Here zond Zijn engel, die het zegel verbrak en de grafsteen vitrage, waarachter hij het slanke fi guurtje van Truus al meende te zien. Een onbewuste angst voor de ineen storting van zijn paleis weerhield hem aanvankelijk, maar tenslotte had hij aan de bel getrokken. De teleurstel ling was zo groot, dat hij de eerste weken het huis niet meer aankeek. Hij werd moedeloos en ongedurig; zij waren immers al vijf jaar ver loofd Kwam er nooit uitkomst? Toen de lente kwam was er vaak een stil, beschroomd gebed in hun harten, om het grote geluk van een eigen gezin; een klein plekje om sa men te mogen leven. Juist één dag voor hun vacantie kwam begrafenis-ondernemer Wijt, een kennis van Truus' vader, weer met een tip. Er was een meisje over leden, dat alleen met haar vader in een groot huis woonde. De man liet het adres achter bij de ouders van Truus. Maarten, die op de terugreis reeds had gezien, dat de ouderwetse luiken voor de vensters gesloten wa ren, kreeg het 's avonds in handen. Hij las de straatnaam en het num mer. „Waarom gaf Wijt dit?" vroeg hij met kloppend hart. „Er is een kans", zei Truus, „die man wil ka mers verhuren, dacht Wijt. Wij moes ten niet te lang wachten, zei hij." „Herinner je je dat adres niet meer?" vroeg Maarten, „ik was nog zo kwaad toen.." Een paar dagen na de begrafenis gingen zij er samen schoorvoetend heen, nadat Wijt reeds hun zaak be pleit had. De man droeg weer het wollen vest. Hij liet hen binnen en trok er een zwart jasje over, waardoor zijn ge- triumfantelijk heeft weggewenteld. En Jezus Christus verrees in heerlijkheid! Nu flitst er weer een engel van de hemel neer! Nu om een gevangenis te openen! Nu om het in zijn loop gestuite Woord des Heren uit de gevangenis weer in te brengen in het publieke En om aan de bevrijde apostelen de opdracht over te brengen: „Gaat heen en staat en spreekt in de tempel al de woorden dezes levens!" De Geest overunnt! We zullen niet vergeten, dat onze God bij de vrijmaking van Zijn Woord handelt naar goddelijk welbehagen. Hier zendt Hij een Zijner engelen. Straks, in Filippi, waar Paulus en Silas zijn gekerkerd, zendt Hij een aurdbeving. En volstrekt niet altijd zendt Hij een engel of een aardbeving, waardoor kerkerdeuren uit het slot springen. Wanneer we maar één enkele blad zijde verder lezen in hetzelfde boek der Handelingen, is daar de geschiede nis van Stefanus. Dan wordt er geen engel gezonden om deze getuige van Christus uit de klauwen van de dood te verlossen. zicht nog grauwer scheen te worden. Het was schemerig in de grote, hoge voorkamer. Het witte plafond met ro zen en bazuinengelen verzamelde gre tig het schaarse licht dat binnenviel. Er zat ribbelig, dik behang op de mu ren dat glom, alsof het gelakt was. De man sprak zacht en keck in een verte, waarvan Truus en Maarten geen begrip hadden. Soms bekeek hij strak de vingers van zijn geheven handen, die roerloos met dc toppen tegen elkaar stonden. „Ik heb niet veel ruimte nodig", zei hij, „nu Ma rian er niet meer is." Het jonge paar zat naast elkaar op smalle, hoge stoelen met een ©vale bekleding op de ruggen. Maarten voelde zich onrustig. Hij dacht aan zijn vorig bezoek en de woede, die hij toen voelde. Dat onbekende meis je had dus de inwoning verhinderd. Marian, noemde de man haar. Het viel hem op, dat er weinig meubels in het grote vertrek stonden en op de vaste vloerbedekking lag geen enkel kleed. De aankleding was stijlvol en voornaam, alleen de rang schikking deed vreemd aan. Langs de wanden stonden veel lage tafels, waarop allerlei dingen lagen, die ge woonlijk in kasten worden geborgen. Er was ook speelgoed en een laag aangebrachte