S KAT als inbreker s ZONDAGSBLAD 16 FEBRUARI 1952 inciöent OP CiCló kORt VCRhAAl VAn 6.J. VAn 6c B€lóJ ACH", zei ouwe Hendrik tegen Wil lem, die niet veel jonger was, „niet dat het me veel gedaan heeft, nee, dat niet; maar ja, als je om zo te zeggen een dagje ouwer wordt denk je aan je jonge jaren nog wel eens terug." ,,Zo is het", zei Willem, ,,wat je zegt." „En als je aan je jonge jaren te rugdenkt", vervolgde Hendrik. ,,dan begrijp je op je ouwe dag niet, dat je d'r om zo te zeggen altijd nog zo goed afgekomen bent." ,,Wat je zegt", beaamde Willem. Hij presenteerde Hendrik, die naast hem zat op het bankje in het stads- plantsoen een zwarte sigaar, hield in de holte van zijn twee beverige han den een vlammetje, dat ze allebei tegelijk in de sigaar zogen, sloeg zijn benen over elkaar en wachtte tot Hendrik weer het woord zou nemen. ,,Ik was nog geen twintig toen het gebeurde, Willem. Dat's nou temet vijf en vijftig jaar geleden. Als ik hoor wat een mooi leventje de sol daten tegenwoordig hebben, denk ik altijd: dat was in mijn tijd anders. Toen ik onder dienst lag, Willem, was het poot an. Nou moet je goed begrijpen, ik spreek nog niet eens van de landmacht, want daar weet ik niks van. Ik heb het over de ma rine, ik was zeesoldaat om zo te zeg gen. Marinier. Kijk, Willem, en wat in mijn tijd de marine was, daar weten ze zelfs tegenwoordig bij de zeemacht niks meer van." ,,Zo", zei Willem, „wat je zegt." „D'r waren toen in heel Europa geen betere soldaten dan de Holland se marinier, Willem. Zonder gekheid. Als d'r wat aan de hand was, moes ten wij het altijd opknappen." „Wat je zegt", zei Willem. „En 'wat gebeurde d'r nou toen je nog geen twintig was?" „Dat wou ik je nou net vertellen", hernam Hendrik. „Ik was nog geen •twintig, zoals ik al zei, en ik had het al tot korporaal geschopt, 'k Heb altijd goed gediend, al zeg ik het zelf. Maar daar niet van. Wat ik zeg gen wou. Op een morgen in Februari gingen we roeien op de Maas in Rot terdam. Dat was toen heel gewoon, Willem, heel gewoon. Een man of twaalf met een tweede luitenant, een schreeuwer, Willem, niet veel ouwer dan vijf en twintig. Afijn, we zaten goed en wel in die roeiboot en toen zei de luitenant: Mannen, zei-d-ie, wie van jullie kan d'r goed sturen! ■Maar niemand deed z'n mond open. Totdat er een riep: Korporaal Pie- ters, luitenant! En dat's nou niet om wat te zeggen, Willem, maar daar had die vent gelijk in, want ik had altijd al bij m'n vader op 't schip gezeten." „Wat je zegt", zei Willem, „toen zat je dus helemaal in de boot.'' „En niet zo zuinig, Willem, want ik was op dat sturen niet zo happig. Afijn, toen zei die luitenant: Zo Pie- ters, dus jij kan sturen, alsjeblieft, ga je gang. En denk d'r om, zei-d-ie, dat je uitkijkt, want het is hier op de Maas druk. Nou was dat geen gek heid, Willem, met zo'n roeiboot op de Maas, maar ja, ik ken d'r om zo te zeggen op m'n duimpje en verder liet ik die luitenant maar kletsen. Ik nam dus het roer in handen en wij de Maas op. In die roeiboot, met die tweede luitenant. Een schreeuwer, .Willem, een dienstklopper om zo te zeggen. Een vent die 't niet laten zou, als-ie je een hak kon zetten." ,,Zo", zei Willem, „wat je zegt." „Nou trok ik me van dat schreeu wen niks an, nee, dat