INWOHING
De Geest overwint
4 onze jeuqó-p&qin& f
Cen BURGEMEESTER,
ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952
KORT VERHAAL VAN LEO J. LEEUWIS
[de]
NU kon het hem dan ook werkelijk
niets meer schelen! Hij keek geen
advertentie over woningen meer in;
hij zou geen bel meer laten schallen,
hoe verlokkelijk een huis er ook uit
zag en die huisvestingsambtenaren
met hun uitgestreken gezichten....
Bah!
Maarten Portret liep met opeenge
klemde lippen door een stille straat,
zijn handen samengeknepen in de zak
ken van zijn regenjas. „Wéér mis,
wéér mis" vertelde hem de bitse ca
dans van zijn voetstappen, „wéér
mis." En zo'n huis.. Het was met in
vakken verdeeld pleisterwerk bekleed,
die vol zaten met kleine gaatjes, of
er hagelstenen in geslagen waren. Er
waren vier grote ramen in de bene
denverdieping en evenzoveel boven.
De deur was hoog, breed en voor
naam en 't koperen belgerinkel ver
klonk luid galmend ergens diep in het
gebouw. Je hóórde, dat er machtig
veel ruimte moest zijn in die deftige
vierkante woning.
De oude mah die hem opendeed
droeg een beigekleurig wollen vest
met een hoge kraag die tegen zijn
kin kwam. „Inwoning?" vroeg hij,
„kamers.." Het bleef even stil; hij
scheen te aarzelen. Daarna zei hij
„nee.." met een licht hoofdschudden
en verduidelijkte: „Ik heb een onge
lukkige dochter". Zijn gezicht leek in
eens veel ouder; het was vol plooien
en rimpels, zag Maarten en 't had
een grauwe kleur. „Het spijt me" zei
hij. een kleine buiging makend, „het
spijt me werkelijk.."
De deur ging langzaam dicht. Maar
ten Portret zag zich weer staan op de
stoep, voor die mooie deur en de gro
te koperen belknop. Je wilde dof met
je schoenen bonken tegen dat vlekke
loze hout, ruiten inslaan of schreeu
wen, dat het onrechtvaardig was. Dat
deed je natuurlijk niet; je liep naar
huis met je handen in je zakken..
„Weer mis" dreinde het in zijn hoofd,
„wéér mis!" O, het was verschrikke
lijk.
„En..?" Hoeveel keer had Truus
hem dat al gevraagd, met die hard
nekkige verwachting in haar ogen.
Hij haalde nors zijn schouders op.
„Weer mis natuurlijk. Voor wij een
huis hebben, kunnen we ons koperen
verlovingsfeest vieren!" Zij wist, hoe
groot zijn teleurstelling nu was en dat
moedeloosheid schuil ging achter die
barse woorden. „Ach joh", zei ze,
„ben je mal. Kop op." Maar haar
(Vervolg van pag. 1)
De Nieuwe Waterweg
toekomst van Rotterdam. Onder lei
ding van ingenieur W. F- Leemans
werd de titanenarbeid opnieuw aan
gevangen. Men had een grote mee
valler, want juist in deze tijd kon de
Sliedrechtse firma Volker en Bos haar
zelfladende zandzuigers in gebruik
stellen. Niet minder dan 44 millioen
M3 grond moest worden verplaatst,
wat een uitgave van 20 millioen vor
derde. De diepte van de Waterweg be
droeg toen 6Vz meter onder laag wa
ter. In 1896 was het werk voorlopig
voltooid, want feitelijk moet deze ar
beid altijd worden voortgezet.
ONDANKS 't voortreffelijke werk
van Leemans wordt Caland te
recht beschouwd als de man aan wie
Rotterdam zijn Nieuwe Waterweg en
daarmede zijn ontwikkeling tot we
reldhaven te danken heeft.
Toen burgemeester F. B. s'Jacob
in 1906 zijn ambt neerlegde, bood de
burgerij hem een geschenk in geld
aan. Hij gaf dit de stad terug in de
vorm van het Calandmonument, dat
aanvankelijk op de Coolsingel ge
plaatst werd en in 1939 naar de Veer
kade is verplaatst. Het monument ver
toont o.m. het bronzen profiel van
Caland, een kaart van de Waterweg
en de wapens van stad, provincie en
rijk.
