ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952 Jriend Wri M, weghoudend tr^vSn^Ste^em^ast die Wr KA/® JSt bynït'e pakken hadden. Maar.. C— KORT VERHAAL von J. Z. J. HAZENBROEK 1 mJ Hïi klaDDertandde niet door de kou- fissfeïrK^ar-? Êd^v««ee«a bijna onverschillig voor wat ^Ur-0aeeaars TaaT - X Heek°^an binnen gegrerjdeM^ Hij klopte ongeduldig, maar benoea Xaaja.' opoe— Gauw! Deur dicht!" "Moar Fons! Gij?" ,ipde" „Ze motte me bever me zien, zlede Hii stond bij 't schijnsel van de pc wart" Sn "jakker" Hij probeerde mfar WTS£ kop. waarover in druipende slierten het haar S rag bleek alavan een gewonde. Z'n mond vertrok krampachtig. ''mIj" mankeert niks, Nee, mijn ge- 1UXch bterf ze hem staan opnemen of ze 't niet recht geloofde. Ze was voor zichtig. opoe! Hoe oud ze was, nooit zou ze vergeten, noch vergeven, dat die Vereis met 'r geweren ook opa de dood in hadden gejaagd, toen de..stnakJierBe,n de strenge winter van «ventten de Bei- ze grens over gong. Het mocht mei, zeejen ze. Jawel! AT af moest wach ten wat wèl mocht, nou, dan konde kreperen, ploeterend op zon armzalig stukske grond, en mee 'ne geit, en ee paar kippen. Doar kon opoe OK van m^Wasatda' schieten daarnet? Deejen zuïlie da' op jou, Fons?" Fons knikte. „Moar 'k hei truggescho- ten ok! Joa, wa' dachie - k ben nie veur niks korproal gewist bij de btoot- troepers!" Onderwijl keek hij eens- rond. Er stond dit vergevorderd avonduur nog een ketel te zingen achterop de platte- buiskachel. 't Was warm bier. behaaglijk warm, een warmte die lek ker rook naar turf. En even kwam er iets terug van brani in de jonge fors- gebouwde smokkelaar. Even slechts. De revolver in zijn broekzak drukte met harde kanten in het vlees van z n dij. Dan zei hij, gejaagd: „Zen zoeke me. GeZemw.smp.el;fèfg™rT.. ouwe wij- fie al hing d'r rug krom van den erre- mo'ei die ze had doorstaan. Ze vorste. Kande me beter noar huis goan. Ge wóón doen? Of he'n ze je gezien? Waz- zie moar alleen?" Neeje we woare mee dnjen. 11 Had een best zakie geworre. Moar 't leek wel verraje werk. We liepe ze recht in d'r arme Toe! Wa' za k doen. Hii keek van bij de deur, waar hij nog altijd in de hoek stond gedrongen, zoekend door 't vertrek over de le- men vloer, langs de mand met turf ach ter de plattebuis, en dan naar de ande re kant. naar de bedstee. „Kom hier dan, Fons zei ze, byna zonder haar toegeknepen lippen vaneen te doen. „Hier. Hier kon opa ok net d<Hij bukte onderlangs het raam, waar niet anders voor hing dan een lapje vitrage: hij volgde naar de kant waar heen zé wenkte, en waar de oude vrouw een luikje opende in 't beschot nevens de bedstee. Hij wrong er zich doorheen, z'n kop het laatst Ga gij nou liever te bed liggen wii.de hij, aleer ze het luikje weer sloot, „da" ze niks vermoeden, as ze soms kommerien driedubbei gevouwen opgesloten. De loop van de r®v°lver drukte pijnlijk in z'n been zonder dat hij zich dadelijk durfde bewegen. Hij had het gevoel, dat hij meteen al moest beginnen, zijn uithoudingsvermogen op de proef te stellen. Toch begon hij wel dra met de vingertoppen om zich heen te tasten, over de koude grond en langs hooi, stro, takkenbossen. Natuur lijk' Hier zat ie in 't schuurke, verbor gen onder opoe's kachelhout en het hooi voor de geit. wier ketting hij bijwijlen hoorde rammelen. Hier op deus plek was vroeger een roesthok geweest voor de kippen, vandaar z'n schuilhoek. En langs twee kanten