niet", vervolg de Hendrik. „Maar d'r waren van die jonge kerels, góeie kerels, Wil lem, echte, ras-echte mariniers om zo te zeggen, die d'r zenuwachtig van werden. Een beroerd gezicht, Willem, van die jonge kerels, góeie kerels, die van dat schreeuwen van zo'n broekie van een luitenant ze nuwachtig werden en waarop je dan, zoals ik an 't stuur, zó het gezicht had. Nou gelóóf ik, eerlijk gezegd, dat die luitenant niet helemaal op z'n gemak was in die roeiboot op de Maas. Ik had zo het gevoel dat-ie z'n eigen groter hield dan-ie was." „Zo", zei Willem, „juist, ja." „Precies, Willem, precies. Maar afijn, we waren zo'n goed half uur tje onderweg en daar zag ik als stuurman een knaap van een sleep boot aankomen, die dwars de Maas overstak. Kijk, Willem, en als je daar nou geen kijk op heb zou je bij je eigen denken: die twee varen bo ven op elkaar, Willem! Die roeiboot wordt geramd, om zo te zeggen, com pleet geramd, Willem! Nou had ik wel meer met dat bijltje gehakt, en ik als stuurman overlegde dus even gauw bij m'n eigen wat me te doen stond. Ik nam de situatie kalm op, Willem, en ik zag om zo te zeggen met één oogopslag dat d'r niks zou gebeuren als ik gewoon koers hield. Kijk, Willem, dat is nou met die din gen zo eigenaardig, je ziet dat of je ziet dat niét! Daar moet je om zo te zeggen oog voor hebben." „Wat je zegt", zei Willem. „Maar ik had dat nog maar net zo bij m'n eigen overlegd. Willem, of daar begon die luitenant, die schreeuwer, Willem, me te comman deren: Kijk uit, stuurman! Ik zei: Komt in orde, luit! Maar die luite nant even later weer: Kijk uit, stuurman, we varen tegen die sleep boot aan! Ik zei: Komt in orde, luit, we gaan d'r net achter langs. Toen begon die luitenant, die schreeuwer, Willem, die begon ook nog eens te gen de andere jongens uit te varen en toen-ie zag dat ik me van zijn praatjes weinig aantrok, schreeuw de hij: Riemen inhalen! Vaart min deren! Nou moet je weten, Willem, dat als-ie in mijn diensttijd bij de marine als stuurman van een roei boot optrad, dat je dan gelijk over die boot ook het commando voerde. Dat was nou eenmaal zo en dat wist iedereen. Ik als stuurman kon dus lak hebben aan alle luitenanten bij elkaar en daarom commandeer de ik, bot op dat geschreeuw van die luitenant: Gelijk optrekken, man nen! Hij gaat goed! Nou Willem, eerlijk, die jongens trókken gelijk op, omdat ze wel wisten dat die luite nant op dat ogenblik niks te zeggen had." „Sjonge", zei Willem, ,,en die lui tenant nijdig natuurlijk." „Nijdig, Willem? Hij schuimbekte om zo te zeggen van woede! Eer lijk! 'k Had die vent nog nooit zo kwaad gezien en 't was nou al niet wat je noemt een vrolijke jongen. Goed, ik commandeerde dus, zoals ik al zei: Gelijk optrekken, mannen, en het commando was m'n mond nog maar net uit, Willem, of daar draaide die luitenant zich om, Wil lem, en met een gezicht zo paars als weet ik wat bulderde hij tegen me: Naar rechts, stuurman je bent gek! Naar rechts! Nou deed me dat bul deren weinig, Willem, bar weinig, want tenslotte droeg ik de verant woordelijkheid en ik zei dus heel Op deze foto's ziet u de kal van de familie Stigter, wonende aan de Nic. Witsenkade 31 te Amsterdam. Het beest, Flokkie genaamd, kreeg op een bepaalde dag doordat