Bij de onthulling van dit monument
sprak de toenmalige burgemeester
van Rotterdam, mr A. R- Zimmer
man: „Als met een vinger der on
sterfelijkheid is op de kaart van Ne
derland een streep getrokken, welke
van Rotterdam wijst naar zee en die
ten eeuwigen dage zal herinneren aan
de schepper van de Waterweg, aan
de eigenlijke stichter van Nieuw Rot
terdam."
Pieter Caland, die vijftig jaar ge
leden als een vergetene stierf, is her
kend en wordt geëerd als de man,
die aan Rotterdam en daarmede aan
geheel Nederland onschatbare diensten
heeft bewezen.
ogen werden warm van verdriet om
zoveel tegenslag. Zij had op zijn te
rugkomst gewacht met kloppend hart;
zij had ook gebeden.
„Ben je mal!" herhaalde hij scham
per, „ben je mal! Ja, dat ben ik. Je
wordt er naar van. De een heeft dit,
de ander dat. Deze gooide het weer
op een ODgelukkige dochter. Maar in
tussen, ze laten je stil.."
„Maarten, toe.." Haar hand was
warm op zijn mond. Zijn verzet doof
de even snel als het was opgelaaid
en hij schaamde zich. Er hing een
traan aan haar wimper. Er was iets
troosteloos in hun lange omhelzing.
Zij keken elkaar sül aan en wisten
zelf niet, waarom zij zich zo versla
gen voelden en zo onhandig, dat zij
zich bijna voor elkaar schaamden.
Op weg naar kantoor tramde hij
dagelijks langs het huis op de Singel-
hoek. Omdat het er zo verlaten uitzag
en er nooit iets achter de gordijnen
bewoog, was het plan in hem gerijpt.
Hij wist, hoe dom het was, maar dc
kloeke woning werd zijn droomkas
teel. Hij giste naar de indeling, zag
zich reeds enkele kamers toegewezen
en tuurde vanuit het raam naar de
Afaar de engel des Heren opende
des nachts de deuren der gevan
genis en leidde ze uit.... Hand. 5:19.
IN de grote botsing tussen de Geest
des Heren en de geest uit de af
grond. gunt het om het Woord en de
kerk des Heren, ja om Jezus Christus
zelve!
En daarin gaat het nu ook om allen,
die van Christus zijn, toen en nu, in
elke eeuw en overal.'
De gevangenisdeuren moeten open.'
Het Woord des Heren moet uit zijn
omsluiting in een kerkercel worden
vrijgemaakt!
De Geest moet overwinnen!
En de Geest heeft overwonnen!
Want daar is in die Jeruzalemse
stadsgevangenis hemellicht komen
glanzen in de donkerheid van de nacht
En in dat licht is de verschijning ge
zien van een engel, die de Here heeft
uitgezonden om Zijn Woord vrij te
maken uit de omklemming van ker
kerboeien.
Enige maanden geleden had het San
hedrindaar even buiten Jeruzalem,
een graf leden sluiten met een steen
en die steen secuur laten verzegelen.
Jezus, de Nazarener, was van de aarde
wegvoor goed! Zo schéén het
Maar de Here zond Zijn engel, die
het zegel verbrak en de grafsteen
vitrage, waarachter hij het slanke fi
guurtje van Truus al meende te zien.
Een onbewuste angst voor de ineen
storting van zijn paleis weerhield hem
aanvankelijk, maar tenslotte had hij
aan de bel getrokken. De teleurstel
ling was zo groot, dat hij de eerste
weken het huis niet meer aankeek.
Hij werd moedeloos en ongedurig;
zij waren immers al vijf jaar ver
loofd Kwam er nooit uitkomst?
Toen de lente kwam was er vaak
een stil, beschroomd gebed in hun
harten, om het grote geluk van een
eigen gezin; een klein plekje om sa
men te mogen leven.
Juist één dag voor hun vacantie
kwam begrafenis-ondernemer Wijt,
een kennis van Truus' vader, weer
met een tip. Er was een meisje over
leden, dat alleen met haar vader in
een groot huis woonde. De man liet
het adres achter bij de ouders van
Truus. Maarten, die op de terugreis
reeds had gezien, dat de ouderwetse
luiken voor de vensters gesloten wa
ren, kreeg het 's avonds in handen.