kon ie. in geval van nood, nog maken dat ie weg kwam, door het luik en door de deur van opoe s schuurke. Gaandeweg begon hij zich wat ver trouwder te voelen in zijn onbehaaglijke positie. Het misselijke was, dat ie in het donker een paar keer op die kerels geschoten had. En hij was nou niet meer bij de Stoottroepers toen ze je nodig hadden om hoe meer hoe liever Moffen te mollen. Nóu rekenden ze het te zwaar aan. als je schoot, al waren, wat hem betreft, die douaniersnetzul- ke vijanden als in de oorlog den Duts, iaVóó? zie" door een smalle kier aan de bovenkant van het luik, zag Thj, dat opoe. diejen goeien mens m dr nacht- tak nog bezig was de natte plekken on- ikhtbaar te maken. die de regen uit zijn kleren op de vloer had gemaakt. Ze veegde er, met r hand, as uit ae ^Ineens hoorde hij voetstappen stem- mÜr werd op de deur geklopt. „Zo, mFon"tJin~z'n schuilplaats, dook onwil lekeurig dieper in elkaar, toen hij de grijsgroene uniformen der douaniers door de kier onderscheidde. Krek van die Moffen! dacht hij vijandig. Maar opoe hield t'r eige weer Kra nig! Moest niks hebben van die doua- nes aan wier handen als t ware nog opa's bloed Weefde. „Schame gullie op nie' 'nen ouwen mens zo te late schrik- ke! Da's nou al de zoveulste keer van- avend. da' me de stuipe op t lijf gejaagd worre." „Hoezo? getroffen had! Maar érger nog dat fe dat vrachtje nu juist hierheen eep- ten' En ze vermoedden nog steeds niet dat hij vlak bij ze in de buurt zat, zo lelijk in de klem. Ineens, alsof de gedachte met ee naald in zijn bewustzijn werd geprikt, vond hij het nodig, zich vóór alles wat nog gebeuren kon, te ontdoen van zijl wapen, de zware revolver, die hij in dertijd als stoottroeper m Duitsland had weten in te pikken. Misschien zag hij zodalijk kans. 't schuurke te verlaten en kon hij zich met een onnozel gezicht redden als ze hem aanhielden kom es even kijken noar den ouwen mens noar m'n opoe die hier woont hoorde hij zich al onverschillig brutaal anSrdzen waren met de gewonde be- zi^Misschien was ie al dood. Had hem zelf ook kunnen overkomen, toeji ze vuurden op hem. Liever hij dan ik net als 'n paar jaar geleden tegen de Duitsers. Ze vermoedden niks, de stom melingen, niks, niks, niks je m°e" er bijkans om lachen, al kwam dat dan ook enkel van opwinding. Best mo gelijk dat hij, slimme Fonske, er nog tussenuit draaide.. Zijn nagels klauwden een gat ini de koude grond. Dót was t zwaarste ka - wei niet maar toen moest hij het ding uit z'n broekzak wurmen, en vóór hii er erg in had, stootte zijn elboog te gen 't kachelhout, waarvan stommelend een paar blokken van de stapel rolden. Weg die revolver! Gro"d er?v»ï! Maar 't zou niet veel meer helpen. Hij was een onbegrijpelijke stommeling ge weest! Na z'n geslaagde vlucht had ie, met een klein beetje méér let rustig naar huis moeten gaan. en in bed krui Een „ouderwetse" locomotief, maar toch imponerend toonbeeld van kracht. .Eerst da' schieten mee die gewere da'k hoorde, doar, an gunne kant op de hei toen zonne smokkeloar, die hier binne wou nou gullie weer Is da' een leven, voor een mens allenig as ikke hier?" ,'n Smokkelaar, zeg je?" werd er rap gevraagd. „Waar is die nou? Herkende je 'm? Denk eens even na, moedertje. Fons raadde dat opoe de schouders ophaalde, zoals ze daar krom, in dr nachtjak, voor die twee kerels stond. „Hij rende gunne kant op, naar t dorp dCStilte. Fons kon de kerels niet verder