Na iwaalf jaar weer op de Kweek MOERDIJKBRUG OUD en NIEUW ZONDAGSBLAD Z3 DECEMBER 1951 „het qeheuqen weRkt Als een zeef, öie Alleen het zonLicht öooRlAAt" ET is, alsof de gladde knop van de Kweekschooldeur drukje van herkenning geeft, als ik hem een beetje aarzelend omdraai en de hal binnenstap. Daar sta ik dan weer in de oude, vertrouwde omgeving, waar de vogels in hun gla zen kast nog onbeweeglijk op het zelfde stokje zitten en de grote, staande klok met zijn statige tik nu de dag indeelt voor nieuwe genera tics van kwekelingen. De ondefinieerbare, maar nimmer vergeten geur dringt m'n neus Din- nen en daarmee het gevoel van be klemming, dat vroeger met iedere entrée van dit gebouw onverbrekelijk verbonden was: Zou ik die beurt met Frans kunnen omzeilen? Van wie zou ik die stereosommen kunnen overpikken? Vreemd, dat geuren zo'n grote rol spelen in de herinnering. In deze omgeving kan het wel haast niet anders, of onmiddellijk wordt op dit verschijnsel een naam geplakt uit het paedagogiek-dictaat: associa tie van gelijktijdigheid. Twaalf jaar is het nu geleden, dat deze deur voor het laatst achter ons dichtviel en de meesten van ons hoorden toen die klap met een zucht van verlichting. Ja sommige klasse genoten verklaarden zelfs plechtig, dat zij niet dan in uiterste noodzaak deze plaats der loutering weer zou den betreden. Ik weet niet, hoe het die anderen vergaan is, die nu in de steden en dorpen van ons goede vaderland de jeugd opvoeden tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden. Wat ik wel weet, is dat voor mij, de deser teur uit hun gelederen, het woord van Stijn Streuvels in vervulling ging: Het geheugen werkt als een zeef, die al leen het zonlicht doorlaat. De herinnering aan vervelende ge beurtenissen, aan vernederingen, straffen en slechte repetities is ver vaagd, maar die aan de mooie mo menten bleef. De Kweekschooltijd, dat is nu een druilerige middag in December in de aula. De klas staat om de piano geschaard en zacht klinken de oude Kerstliederen door het gebouw: ,,Les choeurs angéliques ont chanté Noël, Mêlons nos canti- ques aux accents du cielDie tijd, dat is een zware boom over nog zwaardere problemen in het tramhuisje gedurende de middagpau ze, waarbij alle vraagstukken in ne velen verdwijnen als de debaters in de gaten krijgen, dat Melis niet meer luistert, daar zijn gedachten verwij len bij Miep uit de eerste klas, die juist voorbijwandelt. Geen wonder, dat oude mensen altijd over het ver leden spreken als over ,,Die goeie, ouwe tijd". Ja, zo zoetjesaan vermengde zich een licht gevoel van weemoed met die herinneringen aan de Kweek schooltijd en nu, na een dozijn ja ren, is die periode overschenen met de glans van een verdwenen geluk. Ik ben al zo ver heen, dat ik m'n krant laat zakken als de trein over de brug davert en ik even een glimp kan opvangen van de wonderlijke blokkendoos boven de ingang met het opschrift: Kweekschool met de Bijbel En zo is het dan met een gevoel van blijde verwachting, dat ik hier in de hal sta om weer voor één dag deel te hebben aan het le ven in deze kleine wereld, rj E stem van de concierge schrikt *-* me op uit dit zoet gepeinzen „Wie wilt u spreken, mijnheer?". En daarmee beginnen de onvermijdelijke teleurstellingen. „Mijnheer", wat een begeerlijke titel was dat vroeger, toen wij in deze lokaliteiten met „jon geman", met „die voorste bank daar" of in het gunstigste geval met onze achternamen