Hij las de straatnaam en het num
mer. „Waarom gaf Wijt dit?" vroeg
hij met kloppend hart. „Er is een
kans", zei Truus, „die man wil ka
mers verhuren, dacht Wijt. Wij moes
ten niet te lang wachten, zei hij."
„Herinner je je dat adres niet
meer?" vroeg Maarten, „ik was nog
zo kwaad toen.."
Een paar dagen na de begrafenis
gingen zij er samen schoorvoetend
heen, nadat Wijt reeds hun zaak be
pleit had.
De man droeg weer het wollen vest.
Hij liet hen binnen en trok er een
zwart jasje over, waardoor zijn ge-
triumfantelijk heeft weggewenteld. En
Jezus Christus verrees in heerlijkheid!
Nu flitst er weer een engel van de
hemel neer!
Nu om een gevangenis te openen!
Nu om het in zijn loop gestuite
Woord des Heren uit de gevangenis
weer in te brengen in het publieke
En om aan de bevrijde apostelen de
opdracht over te brengen: „Gaat heen
en staat en spreekt in de tempel al de
woorden dezes levens!"
De Geest overunnt!
We zullen niet vergeten, dat onze
God bij de vrijmaking van Zijn Woord
handelt naar goddelijk welbehagen.
Hier zendt Hij een Zijner engelen.
Straks, in Filippi, waar Paulus en
Silas zijn gekerkerd, zendt Hij een
aurdbeving.
En volstrekt niet altijd zendt Hij een
engel of een aardbeving, waardoor
kerkerdeuren uit het slot springen.
Wanneer we maar één enkele blad
zijde verder lezen in hetzelfde boek
der Handelingen, is daar de geschiede
nis van Stefanus.
Dan wordt er geen engel gezonden
om deze getuige van Christus uit de
klauwen van de dood te verlossen.
zicht nog grauwer scheen te worden.
Het was schemerig in de grote, hoge
voorkamer. Het witte plafond met ro
zen en bazuinengelen verzamelde gre
tig het schaarse licht dat binnenviel.
Er zat ribbelig, dik behang op de mu
ren dat glom, alsof het gelakt was.
De man sprak zacht en keck in een
verte, waarvan Truus en Maarten
geen begrip hadden. Soms bekeek hij
strak de vingers van zijn geheven
handen, die roerloos met dc toppen
tegen elkaar stonden. „Ik heb niet
veel ruimte nodig", zei hij, „nu Ma
rian er niet meer is."
Het jonge paar zat naast elkaar op
smalle, hoge stoelen met een ©vale
bekleding op de ruggen. Maarten
voelde zich onrustig. Hij dacht aan
zijn vorig bezoek en de woede, die
hij toen voelde. Dat onbekende meis
je had dus de inwoning verhinderd.
Marian, noemde de man haar.
Het viel hem op, dat er weinig
meubels in het grote vertrek stonden
en op de vaste vloerbedekking lag
geen enkel kleed. De aankleding was
stijlvol en voornaam, alleen de rang
schikking deed vreemd aan. Langs de
wanden stonden veel lage tafels,
waarop allerlei dingen lagen, die ge
woonlijk in kasten worden geborgen.
Er was ook speelgoed en een laag
aangebrachte plank met boeken en al
bums.
Toen zij hem volgden om het huis
te bezichtigen viel het Truus en Maar
ten op, dat er nergens drempels wa
ren tussen de deurstijlen. De vloeren
van alle vertrekken waren even hoog
en niet gescheiden. Vreemd was het
ook, dat de deurknoppen zo laag za
ten, dat je moest bukken om ze aan
te raken. Alle kamers waren smaak
vol gemeubileerd, maar eigenaardig
ingericht. Er waren veel lege plekken
in het midden.
In een van de achterkamers stond
een modern invalidenwagentje met
glimmend lakwerk en de witte glans
van nikkel. De man keek er even
naar en maakte een leeg gebaar met
zijn hand, zoals mensen, die zich op
overmacht beroepen, „Marian" zei
hij weer. Het klonk dof. Hij trok zijn
schouders omhoog en toen hij weer
begon te praten was zijn stem vast.