de wijze grote mensen de deuren openden met be hulp can een klink. Dat kan ik ook, dacht ze met haar amper eenjarig brein en thans is er geen deur iti huis meer, die voor haar gesloten blijjt. Op de rechtse foto ziet men duidelijk, hoe Flokkie, die stellig de grote intelli gentie-medaille voor poesen verdient (niemand heeft haar het kunststukje geleerd) zich overtuigt, of de deur inderdaad open gegaan is kalm, Willem, héél kalm: 't Komt in orde, luit, d'r gebeurt niks, we gaan d'r nét achter langs. Maar ik kwam van een kouwe kermis thuis, om zo te zeggen, van een bar kouwe kermis, Willem. Want ook die woor den waren nog maar net over mijn tong, of daar gaf die vent, die twee de luitenant, Willem, die schreeuwer, die gaf me een oplawaaier, dat ik zeilde zo tussen de jongens in die aan de riemen zaten en gelijk nam die luitenant het roer in handen." „Sjonge", zei Willem, „en dat ging natuurlijk mis." „Mis, Willem? Dat's 't woord niet, joh! Luister. Zo gauw had die luite nant het roer nog niet in handen of hij gaf er een ruk an naar links, zodat onze boot een geweldige zwenking naar rechts maakte. En toen kon 't niet uitblijven, Willem, 't kón niet uitblijven, een aanvaring was om zo te zeggen onvermijdelijk. Ik voelde het met m'n ogen dicht aankomen, 'k Had de situatie immers al lang opgenomen, Willem. Afijn, ik had dat nog maar net zo bij m'n eigen overlegd, of daar voelde ik een geweldige klap, Willem, een schok om zo te zeggen, en alles kraakte zo hard, dat de splinters van onze roeiboot over die sleepboot heen vlo- CS3S39 Wie van deze twee WIE Mattheüs 21 28-31 met aan dacht leest, ziet diit Oosters ver haal als voor zijn ogen gebeuren. Daar is een vader, die met zijn ge zin leeft van de wijnbouw en die twee volwassen jongens heeft Daar geeft deze vader op zekere morgen, vriendelijk, maar zich van zijn gezag bewust, aan één van zijn jongens een bepaalde taak in de wijn gaard. Een vader mag dat doen. Een vader moet dat doenEn in het Is- raëlietische leven van Jezus' dagen is een vader ook gewoon dat zó te doen: „Zoon, ga heen, werk heden in mijn wijngaard!" Maar die jongen is een dwarskop. Hij antwoordt zijn vader kortaf en ondubbelzinnig: „Ik wil niet". Hij ge neert zich niet om dat zó maar te zeg gen in een ruige eerlijkheid. Hij windt er geen doekjes om. Hij verzint geen verontschuldigingen. Hij bedenkt geen uitvlucht. Het is een geluk, dat deze vader meer dan één zoon heeft en dat hij zich nu tot een tweede kan wenden en hetzelfde kan zeggen. En die tweede is zo héél anders van aard. Dat is nog eens 'n voorbeel dige jongen! Die weet, wat een vader toekomt en waar je als zoon hebt te staan! Als zyn vader hem het werk in de wijngaard opdraagt, don is hij een en al bereidwilligheid! Hij aarzelt niet: „Ik ga, heer!" Echter als de vader wat later in de wijngaard komt kijken, ziet hij in' derdaad aan 't werk. voorbeeldige jongen, die zijn jongens is niet de r de dwars- Nu moeten we er ons wel. voor hoeden, dat wc deze gelijkenis niet laten zeggen, wat onze Heere Jezus Christus helemaal niet heeft bedoeld er in te zeggen. De Heiland heeft niet gezegd, dat het er voor de geroepenen niet op aan komt, of ze misschien aanvanke lijk de roepstem des Heeren afslaan en gehoorzaamheid