plank met boeken en al bums. Toen zij hem volgden om het huis te bezichtigen viel het Truus en Maar ten op, dat er nergens drempels wa ren tussen de deurstijlen. De vloeren van alle vertrekken waren even hoog en niet gescheiden. Vreemd was het ook, dat de deurknoppen zo laag za ten, dat je moest bukken om ze aan te raken. Alle kamers waren smaak vol gemeubileerd, maar eigenaardig ingericht. Er waren veel lege plekken in het midden. In een van de achterkamers stond een modern invalidenwagentje met glimmend lakwerk en de witte glans van nikkel. De man keek er even naar en maakte een leeg gebaar met zijn hand, zoals mensen, die zich op overmacht beroepen, „Marian" zei hij weer. Het klonk dof. Hij trok zijn schouders omhoog en toen hij weer begon te praten was zijn stem vast. „Ze was zo ongelukkig", zei hij, „ze heeft nooit kunnen lopen. En zodra ze met haar vergroeide lijfje buiten kwam, kreeg ze een aanval van bron chitis." Hij wachtte even en ging zit ten. De twee jonge mensen bleven staan met witte gezichten. Het lege wagen tje en alles in dit vertrek scheen te wachten op de terugkomst van het meisje. „Ik hoop, dat ik er geen kwaad mee deed", ging hij voort, „maar het hele huis was voor haar; ik kon geen inwoning hebben. Zij reed hier met haar wagentje van kamer naar ka mer. Ik liet de drempels weghalen en deurknoppen verzetten, zodat zij die zelf kon openen. Zij wist niets van wo ningnood, ze was zo onschuldig en vriendelijk, maar o zo ongelukkig en gebrekkig.." Hij kreeg geen antwoord van de be zoekers. Op straat beseften zij nau welijks, dat de uitkomst gekomen was. Zij dachten aan het lege wagen tje, de vloeren zonder drempels en een eenzame vader. „Zij is nu in de Hemel" zei hij nog toen zij weggingen. En terwijl zij die woorden herdachten gingen ook hun gedachten omhoog. Dan wendt God de gang der stenen van Zijn kind niet af, maar laat Htj toe, dat ze deze eerste bloedgetuige treffen tegen zijn armen, zijn borst, zijn aangezicht en hem verpletteren! Maar ook dan overwint de Geest! Geen kerkerdeuren worden er dan geopend. Maar hemeldeuren worden ontsloten. En Stefanus ziet bij zijn sterven Jezus Christus, in wiens han den hij zijn geest mag overgeven. Ja, ook dan overwint de Geest en wordt het Woord des Heren vrijge maakt. Eerst werd het vrijgemaakt in de zending van de engel, die de kerker deuren openwerpt. Straks wordt het vrijgemaakt in de dood van Stefanus, welke aanleiding wordt om het Woord des Heren ook buiten Jeruzalem te verkondigen en waarin de bekering van Paulus wordt voorbereid. Zie, we z\jn van gisterenWe weten niet, wat de Geest bezig is te werken vandaag in de verdrukking van de kerk van Christus. Dit weten wij wel, dat, al schijnt soms het geweld te zegepralen, elke overwinning van het geweld tegenover het Woord en de Geest des Heren slechts tijdelijk is en niet meer dan loze schijn! Wij hebben een God in de hemel, die zegt en bevestigt: „Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen!" Al is het door gevangenissen heen! Al js het door marteldoden heen! De Geest zal overwinnen! De geheimen van een koeienmaag. Deze overzichtelijke „expositie" siert een der wanden van de directeurskamer van het slachthuis te Haarlem. De voorwerpen kwamen o.a. bij verschillende slachtingen uit koeienmagen te voorschijn en we kunnen nu niet bepaald beweren, dat een en ander zelfs voor een koe appetijtelijk is. De smaak van munten, aardappelmesjes, kettingen, sieraden, sleutels en haarspelden zal overigens wel niet ver uitéén lopen In elk geval bewijst deze collectie, dat de stadsbewoners nog wel eens nonchalant zijn met hun schillenmandjes. Wanneer een koe scherp in heeft en de maagwand geperforeerd wordt, is een noodslachting nood zakelijk, wat dikwijls voor de boer een aanzienlijke schadepost betekent. ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952 die niet oud wilde worden IEDERE morgen, om een uur of tien, kun je in het stadje Dorre- dam een heel deftige meneer zien lopen. Dat die meneer deftig is kun je zó wel zien. Aan zijn pak, aan lijn schoenen, aan zijn hoed, aan al zijn kleren. Want die kleren glanzen toch zó mooi. Dat komt, omdat ze zo vaak geborsteld worden. Ja, alleen al aan die kleren kun je zien, dat die meneer deftig is. Maar weet je waaraan je het nóg beter kunt zien? Aan een prachtige brede, gouden ketting, die die meneer op bijzondere dagen om zijn hals draagt. Die ketting is zó lang, dat hij he lemaal tot aan de dikke buik van de meneer komt. En die ketting glimt en blinkt zo erg, dat ze je al van ver tegenschittert. Daarom is die ketting dan ook het aller-deftigste van alles. Zo'n ketting mag iedereen ook niet dragen. Nee, hoor. Maar deze deftige meneer wel. Want hij is de burge meester van het stadje Dorredam. En daar is hij vreselijk trots op. Daarom loopt hij iedere morgen prachtig aangekleed en opgepoetst, door de straten van het stadje. En alle mensen die hem zien groeten hem eerbiedig. „Dag meneer de burgemeester", zeggen ze dan. En de burgemeester knikt dan vriendelijk terug. Ja, want vriendelijk is hij wel, die dikke def tige burgemeester. Maar hij is ook., héél erg ijdel. O, wat is die burgemeester ijdel. Jozef, de knecht, doet de hele dag niets anders dan poetsen aan de kle ren van zijn meester. Hij borstelt zó veel, dat er telkens nieuwe borstels gekocht moeten worden. Zó gauw zijn de haren versleten. Vóór de burge meester 's morgens wandelen gaat, staat hy wel meer dan een uur voor de spiegel. En dan draait hij maar en kijkt hij maar of alles wel goed zit en genoeg glimt. En als dan ieder een in het burgemeestershuis is ko men kijken, en gezegd heeft dat de burgemeester er weer prachtig uit ziet, ja, dan pas stapt de burgemees ter de deur uit. Maar een paar dagen geleden is er iets ergs gebeurd. Iets vréselijks. De burgemeester heeft iets gezien, waar hij zó van geschrokken is, dat hij een paar dagen niet is wezen wandelen. Een van onze nichtjes, die zich „Heidebloempje" noemt, heeft een versje gemaakt. Vinden jullie het niet Er waren zeven dieren van varken tot konijn die hadden een orkestje, dat speelde reuzefijn. Een eend speeld' op de contra-bas, een hond op de gitaar, en als de koekoek er bij zong, dan klonk het heus niet raar. Het varken had een trommel, *t konijntje een trompet, en als die samen speelden, had ieder grote pret. De kater had een pracht viool, de kat zong tweede stem. De eerste uitvoering zou zijn op 't weiland van boer Sem. De dieren kwamen kijken hoe of het wel zou gaan Ze mochten allen netjes aan d'ene kant gaan staan; aan d'and're kwam de fotograaf, aan d'overkant de pers. Een kikker zong, voor tijdverdrijf, alvast een kikkervers. Maar plotseling, daar kwam toch het hele prachtorkest; ze hadden witte jasjes aan, dat stond hun opperbest. Ze speelden en ze zongen en ze maakten veel kabaal; en na de eerste .tonen, ging de pers al aan de haal. En na de eerste stukken kwam ook boer Sem eraan. De reiger zag hem 't eerste bij 't hek van 't weiland staan. Ze vluchtten alle naar hun huis, de fotograaf voorop, Een varken zette van de schrik een kuiken op z'n kop. Er waren zeven dieren, van varken tot konijn die hadden een orkestje, dat speelde reuzefijn. Maar na die ene middag heeft 't orkest nooit meer gespeeld: de boer had hen bijna