XT t Bij het vertrek van JO SPIER naar Amerika of ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952 EEN LAATSTE BEZOEK AAN BROEK OP WATERLAND ONLANGS heeft de bekende teke naar Jo Spier Nederland verlaten om zich met zijn gezin voorgoed in Amerika te vestigen, ten einde daar zijn werk voor allerlei bladen en tijdschriften voort te zetten. Hoewel hij niet alle relaties met Nederland zal verbreken, zullen we de man, die een geheel eigen stijl ontwikkelde en die door zijn jaren lange medewerking aan verschillen de uitgaven (we denken vooral ook aan zijn vele albums) in brede krin gen bekendheid kreeg, hier stellig missen. Een onzer medewerkers was nog in de gelegenheid, een interview met Spier te hebben in Broek op Water land, waar de tekenaar vele jaren in alle stilte werkte. Enkele kilometers buiten de rook van Amsterdam, waar verstrooide boerenwoningen zich achter ruisen de rietkragen verschuilen, vinden we Jo Spier in een houten huis, dat een eigen romantiek heeft. Vanuit z'n ruime en eenvoudig ingerichte werk kamer, heeft hij uitzicht op een rui me waterplas, waarin de wisselende kleuren van de hoge polderlucht zich spiegelen... Bij de eerste ontmoeting kost het enige moeite, zich voor te stellen, tegenover de. man te staan, die met z'n scherpe tekenstift zoveel virtuo siteit en esprit ontwikkelde. In we zen is hij nl. een enigszins eenzelvig mens, die moeite heeft om ,,uit de plooi" te komen. Maar toch ontstaat er al spoedig een geanimeerd ge sprek. dat Spier als volgt inleidt: „Ik wilde uw verzoek om een inter view niet weigeren, omdat ik 't in mijn jonge jaren zelf altijd zo be roerd vond, wanneer iemand zich niet wilde laten tekenen. Maar eigen lijk voel ik er niet veel voor..." Daarna beginnen we over „ideeën" die een kostbaar goed vormen en niemand beter dan Spier weet, hoe buitengewoon moeilijk het is om steeds nieuwe vondsten te hebben. Maar ineens dikwijls op de meest onverwachte ogenblikken flitst hem iets door het brein. Maar hij schudt de ideeën ook al lerminst zomaar uit de mouw. Het zijn vluchtige vlinders, die je niet kunt grijpen („Je kunt niet gaan zit ten en zeggen: Nu zal ik 'ns een idee hebben") en waarop gewacht moet worden, totdat ze vanzelf ko men. „Soms gaat het een week uitste kend", zegt Spier, „en dan gaat het ineens weer helemaal niet... vreemd is echter, dat ik ideeën van anderen niet verwerken kan. Het schijnt, dat de hele tekening toch uit je eigen brein komen moet..." Is de idee er eenmaal, dan volgt de uitwerking, waarbij Spier het zich ook niet makkelijk maakt. Om een voorbeeld te noemen: van een schets met tien figuurtjes lukken er spon taan drie. De andere zeven, die niet naar wens zijn, worden opnieuw in geplakt. Met andere woorden: Spier tekent, knipt, plakt en hertekent, zo dat menige schets van hem eigenlijk uit verschillende stukjes is opge bouwd. Op deze wijze kan hij slechts topprestaties krijgen en het is dui delijk, dat zijn tekeningen niet ge schikt zijn voor exposities, maar slechts op reproductie berekend zijn. Menige spelende lijn, die zo losjes over het papier schijnt te „zweven", is het resultaat van uren zwoegen... het is zelfs wel 'ns voorgekomen, dat Spier een enkel figuurtje tweehon derd keer over maakte...! Zijn eerste schepping publiceerde hij op de vensterbank van het ouder lijk huis op het Stationsplein te Zut- fen: enkele rondgekraste lijnen met een paar stippen in het midden. Mot to: vogelnest. Er is een zekere weemoed in Spier' stem, wanneer hier over z'n jeugd spreekt. Want ondanks de ervaring van z'n ruim vijftig levensjaren, zijn journalistieke zwerftochten door de West, Nw.-Guinea, Indië, Zd.