zien dan van d'r lui modderige laarzen tot aan de koppels die ze om hadden. Net Moffen! dacht 'ie weer, je moest ze eigenlijk., je moest ze zo op staande voet 't Is een gevaarlijk sinjeur, hoorde hij daarna weer zeggen. „Joa, doar he'k geen verstand van antwoordde opoe, „maar 'k ben de zeu- ventig al gepasseerd, ziede, ik wou graag weer tc bed, as 't kan 't Was weer dezelfde douane van daar straks, naar z'n stem te oordelen, die nu voor de dag kwam met: „We heb ben een gewonde, moedertje. Een van onze kameraden is door die smokkelaar getroffen, misschien al wel dood. Je hebt toch wel voor je medemensen over, dat we hem zolang hier brengen, met dit hondenweer? Er is al iemand om een ziekenauto, maar we kunnen hem im mers niet zo lang op de hei laten lig gen, in 't stikdonker?" Opnieuw voetstappen om het huis merkte Fons. verdoken in zn naiiwe schuilplaats. Zie je wel stom was ie geweest, met hier te bliivcn. Nou zat 'ie als 't ware omsingeld. Als een rat in de val! Als hij er nóu nog uitdraai de. dan gong 'ie toch weer es een keer naar de kerk want dan dee onze ne ve Heer nog wonderen, kon je gerust Langzame, schuifelende voetstappen.. Gemompel.. Ze liepen misschien op een meter afstand langs hem heen. tot aan opoe's deur. Dat 'ie nou ook net een van die kerels, lukraak in het donker, pen, in plaats van hier zo weg te dui ken. De andere twee waren natuurlijk al in veiligheid. Hijzelf zou er nou wel gloeiend bij wezen, door die ellendige houtblokken. Maar er gebeurde niets. Hij verwacht te aandravende voetstappen, gebonk te gen de schuurdeur, maar niets gebeur- d<Bevrijd van het schietwapen, boog Fons in zijn nauwe schuilplaats nu weer wat naar voren, om door de lichte kier nogeens te zien, wat binnen eigenlijk wel voorviel. Ze hadden de gewonde op de grond gelegd, languit op een jas, Fons kon het duidelijk zien. Hij moest misschien liever proberen, weg te komen, maar de schrik zat er nog bij hem in. en als hij achterwaarts en overeind wou. wie weet, wat er dan allemaal méér kwam te vallen! Voorlopig zat hij nog veilig. Straks, als een ziekenauto kwam, trok ken de douaniers misschien zonder meer af. Hij zou maar blijven zitten.. Van opoe zag of hoorde hij niets meer. Ze was toch zeker maar in d'r bedstee gekropen, 't ouwe mens, met 'r af schuw van die kerels, die met hun ge weren op arme tobbers loerden. Arme tobbers, nou ja 'n dikke tweeduizend gulden had 'ie kunnen verdienen, als hij geen pech had gehad vanavond maar dat hoefde niemand te weten, opoe ook niet. Nu hij aldoor met gespannen aan dacht naar binnen keek. begon het net te lijken, voor zijn gevoel, of hijzelf óók binnen zat. Of ie d'r gewoonweg bijbehoorde. Iedere trek op het bleke eezicht vao de gewonde douanier kon hij klaar onderscheiden. Dat blauwe plekje op de ontblote borst, waar zn kogel naar binnen was gedrongen, had 'ie met uitgestrekte arm zó kunnen be reiken. wawieer niet het luikje de ope ning had gesloten gehouden. Maar t was een van de douaniers, die daarop bij de gewonde neerknielde, en zich over de schotwond boog. Hetzelfut ogenblik dat de man, bloots hoofds, voorover bukte, ging een tril ling van verrassing door de smokkelaar CS3ES33 Wij hebben een Koning en in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kmdeke met Maria, Zijn moeder, en nedervalUnde hebben zy het aangebcder en hun schatten opengedaan hebbende brach ten zy Hem geschenken, goud, wierook en mirrhe". Matth. 