PONTIUS PILATUS wereldreió van 3^ee«* en ^C^reeó iSnavei „Die geleden heeft onder 13. Intussen hebben Kees en Trees het Lis- doddeneiland in het gezicht gekregen. Kees, die achter het stuur zit, geeft dadelijk vol gas en de Alligator klieft een scherpe, wit- getande voor in de waterspiegel. Plotseling gaan van de wal waarschuwende kreten op. Baron Otto van Otterlo heeft zijn kop boven water gestoken en staart nieuwsgierig naar het lelijke, snuivende ding, dat zo'n ongepaste herrie maakt. „Het voddige beest ziet er zelfs niet naar uit, of het eetbaar is," moppert de baron. „Affreus, wat een ordinaire lucht ver spreidt het.. Ik zal straks een bad moeten nemen, als ik daarmee in aanraking kom. Maar enfin, van eenden kun je niet veel be ters verwachten. Als ze gebraden op tafel ko men, zijn ze niet kwaad. Maar zolang ze le ven is het werkelijk geen gezelschap.." 14. ,;Pas op, Kees.de otter," fluistert Trees, „schuin links vóór.." „We zullen hem rammen of het een duikboot was." antwoordt Kees. Met een scherpe zwaai wendt hij links af en ronkend suist de Alligator recht op baron Van Otterlo toe. Die durft zijn ogen nauwe lijks geloven. Hij is er aan gewoon geraakt, dat iedereen hem de ruimte geeft en op de gepaste afstand blijft. Maar dat vinnige, kwa- lijkriekende ding komt kwaadaardig grom mend, recht op hem af, alsof het hem in één hap wil verslinden. De baron vindt het lang zamerhand een griezelig geval. Bang is hij nog niet van de hele Waterlandse politiemacht, maar de Alligator met Kees en Trees lijkt hem ook heel wat erger. 15. Baron Otto van Otterlo duikt onder. In alle Waterlandse woningen komt een donde rend gejuich uit de luidsprekers, alsofeen doelpunt gemaakt is in een internationale voet balmatch in het Rotterdamse stadion. Het geestdriftig publiek aan de kant werpt petten, hoeden en mutsen in de lucht en snatert zich de kelen hees. Maartwintig meter ver der duikt de hardnekkige baron weer op. Zo gemakkelijk laat hij zich niet verjagen. On middellijk wendt Kees de steven en geeft vol gas, terwijl Trees de claxon laat toeteren. „Het lijkt wel een snood complot tegen mijn door- luchte gezondheid," denkt de baron. „Zulke minderwaardige plannen kunnen alleen die domme, snaterachtige eenden uitbroeden. En ze schijnen het nog mooi te vinden ook...." 16. Als de Alligator nog een meter van de baron verwijderd is ieder aan de wal houdt de adem in blijkt de rover plotseling ver dwenen. Hij geeft er de brui aan. Hij acht zich van veel te zuivere afkomst zijn over grootouders waren ook al otters om tegen onzuivere gassen te vechten. In zijn kasteel onder de wilgenwortels zweeft steeds een heer lijke geur van brasem en aal. Een mals een denboutje zou wel een gepaste afwisseling ge boden hebben. Maar voor vandaag moet de familie van Otterlo zich maar eens behelpen met een éénpansmaaltijd. Zelfs in adellijke kringen kan het tegenwoordig niet iedere dag Zondag zijn. En misschien kan de baron straks wat karpers of zeelt verschalken, wanneer dat vreselijk ordinaire eendenpubliek verdwenen 17. Zegevierend beklimt de Alligator de drassige oever van het Lisdoddeneiland. Me vrouw Kwakkelstein en haar zeven kinderen worden in goede welstand aangetroffen. Na tuurlijk zijn ze allemaal hevig verschrikt en angstig, maar gelukkig zijn ze dadelijk bereid de terugtocht te aanvaarden. Het kost veel moeite en overleg alle schipbreukelingen in het kleine voertuig te laden, maar tenslotte gelukte het, al zit Kees haast dubbelgevouwen achter het stuur. Trees hijst fier de Water landse driekleur op de kop van de Alligator en Kees stuurt hem handig naar het water te rug. Daar suist de auto al over het Kwakjes- meer met reders en geredden en aan de wal ontstaat een wilde ren, terug naar de stad! 18. Opnieuw verheft zich in alle huiskamers van Waterland een bulderend gejuich en ge jubel en de burgemeester deelt in een tweede twintigscconden-interview mee, dat de ingeze tenen zich nog niet aan voorbarige feestvreug de moeten overgeven, maar dat de expeditie overigens naar wens verloopt. Behalve de uit geloofde premie zal aan ieder gezin in de gemeente een extra rantsoen volvette spiering beschikbaar