gepakt, het had een haar gescheeld. Het gebeurde op een morgen, toen de burgemeester weer voor de spie gel stond. Toen schrok hij opeens zó erg, dat de burgemeestersvrouw wit werd van schrik. En Jozef, de knecht zakte haast door zijn knieën. „O", riep de burgemeester uit, kijk nu toch eens! Kijk eens naar mijn mooie haar!" „Waar? Waar?", vroegen de bur gemeestersvrouw en Jozef. „O", jammerde de burgemeester verder, „o, en kijk eens in mijn ge zicht! O, wat verschrikkelijk, wat erg!" Toen liep hij weg van de spiegel en liet zich klagend in een gemakke lijke stoel zakken. Zijn vrouw en Jozef en al het an dere personeel, dat zijn gejammer gehoord had, kwamen om hem heen staan. En Jozef, de trouwe knecht, wilde ook wel een beetje mee gaan jammeren. Wat zou zijn meester toch hebben? „O man", snikte de burgemeesters vrouw, „wat is er toch? Wat heb je dan?" Maar de burgemeester kon niets anders doen dan naar zijn hoofd wij zen en naar zijn gezicht. Zijn vrouw en Jozef bogen zich oyer hem heen. Maar ze zagen niets. „Kijk dan toch", riep de burgemees ter eindelijk uit.. „O, o, o, grijze ha ren tussen mijn mooie zwarte! En een rimpel om mijn ene oog! Wat verschrikkelijk, wat erg!" En opnieuw begon de burgemeester te jammeren. Ja. en toen zijn vrouw en Jozef nog eens héél goed keken, ja, toen zagen ze het ook. Midden tussen de zwarte haren van de burgemeester zaten een paar kleine grijze haartjes. En om het rechter oog van de burgemeester zat een klein rimpeltje. „Maar man", suste de burgemees tersvrouw, „dat is toch niet zo erg. Dat komt omdat je oud wordt." „Niet erg!", sprong de burgemees ter op, „niet erg! Ik wil geen grijze haren! En geen rimpels! Dan word je oud. En ik wil niet oud worden!" Tjonge-jonge, wat werd die burge meester rood van kwaadheid. Ze schrokken er allemaal van. En ze wilden allemaal achter elkaar de deur uit sluipen. „Hier blijven!", gebood de burge meester, „ik moet eerst even wat zeggen Jullie moeten allemaal héél goed nadenken wat ik doen moet, om niet oud te worden. En morgenoch tend kernen jullie allemaal weer hier, Beste nichten en neven. HDe Pinksterdagen zijn weer voorbij en vele jongens en meisjes hebben me in hun brieven ver teld wat zij op die dagen zoal hebben beleefd. Op vele plaatsen heeft het Zondagavond heel hard geregend. Ook hebben geweldige rukwinden hier en daar schade aange richt. En van het vreselijke ongeluk op de Loosdrechtse plassen hebben we de krant gelezen. Op Tweede Pinksterdag stond er te veel wind om grote tochten te maken. Maar toch hebben al mijn nichten en neven prettige dagen gehad en dat is 't voor naamste. Als 't geen weer is om -til te gaan, kan het thuis ook best gezellig zijn. Onze vorige puzzle was niet erg moeilijk. De schildpad liet zich nogal gemakkelijk vinden. De eerste prijs gaat deze keer naar Cris Veldman en de troostprijzen naar Adri de Graaf en Dun Hollanders. En allemaal wel i ■R-*#*#*-»-*#*-»- *-R-*-R'*-R-*-R-*-R-*-R*-R-* j gaan we de brievenbus openen te kijken wat daar allemaal in zit. Wat kan jij mooi tekenen, Lenie om te vertellen wat je verzonnen hebt. Goed gehoord?" Ze knikten allemaal van ja. Toen mochten ze de deur uitgaan. En de burgemeester liet zich weer in zijn gemakkelijke stoel zakken en begon diep na te denken. Hij dacht zó diep na. dat zijn héle gezicht vol met rimpeltjes kwam. Maar gelukkig zag hij dat niet. (Volgende week verder). De tekenaar, die geregeld voor onze Jeugdpagina werkt, heeft weer eene een rare bui gehad. Dat is al meer ge beurd, maar deze keer heeft hij 't toch wel erg bont gemaakt. Deze tekening zit vol fouten en «u paan wij met z'n allen aan 't werk om deze