ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952
Jriend
Wri M, weghoudend
tr^vSn^Ste^em^ast die
Wr KA/®
JSt bynït'e pakken hadden. Maar..
C— KORT VERHAAL
von J. Z. J. HAZENBROEK
1
mJ
Hïi klaDDertandde niet door de kou-
fissfeïrK^ar-?
Êd^v««ee«a
bijna onverschillig voor wat
^Ur-0aeeaars TaaT -
X Heek°^an binnen gegrerjdeM^
Hij klopte ongeduldig, maar benoea
Xaaja.' opoe— Gauw! Deur dicht!"
"Moar Fons! Gij?" ,ipde"
„Ze motte me bever me zien, zlede
Hii stond bij 't schijnsel van de pc
wart" Sn "jakker" Hij probeerde
mfar WTS£ kop.
waarover in druipende slierten het haar
S rag bleek alavan een gewonde.
Z'n mond vertrok krampachtig.
''mIj" mankeert niks, Nee, mijn ge-
1UXch bterf ze hem staan opnemen of
ze 't niet recht geloofde. Ze was voor
zichtig. opoe! Hoe oud ze was, nooit
zou ze vergeten, noch vergeven, dat die
Vereis met 'r geweren ook opa de dood
in hadden gejaagd, toen de..stnakJierBe,n
de strenge winter van «ventten de Bei-
ze grens over gong. Het mocht mei,
zeejen ze. Jawel! AT af moest wach
ten wat wèl mocht, nou, dan konde
kreperen, ploeterend op zon armzalig
stukske grond, en mee 'ne geit, en ee
paar kippen. Doar kon opoe OK van
m^Wasatda' schieten daarnet? Deejen
zuïlie da' op jou, Fons?"
Fons knikte. „Moar 'k hei truggescho-
ten ok! Joa, wa' dachie - k ben nie
veur niks korproal gewist bij de btoot-
troepers!"
Onderwijl keek hij eens- rond. Er
stond dit vergevorderd avonduur nog
een ketel te zingen achterop de platte-
buiskachel. 't Was warm bier.
behaaglijk warm, een warmte die lek
ker rook naar turf. En even kwam er
iets terug van brani in de jonge fors-
gebouwde smokkelaar. Even slechts. De
revolver in zijn broekzak drukte met
harde kanten in het vlees van z n dij.
Dan zei hij, gejaagd: „Zen zoeke me.
GeZemw.smp.el;fèfg™rT.. ouwe wij-
fie al hing d'r rug krom van den erre-
mo'ei die ze had doorstaan. Ze vorste.
Kande me beter noar huis goan. Ge
wóón doen? Of he'n ze je gezien? Waz-
zie moar alleen?"
Neeje we woare mee dnjen. 11 Had
een best zakie geworre. Moar 't leek
wel verraje werk. We liepe ze recht in
d'r arme Toe! Wa' za k doen.
Hii keek van bij de deur, waar hij
nog altijd in de hoek stond gedrongen,
zoekend door 't vertrek over de le-
men vloer, langs de mand met turf ach
ter de plattebuis, en dan naar de ande
re kant. naar de bedstee.
„Kom hier dan, Fons zei ze, byna
zonder haar toegeknepen lippen vaneen
te doen. „Hier. Hier kon opa ok net
d<Hij bukte onderlangs het raam, waar
niet anders voor hing dan een lapje
vitrage: hij volgde naar de kant waar
heen zé wenkte, en waar de oude vrouw
een luikje opende in 't beschot nevens
de bedstee. Hij wrong er zich doorheen,
z'n kop het laatst
Ga gij nou liever te bed liggen
wii.de hij, aleer ze het luikje weer sloot,
„da" ze niks vermoeden, as ze soms
kommerien driedubbei gevouwen
opgesloten. De loop van de r®v°lver
drukte pijnlijk in z'n been zonder dat
hij zich dadelijk durfde bewegen. Hij
had het gevoel, dat hij meteen al moest
beginnen, zijn uithoudingsvermogen op
de proef te stellen. Toch begon hij wel
dra met de vingertoppen om zich heen
te tasten, over de koude grond en
langs hooi, stro, takkenbossen. Natuur
lijk' Hier zat ie in 't schuurke, verbor
gen onder opoe's kachelhout en het hooi
voor de geit. wier ketting hij bijwijlen
hoorde rammelen. Hier op deus plek
was vroeger een roesthok geweest
voor de kippen, vandaar z'n schuilhoek.