„Ze was zo ongelukkig", zei hij, „ze
heeft nooit kunnen lopen. En zodra ze
met haar vergroeide lijfje buiten
kwam, kreeg ze een aanval van bron
chitis." Hij wachtte even en ging zit
ten.
De twee jonge mensen bleven staan
met witte gezichten. Het lege wagen
tje en alles in dit vertrek scheen te
wachten op de terugkomst van het
meisje.
„Ik hoop, dat ik er geen kwaad
mee deed", ging hij voort, „maar het
hele huis was voor haar; ik kon geen
inwoning hebben. Zij reed hier met
haar wagentje van kamer naar ka
mer. Ik liet de drempels weghalen en
deurknoppen verzetten, zodat zij die
zelf kon openen. Zij wist niets van wo
ningnood, ze was zo onschuldig en
vriendelijk, maar o zo ongelukkig en
gebrekkig.."
Hij kreeg geen antwoord van de be
zoekers. Op straat beseften zij nau
welijks, dat de uitkomst gekomen
was. Zij dachten aan het lege wagen
tje, de vloeren zonder drempels en
een eenzame vader.
„Zij is nu in de Hemel" zei hij
nog toen zij weggingen. En terwijl zij
die woorden herdachten gingen ook
hun gedachten omhoog.
Dan wendt God de gang der stenen
van Zijn kind niet af, maar laat Htj
toe, dat ze deze eerste bloedgetuige
treffen tegen zijn armen, zijn borst,
zijn aangezicht en hem verpletteren!
Maar ook dan overwint de Geest!
Geen kerkerdeuren worden er dan
geopend. Maar hemeldeuren worden
ontsloten. En Stefanus ziet bij zijn
sterven Jezus Christus, in wiens han
den hij zijn geest mag overgeven.
Ja, ook dan overwint de Geest en
wordt het Woord des Heren vrijge
maakt.
Eerst werd het vrijgemaakt in de
zending van de engel, die de kerker
deuren openwerpt.
Straks wordt het vrijgemaakt in de
dood van Stefanus, welke aanleiding
wordt om het Woord des Heren ook
buiten Jeruzalem te verkondigen en
waarin de bekering van Paulus wordt
voorbereid.
Zie, we z\jn van gisterenWe weten
niet, wat de Geest bezig is te werken
vandaag in de verdrukking van de
kerk van Christus.
Dit weten wij wel, dat, al schijnt
soms het geweld te zegepralen, elke
overwinning van het geweld tegenover
het Woord en de Geest des Heren
slechts tijdelijk is en niet meer dan
loze schijn!
Wij hebben een God in de hemel,
die zegt en bevestigt: „Mijn raad zal
bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen
doen!"
Al is het door gevangenissen heen!
Al js het door marteldoden heen!
De Geest zal overwinnen!
De geheimen van een koeienmaag. Deze overzichtelijke „expositie" siert
een der wanden van de directeurskamer van het slachthuis te Haarlem. De
voorwerpen kwamen o.a. bij verschillende slachtingen uit koeienmagen te
voorschijn en we kunnen nu niet bepaald beweren, dat een en ander zelfs
voor een koe appetijtelijk is. De smaak van munten, aardappelmesjes,
kettingen, sieraden, sleutels en haarspelden zal overigens wel niet ver uitéén
lopen In elk geval bewijst deze collectie, dat de stadsbewoners nog wel
eens nonchalant zijn met hun schillenmandjes. Wanneer een koe scherp in
heeft en de maagwand geperforeerd wordt, is een noodslachting nood
zakelijk, wat dikwijls voor de boer een aanzienlijke schadepost betekent.
ZONDAGSBLAD 7 JUNI 1952
die niet oud wilde worden
IEDERE morgen, om een uur of
tien, kun je in het stadje Dorre-
dam een heel deftige meneer zien
lopen. Dat die meneer deftig is kun
je zó wel zien. Aan zijn pak, aan
lijn schoenen, aan zijn hoed, aan al
zijn kleren. Want die kleren glanzen
toch zó mooi. Dat komt, omdat ze zo
vaak geborsteld worden.
Ja, alleen al aan die kleren kun je
zien, dat die meneer deftig is. Maar
weet je waaraan je het nóg beter
kunt zien? Aan een prachtige brede,
gouden ketting, die die meneer op
bijzondere dagen om zijn hals draagt.