-Afrika, Syrië, Nigeria en z'n voorgenomen reis naar Amerika, bindt een zeker heimwee hem aan het vriendelijke plaatsje, waar hij opgroeide. De tekenaar woonde z'n hele jeugd in Zutfen, waar z'n vader, die een zaak dreef (en die in z'n vrije uren uit liefhebberij tekende) hem naar het Gymnasium stuurde. De school werd hem in de derde klas zo'n ob sessie, dat hij Albert Hahn („Ik be wonder hem nog steeds", aldus Spier) een serie tekeningen stuurde met de vraag: „Vindt u het geen schande, dat ik gedwongen word om te leren, terwijl ik zo graag wil tekenen...?'1 Hahn stuurde een ongezouten brief je terug, waarvan de jonge scribent zo schrok, dat hij besloot, z'n studie te voltooien... „Ik wens je niet eerder te zien, voordat je eindexamen gedaan hebt", aldus de oude meester, maar de gro te droom om hem een bezoek te kun nen brengen, werd nooit werkelijk heid, daar Albert Hahn voor oie tijd overleed. Na verschillende leermeesters ge had te hebben en een studieperiode aan de Academie Cormon te Parijs, verschenen de eerste tekeningen van de nog geheel onbekende Spier in een Frans sportblad. Onze gastheer opent een muurkast om iets uit het „grijze verleden" te tonen, maar een ware papier-lawine wacht hier op z'n zoekende handen. Eindelijk heeft Spier gevonden, wat hij zocht: zijn eerste Nederland se tekening. Een impressie van een voetbalwedstrijd. Er staat achterop iets geschreven en Spier zet de gou den bril wat rechter en kijkt in ge dachten naar de verkleurde inkt: „Eerste tekening van ons Jo in de krant..." „Mijn moeder was 'n Brabantse', glimlacht hij, waarna we het gesprek brengen op de geheel eigen stijl van de kunstenaar. Hoe hij daartoe ge komen is? Een moeilijke vraag, want het is zo geheel „vanzelf ge groeid, zoals het karakter in een handschrift ontstaat... Zo „vanzelf" ging ook zijn intre de bij een groot Amsterdams dag blad in de twintiger jaren, toen de kranten reportage-tekenaars bego- en te zoeken, omdat de fotografen met hun enorme driepoten, zwarte doeken en stinkend magesiumpoe- der niet goed uit de voeten konden. Ook dfe reproductietechniek was nog niet ver genoeg, want menige foto werd in de krant nog een zwarte, onduidelijke vlek, terwijl de scherpe lijnen van een tekening veel duide lijker doorkwamen. Terwijl we zo spreken, begint onze gastheer af en toe verlangend naar z'n bureau te kijken, waarop vele vel len papier wachten. Het is voor ons een stille wenk om te gaan, temeer, daar uit het achterhuis het geram mel van borden en vorken aankon digt, dat mevrouw Spier voorberei dingen treft voor de middagmaaltijd. Door het venster zien we, dat de kinderen ook naar huis komen. Even later ontmoeten we nog Peter Spier, die thans 24 jaar is en reeds aar dig de voetsporen van z'n vader be gint te drukken. Zou hij zich overi gens een betere leermeester kunnen wensen...? JAAP STIGTER. Nr 15 EEN oude Egyptische legende over koning Rampsinitus en een slim me inbreker, ons onder andere over geleverd door de bekende Griekse geschiedschrijver Herodotus, levert de stof voor de 15de en 16de puzzle. Waar het voor ons doel nodig is, ver oorloven we ons een afwijking van onze bronnen. De naam Rampsinitus betekent niets anders dan Ramses, zoon van Neith. Koning Rampsinitus bezat zoveel schatten, dat geen van zijn opvolgers hem heeft kunnen overtreffen of zelfs benaderen. Om zijn schatten veilig te bewaren, liet hij een ste nen schatkamer bouwen, waarvan één wand tevens een deel van de buitenmuur van zijn paleis vormde. Bij het bouwen bedacht de architect, die zelf aan de bouw meewerkte, een list. Hij gebruikte in de onderste rij grote stenen, die onderling kleine afwijkingen vertoonden en wel in de linker bovenhoek. 