XT
t
Bij het vertrek van JO SPIER
naar Amerika
of
ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952
EEN LAATSTE BEZOEK AAN
BROEK OP WATERLAND
ONLANGS heeft de bekende teke
naar Jo Spier Nederland verlaten
om zich met zijn gezin voorgoed in
Amerika te vestigen, ten einde daar
zijn werk voor allerlei bladen en
tijdschriften voort te zetten.
Hoewel hij niet alle relaties met
Nederland zal verbreken, zullen we
de man, die een geheel eigen stijl
ontwikkelde en die door zijn jaren
lange medewerking aan verschillen
de uitgaven (we denken vooral ook
aan zijn vele albums) in brede krin
gen bekendheid kreeg, hier stellig
missen.
Een onzer medewerkers was nog
in de gelegenheid, een interview met
Spier te hebben in Broek op Water
land, waar de tekenaar vele jaren
in alle stilte werkte.
Enkele kilometers buiten de rook
van Amsterdam, waar verstrooide
boerenwoningen zich achter ruisen
de rietkragen verschuilen, vinden we
Jo Spier in een houten huis, dat een
eigen romantiek heeft. Vanuit z'n
ruime en eenvoudig ingerichte werk
kamer, heeft hij uitzicht op een rui
me waterplas, waarin de wisselende
kleuren van de hoge polderlucht zich
spiegelen...
Bij de eerste ontmoeting kost het
enige moeite, zich voor te stellen,
tegenover de. man te staan, die met
z'n scherpe tekenstift zoveel virtuo
siteit en esprit ontwikkelde. In we
zen is hij nl. een enigszins eenzelvig
mens, die moeite heeft om ,,uit de
plooi" te komen. Maar toch ontstaat
er al spoedig een geanimeerd ge
sprek. dat Spier als volgt inleidt:
„Ik wilde uw verzoek om een inter
view niet weigeren, omdat ik 't in
mijn jonge jaren zelf altijd zo be
roerd vond, wanneer iemand zich
niet wilde laten tekenen. Maar eigen
lijk voel ik er niet veel voor..."
Daarna beginnen we over „ideeën"
die een kostbaar goed vormen en
niemand beter dan Spier weet, hoe
buitengewoon moeilijk het is om
steeds nieuwe vondsten te hebben.
Maar ineens dikwijls op de meest
onverwachte ogenblikken flitst hem
iets door het brein.
Maar hij schudt de ideeën ook al
lerminst zomaar uit de mouw. Het
zijn vluchtige vlinders, die je niet
kunt grijpen („Je kunt niet gaan zit
ten en zeggen: Nu zal ik 'ns een
idee hebben") en waarop gewacht
moet worden, totdat ze vanzelf ko
men.
„Soms gaat het een week uitste
kend", zegt Spier, „en dan gaat het
ineens weer helemaal niet... vreemd
is echter, dat ik ideeën van anderen
niet verwerken kan. Het schijnt, dat
de hele tekening toch uit je eigen
brein komen moet..."
Is de idee er eenmaal, dan volgt
de uitwerking, waarbij Spier het zich
ook niet makkelijk maakt. Om een
voorbeeld te noemen: van een schets
met tien figuurtjes lukken er spon
taan drie. De andere zeven, die niet
naar wens zijn, worden opnieuw in
geplakt. Met andere woorden: Spier
tekent, knipt, plakt en hertekent, zo
dat menige schets van hem eigenlijk
uit verschillende stukjes is opge
bouwd. Op deze wijze kan hij slechts
topprestaties krijgen en het is dui
delijk, dat zijn tekeningen niet ge
schikt zijn voor exposities, maar
slechts op reproductie berekend zijn.
Menige spelende lijn, die zo losjes
over het papier schijnt te „zweven",
is het resultaat van uren zwoegen...
het is zelfs wel 'ns voorgekomen, dat
Spier een enkel figuurtje tweehon
derd keer over maakte...!
Zijn eerste schepping publiceerde
hij op de vensterbank van het ouder
lijk huis op het Stationsplein te Zut-
fen: enkele rondgekraste lijnen met
een paar stippen in het midden. Mot
to: vogelnest.