Die ketting is zó lang, dat hij he
lemaal tot aan de dikke buik van de
meneer komt. En die ketting glimt
en blinkt zo erg, dat ze je al van ver
tegenschittert. Daarom is die ketting
dan ook het aller-deftigste van alles.
Zo'n ketting mag iedereen ook niet
dragen. Nee, hoor. Maar deze deftige
meneer wel. Want hij is de burge
meester van het stadje Dorredam.
En daar is hij vreselijk trots op.
Daarom loopt hij iedere morgen
prachtig aangekleed en opgepoetst,
door de straten van het stadje. En alle
mensen die hem zien groeten hem
eerbiedig.
„Dag meneer de burgemeester",
zeggen ze dan. En de burgemeester
knikt dan vriendelijk terug. Ja, want
vriendelijk is hij wel, die dikke def
tige burgemeester. Maar hij is ook.,
héél erg ijdel.
O, wat is die burgemeester ijdel.
Jozef, de knecht, doet de hele dag
niets anders dan poetsen aan de kle
ren van zijn meester. Hij borstelt zó
veel, dat er telkens nieuwe borstels
gekocht moeten worden. Zó gauw zijn
de haren versleten. Vóór de burge
meester 's morgens wandelen gaat,
staat hy wel meer dan een uur voor de
spiegel. En dan draait hij maar en
kijkt hij maar of alles wel goed zit
en genoeg glimt. En als dan ieder
een in het burgemeestershuis is ko
men kijken, en gezegd heeft dat de
burgemeester er weer prachtig uit
ziet, ja, dan pas stapt de burgemees
ter de deur uit.
Maar een paar dagen geleden is er
iets ergs gebeurd. Iets vréselijks. De
burgemeester heeft iets gezien, waar
hij zó van geschrokken is, dat hij een
paar dagen niet is wezen wandelen.
Een van onze nichtjes, die zich
„Heidebloempje" noemt, heeft een
versje gemaakt. Vinden jullie het niet
Er waren zeven dieren
van varken tot konijn
die hadden een orkestje,
dat speelde reuzefijn.
Een eend speeld' op de contra-bas,
een hond op de gitaar,
en als de koekoek er bij zong,
dan klonk het heus niet raar.
Het varken had een trommel,
*t konijntje een trompet,
en als die samen speelden,
had ieder grote pret.
De kater had een pracht viool,
de kat zong tweede stem.
De eerste uitvoering zou zijn
op 't weiland van boer Sem.
De dieren kwamen kijken
hoe of het wel zou gaan
Ze mochten allen netjes
aan d'ene kant gaan staan;
aan d'and're kwam de fotograaf,
aan d'overkant de pers.
Een kikker zong, voor tijdverdrijf,
alvast een kikkervers.
Maar plotseling, daar kwam toch
het hele prachtorkest;
ze hadden witte jasjes aan,
dat stond hun opperbest.
Ze speelden en ze zongen en
ze maakten veel kabaal;
en na de eerste .tonen, ging
de pers al aan de haal.
En na de eerste stukken
kwam ook boer Sem eraan.
De reiger zag hem 't eerste
bij 't hek van 't weiland staan.
Ze vluchtten alle naar hun huis,
de fotograaf voorop,
Een varken zette van de schrik
een kuiken op z'n kop.
Er waren zeven dieren,
van varken tot konijn
die hadden een orkestje,
dat speelde reuzefijn.
Maar na die ene middag heeft
't orkest nooit meer gespeeld:
de boer had hen bijna gepakt,
het had een haar gescheeld.
Het gebeurde op een morgen, toen
de burgemeester weer voor de spie
gel stond. Toen schrok hij opeens zó
erg, dat de burgemeestersvrouw wit
werd van schrik. En Jozef, de knecht
zakte haast door zijn knieën.
„O", riep de burgemeester uit,
kijk nu toch eens! Kijk eens naar
mijn mooie haar!"
„Waar? Waar?", vroegen de bur
gemeestersvrouw en Jozef.
„O", jammerde de burgemeester
verder, „o, en kijk eens in mijn ge
zicht! O, wat verschrikkelijk, wat
erg!"
Toen liep hij weg van de spiegel
en liet zich klagend in een gemakke
lijke stoel zakken.