worden gesteld, zodra de slacht offers van de laaghartige overval zich in vei ligheid bevinden. Natuurlijk vermeerdert dit goede bericht niet weinig de feestvreugde. Al le huismoeders maken zich op, om de beloofde lekkernij in ontvangst te gaan nemen. Wekelijkse bijlag» Zaterdag 29 Maart 1952 De Davidstoren in Jeruzalem is in werkelijkheid een toren van het Paleis van Herodes; en dit paleis was eens de residentie van Pilatus. tastrofe van het jaar 70 heeft geleid, zijn voorafgegaan, illustreert, wat bij des Heilands veroordeling geschiedde Wij horen daar, hoe de bèma van d e landvoogd op een plein voor het pa leis wordt geplaatst, .zodat de leiders der Joden gemakkelijk toegang heb ben en een gesprek met de Romein se stadhouder kunnen voeren. Van de bèma is ook sprake in Matth. 27:19 en Johannes 19:13 (Sta tenvertaling; en vertaling Bijbelge nootschap „rechterstoel") Ook horen wij van de soldaten van zijn lijfwacht die onmiddellijk de bevelen van de landvoogd uitvoeren, in casu de ge seling (Matth. 27:27). Eindelijk horen wij van het plein, waarop de menigte samenstroomt. Dit is de Lithostrótos, de „met stenen geplaveide" plaats vóór de bèma, waarnaar het volk „op gaat" (Markus 15:8) waarom ze dan ook „in het Hebeeuws Gabbatha ge naamd wordt" d.i. verhevenheid. Ein delijk horen wij van de vertrekken, voor de stadhouderlijke lijfwacht. Daar is dan de plaats waar de Hei land geleden heeft onder de rechter Pontius Pilatus, opdat Hij „onschul dig door de wereldlijke rechter ver oordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zou, bevrijdde." Naar gelang men nu aanneemt, dat het rechthuis was in de Burcht Antonia, dan wel in het paleis van Herodes, zal ook de Via Dolorosa, de Smartenweg naar Golgotha een andere zijn. In Jeruzalem wijst men de Via Do lorosa van de plaats van de burcht Antonia tot aan de kerk van het Hei lige Graf. Maar geheel anders wordt de weg, indien het beginpunt lag bij het paleis van Herodes. In dat geval was het een weg van 300 m die of door de Hoekpoort óf door de Tuin poort leidde naar Golgotha: de plaats waar Hij gekruisigd werd, was nabij de stad. Gabbatha is dus te denken ten zui den van de oostrand van de Hizkia- vijver in Jeruzalem. Hier was het ge plaveide terras; hier sprak Pilatus met de priesters en het volk (Joh. 18:29 v.v.; 38 v.v.) waar Jezus met de doornenkroon aan het volk werd voorgesteld (Joh. 19:5 v.v.) en waar Pilatus tenslotte het oordeel uitsprak (Joh. 19:13 vv). In het paleis, ver moedelijk in de kazerne, werd de Heiland door de krijgsknechten be spot (Joh. 19:2) en gegeseld (Matth. 27:26; Markus 15:15). Van dit paleis van Herodes aan de westzijde van de stad is nog één to ren over; die wordt in Jeruzalem de toren van David genoemd, maar is in werkelijkheid de toren Hippicus van Herodes paleis. En wie hier komt wordt er aan herinnerd, dat hier de plaats is, waar geschiedde, wat het Apostolicum be lijdt: „Die geleden heeft onder Pon tius Pilatus." Dr. A van DKURSEN. Waar bevond zicb bet praetorium van de Romeinse stadhouder? WAARSCHIJNLIJK IN HET PALEIS VAN HERODES *P OEN namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus en brachten Hem in het rechthuis (Mattheus 27:27; in de vertaling van het Ned. Bijbel" Genootschap: gerechtsge bouw). Waar was dat praetorium, dit recht huis? Als wij dit weten, kunnen wij ons de weg voorstellen, die de Hei land ging naar Golgotha. Want de Via Dolorosa, de Smartenweg begon bij dat rechthuis. Praetorium (aldus lezen wij in het werk van Ricciotti) noemden de Romeinen de plaats, waar de praetor zijn zaken afhandelde. Dit kon vandaag een legertent zijn, morgen een versterkte burcht, weer een andere dag het pareis van een overwonnen koning. Oorspronkelijk gevestigd in een legertent had het bu reau van de praetor altijd een stren ge eenvoud bewaard en bestond in wezen slechts uit twee meubelstuk ken: het tribunaal en de sella curu- lis. Het tribunaal was een platform of optrede in de vorm van een halve cirkel, vrij hoog- en ruim, maar zó dat men het gemakkelijk kon trans porteren en plaatsen, waar men het hebben wilde. De sella curulis was de oude zetel van de Romeinse ma