2 11. "7IJ. Dat zijn de Wijzen uit het Oosten. Waar het op aankomt is, dat deze mensen, die wij niet goed weten te rubriceren. Jezus hebbengeoondenEn terwijl in dit kleine kind de Godheid -o verborgen was. dat het lichamelijk oog slechts menselijke armoe en "er- oZking kon zien, hebien da Koning gezien tn «y« schoonheid- Het Vrederijk komt in grote Dit hebben wij te danken aan de harm hartigheid Gods, die het werk der verzoening door voldoening werkt. Maar reeds worden ae gangen mijns Gods hier openbaar. Beter dan te staan naar een psychologie der wijzen doen wij door van hen te willen leren. Zy vonden Jezus. Wij ook reeds? Let er dan op, aan dit vinden is een zoeken vooraf gegaan. Zeker, er wordt niet gesproken iver de zorgen der wijzen. Veeleer s het de t.r<?kken(ff liefde Gods. waai op het licht valt. Maar intussen, zij hebben geen moeite ontzien. En aanvankelijk zochten ze nog helemaal verkeerd. Maar ook dat moet nog medewerken ten goede. In het eind is de smaadheid van Christus op hen gevallen. Wij moeten een Mid delaar zoeken. Verder: zij hebben het Kindje aan gebeden. Kerstfeest is niet: kindje wiegen, maar de Koning nederig tevoet vallen. Tenslotte: in hun hart ts de eerbied. Maar er is ook wa: in hun hand. Neen de Heere heeft ons met nodig Maar de leer van vrije genade maakt geen zorgeloze en goadeloze mensen, al zijn die er wel. Maar het is onmogelijk, dat toie door het oprecht geloof met Christus verbonden is, dezelfde zou blijven tegenover Gpd en medemens. Hoe zou het zyn afgelopen met die wijzen? Wij weten het niet. Maar my dacht, dat het in nun hart zal geweest zijn: Wij hebben een Koning En dan kunnen we het leven aan, en het sterven. z'n ziel. Die ene. wat deksel! nee maar, dat was zowaar Lowieke! Joa, as da' z'n ouwe sersjant nie was, waarmee 'ie gediend ha' bij de Stoot troepers! Ah. en'ne leutige, ventwas die Lowieke altijd gewist enne beste ke rel. Fonske zelf mee twee streepkes op de mouw, en Lowieke as sersjant mee drie maar ze waren gezworen kamera den gewist, al die tijd, totdat ze afzwaaL dCÊntno'u Lowieke bij die douaniers? Ha'n ze mekoare vanavond naar 't le ven gestoan? Fonske was niet slecht, in den aard. Hij was een smokkelaar. Hij voelde zich soms genoodzaakt, zich te weer te stel len. krek eender als dat voor een paar jaar in de oorlog toeging. Maar nu bons de z'n hart van opwinding. Nu begon 'ie d'r in z'n benauwde schuilhoek de kop over suf te piekeren, dat het, ten minste met die éne douanier, die Lo wieke toch héél anders stond dan vroe ger met de Duitsers. Lowieke was een kameraad van 'em.Nee, Lowieke was echten vijand, da wist ie de boog, om hem zo mogelijk een beetje te helpen. Zo hielpen ze vroeger, als kameraden, mekaar ook. Die ene op de grond was er anders maar lelijk aan t0^Stakkers", dacht Fons vaag. Het was wat anders, toen ze een uurtje geleden mekaar naar 't leven stonden, omdat hij op een slimme manier een paar duizend gulden trachtte te verdienen maar al les zag er héél anders uit, nu hij ze zo nabij zag. als mensen gelijk hijzelf, als kameraden zelfs, althans voorzover t Lowieke betrof. Hij voelde een vreemd soort medelijden in zich opwellen voor die arme jongens, die zo goed mogelijk deden wat 'r plicht nou eenmaal was, en die nieteens vermoedden, dat hij zo vlakbij ze zat hij, de smokkelaar, de dadewèrd Fons te machtig, 't Was als door een wonder van God, dat