En langs twee kanten kon ie. in geval
van nood, nog maken dat ie weg kwam,
door het luik en door de deur van opoe s
schuurke.
Gaandeweg begon hij zich wat ver
trouwder te voelen in zijn onbehaaglijke
positie. Het misselijke was, dat ie in
het donker een paar keer op die kerels
geschoten had. En hij was nou niet
meer bij de Stoottroepers toen ze je
nodig hadden om hoe meer hoe liever
Moffen te mollen. Nóu rekenden ze het
te zwaar aan. als je schoot, al waren,
wat hem betreft, die douaniersnetzul-
ke vijanden als in de oorlog den Duts,
iaVóó? zie" door een smalle kier aan
de bovenkant van het luik, zag Thj, dat
opoe. diejen goeien mens m dr nacht-
tak nog bezig was de natte plekken on-
ikhtbaar te maken. die de regen uit
zijn kleren op de vloer had gemaakt.
Ze veegde er, met r hand, as uit ae
^Ineens hoorde hij voetstappen stem-
mÜr werd op de deur geklopt. „Zo,
mFon"tJin~z'n schuilplaats, dook onwil
lekeurig dieper in elkaar, toen hij de
grijsgroene uniformen der douaniers
door de kier onderscheidde. Krek van
die Moffen! dacht hij vijandig.
Maar opoe hield t'r eige weer Kra
nig! Moest niks hebben van die doua-
nes aan wier handen als t ware nog
opa's bloed Weefde. „Schame gullie op
nie' 'nen ouwen mens zo te late schrik-
ke! Da's nou al de zoveulste keer van-
avend. da' me de stuipe op t lijf
gejaagd worre."
„Hoezo?
getroffen had! Maar érger nog dat
fe dat vrachtje nu juist hierheen eep-
ten' En ze vermoedden nog steeds
niet dat hij vlak bij ze in de buurt zat,
zo lelijk in de klem.
Ineens, alsof de gedachte met ee
naald in zijn bewustzijn werd geprikt,
vond hij het nodig, zich vóór alles wat
nog gebeuren kon, te ontdoen van zijl
wapen, de zware revolver, die hij in
dertijd als stoottroeper m Duitsland had
weten in te pikken. Misschien zag hij
zodalijk kans. 't schuurke te verlaten
en kon hij zich met een onnozel gezicht
redden als ze hem aanhielden
kom es even kijken noar den ouwen
mens noar m'n opoe die hier woont
hoorde hij zich al onverschillig brutaal
anSrdzen waren met de gewonde be-
zi^Misschien was ie al dood. Had hem
zelf ook kunnen overkomen, toeji ze
vuurden op hem. Liever hij dan ik
net als 'n paar jaar geleden tegen de
Duitsers. Ze vermoedden niks, de stom
melingen, niks, niks, niks je m°e"
er bijkans om lachen, al kwam dat
dan ook enkel van opwinding. Best mo
gelijk dat hij, slimme Fonske, er nog
tussenuit draaide..
Zijn nagels klauwden een gat ini de
koude grond. Dót was t zwaarste ka -
wei niet maar toen moest hij het
ding uit z'n broekzak wurmen, en vóór
hii er erg in had, stootte zijn elboog te
gen 't kachelhout, waarvan stommelend
een paar blokken van de stapel rolden.
Weg die revolver! Gro"d er?vȕ!
Maar 't zou niet veel meer helpen. Hij
was een onbegrijpelijke stommeling ge
weest! Na z'n geslaagde vlucht had ie,
met een klein beetje méér let rustig
naar huis moeten gaan. en in bed krui
Een „ouderwetse" locomotief, maar toch imponerend toonbeeld
van kracht.
.Eerst da' schieten mee die gewere
da'k hoorde, doar, an gunne kant op
de hei toen zonne smokkeloar, die
hier binne wou nou gullie weer
Is da' een leven, voor een mens allenig
as ikke hier?"
,'n Smokkelaar, zeg je?" werd er rap
gevraagd. „Waar is die nou? Herkende
je 'm? Denk eens even na, moedertje.
Fons raadde dat opoe de schouders
ophaalde, zoals ze daar krom, in dr
nachtjak, voor die twee kerels stond.