werden aangesproken. Nu is het echter alleen maar een bewijs, dat weliswaar de coulissen nog dezelfde zijn, maar dat thans andere spelers het toneel bevolken. Zij hebben hier nu de rechten en de oude garde wordt hoogstens als gast geduld. De vertrouwde omgeving is niet in staat me weer in de vertrouwde sfeer te verplaatsen, want die sfeer wordt door mensen bepaald en van die mensen zijn er hier niet veel meer overgebleven. De oude concier ge, die iedere oud-leerling al bij de deur zo hartelijk verwelkomde, 13 gestorven en een vreemde dient me aan bij de directeur. Ja, hij wil me zelfs de weg wijzen naar de direc teurskamer, alsof ik die niet tien tallen malen met een bevend hart heb afgelegd. Maar die directeur zelf is geluk kig nog geen haar veranderd. Zijn oog is niet verdonkerd en zijn kracht is niet vergaan. Hij loopt nog met dezelfde zware passen over de lange bovengang op me toe en onwillekeu rig heb ik de neiging om eerbiedig een stapje op zij te gaan en zo on opvallend mogelijk langs hem heen te glippen. Gelukkig herkent de baas me on middellijk en even later zitten we in zijn heiligdom druk te bomen over de mensen en dingen uit het verleden. Maar de voor het meren deel zeer jeugdige leraren, die de een nó de ander binnendruppelen, zijn vrijwel allemaal onbekenden. Naast de directeur is nog slechts dc wis- en natuurkundeman overgeble ven van de oude garde. Hij is wat ouder geworden en heeft nog wat meer haren verloren, maar daarbij blijft het dan ook. Daar klinkt het snerpend geluid van de bel door gangen en loka len. Negen uur. De lessen gaan be ginnen. "PERSTE uur, paedagogiek in 4b. De ouwe trouwe schoolbank om sluit me weer alsof ik nooit weg ben geweest. Achter me is het glas- in-loodraam, dat ik eens bij een mis lukte worp met een gymschoen ver brijzelde. Dat kostte me twee maan den zakgeld. Daar zat driftige Her man, nu een degelijk huisvader en daar Hans, die thans aan de V.U. hogere en toch op calvinistische leest geschoeide wetenschap opdoet. En daar op de tweede bank zat de wat stille Bernard, een trouw kameraad wiens levensdraad helaas al vroeg werd afgesneden. Een stroom van droeve en blijde herinneringen komt hier op me aan. Maar als de directeur met de les begint, hebben de gedachten geen kans meer af te dwalen van het he den. Met zijn ogen, zijn stem en zijn gebaar houdt hij allen ook de bezoeker bij de les. Even een popelend afwachten, ja hoor, daar gaat de hoed op het hoofd als vanouds. En zo, met gedekten hoofde voor de klas heen en v/eer lopend stelt hij zijn vragen. Af en toe een krabbel op het bord, een schema, een naam. „Welk verband bestaat er tussen het leerleesboek en het jaar 1857? Al zouden we er goud mee kunnen verdienen, we weten het niet. „Waarom legt de moderne paeda gogiek zo sterk de nadruk op het „oor delen"? Dat laatste doet niet alleen de mo derne paedagogiek, maar ook de vragensteller zelve. Nog altijd heeft hij een heilige afschuw van het on begrepen „nakauwen" uit boek of dictaat. Wee hij of zij, die een in gewikkelde definitie verhaspelt en al dus blijk geeft niet tot de kern van de hierin geboden wijsheid te zijn doorgedrongen! De hele les is er op gericht de leerlingen te prikkelen tot het zelf-nadenken, een eigenschap die op de middelbare scholen he laas maar al te dikwijls ontbreekt. De paedalessen hebben menig kweke ling een benauwd uurtje bezorgd, maar eerst later zullen ook deze jon gelui ontdekken, dat