weigeren. En dat dan alles wel terechtkomen zal! Gehoorzaamheidsweigering is en blijft een grote en zeer gevaarlijke zonde. De Heere heeft recht op een vroege overgaaf van ons leven, als de krachten nog fris zijn en de levens- energie nog geen breuk vertoont. Uitstel van bekering is zeer ge vaarlijk. Niet alle verloren zonen komen in het vreemde land tot zichzelven en keren weer tot de Vader. Er zijn er ook, die in hun zondag leven óp- en ondergaan. En die dan zullen blijken bastaarden te zijn geweest. En evenmin is ieder, die op de eer ste roepstem des Heeren bereidwillig „ja" zegt, een huichelaar die het niet meent en zich maar naar zijn omge ving schikt! Gelukkig niet! Er zijn er nog altijd velen, bij wie de eerste en besliste keus om de Heere te dienen reeds viel in hum schoolja ren of toen ze nog maar kort ter cate chisatie gingen. Die de Heere aan stonds antwoord hebben gegeven en met een gebrekkige maar oprechte gehoorzaamheid naar dat antwoord hebben zoeken te leven. Er zijn er, dde hun leven lamg hard werken in de wijngaard. Het werk is zo nu en dan eentonig. Het is bij tij den ook afmattend. Maar als eenmaal de wijnoogst bin nengehaald wordt, is er grote blijd schap in het vaderhuis. En daarin laat de Vader delen allen, die op Zijn roepstem mede-arbeiders zijn gewor den. En deze liefdedienst is nu rced6 heerlijkheid! gen. En nou begrijp jij natuurlijk al, Willem, dat we werden geramd, com pleet geramd, joh, door die sleper. Nou moet je niet denken dat dat me veel dééd op dat ogenblik, nee, dat niet, want eerlijk gezegd had ik geen eens tijd om d'r over na te denken. Maar ik vond het jammer van onze roeiboot, een móóie roei boot, al zeg ik het zelf. Afijn, we lagen dus met z'n allen in de Maas en dat was geen happie, Willem, want het water was bar koud. Toen ik met m'n hoofd weer boven water kwam, nam ik de situatie even op, en wie denk jij nou dat ik 't hardst om hulp hoorde schreeuwen? Dat zal je niet raaien, Willem, dat was nou uitgerekend net die tweede luitenant. Willem. Nou, ik sloeg m'n armen uit en ik zwom rustig naar hem toe en ik zei: Wat is 't er, luit? Maar op dat zelfde ogenblik, Willem, op dat zélfde ogenblik zag ik 'm voor m'n eigen ogen zinken! Ik dacht, die heb wat, dacht ik, maar vóór ik 'm nog kon grijpen was-ie verdwenen, com pleet gezonken. Nou hebben mijn hersens om zo te zeggen altijd bar vlug gewerkt en vóór ik d'r dus goed over had kunnen nadenken was ik al omlaag gedoken. Ik greep 'm in z'n kraag, Willem, zwom naar boven, hapte lucht en commandeerde tegen de jongens: Naar de wal, mannen! Ik met die luitenant natuurlijk. Nou Willem, we hebben 'm direct onder zocht maar geen schrammetje, joh, niks. Die was gewoon gezonken van de schrik! Afijn, we hebben 'm wat opgekalefaterd en verdraaid als 't niet waar is, Willem, toen-ie wat bij gekomen was zei-d-ie tegen me: Pie- ters, zei-d-ie, je bent een ezel! Ja Willem, dat zei-d-ie. Hij zei: Als-ie direct naar mij geluisterd had was er niks gebeurd. Ik zal hier rapport van maken. Nou vraag ik je, Wil lem!" „Zo", zei Willem, „sjonge, en deed-ie dat?" „Eerlijk, Willem, zo'n vent was dat nou. Niet toegeven dat hij de ezel was. Afijn, toen ik bij de overste kwam, heb ik de zaak haarfijn uit gelegd. En die