18 Stenen hadden daar een kleine inzinking of een uit steeksel, maar niet beide tegelijk. In totaal gebruikte hij 16 stenen met een inzinking of putje en 14 met een uitsteeksel. Hieruit blijkt, dat hij een bepaald aantal stenen, die een inzin king met een uitsteeksel vertoonden, gebruikte. Bovendien gebruikte hij één steen, die links boven geheel gaaf was. Hoeveel stenen tejde de onderste rij in totaal? (Vraag 1). De middelste steen was de gave. Stond men buiten voor de muur, dan was de eerste steen met inzinking plus uitsteeksel rechts van de mid delste los en naar binnen te schui- Toen de schatkamer klaar was, bracht de koning zijn schatten er in. Na verloop van tijd voelde de bouw meester zijn einde naderen, waarom hij zijn beide zonen tot zich riep en hij hun het geheim van de schatka mer meedeelde. Ter wille van hen had hij dit alles gedaan, zodat ze na zijn dood in weelde konden leven. Door hem ingelicht over de afstan den van de uitneembare steen zou den zij thesauriers van de koning zijn. Na de dood huns vaders lieten de jongelui er geen gras over groeien, doch gingen ze er 's nachts terstond op uit. Nadat ze de bewuiU steen gevonden hadden, duwden ze hem gemakkelijk naar binnen en namen ze veel van de schatten met zich mee. Toen de koning zijn schatkamer ge opend had, zag hij met verbazing, dat er een deel ontbrak aan de in houd van de kisten, waarin zijn kost baarheden bewaard werden. Er waren kisten met zilver, met goud en met andere schatten, in totaal iets meer dan 100. Als het aantal vaten met zilver de helft meer had geteld, dan het aantal vaten met goud, zou het dubbele geweest zijn van het aantal vaten met kostbaarheden. Als het aantal vaten met kostbaarheden ech ter de helft meer had geteld, dan het aantal vaten met zilver, zou het het dubbele geweest zijn van het aan tal vaten met goud. Hoeveel vaten van iedere soort stonden er? (Vraag 2) Wij keren naar de koning terug. Daar de regels ongeschonden waren en de schatkamer gesloten, wist hij niet, wie hij verdenken moest. Toen hij zag, dat de inhoud van de kis ten voortdurend slonk de dieven hadden de smaak te pakken gekre gen verzon hij er het volgende op. Hij liet een val klaar maken, die hij in de buurt van de vaten opstelde. Toen de dieven naar gewoonte 's nachts verschenen en de ene naar binnen gegaan was, raakte hij in het donker in de opgezette val beklemd. Omdat hij begreep, in wat voor ne telige positie hij terecht gekomen was, riep hij zijn broer en bracht hij hem op de hoogte van het ge vaar, waarin ze beiden verkeerden. Hij spoorde hem aan zijn hoofd af te snijden, want als hij herkend werd, waren ze beiden verloren. Omdat dat plan zijn broer goed leek, liet hij zich overhalen en keerde hij na de steen weer op zijn plaats gebracht te hebben met het hoofd van zijn broer naar huis terug. Na het aanbreken van de dag be trad de koning zijn schatkamer en zag hij tot zijn verbijstering het ont hoofde lijk in de val, terwijl er ver der niets te bespeuren viel. Met de zaak verlegen liet hij het lijk op de muur van de stad ophangen, zette hij er wachtposten bij en beval hij hen ieder, die ze zouden zien jam meren of wenen, gevangen te nemen en voor hem te leiden. De moeder vond het verschrikkelijk, dat het lijk van haar zoon te kijk hing en beval haar zoon, die nog in leven was, in ieder geval de dode los te maken en terug te brengen. Voor het ge val, dat hij dat niet deed, dreigde zc naar de koning te zullen gaan en alles te vertellen. Toen de overlevende zijn moeder niet tot andere gedachten kon bren gen, verzon hij de volgende list. Hij zadelde enige ezels en belaadde ze met zakken gevuld met wijn. Ter hoogte van de wachters gekomen bij het voortdrijven van de ezels trok hij wat aan de van dierenhuiden ge maakte zakken, zodat er een paar „poten" van die huiden los raakten. Toen de wijn er uit stroomde sloeg hij zich luid schreeuwend voor het hoofd, alsof hij niet wist naar welke van de beide ezels hij het eerst moest gaan om het ongeluk te verhelpen. Toen de wachters de wijn zagen stro men, snelden ze naar de weg met emmers om het kostelijke vocht, be ter dan hun schrale bier, op te van gen. De dief deed net alsof hij boos was en schold hun de huid vol. On verdroten gingen zij echter door met het inzamelen van de uitgestroom de wijn, die ze als een buitenkansje beschouwden. Door de troostwoorden van de