ze voor hun ka raktervorming van grote betekenis zijn geweest. DIJ de geschiedenisles valt het op, -*■* dat veel minder waarde wordt gehecht aan de parate kennis van een ontzaglijke hoeveelheid jaartal len, zoals in onze dagen toen het huis werk kon bestaan uit het leren van de „Stamboom van het huis Valois". Een ware nachtmerrie voor mensen met een slecht geheugen voor getal len. De geschiedenis van Italië in de 19e eeuw wordt behandeld en we ho ren de vertrouwde namen van Ca- vour, Carbonari, Garribaldi en Solferi- no vallen. Natuurlijk verschijnt Hen ri Dunant met zijn Rode Kruis ten tonele en de vraag, waarom deze in stelling een rood kruis op een wit veld tot embleem voert blijkt nog steeds opgeld te doen. Van Musso lini wordt verteld, dat hij eerst on derwijzer was, maar journalist werd, omdat dit hem meer opleverde. „Put that in your pipe and smoke it", zegt de Engelsman in zo'n geval. Het gymnastiekuur is een openba ring. Vater Jahn zou zich in z'n graf omdraaien, als hij dat meemaakte. Al het Pruisische gecommandeer en stokgestamp zijn verdwenen. De be wegingen zijn niet hoekig meer en het rhythme neemt een voorname plaats in bij de oefeningen. Er wordt gehuppeld op de vrolijke tonen van de piano en alles is oneindig veel lichter en luchtiger dan vroeger toen ook de gymnastiekles op de lagere school iets van een militaire parade had. En tenslotte belanden we dan bij de zangles in de aula. Aan deze aula is de herinnering verbonden aan het schriftelijk examen. Hier zat ik®* transpirerend neer aan het kleine tafeltje voor steeds wisselende opga ven. Hier ook was de examenklas te voren bijeen gekomen; een groepje bange kinderen vol angsten en vre zen, om te luisteren naar de troos tende woorden uit Psalm 126: Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich weder komen, dragende zijne schoven. De oude zangleraar is niet meer. In de donkere oorlogsjaren is hij ge storven. Menig vrolijk moment be leefden we hier onder de zangles. Met hoeveel vuur demonstreerde de zangman ons, hoe de mond wijd moest worden opengesperd om zui vere tonen te doen weerklinken. Dan viel op het kritieke moment soms het gebit uit des leraars mond en met onnavolgbare handigheid wist hij dat dan ter hoogte van z'n middelste vestknoop op te vangen. Nu prijkt naast de theorieles een speciaal uur „koorzang" op het roos ter en de resultaten van dit novum zijn werkelijk verbluffend. Vergele ken bij dit welluidende, beheerste vierstemmige gezang brachten wij vroeger slechts kattengejainmer voort. Zou deze generatie van kwekelin gen later ook met zoveel weemoed terugdenken aan een moment als dit? zo vraag ik me af. Waarschijnlijk wel. Ook zij zullen wellicht nog eens terugkeren, als nieuwe generaties hun plaatsen hebben ingenomen en ook zij zullen dan pas beseffen, wat die jaren op de Kweek voor hen heb ben betekend, omdat dan ook bij hen alleeD het zonlicht op de bodem van het geheugen zal zijn achtergebleven. 