overste was een bes te kerel, Wil'pm, een beste kerel. Die was ook niet erg gebrand op die tweede luitenant. Die knikte maar toen ik vertelde en toen ik klaar was zei-d-ie: Pieters, zei-d-ie, je hebt je kranig gehouden, ik zal een mooie aantekening in je boekje schrijven. En dat deed-ie, Willem." „Zo", zei Willem, „en die luite nant?" „Nooit geen last meer mee gehad, Willem; nee, die zei nooit meer wat tegen me. Dat's nou alweer lang geleden, ruim een halve eeuw. Als je om zo te zeggen een dagje ouder wordt, denk je nog wel eens aan je jonge jaren terug; en dan begrijp je op je ouwe dag dikwijls niet, dat je d'r altijd nog zo goed afgekomen bent." „Net wat je zegt, Hendrik", zei Willem. Ze zwegen en staken opnieuw hun stompje sigaar aan. Toen wees Wil lem op twee soldaten die in de verte aankwamen en vroeg: „Zijn dat nou mariniers, Hendrik?" „Die?", zei Hendrik, „nee, dat's voetvolk. Die van de marine, Wil lem, die ken je d'r zó uit. Tenminste, toen ik onder dienst lag." 4 onze jeuqó-p&qin& f MAARTJE, PEPIE en de 'pm SILVIA, het tienjarig dochtertje van de familie Kosters, kwam met hoogroodgekleurde wangetjes 't huis binnenstormen, en struikelde bijna niet alleen over het kleedje, dat voor de deur lag, maar ook over haar woorden. „Moeder,moederhad ze steeds maar geroepen en de rest van wat ze zei was volkomen verloren gegaan. „Nu moet je eerst rustig zijn, Sil via. Vertel nu eens wat er aan de hand is", zei mevrouw Kosters. de bijkeuken, want het was o 20 schattig om te zien. Vader draaide zicb op het andere oor en moeder kwam er uit en liep rillend naar de bijkeuken. Pepie lag in de grote mand naast Moor en beiden keken heel tevreden in het rond. „Gelukkig!" riep moeder, „dat is in ieder geval geen zorg meer. Vriendschap is er blijkbaar al ge sloten." (Volgende week verder onze BRievenBus „Wie zijn zo liefen wat wil je hebben?" vroeg moeder. „Moeder, bij Hilda thuis heeft, u weet wel, die grote grijze kat vier poesjes gekregen,... en,... en... als Hilda's moeder nu niet voor mor genochtend weet, of zij de kleintjes aan mensen kwijt kan, moet de die renarts komen om ze dood te ma ken." Moeder zag hoe Silvia's lip trilde toen ze die vreselijke woorden uit sprak. „Mag 't moeder?" „Maar kindje, we hebben toch al een poes. Moortje is nu al drie jaar en als we er nu nog een bijnemen, is het maar de vraag of ze het met elkander zullen kunnen vinden." „Moet-ie dan dood gemaakt wor den?" pruilde Silvia. „Misschien zijn er nog wel andere mensen, die een poesje willen heb ben. Twee vind ik wel wat veel". „Och, moeder, Moortje zal 't best leuk vinden als hij er een speelka meraadje bijkrijgt". Er werd een sleutel in 't slot van de buitendeur gestoken. „Daar is vader", zei moeder..." vraag het hem maar". Silvia stormde op hem af. Toen ze vader haar uitbundig verhaal had gedaan, zei hij: „Goed, red jij maar een kattenleven, als je moeder het ook goed vindt". Moeder vond het goed en zo ging Silvia, nadat ze gegeten had, met een zonnig gevoel op weg naar Hil da's moeder, die ze met een jubel kreet vertelde, dat ze er één mocht hebben. Ze wilde maar meteen aan wijzen welke het zijn moest. Nu Hilda's moeder vond het ook prettig, dat het zo vlot met de katjes ging. Ze had voor drie stuks al een