„Hij rende gunne kant op, naar t dorp
dCStilte. Fons kon de kerels niet verder
zien dan van d'r lui modderige laarzen
tot aan de koppels die ze om hadden.
Net Moffen! dacht 'ie weer, je
moest ze eigenlijk., je moest ze zo op
staande voet
't Is een gevaarlijk sinjeur, hoorde
hij daarna weer zeggen.
„Joa, doar he'k geen verstand van
antwoordde opoe, „maar 'k ben de zeu-
ventig al gepasseerd, ziede, ik wou
graag weer tc bed, as 't kan
't Was weer dezelfde douane van daar
straks, naar z'n stem te oordelen, die
nu voor de dag kwam met: „We heb
ben een gewonde, moedertje. Een van
onze kameraden is door die smokkelaar
getroffen, misschien al wel dood. Je
hebt toch wel voor je medemensen over,
dat we hem zolang hier brengen, met
dit hondenweer? Er is al iemand om een
ziekenauto, maar we kunnen hem im
mers niet zo lang op de hei laten lig
gen, in 't stikdonker?"
Opnieuw voetstappen om het huis
merkte Fons. verdoken in zn naiiwe
schuilplaats. Zie je wel stom was ie
geweest, met hier te bliivcn. Nou zat
'ie als 't ware omsingeld. Als een rat
in de val! Als hij er nóu nog uitdraai
de. dan gong 'ie toch weer es een keer
naar de kerk want dan dee onze ne
ve Heer nog wonderen, kon je gerust
Langzame, schuifelende voetstappen..
Gemompel.. Ze liepen misschien op een
meter afstand langs hem heen. tot aan
opoe's deur. Dat 'ie nou ook net een
van die kerels, lukraak in het donker,
pen, in plaats van hier zo weg te dui
ken. De andere twee waren natuurlijk
al in veiligheid. Hijzelf zou er nou wel
gloeiend bij wezen, door die ellendige
houtblokken.
Maar er gebeurde niets. Hij verwacht
te aandravende voetstappen, gebonk te
gen de schuurdeur, maar niets gebeur-
d<Bevrijd van het schietwapen, boog
Fons in zijn nauwe schuilplaats nu
weer wat naar voren, om door de
lichte kier nogeens te zien, wat binnen
eigenlijk wel voorviel.
Ze hadden de gewonde op de grond
gelegd, languit op een jas, Fons kon
het duidelijk zien. Hij moest misschien
liever proberen, weg te komen, maar
de schrik zat er nog bij hem in. en als
hij achterwaarts en overeind wou. wie
weet, wat er dan allemaal méér kwam
te vallen! Voorlopig zat hij nog veilig.
Straks, als een ziekenauto kwam, trok
ken de douaniers misschien zonder
meer af. Hij zou maar blijven zitten..
Van opoe zag of hoorde hij niets meer.
Ze was toch zeker maar in d'r bedstee
gekropen, 't ouwe mens, met 'r af
schuw van die kerels, die met hun ge
weren op arme tobbers loerden. Arme
tobbers, nou ja 'n dikke tweeduizend
gulden had 'ie kunnen verdienen, als hij
geen pech had gehad vanavond maar
dat hoefde niemand te weten, opoe ook
niet.
Nu hij aldoor met gespannen aan
dacht naar binnen keek. begon het net
te lijken, voor zijn gevoel, of hijzelf
óók binnen zat. Of ie d'r gewoonweg
bijbehoorde. Iedere trek op het bleke
eezicht vao de gewonde douanier kon
hij klaar onderscheiden. Dat blauwe
plekje op de ontblote borst, waar zn
kogel naar binnen was gedrongen, had
'ie met uitgestrekte arm zó kunnen be
reiken. wawieer niet het luikje de ope
ning had gesloten gehouden. Maar t
was een van de douaniers, die daarop
bij de gewonde neerknielde, en zich
over de schotwond boog.
Hetzelfut ogenblik dat de man, bloots
hoofds, voorover bukte, ging een tril
ling van verrassing door de smokkelaar
CS3ES33
Wij hebben een Koning
en in het huis gekomen
zijnde, vonden zij het Kmdeke
met Maria, Zijn moeder, en
nedervalUnde hebben zy het
aangebcder en hun schatten
opengedaan hebbende brach
ten zy Hem geschenken, goud,
wierook en mirrhe".