Er is een zekere weemoed in Spier'
stem, wanneer hier over z'n jeugd
spreekt. Want ondanks de ervaring
van z'n ruim vijftig levensjaren, zijn
journalistieke zwerftochten door de
West, Nw.-Guinea, Indië, Zd.-Afrika,
Syrië, Nigeria en z'n voorgenomen
reis naar Amerika, bindt een zeker
heimwee hem aan het vriendelijke
plaatsje, waar hij opgroeide.
De tekenaar woonde z'n hele jeugd
in Zutfen, waar z'n vader, die een
zaak dreef (en die in z'n vrije uren
uit liefhebberij tekende) hem naar
het Gymnasium stuurde. De school
werd hem in de derde klas zo'n ob
sessie, dat hij Albert Hahn („Ik be
wonder hem nog steeds", aldus Spier)
een serie tekeningen stuurde met de
vraag: „Vindt u het geen schande,
dat ik gedwongen word om te leren,
terwijl ik zo graag wil tekenen...?'1
Hahn stuurde een ongezouten brief
je terug, waarvan de jonge scribent
zo schrok, dat hij besloot, z'n studie
te voltooien...
„Ik wens je niet eerder te zien,
voordat je eindexamen gedaan hebt",
aldus de oude meester, maar de gro
te droom om hem een bezoek te kun
nen brengen, werd nooit werkelijk
heid, daar Albert Hahn voor oie
tijd overleed.
Na verschillende leermeesters ge
had te hebben en een studieperiode
aan de Academie Cormon te Parijs,
verschenen de eerste tekeningen van
de nog geheel onbekende Spier in
een Frans sportblad. Onze gastheer
opent een muurkast om iets uit het
„grijze verleden" te tonen, maar een
ware papier-lawine wacht hier op z'n
zoekende handen.
Eindelijk heeft Spier gevonden,
wat hij zocht: zijn eerste Nederland
se tekening. Een impressie van een
voetbalwedstrijd. Er staat achterop
iets geschreven en Spier zet de gou
den bril wat rechter en kijkt in ge
dachten naar de verkleurde inkt:
„Eerste tekening van ons Jo in de
krant..."
„Mijn moeder was 'n Brabantse',
glimlacht hij, waarna we het gesprek
brengen op de geheel eigen stijl van
de kunstenaar. Hoe hij daartoe ge
komen is? Een moeilijke vraag,
want het is zo geheel „vanzelf ge
groeid, zoals het karakter in een
handschrift ontstaat...
Zo „vanzelf" ging ook zijn intre
de bij een groot Amsterdams dag
blad in de twintiger jaren, toen de
kranten reportage-tekenaars bego-
en te zoeken, omdat de fotografen
met hun enorme driepoten, zwarte
doeken en stinkend magesiumpoe-
der niet goed uit de voeten konden.
Ook dfe reproductietechniek was nog
niet ver genoeg, want menige foto
werd in de krant nog een zwarte,
onduidelijke vlek, terwijl de scherpe
lijnen van een tekening veel duide
lijker doorkwamen.
Terwijl we zo spreken, begint onze
gastheer af en toe verlangend naar
z'n bureau te kijken, waarop vele vel
len papier wachten. Het is voor ons
een stille wenk om te gaan, temeer,
daar uit het achterhuis het geram
mel van borden en vorken aankon
digt, dat mevrouw Spier voorberei
dingen treft voor de middagmaaltijd.
Door het venster zien we, dat de
kinderen ook naar huis komen. Even
later ontmoeten we nog Peter Spier,
die thans 24 jaar is en reeds aar
dig de voetsporen van z'n vader be
gint te drukken. Zou hij zich overi
gens een betere leermeester kunnen
wensen...?
JAAP STIGTER.
Nr 15
EEN oude Egyptische legende over
koning Rampsinitus en een slim
me inbreker, ons onder andere over
geleverd door de bekende Griekse
geschiedschrijver Herodotus, levert
de stof voor de 15de en 16de puzzle.