bestemming, de vierde zou ook wel een huis krijgen, anders nam ze die zelf er bij. „Kom je poesje maar over zes we ken halen, eerder zeker niet", zei mevrouw, toen ze Silvia uitliet. Het meisje bolde naar school. Het vlotte niet erg met lezen, maar in het vrije tekenuur krabbelde zij wel tientallen poesjes. Met grote spanning zag 't meisje uit naar de dag, waarop zij het klei ne grijze diertje zou mogen gaan afhalen. Vele malen had ze aan Moortjes oor verteld, dat er eer daags een poesje bij zou komen, een leuke speelkameraad. Moortje keek haar dan maar zwijgend aan en dan leek hij net een echte wijze kater. De aankomst van Pepie, de nieu we poes, ging met veel lawaai ge paard, omdat een zestal schoolvrin- dinnetjes getuige wilde zijn van de ontmoeting. Dat viel nogal mee. Moortje, zich bewust van zijn kracht en zijn eerste rechten, liep kalm op de kleine toe, berook haar en sprong toen via een stoel in de vensterbank om naar bui ten te gaan turen. De kinderen gaven even een lach- gilletje, omdat het de kleine Pepie was die tegen Moor had geblazen, ja, zelfs zijn nestharen wat overeind had laten komen. De andere morgen zeven uur stormde Silvia de ouderlijke slaap kamer binnen met de vraag, of moe der nu eens wilde komen kijken in Weten jullie van uiie deze prent briefkaart afkomstig is? Van Prinses Margriet. Een van onze nichtjes. Joke van Loon, heeft dit Prinsesje op haar verjaardag een mooie kaart gestuurd en nu kreeg zij dezer dagen een kaart uit Soestdijk terug. Leuk hè7 M'n beste nichten 1 Jullie hadden deze week voor de aardigheid eens een kijkje op 'net bureau van onze krant moeien nemen. Ik denk zo, dat jullie wel heel lang hadden moeten zoeken eer je mij ge vonden, had. Jullie tante Jos zat namelijk verscholen H achter een héééééle grote stapel brieve»». Tjonge, tjonge, wat een post. wat een post. En nu zullen jullie gelijk wel be grijpen, dat ik heus niet alle brieven ka t beantwoorden. Als je dus wordt overgesla gen, weet je waar het in zit. Niet boos op me worden hoor. Ik heb heus alle brieven gelezen, dus ik weet toch wel, dat jullie me trouw zijn. Een ander keertje komen de anderen wel weer eens aan de beurt. Nu eerst even vertellen v ie de prij zen hebben gewonnen. Er waren heel wat mooie inzendingen b'j en ik wist haast niet, une ik de eerste prijs moest geven. Hier komfie of beter zij, want het is een meisje en wel Loeki Krabbendam. Keurig netjes ge daan, hoor meiske. De troostprijzen gaan naar Dik van Leeuwen, Henk. Braspenning cn Hansje Taal. Hansje is de jongste deelnemer. Heel wat kleintjes hebben heel goed hun best gedaan en toen heb ik maar gedacht: de jongste een troostprijs. De brievenbus. Hier heb ik een grap pig briefje van Bcttie Guldemeester, die heel erg veel van lezen houdt. Voor al de verhaaltjes op onze pagina vindt zij zo mooi. Dat is leuk, Bettie. Wim Meeder, het raadsel, dat jij stuurde, hoop ik volgende week te publiceren. Inderdaad, Peter Hommel jouw plaat was heus niet gek, maar er waren mooiere bij en. eerlijk is eerlijk, wat jij! Natuurlijk, Rietje Brcugcl, mag jij je vriendinnetje helpen. Vertel bet haar maar. Ik verwacht volgende week een brief van jullie samen. Hoe gaat het met jou, Bertje van Wageningen? Al weer wat opgeknapt en Esdra, ook al weer wat beter? 