Zijn vrouw en Jozef en al het an
dere personeel, dat zijn gejammer
gehoord had, kwamen om hem heen
staan. En Jozef, de trouwe knecht,
wilde ook wel een beetje mee gaan
jammeren. Wat zou zijn meester toch
hebben?
„O man", snikte de burgemeesters
vrouw, „wat is er toch? Wat heb je
dan?"
Maar de burgemeester kon niets
anders doen dan naar zijn hoofd wij
zen en naar zijn gezicht. Zijn vrouw
en Jozef bogen zich oyer hem heen.
Maar ze zagen niets.
„Kijk dan toch", riep de burgemees
ter eindelijk uit.. „O, o, o, grijze ha
ren tussen mijn mooie zwarte! En
een rimpel om mijn ene oog! Wat
verschrikkelijk, wat erg!"
En opnieuw begon de burgemeester
te jammeren.
Ja. en toen zijn vrouw en Jozef nog
eens héél goed keken, ja, toen zagen
ze het ook. Midden tussen de zwarte
haren van de burgemeester zaten een
paar kleine grijze haartjes. En om
het rechter oog van de burgemeester
zat een klein rimpeltje.
„Maar man", suste de burgemees
tersvrouw, „dat is toch niet zo erg.
Dat komt omdat je oud wordt."
„Niet erg!", sprong de burgemees
ter op, „niet erg! Ik wil geen grijze
haren! En geen rimpels! Dan word
je oud. En ik wil niet oud worden!"
Tjonge-jonge, wat werd die burge
meester rood van kwaadheid. Ze
schrokken er allemaal van. En ze
wilden allemaal achter elkaar de deur
uit sluipen.
„Hier blijven!", gebood de burge
meester, „ik moet eerst even wat
zeggen Jullie moeten allemaal héél
goed nadenken wat ik doen moet, om
niet oud te worden. En morgenoch
tend kernen jullie allemaal weer hier,
Beste nichten en neven.
HDe Pinksterdagen
zijn weer voorbij en
vele jongens en
meisjes hebben me
in hun brieven ver
teld wat zij op die
dagen zoal hebben
beleefd. Op vele
plaatsen heeft het
Zondagavond heel
hard geregend. Ook
hebben geweldige
rukwinden hier en
daar schade aange
richt. En van het
vreselijke ongeluk
op de Loosdrechtse
plassen hebben we
de krant gelezen. Op
Tweede Pinksterdag stond er te veel
wind om grote tochten te maken. Maar
toch hebben al mijn nichten en neven
prettige dagen gehad en dat is 't voor
naamste. Als 't geen weer is om -til
te gaan, kan het thuis ook best gezellig
zijn.
Onze vorige puzzle was niet erg
moeilijk. De schildpad liet zich nogal
gemakkelijk vinden. De eerste prijs
gaat deze keer naar Cris Veldman en
de troostprijzen naar Adri de Graaf
en Dun Hollanders.
En
allemaal wel i
■R-*#*#*-»-*#*-»- *-R-*-R'*-R-*-R-*-R-*-R*-R-*
j gaan we de brievenbus openen
te kijken wat daar allemaal in zit.
Wat kan jij mooi tekenen, Lenie
om te vertellen wat je verzonnen
hebt. Goed gehoord?"
Ze knikten allemaal van ja.
Toen mochten ze de deur uitgaan.
En de burgemeester liet zich weer
in zijn gemakkelijke stoel zakken en
begon diep na te denken.
Hij dacht zó diep na. dat zijn héle
gezicht vol met rimpeltjes kwam.
Maar gelukkig zag hij dat niet.
(Volgende week verder).
De tekenaar, die geregeld voor onze
Jeugdpagina werkt, heeft weer eene
een rare bui gehad. Dat is al meer ge
beurd, maar deze keer heeft hij 't toch
wel erg bont gemaakt. Deze tekening
zit vol fouten en «u paan wij met z'n
allen aan 't werk om deze fouten op ie
sporen, 't Zijn er wel 20. dus hebben
we heel wat te doen. Wie de meeste
fouten wèet aan te wijzen, maakt knus
op een van de drie prijzen. Met belang
stelling zie ik jullie opgaven tegemoet.