ze kera zo met rust lieten maar dit won*1", zó beschouwd, nee. dat was niet om UiHij6 begon"achterwaarts te kruipen, eerst nog behoedzaam, dan, toen er weer lawaai ontstond door vallend hout, wilder, zenuwachtig. Hij bleef ergens haken, rukte zich los, stond overeind.. Nauwelijks had hij de deur van t schuurke wat open, of het verblindend licht van een zaklantaarn scheen hem recht in de ogen. „Wie ben jij? Hij herkende de stem van Lowieke, welke vergezeld gingvan a"?eren' Fons verweerde zich ditmaal met. Joa, ge het me te pakke, jonges zeï hij, bekant of ze eigenlijk zo n beet je vrienden waren. Maar hij voelde het ook eigenlijk meer als een geruststel ling dan als pech, dat hij zou moeten boeten voor wat hij had misdaan, te gen zulke jongens als Lowieke.... ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952 7 onze jeuqö-p&qinót kluwen DIE Lousje was toch zo'n echte Juffrouw Ongeduld. Als er nu één ding was, waar ze een verschrikkelijke hekel aan had, dan was het: aan volhouden. O, ja, ze vond het leuk, aan iets nieuws te beginnen, maar om er mee door te gaan, zie je, dat was iets anders. En daarom liet Lousje haar kast soms half opgeruimd liggen, en las ze haar boeken niet uit, en maakte ze ook haar handwerkjes nooit af. Als Moe ders verjaardag naderbij kwam, en Tante Bep kwam helpen bij het ma ken van cadeautjes, werd er voor Lousje altijd maar iets uitgezocht, dat gauw af was, en Lousje vond dat altijd wel heel prettig en gemakke- lijk. En op school was het al net een der. Als de juffrouw haar een nieuw schrift gegeven had, met een mooi, glimmend kaft en een spiksplinter nieuw vloei, dan ging Lous daarin schrijven, zo mooi, als ze maar kon. Maar o wee, na vijf minuten ver veelde het haar, en de regels onder aan het blad zagen er dan ook heel anders uit, dan het nette begin. En het gevolg was... ja, dat be{SnJP ?.e wel: lage cijfers en soms schoolblij ven, om dat slordige geknoei weer keurig netjes over te maken. Maar nu ze al gauw tien jaar ging worden, moest dat toch eens veran deren, vonden Vader en Moeder. En... Oma had dat ook gevonden. Een beet je bang was Lousje wel voor Oma. Oma was zo lang en zo statig, en ze had zulk wit haar, en een bril op, waar ze heel streng door kijken kon. Soms keek ze er zelfs wel overheen, en dan sloeg Lousji^sltijd haar ogen neer, en voelde zielf heel kleintjes. Oma woonde ook in een def^ig huis. Een huis, in het oude gedeelte van de stad, met een blauwe stoep, en spionnetjes voor de ramen. Kt was een bel, waar je aan trekken moest, en dan klonk het heel diep en plechtig: Ding! Dong! Dat paste net bij het huis en bij Oma. vond Lousje. Een deftige naam had Oma ook: Louise Lucretia van Vooren. Lousje heette zelf precies eender, en daar mocht ze trots op zijn, zeiden Vader en Moeder, want alle Oma s en over-Oma's die die naam gedra gen hadden, waren heel flinke en knappe vrouwen geweest, en Oma's Overgrootmoeder, die in de Franse tijd geboren was, had, toen ze tien jaar was, een pracht van een merk lap gemaakt. Die hing nu, ingelijst als een schilderij op Lousje s kamer tje, en er was van alles op te zien,: huisjes en poppetjes en boompjes, en ook de naam van Oma's Overgroot moeder: Louise Lucretia, 3 April 1812. En alle kruisjes stonden precies in het gelid, en geen foutje was er in de hele merklap te ontdekken. He als Lousje dat ook eens zo kon, wat zou dan de handwerkjuffrouw opkij ken. Maar