't Beste ermee hoor. Zeg, Atie Voorwinden, jij moet mode- tekenares worden. Bijzonder aardig wa ren die platen. Als je later eens les zou gaan nemen, zal je misschien best wat bereiken op dit gebied. Is je moe der al in bet ziekenhuis behandeld, Hennie Looij? Wens haar maar van harte het beste namens mij en niet ver geten. Arme Tinus Korevaar, zomaar jouw naam verkeerd in onze krant. Ik zal mijn leven beteren zeg. Afgespro ken, Ankie van der Spek, jij laat me niet in de steek. Ik ben nieuwsgierig naar je volgende brief. Wat heb ik moe ten lachen, Hans Tcrlouw om de „brief die jouw broertje Freddie heeft „ge schreven". Ik vind het erg lief van hem hoor. Hij heeft er vast heel goed a.v.iiv&tv'ji. r'n best op gedaan. Wil je hem namens mij bedanken? Fijn, Piet Hogewoning, dat je een vriend van mij wilt zijn. En 't geeft niets, dat je me met pot lood hebt geschreven. Dus jij hebt zo genoten van de Steravond, Leny Bra- venboer. Jullie hadden inderdaad mooie plaatsen zeg. Het is altijd prettig als je alles goed kunt zien, vind je niet? Ja hoor, Kees de Koning, jouw zusje mag me natuurlijk een tekening stu ren. Graag zelfs. Ellen van Duijn vraagt of ik eens bij haar op visite kom. Dat zou ik graag doen, maar kindje, veron derstel, dat ik bij al m'n nichten en neven op bezoek moest gaan. Dan had ik wel maanden werk. Maar daarom even goede vrienden, Ellen. Bedankt voor je tekening Llesje van Beck. Was bet maar waar dat we zo konden sohaatsen als die poppetjes op jouw prent Het antwoord op jouw raadsel is geloof ik Nellie Bode, je handen. Goed of niet. Corrie Bos gaat naar een meis-. jeskoor. Dat lijkt me heel erg aardig. Als je er eenmaal op bent moet je mij eens schrijven, wat jullie alzo zingen. Dat is niet mis, Willy Blok een eerste prijs te winnen met reciteren. Wat heb je opgezegd? Wat heb ik gehoord, Nel- He van Leenen? Vergeet jij zo vaak je haar te borstelen? Toe nou zeg. een grote meid zijn hoor. Nee Ria van Vliet, ik heb nog nooit geelzucht gehad. Geluk kig maar. Gaat het weer een beetje beter met de zieken thuis? Arme Gusta Bakker al een paar keer geschreven en nog nooit wat van tante Jos gehoord. Nu beter? En wil je je zusje Elly felici teren met haar verjaardag? Er zijn nog wat jarigen in onze kring. Nog of vast geluk gewenst Flip van de Wete ring, Nelly Broekman, Henny van Riet schoten, Theo Jonker, Tini Stoop. Ar- da Bot en Jan de Mos. Nog veel ge lukkige jaren hoor. Anneke Sprinkhui- zen vraagt of haar broertje Hans mij eens mag schrijven. Ik heb het in deze brievenbus al een paar keer tegen an deren gezegd: natuurlijk mag dat. Leuk zelfs. Zo. dus jij houdt zo van gym nastiek, Lenie Trommel. Weet je wat ook leuk is? Rhythmische gym. Heb je dat al eens geprobeerd? Annelies Boer- straat vraagt waar tante Lies en oom Karei gebleven zijn. Nu tante Lies is al een hele poos niet meer aan de krant verbonden en oom Karei heeft het zo druk met ander werk. dat hij voorlopig Dit keer weer eens een k-uiswoord- raadsel. Van links naar rechts: 1. voorzetsel, 3. deel van een Franse ontkenning, rien, jamais, enz.), 4. afkorting uan: De Dato, 5. vlijtig insect, 7. ka rakter, natuur, 8. afkorting van: Ne derlandse Lloyd, 9. grote, tot 3 meter langein zee levende aal, 13. niet net jes, 15. afkomstig van: Ter Detractie, 16. getal, 17. bewoner van Ierland. 