Matth. 2 11.
"7IJ. Dat zijn de Wijzen uit het Oosten.
Waar het op aankomt is, dat deze
mensen, die wij niet goed weten te
rubriceren. Jezus hebbengeoondenEn
terwijl in dit kleine kind de Godheid
-o verborgen was. dat het lichamelijk
oog slechts menselijke armoe en "er-
oZking kon zien, hebien da
Koning gezien tn «y« schoonheid- Het
Vrederijk komt in grote
Dit hebben wij te danken aan de harm
hartigheid Gods, die het werk der
verzoening door voldoening werkt.
Maar reeds worden ae gangen mijns
Gods hier openbaar. Beter dan te staan
naar een psychologie der wijzen doen
wij door van hen te willen leren. Zy
vonden Jezus. Wij ook reeds?
Let er dan op, aan dit vinden is een
zoeken vooraf gegaan. Zeker, er wordt
niet gesproken iver de zorgen der
wijzen. Veeleer s het de t.r<?kken(ff
liefde Gods. waai op het licht valt.
Maar intussen, zij hebben geen moeite
ontzien. En aanvankelijk zochten ze
nog helemaal verkeerd. Maar ook dat
moet nog medewerken ten goede. In
het eind is de smaadheid van Christus
op hen gevallen. Wij moeten een Mid
delaar zoeken.
Verder: zij hebben het Kindje aan
gebeden. Kerstfeest is niet: kindje
wiegen, maar de Koning nederig
tevoet vallen.
Tenslotte: in hun hart ts de eerbied.
Maar er is ook wa: in hun hand. Neen
de Heere heeft ons met nodig Maar
de leer van vrije genade maakt geen
zorgeloze en goadeloze mensen, al
zijn die er wel. Maar het is onmogelijk,
dat toie door het oprecht geloof met
Christus verbonden is, dezelfde zou
blijven tegenover Gpd en medemens.
Hoe zou het zyn afgelopen met die
wijzen? Wij weten het niet. Maar my
dacht, dat het in nun hart zal geweest
zijn: Wij hebben een Koning
En dan kunnen we het leven aan, en
het sterven.
z'n ziel. Die ene. wat deksel! nee
maar, dat was zowaar Lowieke! Joa,
as da' z'n ouwe sersjant nie was,
waarmee 'ie gediend ha' bij de Stoot
troepers! Ah. en'ne leutige, ventwas die
Lowieke altijd gewist enne beste ke
rel. Fonske zelf mee twee streepkes op
de mouw, en Lowieke as sersjant mee
drie maar ze waren gezworen kamera
den gewist, al die tijd, totdat ze afzwaaL
dCÊntno'u Lowieke bij die douaniers?
Ha'n ze mekoare vanavond naar 't le
ven gestoan?
Fonske was niet slecht, in den aard.
Hij was een smokkelaar. Hij voelde zich
soms genoodzaakt, zich te weer te stel
len. krek eender als dat voor een paar
jaar in de oorlog toeging. Maar nu bons
de z'n hart van opwinding. Nu begon
'ie d'r in z'n benauwde schuilhoek de
kop over suf te piekeren, dat het, ten
minste met die éne douanier, die Lo
wieke toch héél anders stond dan vroe
ger met de Duitsers. Lowieke was een
kameraad van 'em.Nee, Lowieke was
echten vijand, da wist ie
de boog, om hem zo mogelijk een beetje
te helpen. Zo hielpen ze vroeger, als
kameraden, mekaar ook. Die ene op de
grond was er anders maar lelijk aan
t0^Stakkers", dacht Fons vaag. Het was
wat anders, toen ze een uurtje geleden
mekaar naar 't leven stonden, omdat hij
op een slimme manier een paar duizend
gulden trachtte te verdienen maar al
les zag er héél anders uit, nu hij ze zo
nabij zag. als mensen gelijk hijzelf, als
kameraden zelfs, althans voorzover t
Lowieke betrof. Hij voelde een vreemd
soort medelijden in zich opwellen voor
die arme jongens, die zo goed mogelijk
deden wat 'r plicht nou eenmaal was,
en die nieteens vermoedden, dat hij zo
vlakbij ze zat hij, de smokkelaar, de
dadewèrd Fons te machtig, 't Was als
door een wonder van God, dat ze kera
zo met rust lieten maar dit won*1",
zó beschouwd, nee. dat was niet om
UiHij6 begon"achterwaarts te kruipen,
eerst nog behoedzaam, dan, toen er
weer lawaai ontstond door vallend hout,
wilder, zenuwachtig. Hij bleef ergens
haken, rukte zich los, stond overeind..