80 jaar LANGSTE BRUG VAN NEDERLAND Werd Nieuwjaarsdag 1872 in gebruik genomen ff ET zal 1 Januari a.s. tachtig jaar geleden zijn, dat de Moerdijkbrug over het Hollandsch Diep in gebruik werd genomen. Velen, die soms achteloos de won derbaarlijke producten van technisch kunnen voorbijgaan, weten niet hoeveel bezwaren vaak eerst moesten worden overwonnen, aleer de technische plan nen konden worden verwerkelijkt. Toen in het midden der vorige eeuw het railverkeer zich steeds sterker evo lueerde, was het noodzakelijk, dat de grote rivieren werden overbrugd. In 1859 hadden de heren Bredius en Van Sypesteyn te 's-Gravenhage con cessie verkregen voor de Zuiderlijnen. Nu moest de uiterste zorg worden be steed aan de keuze van de punten van overgang. Ernstige bezwaren rezen van verschil lende kanten, bezwaren uit waterstaat kundig oogpunt! Ten dezen waren er twee stromingen. De ene wilde één centraal verbindings punt kiezen. De deskundigen evenwel oordeelden, dat de toestand van de Noorder-Lekdijk niet toeliet over deze rivier een brug te bouwen. Daardoor kwam het denkbeeld om een spoorlijn van Utrecht over Kuilenburg naar Den Bosch aan te leggen, te vervallen. Daar om zocht men een centraal verbindings punt meer Oostelijk en stelde men zich een lijn voor, die van Maarsbergcn uit gaande, over Tiel en Lith naar Den Bosch zou lopen. Ook van de grondbezitters uit de Be tuwe kwam scherpe reactie. Bruggen kwalificeerden zij als „dijkbreukwerk tuigen". Zij vonden het beter, dat onder de Waal een tunnel werd gegraven. De Gorkumse gemeenteraad vreesde, dat de gehele Tielerwaard, de Vijfhe- renlanden, de Alblasserwaard en het Land van Arkel zouden worden uitge wist van de kaart van Nederland en een tweede St. Elizabethsvloed het graf van duizenden en tienduizenden zou wor- Ook het Kamerlid Taets van Ameron- gen zag het grote gevaar van rivier overgangen. Hij zei: Een ieder, die de rampen van ijsgang en daardoor ont stane doorbraken heeft gezien en bijge woond, kan, dunkt mij, zich voorstellen, hoeveel groter nadeel zij zullen teweeg brengen, wanneer die op genoemde pun ten mochten plaats grijpen, dan wan- die op lager gelegen punten moch- illen. In plaats van een brug wilde men zelfs voor de spoorlijn Den Bosch- Utrecht een stoompont inleggen te Tiel! We hebben deze kleine historische aantekeningen in de herinnering terug geroepen om te laten zien, hoeveel be zwaren men in de vorige eeuw wel had tegen de bouw van bruggen. Teneinde zich te laten voorlichten, in zake een brug over het Hollandsch Diep te Moerdijk, liet men een Engelse expert op bruggenbouwgebied overko men, om van zijn advies profijt te kun nen trekken. Deze ingenieur kwam juist in de winter in ons land en zag, dat de grote rivieren vol ijsschollen dreven. Zijn oordeel had hij toen spoedig ge reed: Holland was geen land voor de bouw van bruggen, meende hij. Maar onze ingenieurs zetten door, wis ten dc talrijke bezwaren, die tegen de bouw van rivierovergangen werden gé- maakt te overwinnen en slaagden! Daar mede was hun roem gevestigd over de gehele wereld. De Moerdijkbrug, de langste ruim 100 meter, overspannen de woelige wateren van het Hollandsch Diep. Voor de communicatie van Zuid- met Noord-Nederland is deze rivierovergang van eminent belang. Lange tijd was dc brug ook de groot ste van geheel Europa. 23 November 1871 werd de bouw op geleverd. Een maand later ongeveer werd hij goedgekeurd en daarna op Oudejaarsdag 1871 officieel geopend. Nieuwjaarsdag 1872 werd deze oeverver binding in gebruik genomen. Een gedeelte der brug was draaibaar t.b.v. de scheepvaart, maar in 1936 werd dit gedeelte onbeweegbaar gemaakt. In de laatste wereldoorlog werden verschillende bruggen opgeblazen en meerdere specimen van ingenieurskunst zijn toen vernield. Ook de Moerdijkbrug werd zwaar gehavend. Nauwelijks was evenwel de strijd voorbij of men begon aan het herstel dezer laatste brug (Juli 