Waar het voor ons doel nodig is, ver
oorloven we ons een afwijking van
onze bronnen. De naam Rampsinitus
betekent niets anders dan Ramses,
zoon van Neith.
Koning Rampsinitus bezat zoveel
schatten, dat geen van zijn opvolgers
hem heeft kunnen overtreffen of
zelfs benaderen. Om zijn schatten
veilig te bewaren, liet hij een ste
nen schatkamer bouwen, waarvan
één wand tevens een deel van de
buitenmuur van zijn paleis vormde.
Bij het bouwen bedacht de architect,
die zelf aan de bouw meewerkte, een
list. Hij gebruikte in de onderste rij
grote stenen, die onderling kleine
afwijkingen vertoonden en wel in de
linker bovenhoek. 18 Stenen hadden
daar een kleine inzinking of een uit
steeksel, maar niet beide tegelijk. In
totaal gebruikte hij 16 stenen met
een inzinking of putje en 14 met een
uitsteeksel. Hieruit blijkt, dat hij een
bepaald aantal stenen, die een inzin
king met een uitsteeksel vertoonden,
gebruikte. Bovendien gebruikte hij
één steen, die links boven geheel
gaaf was. Hoeveel stenen tejde de
onderste rij in totaal? (Vraag 1).
De middelste steen was de gave.
Stond men buiten voor de muur, dan
was de eerste steen met inzinking
plus uitsteeksel rechts van de mid
delste los en naar binnen te schui-
Toen de schatkamer klaar was,
bracht de koning zijn schatten er in.
Na verloop van tijd voelde de bouw
meester zijn einde naderen, waarom
hij zijn beide zonen tot zich riep en
hij hun het geheim van de schatka
mer meedeelde. Ter wille van hen
had hij dit alles gedaan, zodat ze
na zijn dood in weelde konden leven.
Door hem ingelicht over de afstan
den van de uitneembare steen zou
den zij thesauriers van de koning
zijn.
Na de dood huns vaders lieten de
jongelui er geen gras over groeien,
doch gingen ze er 's nachts terstond
op uit. Nadat ze de bewuiU steen
gevonden hadden, duwden ze hem
gemakkelijk naar binnen en namen
ze veel van de schatten met zich mee.
Toen de koning zijn schatkamer ge
opend had, zag hij met verbazing,
dat er een deel ontbrak aan de in
houd van de kisten, waarin zijn kost
baarheden bewaard werden. Er waren
kisten met zilver, met goud en met
andere schatten, in totaal iets meer
dan 100. Als het aantal vaten met
zilver de helft meer had geteld, dan
het aantal vaten met goud, zou het
dubbele geweest zijn van het aantal
vaten met kostbaarheden. Als het
aantal vaten met kostbaarheden ech
ter de helft meer had geteld, dan
het aantal vaten met zilver, zou het
het dubbele geweest zijn van het aan
tal vaten met goud. Hoeveel vaten van
iedere soort stonden er? (Vraag 2)
Wij keren naar de koning terug.
Daar de regels ongeschonden waren
en de schatkamer gesloten, wist hij
niet, wie hij verdenken moest. Toen
hij zag, dat de inhoud van de kis
ten voortdurend slonk de dieven
hadden de smaak te pakken gekre
gen verzon hij er het volgende op.
Hij liet een val klaar maken, die hij
in de buurt van de vaten opstelde.
Toen de dieven naar gewoonte 's
nachts verschenen en de ene naar
binnen gegaan was, raakte hij in het
donker in de opgezette val beklemd.
Omdat hij begreep, in wat voor ne
telige positie hij terecht gekomen
was, riep hij zijn broer en bracht
hij hem op de hoogte van het ge
vaar, waarin ze beiden verkeerden.
Hij spoorde hem aan zijn hoofd af
te snijden, want als hij herkend werd,
waren ze beiden verloren. Omdat dat
plan zijn broer goed leek, liet hij
zich overhalen en keerde hij na de
steen weer op zijn plaats gebracht
te hebben met het hoofd van zijn
broer naar huis terug.