wachters, werd de dief op den duur zachter gestemd en bedaar de zijn voorgewende boosheid. Ten slotte dreef hij de ezels van de weg af en bracht hij de zaak weer in orde. Na wat heen en weer praten waagde één van de wachters het de gek met hem te steken en maakte hij hem aan het lachen. Het ijs was gebroken en ter bezegeling van de vriendschap bood de dief een zak met wijn aan. Daarop zetten allen zich in een kring en nodigden ze de dief uit met hen mee te drinken. Hij liet zich overhalen, maar wachtte zich er wel voor veel te drinken. Door de vriendelijke behandeling ver tederd bood hij hun zelfs nog een zak aan. Na rijkelijk genoten te heb ben van de overvloed werden de wachters erg dronken, waarna ze ter plaatse hun roes uitsliepen. Ten slot te de derde vraag. Hoe groot was het aantal wachters, als nog met de volgende gegevens rekening wordt gehouden? Er waren 4 zakken, ieder met een inhoud van 12 liter. Uit de ene zak was 2 maal zoveel verloren gegaan, als uit de andere. Ieder kreeg een geheel aantal liters, ter wijl de dief 1 liter dronk. Had de dief niet meegedronken en was er niets verloren gegaan, dan had ieder 1 liter meer gekregen. De vragen geven resp. aan punten 2, 2, 1 to taal 5. In de volgende rubriek hopen we het slot te geven met nieuwe win naars en correspondentie, daar de ze rubriek anders te groot wordt. In de vorige rubriek stond als drukfout aan het eind opgave 12 in plaats van 14. Oplossingen van opgave 15 worden ingewacht uiterlijk Woensdag 23 Ja nuari 9 uur bij het bureau van dit blad onder het motto „Hersenkraker- tjes". ANTON VAN MEEDEN. ZONDAGSBLAD 12 JANUARI 1952 5 Kruis Christus' lijden is Zijn opperste daad IAAT het niemand gezocht lijken, dat we bij de X over het Kruis schrijven. Zowel naar zijn vorm, als naar het Griekse woord dient het hier besproken te worden. En de enige moeilijkheid terzake is dan ook niet de plaats ervan in ons woor denboek, maar het feit dat we met dit onderwerp nimmer klaar komen en het dus ook nooit recht doen. Eerst iets over de vorm van het kruis. De Romeinse strafpleging maakte gebruik van drie verschil lende kruisen, welke men overigens afgekeken had .van de barbaarse volkeren in het verre Oosten, die door Rome overwonnen waren. Een vreemd maar helaas vaak voorko mend feit: de brengers der bescha ving nemen over wat ze denken te bestrijden! Het eerste kruismodel had daarbij de vorm van onze let ter X: twee kruiselings saamgebon den balken. Het tweede leek op on ze T: bovenop de opstaande stam werd een horizontale dwarsbalk be vestigd. Het derde model had deze dwarsbalk een eindje onder de bo venkant van de opstaande stam aan gebracht. Uit het feit dat het op schrift Jezus de Nazarener, Koning der Joden boven het hoofd des Heren kon aangebracht worden, mogen we besluiten, dat op Golgotha een kruis van de laatste vorm dienst deed, ook al vinden we in de beeldende kunst dan ook de beide andere kruisigings- wijzen afgebeeld. Maar die schilde rijen zijn ook om andere redenen al lesbehalve betrouwbaar. Daar is al direct de gangbare afkorting van het opschrift tot INRI, gevormd uit de voorletters van de latijnse tekst. Daar is voorts het feit dat men de kruisen veel te hoog doet zijn: de gevonniste hing hoogstens enkele voeten boven de begane grond, maar waarschijnlijk door de vermelding van de rietstaf waarmee men Hem te drinken gaf kwam men tot een totaal onwaarschijnlijke lengte van het marteltuig. En daar is ook nog het feit dat men de eigenlijke kruis- hechting volkomen onjuist weer geeft: de veroordeelde werd door touwen, die onder zijn oksels wer den doorgeslagen op het reeds in de grond geplante kruis getrokken en vervolgens vastgebonden of gena geld. Een andere manier zou de beulsknechten te veel inspanning ge kost hebben en zij zijn niet bepaald mensen, die een terechtstelling op de meest zachtzinnige wijze voltrek ken. Overigens mogen we de afbeel- ders