1945!) Reeds in Augustus 1946 kon Prins Bernhard de voorlopig herstelde Moer dijkbrug openen. Ze bestaat thans uit di verse stukken, waardoor het sierlijke aspect van weleer verdwenen is. Desniettegenstaande is en blijft de Moerdijkbrug van enorme betekenis voor ons land, ja ook voor het internationale ZONDAGSBLAD 29 DECEMBER 1951 I in de vorige eeuw VOLKSGEWOONTEN hebben niet zel den een taai bestaan en worden vaak in stand gehouden zonder dat men de oorspronkelijke betekenis, de „zin" ervan begrijpt. Zo is het ook met de gebruiken bij de viering van het Nieuwe Jaar, welke meest plaats vinden in de nacht van 31 December op 1 Januari. Ze zijn in 't ge heel niet van Christelijke oorsprong. Het onsteken van „Oudejaarsvurcn", zoals dat nog wel plaats vindt, in het Zuiden van Friesland, houdt verband met het oude volksgeloof, om de gees ten der afgestorvenen, welke rond- hoorn, liefst bere geluid verder te doen doorklinken; daarvoor luidde men de klokken op middernacht; daaraan herinnert ook bet lossen van schoten. Al het lawaai, dat ook tegenwoordig nog gemaakt wordt in de Oudejaars nacht, als verwelkoming van het Nieuwe Jaar, is afgeleid van deze oeroude ge- Met het aanbieden van gelukwensen op 1 Januari staat het evenzo. De Romeinen hadden reeds deze gewoonte en noemden 1 Januari een „schenkings dag". Het uitspreken van wensen werd beantwoord door het geven van een tegengeschenk. Men gaf over en weer: de een in de vorm van een wens, de ander in het uitdelen van een gave. Waar men tegenwoordig het „Nieuw- jaarwensen" beperkt tot zijn familie, in tieme kennissen of zakenrelaties, daar was dit in de 19e eeuw nog een soort bedelpartij om de „gave". Allerlei lie den, behorend tot een of andere publieke „betrekking", als; straatvegers, vuilnis- ophaalders, porders, lantaarnopstekers, nachtwakers, klokkenluiders, torenwach ters, omroepers en wat niet al, s:oofden zich uit door een of ander tijdgedicht, ge drukt op papier of kaart, waarop hun nuttige functie werd afgebeeld, hun wensen aan te bieden, in de stellige ver wachting een fooi te ontvangen. Dat gebeurt nu niet meer, en men kan alleen in verzamelingen of musea deze „zegenwensen" nog bewonderen. Een vaste gewoonte was voorts het schrijven van een gedicht, bedoeld als nieuwjaarswens aan ouders, grootouders, ooms en tantes. Op met fraaie bloem motieven versierd papier, dat men „kransje" noemde, werd onder toezicht van „meester" op school onder uiterste krachtsinspanning de nieuwsjaarswens opgeschreven. Op Nieuwjaarsdag moest deze wens netjes worden opgezegd en kregen de brave kinderen een beloning voor de spaarpot. Het naleven van deze oude gewoonte eiste niet zelden een niet kleine belasting van het nieuwjaarsbud get. vooral als men veel kinderen of kleinkinderen bezat. Bij het speuren in mijn familiearchief kwamen mij dergelijke nieuwjaarswen- N1EUWJ AARSWEN SCH AAN MIJN GELIEFDE GROOTMOEDER Grootmoeder! Ik kom op den [blijdste» der dagen, Tot u op deez' dag met een [vroolijk gemoed; Met blijdschap mag ik van [Gods gunst nog gewagen, Ontvang met genoegen mijn [heilwens en groet. De God van uw leven, die u [zoo veel jaren Bewaarde en voedde, zijn zegen [u gaf, Wil u in uw grijsheid behoeden [en sparen, En keer allen nood, allen ramp van u af Deze wens werd door de onderwijzer geschreven op een groot vel papier, met aardige plaatjes bedrukt. Deze plaatjes werden op smaakvolle wijze uit de hand gekleurd. Meester