Na het aanbreken van de dag be
trad de koning zijn schatkamer en
zag hij tot zijn verbijstering het ont
hoofde lijk in de val, terwijl er ver
der niets te bespeuren viel. Met de
zaak verlegen liet hij het lijk op de
muur van de stad ophangen, zette
hij er wachtposten bij en beval hij
hen ieder, die ze zouden zien jam
meren of wenen, gevangen te nemen
en voor hem te leiden. De moeder
vond het verschrikkelijk, dat het lijk
van haar zoon te kijk hing en beval
haar zoon, die nog in leven was, in
ieder geval de dode los te maken
en terug te brengen. Voor het ge
val, dat hij dat niet deed, dreigde
zc naar de koning te zullen gaan en
alles te vertellen.
Toen de overlevende zijn moeder
niet tot andere gedachten kon bren
gen, verzon hij de volgende list. Hij
zadelde enige ezels en belaadde ze
met zakken gevuld met wijn. Ter
hoogte van de wachters gekomen bij
het voortdrijven van de ezels trok
hij wat aan de van dierenhuiden ge
maakte zakken, zodat er een paar
„poten" van die huiden los raakten.
Toen de wijn er uit stroomde sloeg
hij zich luid schreeuwend voor het
hoofd, alsof hij niet wist naar welke
van de beide ezels hij het eerst moest
gaan om het ongeluk te verhelpen.
Toen de wachters de wijn zagen stro
men, snelden ze naar de weg met
emmers om het kostelijke vocht, be
ter dan hun schrale bier, op te van
gen. De dief deed net alsof hij boos
was en schold hun de huid vol. On
verdroten gingen zij echter door met
het inzamelen van de uitgestroom
de wijn, die ze als een buitenkansje
beschouwden. Door de troostwoorden
van de wachters, werd de dief op
den duur zachter gestemd en bedaar
de zijn voorgewende boosheid. Ten
slotte dreef hij de ezels van de weg
af en bracht hij de zaak weer in
orde. Na wat heen en weer praten
waagde één van de wachters het de
gek met hem te steken en maakte
hij hem aan het lachen. Het ijs was
gebroken en ter bezegeling van de
vriendschap bood de dief een zak
met wijn aan. Daarop zetten allen
zich in een kring en nodigden ze de
dief uit met hen mee te drinken. Hij
liet zich overhalen, maar wachtte
zich er wel voor veel te drinken.
Door de vriendelijke behandeling ver
tederd bood hij hun zelfs nog een
zak aan. Na rijkelijk genoten te heb
ben van de overvloed werden de
wachters erg dronken, waarna ze ter
plaatse hun roes uitsliepen. Ten slot
te de derde vraag. Hoe groot was
het aantal wachters, als nog met de
volgende gegevens rekening wordt
gehouden? Er waren 4 zakken, ieder
met een inhoud van 12 liter. Uit de
ene zak was 2 maal zoveel verloren
gegaan, als uit de andere. Ieder
kreeg een geheel aantal liters, ter
wijl de dief 1 liter dronk. Had de
dief niet meegedronken en was er
niets verloren gegaan, dan had ieder
1 liter meer gekregen. De vragen
geven resp. aan punten 2, 2, 1 to
taal 5.
In de volgende rubriek hopen we
het slot te geven met nieuwe win
naars en correspondentie, daar de
ze rubriek anders te groot wordt. In
de vorige rubriek stond als drukfout
aan het eind opgave 12 in plaats van
14.
Oplossingen van opgave 15 worden
ingewacht uiterlijk Woensdag 23 Ja
nuari 9 uur bij het bureau van dit
blad onder het motto „Hersenkraker-
tjes".
ANTON VAN MEEDEN.
ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952
5
Kruis
Christus' lijden is Zijn opperste daad
IAAT het niemand gezocht lijken,
dat we bij de X over het Kruis
schrijven. Zowel naar zijn vorm, als
naar het Griekse woord dient
het hier besproken te worden. En de
enige moeilijkheid terzake is dan
ook niet de plaats ervan in ons woor
denboek, maar het feit dat we met
dit onderwerp nimmer klaar komen
en het dus ook nooit recht doen.