Lousje zóu dat ook wel kunnen, zei Moeder, als ze haar best maar deed. en niet na vijf steken de boel liet liggen, om met haar step over de straat te zwieren. En nu had Lousje een paar weken geleden met haar tiende verjaardag van Oma een cadeau gekregen. Het was een heel groot pak, en Lousje was nieuwsgierig geweest, want, om dat zij een naamgenoot van Oma was, kreeg ze op haar verjaardag altijd een heel mooi cadeau. Maar toen het pak openging, was Lousje erg geschrokken, want, wat er uit het papier kwam.dat was een groot, groot kluwen jaegerwol. Dik en zwaar, en als een meloen wel haast zo groot. En uit een ander pakje haalde Oma nu vier breinaalden. „O wat prachtig", zei Moeder ver heugd. „Daar kan ik voor Lousje... Maar Oma had stellig van neen geschud, en toen had Moeder maar niets meer gezegd en hadden ze alle maal naar Oma geluisterd. „Moeder heeft het druk genoeg zei Oma toen. „Dit is een kluwen voor Lousje zelf. Ze kan er precies een paar mooie kniekousen uit brei en. En met Kerstmis" en toen had Oma over haar bril naar Lous gekeken, „met Kerstmis, Louise, reken ik er op, dat je die kousen aan hebt. als je met de andere kin deren bij mij komt". Nu schrok Lousje nog meer. Met Kerstmis moesten die kousen dus af Nieuwsgiem kijkt poes naar de fotograaf. Daarom staat ze er zo zijn. Ja, op tweede Kerstdag kwa men altijd alle kleinkinderen bij Oma eten. Het grote, oude huis was dan vol vrolijkheid, en de ouderwetse tafel werd wel tweemaal zo lang als anders, door alle uittrekbladen, die er werden ingelegd. O, het was altijd heel prettig, maar zou Oma nu wer kelijk menen, dat ze die kousen. „Dat is dus afgesproken", stelde Oma vast. „Ja, Oma", zei Lousje. Wat kon ze anders zeggen. „Dank U wel, Oma", zei ze er nog vlug bij, omdat Moeder haar aankeek. Maar eigenlijk was ze helemaal niet dankbaar. Een paar kousen voor je verjaardag, stel je voor! En die dan eerst nog zelf te moeten breien! Ja, zc kon wel met vier naalden breien, en ze was ook wel eens aan een paar wanten begonnen, maar, zoals ieder weet, dat is nog heel wat anders, dan een kous te breien. En toen de wanten half af waren, had Lousje ze laten liggen in de kast, en toen had Moe der ze afgemaakt, omdat het anders jammer van de wol zou zijn... Neen, in het breien was Lousje lang geen heldin. Maar kom, het duurde nog lang, eer het Kerstmis was. En Lous je had de meloen diep in haar kastje weggestopt, en aan geen kniekousen meer gedacht. Maar Moeder dacht er wel-aan. En, graag of niet, Lous je had het kluwen voor de dag moe ten halen, en nu zat ze iedere dag voor het raam van de eetkamer te breien. Dadelijk na schooltijd, in- plaats van buiten spelen! O, wat ging dat akelig langzaam, en soms vielen er ook wel steken, en dan moest Moe der die weer ophalen. En zulke war me handen als je van dat breien kreeg... en die nare, nare meloen bleef maar altijd even groot. Soms werd Lousje er zo driftig van, dat ze stampvoetend het hele breiwerk door de kamer smeet. Maar het hielp haar niets. Vanzelf kwamen de kousen immers niet klaar, en als Lousje dan een deuntje gehuild had, raapte ze alles maar weer op, en breide verder, steek voor steek. Het kwam ook wel eens voor, dat ze de hele breitaak vergat. Of dat de vriendinnetjes haar kwamen sto ren in het werk. Ja, ééns had ze het kluwen wel vier dagen in de kast ge laten. Maar toen had ze 's nachts ge droomd, dat ze met alle neefjes