had bij het schrijven extra zijn best gedaan. Verschillende hoofdletters zijn voorzien van fraaie krullen, die menig schriftkunstenaar van onze tijd jaloers kunnen maken. De Moerdijkbrug na de bevrijding. In betrekkelijk korte tijd werd ze hersteld en op de vorige pagina ziet men de brug in haar tegenwoordige gedaante. Nr 13 TJOEWEL reeds enige oplossers het minimum aantal van 50 punten hebben behaald, is het tot mijn spijt nog- niet mogelijk in deze rubriek reeds de eerste winnaars te vermel den. Door de feestdagen moet n.l. de rubriek voor het nummer van 29 De cember a.s. zo vroegtijdig worden in geleverd, dat er nog oplossingen van hersenkrakertje 11 na die tijd kunnen binnenkomen. Zodoende hoopt de re- racteur in de daarna volgende rubriek in staat te zijn het nieuwe jaar met een dubbele groep prijswinnaars te kunnen beginnen. Nog even geduld dus! degenen, die niet in staat zijn geweest één van de talrijke oplossingen te vinden, volge hier een voorbeeld: 1 56 17 32 3 28 25 30 16 33 2 53 60 31 4 27 55 64 57 18 45 26 29 24 34 15 54 61 52 59 44 5 11 38 63 58 19 46 23 48 14 35 12 51 62 49 6 43 39 10 37 20 41 8 47 22 36 13 40 9 50 21 42 7 Het aantal oplossingen van de 11de hersenkraker heeft mijn stoutste ver wachtingen ver overtroffen. Algemeen was raen van oordeel, dat dit een pracht-puzzle was, die door zuiver re deneren te vinden was. Gezien de reactie lijkt het mij volkomen terecht hiervoor 3 punten toe te kennen. Ook van deze puzzle volgt hier een op lossing, die ik zou willen kenschetsen als een bewijs uit het ongerijmde. Ik houd me aan het bij de opgave gegeven schema. Plaats 1 2 3 4 5 6 7 (jongste) A a Aa Aa Aa Aa Aa Aa B c Be Be Be Be Bc Bc C d Cd Cd Cd Cd Cd Cd D g Dg Dg Dg Dg Dg Dg E o Eo Eo Eo Eo Eo Eo F p Fp Fp Fp Fp Fp Fp G r Gr Gr Gr Gr Gr Gr G c Eg Bp Co Ar Fd Da Volgens (9) ligt d op 6, dus d schrappen bij 1 t/m 5 en 7. Tevens a. c, g, o, p en r schrappen bij 6. D ligt niet op 6 volgens (1). p heeft 2 buren volgens 2, ligt dus niet op 1 of 7. a is ouder dan 42 jaar volgens (5), ligt dus niet op 1 t/m 4. B is 37 jaar oud, ligt dus niet op 4 t/m 7. OUDEJAARSGEDACHTEN ■a-a-H-a-a-H-H-H-a-iH}- QEBOGEN en gekreu- aCr keld, een grijsaard, stond het Oude Jaar bij jö me in het spreekkamertje. Een moe man in een pak van louter oude kranten onze krant: ik herkende jjt 'n poar koppen, die evene - jjt meuten van het voorbiie A 1951 hadden gemarkeerd. J? Maar de bladen waren jjr smoezelig geworden, alsof Y er boterhammen en nieu- K1 we haringen in verpakt Y geweest waren; alsof ze Y hadden gediend om for- Y nuizen en vette petrolie- y toestellen schoon te boe- y nen en waarschijnlijk was Y dat er ock wel mee ge- Y beurd. Met kranten gaat 't y al net als met jaren: eerst Y worden ze juichend ivge- T haald en dan weggegooid. Y Ze stond hij daar dan ten y afscheidsbezoek: een moe y mun met 'n schorre slem y en 'n traan, die langzaam y omlaag gleed. 2 „En", vroeg hij dan. „En, 2 ben je tevreden over me?" 2 Ik antwoordde niet direct: ik moest even nadenken al- X vorens dat te doen. Boue".