Nauwelijks had hij de deur van t
schuurke wat open, of het verblindend
licht van een zaklantaarn scheen hem
recht in de ogen. „Wie ben jij?
Hij herkende de stem van Lowieke,
welke vergezeld gingvan a"?eren'
Fons verweerde zich ditmaal met.
Joa, ge het me te pakke, jonges
zeï hij, bekant of ze eigenlijk zo n beet
je vrienden waren. Maar hij voelde het
ook eigenlijk meer als een geruststel
ling dan als pech, dat hij zou moeten
boeten voor wat hij had misdaan, te
gen zulke jongens als Lowieke....
ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952
7
onze jeuqö-p&qinót
kluwen
DIE Lousje was toch zo'n echte
Juffrouw Ongeduld.
Als er nu één ding was, waar ze
een verschrikkelijke hekel aan had,
dan was het: aan volhouden. O, ja,
ze vond het leuk, aan iets nieuws te
beginnen, maar om er mee door te
gaan, zie je, dat was iets anders. En
daarom liet Lousje haar kast soms
half opgeruimd liggen, en las ze haar
boeken niet uit, en maakte ze ook
haar handwerkjes nooit af. Als Moe
ders verjaardag naderbij kwam, en
Tante Bep kwam helpen bij het ma
ken van cadeautjes, werd er voor
Lousje altijd maar iets uitgezocht,
dat gauw af was, en Lousje vond dat
altijd wel heel prettig en gemakke-
lijk.
En op school was het al net een
der. Als de juffrouw haar een nieuw
schrift gegeven had, met een mooi,
glimmend kaft en een spiksplinter
nieuw vloei, dan ging Lous daarin
schrijven, zo mooi, als ze maar kon.
Maar o wee, na vijf minuten ver
veelde het haar, en de regels onder
aan het blad zagen er dan ook heel
anders uit, dan het nette begin. En
het gevolg was... ja, dat be{SnJP ?.e
wel: lage cijfers en soms schoolblij
ven, om dat slordige geknoei weer
keurig netjes over te maken.
Maar nu ze al gauw tien jaar ging
worden, moest dat toch eens veran
deren, vonden Vader en Moeder. En...
Oma had dat ook gevonden. Een beet
je bang was Lousje wel voor Oma.
Oma was zo lang en zo statig, en
ze had zulk wit haar, en een bril op,
waar ze heel streng door kijken kon.
Soms keek ze er zelfs wel overheen,
en dan sloeg Lousji^sltijd haar ogen
neer, en voelde zielf heel kleintjes.
Oma woonde ook in een def^ig
huis. Een huis, in het oude gedeelte
van de stad, met een blauwe stoep,
en spionnetjes voor de ramen. Kt
was een bel, waar je aan trekken
moest, en dan klonk het heel diep
en plechtig: Ding! Dong! Dat paste
net bij het huis en bij Oma. vond
Lousje. Een deftige naam had Oma
ook: Louise Lucretia van Vooren.
Lousje heette zelf precies eender, en
daar mocht ze trots op zijn, zeiden
Vader en Moeder, want alle Oma s
en over-Oma's die die naam gedra
gen hadden, waren heel flinke en
knappe vrouwen geweest, en Oma's
Overgrootmoeder, die in de Franse
tijd geboren was, had, toen ze tien
jaar was, een pracht van een merk
lap gemaakt. Die hing nu, ingelijst
als een schilderij op Lousje s kamer
tje, en er was van alles op te zien,:
huisjes en poppetjes en boompjes, en
ook de naam van Oma's Overgroot
moeder: Louise Lucretia, 3 April
1812. En alle kruisjes stonden precies
in het gelid, en geen foutje was er
in de hele merklap te ontdekken. He
als Lousje dat ook eens zo kon, wat
zou dan de handwerkjuffrouw opkij
ken. Maar Lousje zóu dat ook wel
kunnen, zei Moeder, als ze haar best
maar deed. en niet na vijf steken de
boel liet liggen, om met haar step
over de straat te zwieren.