Eerst iets over de vorm van het
kruis. De Romeinse strafpleging
maakte gebruik van drie verschil
lende kruisen, welke men overigens
afgekeken had .van de barbaarse
volkeren in het verre Oosten, die
door Rome overwonnen waren. Een
vreemd maar helaas vaak voorko
mend feit: de brengers der bescha
ving nemen over wat ze denken te
bestrijden! Het eerste kruismodel
had daarbij de vorm van onze let
ter X: twee kruiselings saamgebon
den balken. Het tweede leek op on
ze T: bovenop de opstaande stam
werd een horizontale dwarsbalk be
vestigd. Het derde model had deze
dwarsbalk een eindje onder de bo
venkant van de opstaande stam aan
gebracht. Uit het feit dat het op
schrift Jezus de Nazarener, Koning
der Joden boven het hoofd des Heren
kon aangebracht worden, mogen we
besluiten, dat op Golgotha een kruis
van de laatste vorm dienst deed, ook
al vinden we in de beeldende kunst
dan ook de beide andere kruisigings-
wijzen afgebeeld. Maar die schilde
rijen zijn ook om andere redenen al
lesbehalve betrouwbaar. Daar is al
direct de gangbare afkorting van het
opschrift tot INRI, gevormd uit de
voorletters van de latijnse tekst.
Daar is voorts het feit dat men de
kruisen veel te hoog doet zijn: de
gevonniste hing hoogstens enkele
voeten boven de begane grond, maar
waarschijnlijk door de vermelding
van de rietstaf waarmee men Hem
te drinken gaf kwam men tot een
totaal onwaarschijnlijke lengte van
het marteltuig. En daar is ook nog
het feit dat men de eigenlijke kruis-
hechting volkomen onjuist weer
geeft: de veroordeelde werd door
touwen, die onder zijn oksels wer
den doorgeslagen op het reeds in de
grond geplante kruis getrokken en
vervolgens vastgebonden of gena
geld. Een andere manier zou de
beulsknechten te veel inspanning ge
kost hebben en zij zijn niet bepaald
mensen, die een terechtstelling op
de meest zachtzinnige wijze voltrek
ken. Overigens mogen we de afbeel-
ders dit alles niet te zeer euvel dui
den, aangezien we zelf over vrij
veel in het ongewisse blijven. De
Romeinse historici zijn buitengewoon
schaars met hun berichten over te
rechtstellingen. Zij schrijven immers
om de goddelijke grootheid en goed
heid hunner keizers te bezingen, en
die zijn er weinig op gesteld de
duistere details van hun bewind ge
boekstaafd te zien. Terwijl de krui
siging bovendien enkel slaven en an
der veracht volk geldt, en die acht
men immers minder dan dieren!
VOERT zo de vorm van het kruis ons
reeds naar de X, nog meer doet
de naam. Weliswaar wordt het meest
benut een ander woord het griek-
se stauros maar dat is feitelijk
alleen de aanduiding van de dwars
balk welke de gevonniste zélf mee
moest torsen naar de plaats der te
rechtstelling, en opnieuw ontdekken
we hier een vergissing der schilders,
die Christus graag beladen met een
geweldige boom. Het woord voor het
eigenlijke kruis als geheel is even
wel xulon, letterlijk: het hout. Zo
wordt het ook met name door Pau-
lus aangeduid Galaten 3 vers 13
door Petrus in zijn eerste
brief, hoofdstuk 2 vers 24; en door
Stefanus in zijn rede voor de hoge
raad. „Het hout", en meteen schiet
ons de tekst uit het Oude Testament
in gedachten dat een ieder, die daar
aan hangt, vervloekt is. Waarmee wij
dan meteen op het terrein van het
waarom en waartoe zijn; een terrein
waaraan de evangelieschrijvers en
heel de Bijbel oneindig meer aan
dacht schenken dan aan het Hoe.
Waarom en waartoe is Christus ge
kruisigd? Laat ons allereerst vast
stellen dat het daarbij niet ging om
een ongewild lot, dat Hem overkwam
tegen wil en dank. Wanneer wij bij
alle ongewisheid ergens zeker van
zijn dan is het wel hiervan dat Hij
deze dood bewust verkozen heeft.