dit alles niet te zeer euvel dui den, aangezien we zelf over vrij veel in het ongewisse blijven. De Romeinse historici zijn buitengewoon schaars met hun berichten over te rechtstellingen. Zij schrijven immers om de goddelijke grootheid en goed heid hunner keizers te bezingen, en die zijn er weinig op gesteld de duistere details van hun bewind ge boekstaafd te zien. Terwijl de krui siging bovendien enkel slaven en an der veracht volk geldt, en die acht men immers minder dan dieren! VOERT zo de vorm van het kruis ons reeds naar de X, nog meer doet de naam. Weliswaar wordt het meest benut een ander woord het griek- se stauros maar dat is feitelijk alleen de aanduiding van de dwars balk welke de gevonniste zélf mee moest torsen naar de plaats der te rechtstelling, en opnieuw ontdekken we hier een vergissing der schilders, die Christus graag beladen met een geweldige boom. Het woord voor het eigenlijke kruis als geheel is even wel xulon, letterlijk: het hout. Zo wordt het ook met name door Pau- lus aangeduid Galaten 3 vers 13 door Petrus in zijn eerste brief, hoofdstuk 2 vers 24; en door Stefanus in zijn rede voor de hoge raad. „Het hout", en meteen schiet ons de tekst uit het Oude Testament in gedachten dat een ieder, die daar aan hangt, vervloekt is. Waarmee wij dan meteen op het terrein van het waarom en waartoe zijn; een terrein waaraan de evangelieschrijvers en heel de Bijbel oneindig meer aan dacht schenken dan aan het Hoe. Waarom en waartoe is Christus ge kruisigd? Laat ons allereerst vast stellen dat het daarbij niet ging om een ongewild lot, dat Hem overkwam tegen wil en dank. Wanneer wij bij alle ongewisheid ergens zeker van zijn dan is het wel hiervan dat Hij deze dood bewust verkozen heeft. Het ging Hem er niet enkel om om voor Zijn volk te ste-ven Hij wil de zó en niet anders Zijn leven ge ven. Als ik dit zo neerschrijf, neem ik positie naar twee zijden. De ene opvatting indertijd met klem ver dedigd door allerlei beschrijvers van het leven van Jezus is dat Hij en kel een slachtoffer geworden is van Zijn idealen en dat in deze kruis- kti-tHHHHttHHH» g fjlERONYMUSspra- ken toy tot de man, die naar deze naam placht h te luisteren, indien zulks 5 hem zin de, „Hieronymus, 5 toe zullen ons brood in net zweet van ons aanschijn fit eten, en voorts is er van fit werken nog nooit iemand fit doodgegaan Dat laat- fit ste voegden we er zeker- 6 heidshalve maar terstond aan toe, overmits we uit vele voorgaande ge sprekken wisten dat Hie ronymus ons zou verze keren dat arbeid zijn be grafenis machtig zou ver haasten. Feitelijk vormde deze potentiële plechtig heid ook de aanleiding tot ons onderhoud, want Hie ronymus had ons eerst de heftigste verwijten met vele onverhulde doods- voorspellingen gedaan in verband met het feit dat hij niet in de Kersemis gevallen was. Mochten we hem geloven maar dat deden we principieel nooit dan had hij met zijn vrouw al de zeven feest- dagen brodeloos verwijld aan de rand van de onder- gang. Helaas wisten we pertinent zeker dat er geen zeven feestdagen gs- tveest waren, alsmede dat I Hieronymus in elk geval t op tenminste acht verschil- t lende en door diverse wijken, parochies en in stellingen belegde festivi teiten verbazingwekkende hoeveelheden koekjes, tim pen, krentenbroodjes, kransjes, slofjes en wat dies meer zij achter zijn consciëntieus malende ka ken geborgen had. Ja, we wisten zelfs nog meer, want Hieronymus, die meestal zie boven SUCCES ZONDER SUCCES geen vin uitsteekt, was by veie dezer bijeenkomsten uitgebarsten in een ver bijsterende activiteit en had sic]i hier en daar en overal aangepresenteerd zogezegd om te hèlpen, waarbij men aan de al- aar een griezelig schouwspel. Maar wij ble ven spijkerhard en ver volgden: „En daarom heb ben we nu een baan voor je, Hieronymus, een baan, die je in staat zal stellzn voor je vrouw en jezelf lengs opzwellende vorm zorgen, gelijk het jou