20. afkorting van: Onzes Inziens, 21. Bng. nee, 23. water in Friesland24. brie venbesteller. Van boven naar beneden: 1. is dit kruiswoordraadsel in verwerkt, 2. Holland, 5. moeder, 6. afkorting vane Rijksdienst, 10. afkorting van: Eigen Opname, 11. afkorting van: Aan Een, 12. afkorting van: Luitenant, 14. drie tal, 16. afsluitmiddel, 18. plechtige ge lofte, 19 hertje, 22. rivier in Azië. Ik heb werkelijk om jouw beschrijving van mij moeten lachen. Toch zit je er niet ver naa9t en dan is het geen vijf tig, als je begrijpt wat ik bedoel. Hier heb ik drie dichteressen en wel WHly Arentzen, Mary Vlasblom en Atie Boen der. Dank je wel voor de versjes kin- ders. Ineke van Vuuren verraste mij met een opstelletje. Ook jij natuurlijk bedankt, Ineke. Gefeliciteerd met het 25-jarig huwelijksfeest van je ouders, Leni de Bruin. Ik wens jullie allemaal nog heel veel goede jaren toe. Zo, dus jij bent naar de film geweest. Joop van Noort. Genoten? Nee maar, nog een op stel. Eens even kijken, ah, dat heeft Jannie Hartensveld geschrev. 1. Het was erg aardig, hoor Jannie. Kinders, ik moet weer gaan stoppen. Zoals altijd besluiten we onze brieveu. bus weer met de nieuwelingen en dat zijn er deze week heel erg veel. Van harte welkom ln onze kring hoor Scb«i iuju.uao, Janus van Tilburg, Marrto Kruithof. Hennie Gilhuis, Theo Huysmao, Ma riet ie NerterW J Roedie Annelieske. Hoe oud ik ben. vraagt Willie den Otter. Ja, dat moest jij nu eens weten. Laten we zeggen tussen de twintig en de dertig.. Flauw van me he, maar ik verklap het toch niet. Wat ben jij me er een, Juup van der Brink. u ^rerm\ KxuiUtor, Hennie Gilhui*. Theo Huysman, Marietje Ncderlof, Sletske van den Berg. Jaap Kurvink, Greta de Pender, Jan Akers- hoek. NeUae van der Plas, Juetina Racké, Koos je van der Sterre, Theo van Herwijnen, EHi Bezem er, Henk den Hond. Annekr van Amerongen, Adrie de Leeuw, Eddy K uyper, Sieta Vrocgtodewey. Janny den Haan, Heleentje Klein, Elsje Eok hardt. Maria Mansvelder, Kees Uittentorock, Helm Gouds waard. Tineke Neefvoort, Susan Wensink. Chrisje Bourn an, Nel van der Mey, Wim van Duyn, Anne van Mutjen, Hcmu Sébel. Riek Naeuwland. Marja de Vries, Willie van Meerendonk, Ankie van Noort, Helga Wea- tra. Greta Enzlin. Rlnl cn Anneke Koster Herman cn Mini vn Oeat, Piet van de* Priem, Margaretha Konijnenburg. Kc-etsje Offermans, Hermientje Potters, Abjc Meur sin ga. Plony Bouwman, Dick Boekee, Dickie van Kampen. Martha Buitelaar. Martientje Amptmeijer, Mary Koolhaas, W imp ie van Kuijk, Dikkic WieJinga, Andrótje van der Gaag, Corrie de Wit, Lork Stander. Han dc Bock, Hugo dc Wit, Beppie van Beek, Aart Hoek. Tonnlc Graafland, Kees Schaap, Roel Rip hag en. Marietje de Oer, Gudie dep Heyer. Brammie Sehoenmeyer. Bea Bsdtt man. Rinus Faasse, Joop van Hemert, Henog Oudshoorn. Anneke den Outer, Trijntje IV»» tinga, Ine Noordam, Teunis IppeJ. Jan Bekooy, Jantje Ooms, Pkxil Kweekei Jaa Kuitert, Hesmina Boa, Hemmo DrexhagB, Joke Kuijvenhoven, ESJy Yvonne Kooreroan, Bram van Kooperen, Ada Buitelaar en Hei»» Snijders Allemaal een prettig week-end" «n' tot ziens maar weer, jullie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10