fouten op ie sporen, 't Zijn er wel 20. dus hebben we heel wat te doen. Wie de meeste fouten wèet aan te wijzen, maakt knus op een van de drie prijzen. Met belang stelling zie ik jullie opgaven tegemoet. Trommel. Ik heb die paddenstoel aa» anderen laten zien en ze vonden 't alle maal prachtig. Ook je briefje was leuk. Wat cen vacantie heb jij te goed zeg I - Bij Ineke Beishuizen zijn ze thuis allemaal verkouden. Dat zal bij jullie zs af en toe wel een heel concert zijn. Jammer dat je met Pinksteren niet uit kon gaan. Afke Bergsma is dol op zwemmen en zou graag weten of ik ei ook van houd. Nou, dat zal waar zijn. Pos maar goed op voor ongelukken hoor! Tineke Driessen is lid- van een clubje en moet daarvoor 3 cent per week betalen. Als er genoeg geld is maken im een uitstapje; Dat is een echt leuk idee. Luisc Hogenbirk schreef me cen briefje op eerste Pinksterdag. Voor de volgende dag stond er een fietstochtje op het programma. Maar dan moest '1 goed weer zijn. Is 't tochtje doorgegaan? Truus Waldekkcr zond me een aar dig briefje.op rijm. Dat heb je aar dig gedaan, Truus. Als je zo dooi gaat wordt je nog een beroemd dichteres! Aly Grootenderst wil graag weten ol ik. net zal zij, een paar konijnen bezit Neen, die heb ik niet, maar 'k vind die beestjes wel erg lief. Gert Kool heefl in de diergaarde wel eens een echte schildpad gezien. Ik wens Gert nog har telijk geluk, want hij is Woensdag jarig geweest. Een aardig briefje kreeg ik van Miep Meijer, die haar zusje Ada en haar broertje Henk ook liet tekenen". Dc drie Meijertjes m'n beste groeten. Zeg C'ris Veldman, heb je dat aar dige plaatje van de school zelf gete kend? Dat schrijf je er niet bij. maar ik vond de tekening erg mooi. Wat heb jij leuk postpapier, Anneke den Outer. En 't poesje op de envelop is ook aardig. Jij hebt zeker dikwijls een brief je te schrijven? Je heb goed je best gedaan. Adrie de Graaf. En het tekenin getje van je broertje Jan heb ik ook met genoegen bekenen. Joke van Brr- chum vraagt of ik niet kwaad op haar wil zijn. Nee hoor Joke. maar ik reken er op. dat je me geregeld zult schrij ven. Een complimentje aan de 6-ja- ïige Hans Hollaar, die me een moot briefje heeft geschreven. Henk Nele man zit op 't ogenblik in Spekhoizerhei- de en heeft 't daar best naar zijn zin. Dank voor de tekeningen. Dinl Hol landers hoopt nog eens een prijsje te winnen. Maar geregeld meedoen. Dini, dan komt dat best in orde. Jaap Boer wil voortaan ook graag meedoen met onze grote club. Welkom Jaap, ca doe maar goed je best. Riet Loch ie dol op lezen. Die zijn er meer. Een goed boek is een goed vriend, wordt wel eens gezegd, en dat is waar. Kees de Pater doet voor zijn moeder boodschappen op de fiets. Hij doet t graag en 'k denk dat z'n moeder daar over wel in haar schik zal zijn. Jaja, grote jongens kunnen soms al aardig helpen. Joke Teuling schrijft me, dat ze in haar oplossing nog al eenseen foutje maakte. Maar deze keer was alles goed. Ria Bol was in haar brief je erg „kort van stof'. Geen tijd ons meer te schrijven, Ria? Dezelfde op merking is voor Pietje Schakel.. Anneke Harteveld heeft een broertje ge kregen, zolat er bij haar thuis nu drie meisjes en een jongen zijn. Dat is een mooi klavertje van vier. Je moet me eens meer ten briefje sturen. Anneke, want sinds October had ik niets meer van je gehoord. Zoveel mogelijk heb ik alle nevL-n en nichten beantwoord. Je weet wel: van alle ingekomen brieven wat zeggen gaat niet. want dan zou er op deze pagina geen ruimte overblijven. En jullie heb ben toch elke week ook graag een mooi Jopie gaaf op visite.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10