op je zestigste jaar betaamt". En toy vertelden hem ons arrangement. Eerlijk, wij vertelden het met enthou siasme, want we zagen er véél in. Dit was ons plan: een onzer bevriende rela ties heeft in zijn aparte branche een nieuw gega- randeerd-solidc merk ge creëerd, dat luistert naar de niet geheel oorspronke- lijke maar altijd tref- zij- en binnen-zakken had kunnen constateren dat de dorsende os niet gemuilband was en me nigten van korreltjes en graantjes meepikte. In de vreugde der afgelopen da gen hadden we hem dit gegund; we hadden hem noch gefouilleerd aan gezien niemand zijn bu.t toch meer lusten zou noch met toe was ontgaan. Zodat al met al helemaal niet nes, snijkoeken of plof meewarig gestemd tvaren bij het verhaal van zijn huiselijke hongersnoden en star op ons stuk bleven staan dat Hieronymus, die niet in onze wijk woonde middelen zijn daartoe be- ■JHHHHMHHHMJ-jJ hem straat en adres. Ver volgens koerste hij der waarts en een telefoontje berichtte ons dat hy per 8.30 de naaste morgen zijn ambt zou gaan vervullen. Zo was dus alles in k«r.- nen en kruiken en we hodden iets van die trotse ootmoed, die bij een der gelijke affaire past. Niet waar, ditmaal dan toch succes? Men mag toch wel eens iets bereiken? Ai ons, we hadden te vroeg gejuicht. Want die volgende dag omstreeks vier uur in de middag kwam er weer een tele foontje en onze bevriends relatie was daar en zei: „Zeg, als jullie nog eens wat voor me weet, hou dan voortaan je mond, wil je?" Toen voorvoelden we stilaan dat er toch nog iets mis was gegaan tn informeerden: „Is die Hie ronymus dan niet óp ko men dagen?" De relatie lachte honend: „Op komen dagen? Wis en zeker wel. Hij was er om kwart 1 fietsen zijn, want we 1 geren hier er nu reclame voor te maken. Maar dit „Succes" 4ieeft niettemin acht vanmorgen; hij heeft reclame nodig en welke de wagen meegenomen en en die zoveel gehamsterd had, geen extra pakket of gave van node had e hij diende te werken de kost. Vandaar onze aanhef: „Hieronymus, we moeten arbeiden voor ons brood...." houdens een advertentie blad méér dien dat stig dan een met grootse oor schilden opgesierde hand- nze wagen, die door onze stra ten wordt rondgereden. Achter deze wagen hadden wij in de geest Hieronymus Hieronymus knikte triest zten lopen, en wij wisten dat dit hem no/ch zjn windeieren met de knik van een mens, die daarin nog zijn laatste Succesbaas redding ziet. We zagen zou leggen, hem denken: „Knik je niet, dan heb je niet; knik je wel, wie weet...J?" Zijn hoofd knakte op zijn dun- magere hals als ee Hieronymus begon met bedenkelijk te kijken, maar dat doet hij altijd. Daarna zeide L\j er niet temin wel iets voor te den en daar heeft-ie voor zijn eigen huis ge parkeerd; van kwart voor negen tot kwart voor vier, want hij moest koffie drin ken, zei-ie en hy toas nog nijdig dat we hem niets wilden betalenIk heb hem zelf overvallen; ze zaten met z'n beien alle maal kersttimpen te eten... het leek wel een failliete bakkerij daar Zodat ik maar zeggen wou dat je met Succes ook niet altijd succes hebt IJKPRED1KANT. Aaronskelk op een koren- voelen en we noemden dood dus een totale mislukking zege viert. Niets is minder waar: Zijn dood is volledig vanaf het eerste moment in Zijn plan opgenomen, al mogen we erbij zeggen dat elke ge dachte aan de vervulling van een le vensprogram geen recht doet aan de spanningen en benauwdheden welke dit uitzonderlijke leven doormaakte. Maar overigens: inderdaad, Jezus wilde Zijn leven geven omdat Hij goede Herder is. Dat zegt Hij duide lijk van het begin van Zijn optreden aan. Maar dat wordt ook daarvoor reeds uitgesproken. We behoeven niet eens de hulp in te roepen van die overigens schone legende, die verhaalt hoe Moeder Maria op een dag met 'wanhopige schrik ont waart hoe de schaduw van haar op groeiende Zoon, die voor Jozef een balk aandraagt, op de witte muur van het huisje de figuur van een