RECHTSPRAAK AAN DE GOUDKUST
IN DONKER CUNIS
roepen de kleine bedelaars
Aan de Afrikaanse Goudkust nemen neger-
rechters deel aan de rechtspraak. Boven: de
president, Korsah, een der meest respectabele
juristen van Afrika. Links: het rechtscollege
van de Goudkust in volledige zitting. De waar
dige pruiken zijn uit Engeland ook door
gedrongen tot in Afrika
Boven: een Moslem-advocaat met zyn cliënt voor de bali.
Rechts: in dc Afrikaanse gevangenissen wordt door de gevange
nen veel aan handenarbeid gedaan. Een der veroordeelden met
zijn werkstuk. Onder: dit is een typische gevangenis aan de
Goudkust; het gebouw, dat wel wat op een landhuis lijkt, staat
in Sunyani Ook aan de Goudkust in Afrika wordt aan de
begrippen van recht en redelijkheid streng de hand gehouden
Wekelijkse bijlage
Zaterdag 1 Maart 1952
MN het hartje van Turn* is hei donker.
Het lijkt wel, alsof de Arabische
wijk, net a's de urouwcn hier, ge
sluierd is. Boven de smalle straatjes
zijn houten overkappingen gemaakt
en door de gaten vallen dc zonne
stralen als door een filter op het bonte
leven, dat zich daaronder beweegt. In
dit schemerige centrum van armelijke
booggaanderijen wonen de ontelbare
Arabische kooplieden, bedelaars, poli
tieke samenzweerders en de duizend
en één talen sprekende souvenir
verkopers
Lange tijd is deze wijk een pleis
terplaats geweest voor toeristen, die
door Noord-Afrika reisden. Mèt de
overblijfselen van Carthago was de
oude stad Tunis in het Franse pro
tectoraat een der meest aantrekke
lijke bezienswaardigheden voor de
vreemdelingen. Het is echter begrij
pelijk, dat die belangstelling taant,
nu ook daar een haard van onrust
gloeit.
Wie door de schemerige oude
straatjes van Tunis een wandeling
maakt, ontdekt een wereld, waar
hij als Westerling niet gemakke
lijk in kan doordringen. Het is
hier, in het gedempte licht, dat
enerzijds de Arabische handels
lieden zaken doen met de toeris
ten en daarbij hun ondoorgronde
lijke Oosterse glimlach laten zien,
terwijl aan de andere kant de
Arabische fanatici in morsige
kamertjes thee slurpend, politieke
opstootjes tegen de Fransen voor
bereiden.
Allerlei geurtjes zweven tussen de
huizen, zoekend naar een uitweg. En
dat is geen wonder. De kooplieden,
die langs de straatjes hun stalletjes
hebben opgesteld, verkopen zoveel
verschillende artikelen, dat zij in
Nederland zonder twijfel van alle
bestaande vakgroepen lid zouden
moeten zijn; koffie, teilen, petro
leum, amandelen, pinda's, theepot
ten, handwerk, ijzerwaren en wat U
ook maar wilt. Zo nu en dan ziet U
een vooruitstrevende koopman, die
zijn klanten lokt met een: „Hallo
Joe!" tenminste als hij meent,
dat hij met een Amerikaan te doen
heeft. De Arabieren zelf groeten el
kaar met de handdruk en met de kus,
dikwijls ook slechts met het geme
lijke „Salem" zonder meer.
Aan de voet van de Moskee domi
neren de boekstalletjes. De vele stu
denten, die dagelijks naar de Mos
kee gaan om in gebed te verzinken,
vormen de enige categorie klanten.
Overigens staat in donkere, haast on
leesbare letters te lezen, dat de
Moskee alleen door Moslems betre
den mag worden. Het staat er in
het Arabisch. Frans, Duits, Italiaans
KOOPLIEDEN EN FANATICI
(Van onze medische medewerker)
jyE vorige keer (Zondagsblad van
16 Febr.) schreef ik u over de
griep in het algemeen en op welke
wijze de weerstand zo hoog mogelijk
opgevoerd kan worden. In dit artikel
wil ik enkele bijzondere aspecten naar
voren brengen. De aanleiding hiertoe
is een publicatie in een der medische
tijdschriften, waarin de sterftecijfers
van de laatste jaren genoemd worden.
en Engels. De Moskee bevindt zich
in het hartje van de stad en in de
buurt er van schutteren dikwijls
jeugdige bedelaartjes rond, die de
hele dag niets anders doen dan de
vreemdelingen en de beter-gesitu-
eerden op de hielen zitten om „mer
ci, merci" dreinend, een geldstukje
los te krijgen. Zij zien er zó armelijk
en onverzorgd uit, dat de meeste bui
tenlanders zich maar niet te lang laten
lastig vallen en een muntje afschuiven,
om van de bedelende viespeukjes af
te komen.
F) E kleren van deze beklagenswaar-
LJ dige kinderen zijn weinig meer
dan lompen en ze zijn bovendien van
een zeer vreemdsoortige combinatie.