Het ging Hem er niet enkel om om
voor Zijn volk te ste-ven Hij wil
de zó en niet anders Zijn leven ge
ven. Als ik dit zo neerschrijf, neem
ik positie naar twee zijden. De ene
opvatting indertijd met klem ver
dedigd door allerlei beschrijvers van
het leven van Jezus is dat Hij en
kel een slachtoffer geworden is van
Zijn idealen en dat in deze kruis-
kti-tHHHHttHHH»
g fjlERONYMUSspra-
ken toy tot de man,
die naar deze naam placht
h te luisteren, indien zulks
5 hem zin de, „Hieronymus,
5 toe zullen ons brood in net
zweet van ons aanschijn
fit eten, en voorts is er van
fit werken nog nooit iemand
fit doodgegaan Dat laat-
fit ste voegden we er zeker-
6 heidshalve maar terstond
aan toe, overmits we uit
vele voorgaande ge
sprekken wisten dat Hie
ronymus ons zou verze
keren dat arbeid zijn be
grafenis machtig zou ver
haasten. Feitelijk vormde
deze potentiële plechtig
heid ook de aanleiding tot
ons onderhoud, want Hie
ronymus had ons eerst de
heftigste verwijten met
vele onverhulde doods-
voorspellingen gedaan in
verband met het feit dat
hij niet in de Kersemis
gevallen was. Mochten we
hem geloven maar dat
deden we principieel nooit
dan had hij met zijn
vrouw al de zeven feest-
dagen brodeloos verwijld
aan de rand van de onder-
gang. Helaas wisten we
pertinent zeker dat er
geen zeven feestdagen gs-
tveest waren, alsmede dat
I Hieronymus in elk geval
t op tenminste acht verschil-
t lende en door diverse
wijken, parochies en in
stellingen belegde festivi
teiten verbazingwekkende
hoeveelheden koekjes, tim
pen, krentenbroodjes,
kransjes, slofjes en wat
dies meer zij achter zijn
consciëntieus malende ka
ken geborgen had. Ja, we
wisten zelfs nog meer,
want Hieronymus, die
meestal zie boven
SUCCES ZONDER SUCCES
geen vin uitsteekt, was by
veie dezer bijeenkomsten
uitgebarsten in een ver
bijsterende activiteit en
had sic]i hier en daar en
overal aangepresenteerd
zogezegd om te hèlpen,
waarbij men aan de al-
aar een griezelig
schouwspel. Maar wij ble
ven spijkerhard en ver
volgden: „En daarom heb
ben we nu een baan voor
je, Hieronymus, een baan,
die je in staat zal stellzn
voor je vrouw en jezelf
lengs opzwellende vorm zorgen, gelijk het jou op
je zestigste jaar betaamt".
En toy vertelden hem ons
arrangement. Eerlijk, wij
vertelden het met enthou
siasme, want we zagen er
véél in. Dit was ons plan:
een onzer bevriende rela
ties heeft in zijn aparte
branche een nieuw gega-
randeerd-solidc merk ge
creëerd, dat luistert naar
de niet geheel oorspronke-
lijke maar
altijd tref-
zij- en binnen-zakken
had kunnen constateren
dat de dorsende os niet
gemuilband was en me
nigten van korreltjes en
graantjes meepikte. In de
vreugde der afgelopen da
gen hadden we hem dit
gegund; we hadden hem
noch gefouilleerd aan
gezien niemand zijn bu.t
toch meer lusten zou
noch met
toe was ontgaan. Zodat
al met al helemaal niet nes, snijkoeken of plof
meewarig gestemd tvaren
bij het verhaal van zijn
huiselijke hongersnoden
en star op ons stuk bleven
staan dat Hieronymus, die
niet in onze wijk woonde middelen zijn daartoe be-
■JHHHHMHHHMJ-jJ
hem straat en adres. Ver
volgens koerste hij der
waarts en een telefoontje
berichtte ons dat hy per
8.30 de naaste morgen zijn
ambt zou gaan vervullen.