En nu had Lousje een paar weken
geleden met haar tiende verjaardag
van Oma een cadeau gekregen. Het
was een heel groot pak, en Lousje
was nieuwsgierig geweest, want, om
dat zij een naamgenoot van Oma
was, kreeg ze op haar verjaardag
altijd een heel mooi cadeau. Maar
toen het pak openging, was Lousje
erg geschrokken, want, wat er uit
het papier kwam.dat was een groot,
groot kluwen jaegerwol. Dik en
zwaar, en als een meloen wel haast
zo groot.
En uit een ander pakje haalde Oma
nu vier breinaalden.
„O wat prachtig", zei Moeder ver
heugd. „Daar kan ik voor Lousje...
Maar Oma had stellig van neen
geschud, en toen had Moeder maar
niets meer gezegd en hadden ze alle
maal naar Oma geluisterd.
„Moeder heeft het druk genoeg
zei Oma toen. „Dit is een kluwen
voor Lousje zelf. Ze kan er precies
een paar mooie kniekousen uit brei
en. En met Kerstmis" en toen
had Oma over haar bril naar Lous
gekeken, „met Kerstmis, Louise,
reken ik er op, dat je die kousen
aan hebt. als je met de andere kin
deren bij mij komt".
Nu schrok Lousje nog meer. Met
Kerstmis moesten die kousen dus af
Nieuwsgiem kijkt poes naar de
fotograaf. Daarom staat ze er zo
zijn. Ja, op tweede Kerstdag kwa
men altijd alle kleinkinderen bij Oma
eten. Het grote, oude huis was dan
vol vrolijkheid, en de ouderwetse
tafel werd wel tweemaal zo lang als
anders, door alle uittrekbladen, die
er werden ingelegd. O, het was altijd
heel prettig, maar zou Oma nu wer
kelijk menen, dat ze die kousen.
„Dat is dus afgesproken", stelde
Oma vast.
„Ja, Oma", zei Lousje. Wat kon
ze anders zeggen. „Dank U wel,
Oma", zei ze er nog vlug bij, omdat
Moeder haar aankeek. Maar eigenlijk
was ze helemaal niet dankbaar. Een
paar kousen voor je verjaardag, stel
je voor! En die dan eerst nog zelf
te moeten breien! Ja, zc kon wel
met vier naalden breien, en ze was
ook wel eens aan een paar wanten
begonnen, maar, zoals ieder weet,
dat is nog heel wat anders, dan een
kous te breien. En toen de wanten
half af waren, had Lousje ze laten
liggen in de kast, en toen had Moe
der ze afgemaakt, omdat het anders
jammer van de wol zou zijn... Neen,
in het breien was Lousje lang geen
heldin. Maar kom, het duurde nog
lang, eer het Kerstmis was. En Lous
je had de meloen diep in haar kastje
weggestopt, en aan geen kniekousen
meer gedacht. Maar Moeder dacht
er wel-aan. En, graag of niet, Lous
je had het kluwen voor de dag moe
ten halen, en nu zat ze iedere dag
voor het raam van de eetkamer te
breien. Dadelijk na schooltijd, in-
plaats van buiten spelen! O, wat ging
dat akelig langzaam, en soms vielen
er ook wel steken, en dan moest Moe
der die weer ophalen. En zulke war
me handen als je van dat breien
kreeg... en die nare, nare meloen
bleef maar altijd even groot. Soms
werd Lousje er zo driftig van, dat
ze stampvoetend het hele breiwerk
door de kamer smeet. Maar het
hielp haar niets. Vanzelf kwamen de
kousen immers niet klaar, en als
Lousje dan een deuntje gehuild had,
raapte ze alles maar weer op, en
breide verder, steek voor steek.
Het kwam ook wel eens voor, dat
ze de hele breitaak vergat. Of dat
de vriendinnetjes haar kwamen sto
ren in het werk. Ja, ééns had ze het
kluwen wel vier dagen in de kast ge
laten.