en nichtjes bij Oma was, en allemaal hadden ze mooie, eigengebreide kou sen aan. Maar haar eigen kousen waren veel te kort, en zaten vol fou ten en ladders. En iedereen lachte haar uit, en Oma keek over haar bril heen en zei: „Foei, Louise Van schrik was Lousje overeind gevlogen, en het liefst had ze zo maar midden in de nacht, haar klu wen gepakt. Maar ja, dat ging nu eenmaal niet, ze moest wachten tot de morgen. Maar toen was ze ook heel vroeg op, en het eerste, wat ze deed, was: naar haar kastje gaun en de deur openen. Meteen rolde het Iduwen haar al tegemoet, ze kon het zo in haar handen opvangen. En toen zij dat deed, kreeg ze in eens een schokje van verrassing, want in het kluwen had ze iets ge voeld. Iets hards... en nu zag ze het ook, het leek wel een doosje, dat met een hoek uit het kluwen stak. (Volgende week verder) C onze BRievenBUS j M'n beste nichten en neven, Deze week ontving ik nog een hele boel nieuwjaarskaarten en ook nu mijn hartelijke dank. Ik moest jullie oo.-c namens de Indiaan bedanken', want jullie hebben hem weer veilig naar zijn hut gebracht. Hij was eerlijk gezegd, bly, dat jullie hem hebben geholpen want hij was ten einde raad. De In diaan vond, dat Ad Trapman hem het snelst had geholpen, dus Ad krijgt de hoofdprijs. De troost prijzen gaan naar Huns Bink, Willy Arentzen en Nelleke de Vletter. En dan krijgt Fred Meedcr een extra prijs. Fred beg. tjpt zeker wel waarvoor. Het was af, 3°h, ,un compliment en heel hartelijke dank. 'De brievenbus en ik wil e®rs* verzoek behandelen van Piet Bouwen^, iullie weten wel, dat neefje, dat heel innt» ziek is geweest, maar nu «eer thuis is. De meesten van jullie hebben hem wel eens een kaart gestuurd en Piet weet dus hoe fijn het is, als een zieke eens wet extra wordt verwend. Piet vraagt nu of jullie eens een Kaar tje willen sturen naar een vriendinne tje van hom. die thans nog moet wor den verpleegd. Haar adres is "entje Barends, M Zaal 4, Zeehospitum, Kat wijk aan Zee. Toe denken jullie eens aan haar. Zu Hammy Bocrsma benjij naar Friesland geweest. Jij hebt wel een Friese naam met een a er achter. In Groningen kom je ook veel Pfmen met een a aan het eind tegen. Wat had jij een uitstekend rapport Jannie Bek, zeven negens en vier achten. Geweldig, meiske. Lenic Langelaar, het w een heel. tijdje Kéledeo dat tk je laatste Dit keer eens een grote puzzle en je zult er wel flink wat uerk aan hebben, eer je deze hebt opgelost. Het is een zogenaamd Kruislegwoord- probleem. Probeer eens cm onder staande woorden en afkortingen zo tn de tekening te plaatsen, dat er een goed ingevuld kruiswoordraadsel ont staat. Begin maar met de langste woorden, want dan is de rest beter op te lossen. Hier zijn de woorden: Ane, and, ar. ak, cs, do, de Denemarken, dra, dn, eergisteren, eenstemmig, essenhou t, em, Gent, glycerine, handgeld, Ida, ip, ir, ie, leemgroeve, md, NL, ne, rh, re, reder, re, rede, rt, sedert, sh, Sittard, slepen, ts, td, tl, tg, teren, ulevel vr, Vere, ve, werelddeel, Zwitserland, zeventigste. brief Twing^ Ik^dachtTwie' heeft ook weer zo'n keurig handschrift hoor, Lenie stond er onder aan je epis- tel Aardig stukje, in dat krantje an ders. Dus jullie hebben zon gezellige oudejaarsavond gehad. Corrie vanfcs. Vind je het ook altijd zo n gewichtig moment als de klok twaalf slaat? Hen- nie Looy, wat heb jij je brief aardig versierd. Ik houd wel van die keurige post. Hier nog al