Trommel. Ik heb die paddenstoel aa»
anderen laten zien en ze vonden 't alle
maal prachtig. Ook je briefje was leuk.
Wat cen vacantie heb jij te goed zeg I
- Bij Ineke Beishuizen zijn ze thuis
allemaal verkouden. Dat zal bij jullie zs
af en toe wel een heel concert zijn.
Jammer dat je met Pinksteren niet uit
kon gaan. Afke Bergsma is dol op
zwemmen en zou graag weten of ik ei
ook van houd. Nou, dat zal waar zijn.
Pos maar goed op voor ongelukken
hoor! Tineke Driessen is lid- van een
clubje en moet daarvoor 3 cent per week
betalen. Als er genoeg geld is maken im
een uitstapje; Dat is een echt leuk idee.
Luisc Hogenbirk schreef me cen
briefje op eerste Pinksterdag. Voor de
volgende dag stond er een fietstochtje
op het programma. Maar dan moest '1
goed weer zijn. Is 't tochtje doorgegaan?
Truus Waldekkcr zond me een aar
dig briefje.op rijm. Dat heb je aar
dig gedaan, Truus. Als je zo dooi gaat
wordt je nog een beroemd dichteres!
Aly Grootenderst wil graag weten ol
ik. net zal zij, een paar konijnen bezit
Neen, die heb ik niet, maar 'k vind die
beestjes wel erg lief. Gert Kool heefl
in de diergaarde wel eens een echte
schildpad gezien. Ik wens Gert nog har
telijk geluk, want hij is Woensdag jarig
geweest. Een aardig briefje kreeg ik
van Miep Meijer, die haar zusje Ada en
haar broertje Henk ook liet tekenen".
Dc drie Meijertjes m'n beste groeten.
Zeg C'ris Veldman, heb je dat aar
dige plaatje van de school zelf gete
kend? Dat schrijf je er niet bij. maar
ik vond de tekening erg mooi. Wat
heb jij leuk postpapier, Anneke den
Outer. En 't poesje op de envelop is ook
aardig. Jij hebt zeker dikwijls een brief
je te schrijven? Je heb goed je best
gedaan. Adrie de Graaf. En het tekenin
getje van je broertje Jan heb ik ook met
genoegen bekenen. Joke van Brr-
chum vraagt of ik niet kwaad op haar
wil zijn. Nee hoor Joke. maar ik reken
er op. dat je me geregeld zult schrij
ven. Een complimentje aan de 6-ja-
ïige Hans Hollaar, die me een moot
briefje heeft geschreven. Henk Nele
man zit op 't ogenblik in Spekhoizerhei-
de en heeft 't daar best naar zijn zin.
Dank voor de tekeningen. Dinl Hol
landers hoopt nog eens een prijsje te
winnen. Maar geregeld meedoen. Dini,
dan komt dat best in orde. Jaap
Boer wil voortaan ook graag meedoen
met onze grote club. Welkom Jaap, ca
doe maar goed je best. Riet Loch ie
dol op lezen. Die zijn er meer. Een
goed boek is een goed vriend, wordt
wel eens gezegd, en dat is waar.
Kees de Pater doet voor zijn moeder
boodschappen op de fiets. Hij doet t
graag en 'k denk dat z'n moeder daar
over wel in haar schik zal zijn. Jaja,
grote jongens kunnen soms al aardig
helpen. Joke Teuling schrijft me,
dat ze in haar oplossing nog al eenseen
foutje maakte. Maar deze keer was
alles goed. Ria Bol was in haar brief
je erg „kort van stof'. Geen tijd ons
meer te schrijven, Ria? Dezelfde op
merking is voor Pietje Schakel..
Anneke Harteveld heeft een broertje ge
kregen, zolat er bij haar thuis nu drie
meisjes en een jongen zijn. Dat is een
mooi klavertje van vier. Je moet me
eens meer ten briefje sturen. Anneke,
want sinds October had ik niets meer
van je gehoord.
Zoveel mogelijk heb ik alle nevL-n en
nichten beantwoord. Je weet wel: van
alle ingekomen brieven wat zeggen gaat
niet. want dan zou er op deze pagina
geen ruimte overblijven. En jullie heb
ben toch elke week ook graag een mooi
Jopie gaaf op visite.