Maar toen had ze 's nachts ge
droomd, dat ze met alle neefjes en
nichtjes bij Oma was, en allemaal
hadden ze mooie, eigengebreide kou
sen aan. Maar haar eigen kousen
waren veel te kort, en zaten vol fou
ten en ladders. En iedereen lachte
haar uit, en Oma keek over haar
bril heen en zei: „Foei, Louise
Van schrik was Lousje overeind
gevlogen, en het liefst had ze zo
maar midden in de nacht, haar klu
wen gepakt. Maar ja, dat ging nu
eenmaal niet, ze moest wachten tot
de morgen. Maar toen was ze ook
heel vroeg op, en het eerste, wat ze
deed, was: naar haar kastje gaun
en de deur openen. Meteen rolde het
Iduwen haar al tegemoet, ze kon
het zo in haar handen opvangen.
En toen zij dat deed, kreeg ze in
eens een schokje van verrassing,
want in het kluwen had ze iets ge
voeld. Iets hards... en nu zag ze het
ook, het leek wel een doosje, dat met
een hoek uit het kluwen stak.
(Volgende week verder)
C onze BRievenBUS j
M'n beste nichten en neven,
Deze week ontving ik nog een hele
boel nieuwjaarskaarten en ook nu mijn
hartelijke dank. Ik moest jullie oo.-c
namens de Indiaan bedanken', want
jullie hebben hem
weer veilig naar zijn
hut gebracht. Hij
was eerlijk gezegd,
bly, dat jullie hem
hebben geholpen
want hij was ten
einde raad. De In
diaan vond, dat Ad
Trapman hem het
snelst had geholpen,
dus Ad krijgt de
hoofdprijs. De troost
prijzen gaan naar
Huns Bink, Willy
Arentzen en Nelleke
de Vletter. En dan
krijgt Fred Meedcr
een extra prijs. Fred beg. tjpt zeker
wel waarvoor. Het was af, 3°h, ,un
compliment en heel hartelijke dank.
'De brievenbus en ik wil e®rs*
verzoek behandelen van Piet Bouwen^,
iullie weten wel, dat neefje, dat heel
innt» ziek is geweest, maar nu «eer
thuis is. De meesten van jullie hebben
hem wel eens een kaart gestuurd en
Piet weet dus hoe fijn het is, als een
zieke eens wet extra wordt verwend.
Piet vraagt nu of jullie eens een Kaar
tje willen sturen naar een vriendinne
tje van hom. die thans nog moet wor
den verpleegd. Haar adres is "entje
Barends, M Zaal 4, Zeehospitum, Kat
wijk aan Zee. Toe denken jullie eens
aan haar. Zu Hammy Bocrsma benjij
naar Friesland geweest. Jij hebt wel
een Friese naam met een a er achter.
In Groningen kom je ook veel Pfmen
met een a aan het eind tegen. Wat had
jij een uitstekend rapport Jannie Bek,
zeven negens en vier achten. Geweldig,
meiske. Lenic Langelaar, het w een
heel. tijdje Kéledeo dat tk je laatste
Dit keer eens een grote puzzle en je
zult er wel flink wat uerk aan
hebben, eer je deze hebt opgelost. Het
is een zogenaamd Kruislegwoord-
probleem. Probeer eens cm onder
staande woorden en afkortingen zo tn
de tekening te plaatsen, dat er een
goed ingevuld kruiswoordraadsel ont
staat. Begin maar met de langste
woorden, want dan is de rest beter op
te lossen.
Hier zijn de woorden: Ane, and, ar.
ak, cs, do, de Denemarken, dra, dn,
eergisteren, eenstemmig, essenhou t,
em, Gent, glycerine, handgeld, Ida, ip,
ir, ie, leemgroeve, md, NL, ne, rh, re,
reder, re, rede, rt, sedert, sh, Sittard,
slepen, ts, td, tl, tg, teren, ulevel vr,
Vere, ve, werelddeel, Zwitserland,
zeventigste.
brief Twing^ Ik^dachtTwie' heeft
ook weer zo'n keurig handschrift
hoor, Lenie stond er onder aan je epis-
tel Aardig stukje, in dat krantje an
ders. Dus jullie hebben zon gezellige
oudejaarsavond gehad. Corrie vanfcs.
Vind je het ook altijd zo n gewichtig
moment als de klok twaalf slaat? Hen-
nie Looy, wat heb jij je brief aardig
versierd. Ik houd wel van die keurige
post. Hier nog al zoiets, eens kijken,
ah dat komt van Lenie Trommel die
er'nog een tekening bijdeed ook Leuk,
meiske. Tineke Pronk vindt het altyd
Drettig als cr een doolhof op onze pagi
na staat. Ja, die zijn ook aardig, maar
elke week zoiets, nee. dat gaat niet hoor.