- X dien: wie, die in dit werk zit, kan ooit tevreden zijn* j* Er is mogelijk wel veel ge- j», daan, maar oneindig meer j«, is onverricht gebleven, en over dat wat uit de bus jj, kwam voelt men zich altijd weer wat ongemakkelijk. Het had béter behoren te geschieden, meer in ie stijl van het Koninkrijk, minder belast met onze. A zonden en gebreken. Zo jjt talmde ik. Maar Oud Jaar hield aon: „Ik kom je zo gezegd Y interviewen", sprak hij. Y „De lezers hebben er toch Y recht op te weten wat je Y bracht. Je hebt zoveel van Y de Volkswijk verteld; kijk, Y ze hebben je stuk gele zen wat triest wees hij naar 'n Zondags blad, dat helemaal in flar den hing. „Daarom, nu deze laatscc keer, behoor ik hun feiten te noemen. Of „wat de of ben ik helemaal mis- komt een lukt?" Zijn oude stem brak bijna, toen hij dat fluister- iIgende maul wel terecht. De aanhon- der wint. Let maar op, zie de. je dit adres en dat, en die „Nee", zei ik. „Nee, mis- honderd andere? Die wil- wij gelukt zijn. Maar jij kwam later wel hebt je best gedaan. Kom ga zitten, dan vertel ik er dan weer i"En terwijl hij liet zakken op de Soms was het een bruiloft, geboorte, nog elders een begrafenis of een jubileum, die de aartsvaderlijke leunstoel, aanleiding vormden tot elke hij me zelf bezorgd had via bureau dezes greep ik mijn boeken en legde ze hem voor. Maar zijn ogen waren dof geworden en de cijfers drongen niet meer lot hem door en dus ging ik maar vertellen. Ik zei: „Vele dagen heb je ons geschonken, Oud Jaar, nu haast 365. Daarin zijn we er allereerst op vit Uit de VOLKSWIJK heb nog nooit zoveel vam het Evangelie begrepen alt op die samenkomsten. Dat is een wonder van Go<L En dan de kerkdiensten met de mensen uit Volkswijk Maar ben je financittt ock tevreden?", polste fcf verder. „Je pak heeft 'n aardige duit in het zakje gedaan lachte ik. „Ik kan het be drag niet precies zeggen omdat niet iedereen via het bureau van de krant stuurt, maar ik ben zeker dat je ons dit jaar met ten minste duizend gulden geholpen hebt; waarschijn lijk met vijftienhonderd. Iets minder dan verleden jaar, weliswaar, maar ik tenminste heb de laatste buit van dit 2500 jonge of oude jaar ook nog niet binnen. beter contact. En vooral natuurlijk ook al het club- en verenigingswerk. Tach tig verschillende activitei- ten hebt u, 1951, ons gebracht, el ke bereikt werden. Zondagschoolklassen en kinderclubs, moederkran- mannenverenigin- getrokken voor huisbezoek, gen, handenarbeidclubs Altijd maar weer opnie1 huisbezoek. Duizend ge zinnen bezochten we voor de eerste maal, één of sportgroepen, muziek gymnastiek, het valt niet op te sommen; ten minste niet zo eventjes op keren per gezin. Dan de grens der jaren duizend die al uit vroeger jaren ken den, ook weer ééns of va ker. Samen zo'n goede drieduizend bezoeken. Sommige heel kort, ande re uren aaneen; dat hangt er van af of je binnen en boven jnag komen, of dat ze vriendelijk tegen je zeg gen dat je de moeite beter sparen kunt „Dat moet heel triest zijn", vond Oud Jaar, als „Dat doe je dan mijn jonge vriend 1952 in het land issprak de sombere stem van Oud Jaar. „Jammer, ik had '-et graag stuk vi cies geweten, gaat zo gauw „Dat is 't 'm", beaamde ik. „Bovendien, je kunt niet overal tegelijk wezen: we zitten in zeven ver schillende gebouwen en dan knappen we nog over- ul uit. Als haringen in een weet: zo tegen Oudjaar en als het niet al te slecht 2 is gegaany Oud Jaar knikte ineens 2 strulend: „Ja", zei hij, „\k 2 zal nog één keer mijn best a doen; je hebt vijftigduizend nodig voor al dat werk, Y voor al die gebouwen, voor Y de tien vaste krachten, de jeugdleiders en jeugdleid- 2 sters, de sociale arbeid en 2 de hulp bij plotselinge moeilijkheden. Ik help je A stuk pre- hoor. Hier, hier heb je de nr de tijd laatste gift van 1951 Y Hij drukte me