zoiets, eens kijken, ah dat komt van Lenie Trommel die er'nog een tekening bijdeed ook Leuk, meiske. Tineke Pronk vindt het altyd Drettig als cr een doolhof op onze pagi na staat. Ja, die zijn ook aardig, maar elke week zoiets, nee. dat gaat niet hoor. Wat heb ik om jouw brief moeten lachen, Els Urbanus, jij bent me een grappen maker. Heb je nog valeriaan geslikt? En ging het. ik ben zo nieuwsgierig, je moet me gauw eens schrijven hoc hel is afgelopen. geachte afgevaardigde Natuurlijk, Annie van Capelle, ,mag jouw broertje ook mee doen. Vertel hel hem maar gauw. Hiep, hiep, hoera, schrijft Robbie van den Akker, ik ben welp geworden en nu wil ik niet ^lke week, maar elke dag een goede daad verrichten. Doen. Robbie en een zon nig pad en goed spoor. Dat is toch goed hé? Afgesproken, Ansje van Venetien jij blijft trouw schrijven. Doen hoori No" een paar weekjes en dan wordt Ineke Beishuizen elf jaar. Jij telt zeker de dagen he, dat deed ik vroeger ook. Nog zoveel nachtjes slapen en dan.. Als het zover is. een prettige dag. Ine ke. Theo de Vries stuurde me een heel aardig raaadsel. Binnenkort zal ik het eens op onze pagina zetten. En hoe is het met Tillie dc Kwaadsteniet? Al weer beter? Mijn hartelijke deelneming met het verlies, dat jij en je moeder hebben geleden, Kees Korevaar. Ik wens je van harte sterkte toe m n jon gen. Atie Dijkshoorn vraagt om een kleurwedstrijd. Komt wel weerR hoor. Dat was me een schrik. Bcpple van der Jagt. Gelukkig, dat jullie er heelhuids zijn afgekomen, het had wel erger kunnen zijn. Kinders. Arie V"»8- blom is weer thuis en hij is in het koloniehuis maar even negen pond aan gekomen. Wat zal jij er nu goed uit zien zeg. Inderdaad, Anton de Leeuw, het is een hele reis om naar Rotter dam te komen. Wat een bedoening h2, eerst met een bus dan overvaren ei dan met de tram. Misschien wordt het in de toekomst beter, maar daar heb je nu niks aan zul je zeggen Dus Jij bent gezellig uit geweest met de vacar- tie, Luise Hogenblrk. Ik vind eigenlijk, dat jullie mij allemaal maar eens een das van je vacantie moeten geven, tjon ge, tjonge dat zou wat wezen zeg, dan kon ik wel een hele poos met vacantie gaan. Maar. dan kwam er .geen brie- gaan. axasxi, UO" er se venbus Nee toch maar niet doen hè. Er was natuurlijk ook weer post van de zusjes Lenie en Tanneke Vroeg in de Wey. Jullie zijn trouwe klantjes hoor en dat is altijd gezellig. Nee maar. kijk nou eens, een heel gedicht en dat komt van Jannie en Bertie Boerdam. Dank je wel hoor, kinders. ik ga bijna blo zen om de vriendelijke dingen, d.e jullie schrijven. Hier nogal twee zusjes en wel Willie en Emmie Enzlin. Hoe is het met moeder? Alweer wat opgeknapt? Nog een gedicht van Bcppie Poot. Ook jij bedankt. Beppie. Marrie de Kievit zond me een hele mooie kaart Daar was ik erg blij mee, zeg Marrie. wil je je broer feliciteren met zijn verjaar- dag? Niet vergeten hoor. En nu ik toch aan het geluk wensen ben, ook jij nog van harte, Adri van Wijk. Kinders, ik moei. „«-et s»»-; Maar eerst wil ik nog even de nichten en neven verwelkomen. Het zijn deze week Tineke de Vos, Jan Dijk, en zjin zusje Jannie Dijk, Aagje de Rid der. Janneke Schothorst Nellie Trom mel, Bretie van Laviere. Robbic Ma nier; Arie van Dijk en Amy van Eek. Meisjes en jongis een g?ed* 3°"; dag allemaal, hartelijke groeten en tot schrijfs. jullie gaan stoppen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 8