Zo was dus alles in k«r.-
nen en kruiken en we
hodden iets van die trotse
ootmoed, die bij een der
gelijke affaire past. Niet
waar, ditmaal dan toch
succes? Men mag toch wel
eens iets bereiken?
Ai ons, we hadden te
vroeg gejuicht. Want die
volgende dag omstreeks
vier uur in de middag
kwam er weer een tele
foontje en onze bevriends
relatie was daar en zei:
„Zeg, als jullie nog eens
wat voor me weet, hou
dan voortaan je mond,
wil je?" Toen voorvoelden
we stilaan dat er toch nog
iets mis was gegaan tn
informeerden: „Is die Hie
ronymus dan niet óp ko
men dagen?" De relatie
lachte honend: „Op komen
dagen? Wis en zeker wel.
Hij was er om kwart 1
fietsen zijn, want we 1
geren hier er nu reclame
voor te maken. Maar dit
„Succes" 4ieeft niettemin acht vanmorgen; hij heeft
reclame nodig en welke de wagen meegenomen en
en die zoveel gehamsterd
had, geen extra pakket of
gave van node had e
hij diende te werken
de kost. Vandaar onze
aanhef: „Hieronymus, we
moeten arbeiden voor ons
brood...."
houdens een advertentie
blad méér dien
dat stig dan een met grootse
oor schilden opgesierde hand-
nze wagen, die door onze stra
ten wordt rondgereden.
Achter deze wagen hadden
wij in de geest Hieronymus
Hieronymus knikte triest zten lopen, en wij wisten
dat dit hem no/ch zjn
windeieren
met de knik van een mens,
die daarin nog zijn laatste Succesbaas
redding ziet. We zagen zou leggen,
hem denken: „Knik je niet,
dan heb je niet; knik je
wel, wie weet...J?" Zijn
hoofd knakte op zijn dun-
magere hals als ee
Hieronymus begon met
bedenkelijk te kijken,
maar dat doet hij altijd.
Daarna zeide L\j er niet
temin wel iets voor te
den en daar heeft-ie
voor zijn eigen huis ge
parkeerd; van kwart voor
negen tot kwart voor vier,
want hij moest koffie drin
ken, zei-ie en hy toas nog
nijdig dat we hem niets
wilden betalenIk heb
hem zelf overvallen; ze
zaten met z'n beien alle
maal kersttimpen te eten...
het leek wel een failliete
bakkerij daar
Zodat ik maar zeggen
wou dat je met Succes
ook niet altijd succes
hebt
IJKPRED1KANT.
Aaronskelk op een koren- voelen en we noemden
dood dus een totale mislukking zege
viert. Niets is minder waar: Zijn
dood is volledig vanaf het eerste
moment in Zijn plan opgenomen, al
mogen we erbij zeggen dat elke ge
dachte aan de vervulling van een le
vensprogram geen recht doet aan de
spanningen en benauwdheden welke
dit uitzonderlijke leven doormaakte.
Maar overigens: inderdaad, Jezus
wilde Zijn leven geven omdat Hij
goede Herder is. Dat zegt Hij duide
lijk van het begin van Zijn optreden
aan. Maar dat wordt ook daarvoor
reeds uitgesproken. We behoeven
niet eens de hulp in te roepen van
die overigens schone legende,
die verhaalt hoe Moeder Maria op
een dag met 'wanhopige schrik ont
waart hoe de schaduw van haar op
groeiende Zoon, die voor Jozef een
balk aandraagt, op de witte muur
van het huisje de figuur van een ge
kruisigde tekent. Simeon heeft het
immers reeds bij het allereerste
tempelbezoek aangekondigd dat dit
Kind gezet wordt tot een „ergernis",
een „steen des aanstoots" voor ve
len tot val èn opstanding, en ook hoe
een zwaard door Maria's hart zal
gaan. En nog veel eerder is dit al
les voorzegd, als er gerept wordt
van de komende lijdende Knecht des
Heren, die veracht zal worden en
welke verachting is groter dan die
welke een kruiseling treft!