een bedrag Y in de hand. Toen hij weg was, zag ik dat het uw gift was, groot Ja, dat weet u zelf beter dan C is niet 6 en ligt lager dan A naast hem. C is dus ook niet 5 of 7 volgens (7) en (8), c is jonger dan C volgens (10) en ligt naast E volgens (3). C kan dus niet liggen op 1 of 2. Even min op 3, want dan komt B in het gedrang. C ligt alzo op 4, waar men alle hoofdletters kan schrappen, be halve C. Op 4 schrappe men c vol gens (1). Volgens (8) ligt op 5 A, r A 1 het andere vervalt op 5. In alle rijen is nu r en A te schrappen. Nu blijkt 7 a te zijn. Op 7 de rest schrappen. Op 2 ligt geen o, of p volgens (11). p ligt niet op 4 volgens (2), dus op 3. c kan niet op 2 liggen volgens (11), want C ligt op 4. Dus op 2 ligt g. c ligt op 1 en o op 4. E ligt op 2 volgens (3). G moet op 1 of 3 liggen volgens (11). Op 6 ligt dus F en op 7 D. B ligt niet op 1 vol gens (6), dus op 3 en G dus op 1. Men kan ook op andere wijzen het doel bereiken, maar het komt op het zelfde neer. Een geestige speculatie, dat Cornelisse, de meest genoemde, na tuurlijk de predikant was, geeft een verkeerd resultaat. Het feit, dat de geestelijke naast de predikant lag is minder vreemd, dan het sommigen leek. Ze schaakten en dat verklaart mij alles. Cornelisse zou zelfs een goede dominee zijn, omdat hij volgens (7) ook in zijn slaap zijn hoorders wakker houdt. De nieuwe puzzle, nr. 13, volgt eerst in schema en wordt besloten met com mentaar. een man van ervaring, die ton zitten we, maar dM weet wat het is om ver- heeft één voordeel: het M X wenst te worden. gezellig. Neem nu de wijk- X „Ach triest k avonden: ik was al twintig q wijkpredikant: y Elk getal komt 4 maal voor, maar 4 in een bijzondere positie. De bedoe ling is steeds 2 gelijke getallen te ne men van onderen af en die tegelijk te schrappen. De 4 aparte getallen mogen te allen tijde gebezigd worden. Men kan beginnnen of met 3 en 3 of met 12 en 12. Na 3 en 3 is dan mogelijk 6 en 6, waarna 12 en 12 gevolgd kan worden door 5 en 5. Het eenvoudigst is hard wit papier te nemen en de hokjes met gelijke getallen te bedekken b.v. met blauw papier van een schriftkaft. Het is niet mogelijk in alle kolommen gelijk op te werken. Voor de notatie gebruike men de letters en Romeinse cijfers. 3 en 3 wordt dus: F III, F VI, 12 en 12: F VII, 12 IX. Steeds van onder naar boven en 2 tegelijk, tot alles geschrapt is of vol blauw kaft- papier ligt. Men kan de kaart als ge zelschapsspel bewaren. Er zijn 52 hok jes, dus 26 zetten. Stoot men zijn neus, doordat men vast komt te zitten, dan goed uitkijken, waarom men niet ver der kan en opnieuw beginnen, maar dan beter. Met enig geduld vindt men de oplossing wel. De vele nieuwe oplossers van de laatste puzzles zijn hartelijk welkom. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Te allen tijd kan men aan de bestij ging van de ladder beginnen, al klimt de een vlugger dan de ander. Sommi gen zijn al voor de tweede maal bezig en proberen zoveel mogelijk de ande ren in te halen en voorbij te streven. Van duizeligheid geen last en de lad der is sterk genoeg voor een groot ge zelschap. Alle oplossers wenst uw re dacteur een gezegend Nieuwjaar en veel succes. Oplossingen met naam in bloklet- ters liefst op briefkaart worden uiterlijk Woensdag 19 Januari 9 uur a.s. ingewacht bij het bureau van dit blad onder het motto „Hersenkraker- tjes". ANTON VAN MEEDEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 12