ge kruisigde tekent. Simeon heeft het immers reeds bij het allereerste tempelbezoek aangekondigd dat dit Kind gezet wordt tot een „ergernis", een „steen des aanstoots" voor ve len tot val èn opstanding, en ook hoe een zwaard door Maria's hart zal gaan. En nog veel eerder is dit al les voorzegd, als er gerept wordt van de komende lijdende Knecht des Heren, die veracht zal worden en welke verachting is groter dan die welke een kruiseling treft! De Heiland wilde sterven. Méér, de Heiland wilde zó sterven. Ook te genover hen, die iets van deze doods noodzakelijkheid verstaan, maar die dit tè erg vinden, moet ik dus po sitie nemen. Het is niet moeilijk dit te doen. Te vaak verhaalt het evangelie van aanslagen en pogingen daartoe op het leven van Christus. Men wil Hem van de steilte afwer pen. Men begeert Hem te stenigen. Men wenst Hem te verlokken tot een rebellie waarop de Romeinse over heid enkel met geweld van mili tairen zal antwoorden. Herodes zoekt Hem als pas-geborene met het zwaard om het leven te brengen. Maar al die aanslagen worden afgewezen. Je zus wil het kruis. En we dienen te vragen: waarom juist dit Kruis? "D IJ het zoeken naar een antwoord op deze laatste vraag dreigen we gemakkelijk een verkeerd spoor in te slaan. Zo is hier bijvoorbeeld de verzoeking groot om te spreken van het vreselijkst-denkbare lijden. Daarachter moet men echter vele vraagtekens zetten. Reeds hierom: voor de Zoon Gods is èlk lijden on uitsprekelijk groot. Mogelijk kunnen we daarvan iets beseffen wanneer we als mensen, die bewust trachten om eerlijk en rechtschapen door het le ven te gaan, in aanraking komen met het lijden en de ellende der misda- digerswereld. Wie daar de spiritus drinkers, de verworden prostitué's en hun lotgenoten bezocht, houdt het bij hen niet uit en als een dwang voorstelling kan hem de gedachte bij blijven wat het wel moet zijn om in dat gezelschap te leven en te ster ven. Hoe oneindig vreselijker is het voor God om in onze wereld te lij den en te sterven. Maar bovendien: is het kruis wel werkelijk de ontzet- tendste aller pijnen? De Romeinse strafpleging blijkt dit te ontkennen, gezien het feit dat men bij de krui siging nog talloze neven-martelingen toepaste, waaraan de Heiland ont kwam. Uit martelarenboeken weten we meer van deze kwellingen, te vreselijk om in een Zondagsblad af te drukken. Eén wordt er met name in de Bijbel genoemd: de gewoon te om de gehangenen de beenderen stuk te slaan en hen vervolgens le vend te verbranden. Daarop doelt al thans de verwondering van bewakers en vrienden, wanneer Jezus de geest geeft, eer deze genadeslagen op Hem werden toegepast. Dit ontkomen aan de laatste marteling maakt ook dat Hij bij de rijken in Zijn dood is ge weest, gelegd in een nieuw graf tot schrik der Joodse oversten des volks. Doch dit alles tezamen wettigt niet de vermelding van het kruis als vre selijkste aller torturen. Neen, Hij wil het kruis omdat het de straf van de volledige vervloeking vormt. Het gaat Hem niet om de onduldbare pij nen alleen, dat ware nog een te zeer gebonden blijven aan het enkel- menselijke. Het gaat Hem om het dragen der totale verwerping door mens en God. Juist daarvan is het Kruis het duidelijk-aanwijzende sym bool. De gekruiste behoort nergens meer toe: niet meer tot de mensen en niet meer tot de aarde, want men heeft Hem van uit hun midden en van de grond af uitgestoten. Maar Hij behoort ook niet tot God, want boven Hem blijft de hemel gesloten en zelfs de zon verbergt haar aan gezicht... Ik zei reeds aan het begin: geen overweging doet dit Kruis recht. Als we dan tenminste dit maar verstaan hebben wat Ralf Luther in een be schouwing daarover neerschreef: „Passion ist höchste Aktion" Chris tus' lijden is Zijn opperste daad. En deze daad ving aan in de Kerstnacht om op Goede Vrijdag zijn voltooiing te vinden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1952 | | pagina 10