De Heiland wilde sterven. Méér,
de Heiland wilde zó sterven. Ook te
genover hen, die iets van deze doods
noodzakelijkheid verstaan, maar die
dit tè erg vinden, moet ik dus po
sitie nemen. Het is niet moeilijk
dit te doen. Te vaak verhaalt het
evangelie van aanslagen en pogingen
daartoe op het leven van Christus.
Men wil Hem van de steilte afwer
pen. Men begeert Hem te stenigen.
Men wenst Hem te verlokken tot een
rebellie waarop de Romeinse over
heid enkel met geweld van mili
tairen zal antwoorden. Herodes zoekt
Hem als pas-geborene met het zwaard
om het leven te brengen. Maar al
die aanslagen worden afgewezen. Je
zus wil het kruis. En we dienen te
vragen: waarom juist dit Kruis?
"D IJ het zoeken naar een antwoord
op deze laatste vraag dreigen we
gemakkelijk een verkeerd spoor in
te slaan. Zo is hier bijvoorbeeld de
verzoeking groot om te spreken
van het vreselijkst-denkbare lijden.
Daarachter moet men echter vele
vraagtekens zetten. Reeds hierom:
voor de Zoon Gods is èlk lijden on
uitsprekelijk groot. Mogelijk kunnen
we daarvan iets beseffen wanneer we
als mensen, die bewust trachten om
eerlijk en rechtschapen door het le
ven te gaan, in aanraking komen met
het lijden en de ellende der misda-
digerswereld. Wie daar de spiritus
drinkers, de verworden prostitué's
en hun lotgenoten bezocht, houdt het
bij hen niet uit en als een dwang
voorstelling kan hem de gedachte bij
blijven wat het wel moet zijn om in
dat gezelschap te leven en te ster
ven. Hoe oneindig vreselijker is het
voor God om in onze wereld te lij
den en te sterven. Maar bovendien:
is het kruis wel werkelijk de ontzet-
tendste aller pijnen? De Romeinse
strafpleging blijkt dit te ontkennen,
gezien het feit dat men bij de krui
siging nog talloze neven-martelingen
toepaste, waaraan de Heiland ont
kwam. Uit martelarenboeken weten
we meer van deze kwellingen, te
vreselijk om in een Zondagsblad af
te drukken. Eén wordt er met name
in de Bijbel genoemd: de gewoon
te om de gehangenen de beenderen
stuk te slaan en hen vervolgens le
vend te verbranden. Daarop doelt al
thans de verwondering van bewakers
en vrienden, wanneer Jezus de geest
geeft, eer deze genadeslagen op Hem
werden toegepast. Dit ontkomen aan
de laatste marteling maakt ook dat
Hij bij de rijken in Zijn dood is ge
weest, gelegd in een nieuw graf tot
schrik der Joodse oversten des volks.
Doch dit alles tezamen wettigt niet
de vermelding van het kruis als vre
selijkste aller torturen. Neen, Hij wil
het kruis omdat het de straf van de
volledige vervloeking vormt. Het
gaat Hem niet om de onduldbare pij
nen alleen, dat ware nog een te
zeer gebonden blijven aan het enkel-
menselijke. Het gaat Hem om het
dragen der totale verwerping door
mens en God. Juist daarvan is het
Kruis het duidelijk-aanwijzende sym
bool. De gekruiste behoort nergens
meer toe: niet meer tot de mensen
en niet meer tot de aarde, want
men heeft Hem van uit hun midden
en van de grond af uitgestoten. Maar
Hij behoort ook niet tot God, want
boven Hem blijft de hemel gesloten
en zelfs de zon verbergt haar aan
gezicht...
Ik zei reeds aan het begin: geen
overweging doet dit Kruis recht. Als
we dan tenminste dit maar verstaan
hebben wat Ralf Luther in een be
schouwing daarover neerschreef:
„Passion ist höchste Aktion" Chris
tus' lijden is Zijn opperste daad. En
deze daad ving aan in de Kerstnacht
om op Goede Vrijdag zijn voltooiing
te vinden.