Wat heb ik om jouw brief moeten lachen,
Els Urbanus, jij bent me een grappen
maker. Heb je nog valeriaan geslikt?
En ging het. ik ben zo nieuwsgierig, je
moet me gauw eens schrijven hoc hel
is afgelopen. geachte afgevaardigde
Natuurlijk, Annie van Capelle, ,mag
jouw broertje ook mee doen. Vertel hel
hem maar gauw. Hiep, hiep, hoera,
schrijft Robbie van den Akker, ik ben
welp geworden en nu wil ik niet ^lke
week, maar elke dag een goede daad
verrichten. Doen. Robbie en een zon
nig pad en goed spoor. Dat is toch goed
hé? Afgesproken, Ansje van Venetien
jij blijft trouw schrijven. Doen hoori
No" een paar weekjes en dan wordt
Ineke Beishuizen elf jaar. Jij telt zeker
de dagen he, dat deed ik vroeger ook.
Nog zoveel nachtjes slapen en dan..
Als het zover is. een prettige dag. Ine
ke. Theo de Vries stuurde me een heel
aardig raaadsel. Binnenkort zal ik het
eens op onze pagina zetten. En hoe is
het met Tillie dc Kwaadsteniet? Al
weer beter? Mijn hartelijke deelneming
met het verlies, dat jij en je moeder
hebben geleden, Kees Korevaar. Ik
wens je van harte sterkte toe m n jon
gen. Atie Dijkshoorn vraagt om een
kleurwedstrijd. Komt wel weerR
hoor. Dat was me een schrik. Bcpple
van der Jagt. Gelukkig, dat jullie er
heelhuids zijn afgekomen, het had wel
erger kunnen zijn. Kinders. Arie V"»8-
blom is weer thuis en hij is in het
koloniehuis maar even negen pond aan
gekomen. Wat zal jij er nu goed uit
zien zeg. Inderdaad, Anton de Leeuw,
het is een hele reis om naar Rotter
dam te komen. Wat een bedoening h2,
eerst met een bus dan overvaren ei
dan met de tram. Misschien wordt het
in de toekomst beter, maar daar heb
je nu niks aan zul je zeggen Dus Jij
bent gezellig uit geweest met de vacar-
tie, Luise Hogenblrk. Ik vind eigenlijk,
dat jullie mij allemaal maar eens een
das van je vacantie moeten geven, tjon
ge, tjonge dat zou wat wezen zeg, dan
kon ik wel een hele poos met vacantie
gaan. Maar. dan kwam er .geen brie-
gaan. axasxi, UO" er se
venbus Nee toch maar niet doen hè.
Er was natuurlijk ook weer post van
de zusjes Lenie en Tanneke Vroeg in
de Wey. Jullie zijn trouwe klantjes hoor
en dat is altijd gezellig. Nee maar. kijk
nou eens, een heel gedicht en dat komt
van Jannie en Bertie Boerdam. Dank
je wel hoor, kinders. ik ga bijna blo
zen om de vriendelijke dingen, d.e
jullie schrijven. Hier nogal twee zusjes
en wel Willie en Emmie Enzlin. Hoe is
het met moeder? Alweer wat opgeknapt?
Nog een gedicht van Bcppie Poot. Ook
jij bedankt. Beppie. Marrie de Kievit
zond me een hele mooie kaart Daar
was ik erg blij mee, zeg Marrie. wil
je je broer feliciteren met zijn verjaar-
dag? Niet vergeten hoor. En nu ik toch
aan het geluk wensen ben, ook jij nog
van harte, Adri van Wijk.
Kinders, ik moei. „«-et s»»-;
Maar eerst wil ik nog even de
nichten en neven verwelkomen. Het zijn
deze week Tineke de Vos, Jan Dijk, en
zjin zusje Jannie Dijk, Aagje de Rid
der. Janneke Schothorst Nellie Trom
mel, Bretie van Laviere. Robbic Ma
nier; Arie van Dijk en Amy van Eek.
Meisjes en jongis een g?ed* 3°";
dag allemaal, hartelijke groeten en tot
schrijfs. jullie
gaan stoppen.