Een veel te grote oude kimono, vast
gehouden met een speld, of een in
grove steek gebreide zeemanstrui,
waarschijnlijk afkomstig van de een
of andere passagierende matroos,
soms slechts een soort jutezak zon
der meer. En de hele dag hoort U
hun klagende en zeurige: „Merci,
merci!
Een grote poort geeft toegang tot
de Arabische wijk van de stad; de
ze „Franse poort" wordt als het ware
bewaakt door het standbeeld van de
Franse kardinaal Lavigerie, die hoog
het kruis opheft naar de gemeen
schap van Moslembelijders. Het
Christuskruis op wacht voor een wijk,
waar niet Rome, maar Mekka het
voor het zeggen heeft. Een wijk,
waar ternauwernood enige vorm van
Westerse levensgewoonten voet aan
de grond krijgt, want als de avond
valt over Tunis en de duisternis de
Souks beheerst, dan weet U niet,
wat er in de donkere gangen van de
ze stad gebeurt. Daar worden op
straat huwelijken gesloten, kinderen
geboren en dan sterven daar mensen,
zonder dat men er hoegenaamd no
titie van neemt. De plaatselijke po
litie patrouilleert wel door de smal
le. tochtige straatjes, maar zij wacht
zich er wel voor, het intieme leven
van de Arabier te verstoren. Hij leeft
er in zijn eigen wereldje onder om
standigheden, waar wij onze neus
misschien voor zouden optrekken,
maar het is een wereldje waarin het
gist en bruist.
En al is het nu dan nog zo, dat
vrijwel alle straatnamen en recla
meborden in het Arabisch èn in
het Frans zijn gesteld, en die teke
nen dus nog wijzen op een band
met Frankrijk; de schijnbaar zo
ingetogen en melancholieke Ara
bier kan een fanaticus van de
bovenste plank worden, die in ge
meenschap met zijn geestverwant
ten een dodelijke haat tegen de
Westerse wereld koestert en in
daden omzet. En wie de dreiging
van het donkere Tunis heeft ge
voeld, weet, dat de Fransman nog
niet klaar is met de nationalistische
hartstochten, die uit zoveel hoeken
en gaten in de Arabische wijk
worden gevoed.
In de winter 1948/1949 stierven in Ne
derland ongeveer 2200 personen in de
tijd van 8 weken aan influenza en in
de winter van 1950/1951 ongeveer
1200! Ik heb stellig de indruk, dat
velen van deze slachtoffers gered zou
den zijn als er eerder en krachtdadig
met moderne middelen ingegrepen was.
Longontsteking bij griep is de meest
gevreesde complicatie. Deze verwik
keling kan in zeer korte tijd ontstaan.
De huisarts kan tijdens een griep
epidemie onmogelijk al zijn patiënten
dagelijks bezoeken. Vele artsen maken
slechts één visite bij een grieppatiënt.
Deze moet dan zelf het verloop der
ziekte controleren en het tijdstip nan
genezing bepalen.
Een aantal patiënten waarschuwt de
dokter voor een „griepje" niet, maar
kruipt zelf in bed met een cognac-groe
of hete kwast, al of niet ondersteund
door het gebruik van enige malen
daags een of twee aspirientjes. Hier is
niets tegen, als de diagnose maar goed
is en er in geval van griep op enkele
dingen gelet wordt. Door voorlichting
en medewerking van het publiek kan
het sterftecijfer van griep ongetwij
feld gedrukt worden. Doch laat ik
vooraf het fatale verloop van enkele
gevallen in het kort schetsen.
Het was een jong ouderpaar dat op
een avond van de winter 1948/1949
ontsteld met een baby van ongeveer
8 maanden in een deken gewikkeld
het ziekenhuis binnenkwam. Ze deden
een droef verhaal van het tweeling
zusje, dat veertien dagen geleden een
loopoortje gekregen had. Ze hadded
het zorgvuldig viermaal daags me#
waterstofperoxyd op voorschrift van
de huisarts laten ..uitbruisen". zoals
zij het noemden. De kleine maakte het
uitstekend tot voor drie dagen. Toen
had ze plotseling koorts gekregen.
De huisarts had het gezonde oortje be
keken doch dit was in orde. Longetjes
en hart had hij nauwkeurig beluisterd.
Geen afwijkingen. Aan het buikje was
niets te vinden. „Een griepje, me
vrouw, zoals zovelen op het ogenbliK
hebben." Hij schreef poeders voor e
beloofde overmorgen te zullen terug
komen. Gisteravond laat hadden zs
de dokter gewaarschuwd, dat het niet
goed ging. Het kind had een vaafe
blauwe kleur gekregen en u»oi be
nauwd geworden. Injecties mochteP
niet meer baten: in de loop van ander*
half uur overleed het. Nu het anderm
tweelingetje koorts kreeg, durfden z9
het met thuis te houden. Dit kindje
gespaard.
De tweede patiënt, die me voor de
geest komt, was een jongen uit ee*