gistraten, die bestemd was voor de praetor en midden op de halfronde optrede werd geplaatst. Vanaf het tribunaal sprak de praetor officieel recht, gezeten op de sella curulis midden er op, en met zijn assistenten en raadgevers opgesteld aan beide zijden van de halve cirkel. Verdach ten en aanklagers, getuigen en ver dedigers, moesten op dit platform plaats nemen en na allen en alles te hebben aangehoord en het advies van zijn raadgevers te hebben ingewon nen, sprak de praetor het vonnis uit. De vraag is nu: Waar was het rechthuis van Pilatus, als hij in Je ruzalem recht sprak? Gewoonlijk re sideerde de Romeinse stadhouder in Caesarea aan de zee; daar was zijn praetorium gevestigd in het konink lijke paleis van He rodes; daarheen werd de apostel Paulus later gebracht; daar beval toen Felix dat hü in het rechthuis van Herodes zou bewaard worden. (Hand. 23 35). Wanneer nu de Romeinse stadhou der, tijdens de fees ten der Joden in Jeruzalem resideer de, was zijn woon plaats gewoonlijk het paleis van Hero des, dicht bij de huidige Jaffapoort. Men zou zo met recht denken, dat ook Pilatus hier zijn verblijf hield en hier het rechthuis was. Intussen denken de Roomse geleer den aan een andere plaats. Zij wijzen er op, hoe in Johannes 19 13 een beschrij ving wordt gegeven. Wij lezen daar: Pila tus liet Jezus naar buiten brengen en zette zioh op de plaats, genaamd Li thostrótos, in het He breeuws Gabbatha. Het woord Litho strótos betekent „plaveisel" of „ste nen vloer". En Gab batha kan afgeleid zijn van gabbachta, is kale plek op het voorhoofd; of van gabbetha is hoogte. Die twee woor den waren geen vertalingen van elkaar; maar in de practijk wezen zij dezelfde plaats aan. Zie, zegt men: wij moeten nu zoeken naar een hoogte waarop een plaveisel was. Welnu, die hoogte is in Bezetha (ten noorden van het Tempelplein). Daar was de burcht Antonia: deze had een Romeinse be zetting, waardoor de stad en het Tem pelplein beheerst werd. In het ge bouw van de burcht was een binnen hof zonder dak. Op die binnenhof was een drukte van belang, door de solda ten die af en aan kwamen, of mili taire oefeningen hielden. Welnu, deze binnenhof was geplaveid. En dit pla veisel is bij het oudheidkundig onder zoek teruggevonden; een deel ervan is in het souterrain van het klooster van de Dames de Sion en onder het Franciscanenklooster van de Flagel- latio. Dit wordt dan aangevoerd om het bewijs te leveren, dat het recht huis van Pilatus, waar de Heiland ge leden heeft, te zoeken is in de Burcht Antonia. Wanneer men in de tijd van 's Hei lands omwandeling op aarde, op het Tempelplein stond, zou een ooggetui ge van toen kunnen zeggen: „In het noordwesten trekt een stoere burcht onze aandacht, die zich tot een hoog te van twintig meter verheft op een steile rots, zodat hij veel op een stei le toren gelijkt. Aan de vier hoeken draagt deze toren op zijn beurt weer vier torens, waarvan één de zuidoos telijke, recht vóór ons, wel vijf en dertig meter hoog is. Dit is de oude burcht Baris, door Herodes de Grote in de allereerste jaren van zijn rege ring vernieuwd, versterkt en omge doopt tot Antonia, tot eer van zijn be schermer Marcus Antonius" Echter zijn deze onderstellingen zwak, als wij letten op hetgeen de Joodse geschiedschrijver Flavius Jo- sefus zegt. Want deze deelt mede, dat de Romeinse procurator Gessius Flo- rus als residentie het paleis van He rodes de Grote had aan de noord westzijde van de oude stad, welk pa leis verbonden was met een kazerne. Vóór de ingang aan de stadszijde hadden dan de rechtshandelingen plaats, waarvoor een „bèma" werd opgericht. Ook Pontius Pilatus was eenmaal op de „bèma" tegenover het volk. Daar is Gabbatha te denken. Het verhaal dat Flavius Josefus (aldus prof. Noordzij) doet van de ge beurtenissen, die onmiddellijk aan de grote Joodse oorlog, welke tot de ca- Het Tempelcomplex in de dagen van 's Heilands omwandeling op aarde. Links boven het vierkante gebouw; dat was de burcht Antonia. Op de voorgrond een brug over de beek Kedron; over deze beek ging Christus in de nacht, in welke Hg verraden werd. (Johannes 18:1)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 7