De Ring van den Koning
gAlle instrumenten
speelden voor l^aul
•Qoee
©o
®(E^0©
©©3 C® 0000Ö®
€3 O©©©©© 0©©©
©@®©©©33©©33© ©0
9#3©«
0000Ö0Ö®
©©©O© OC)©Q-®-
9©©@©©@©
3ö®«CO'
®(D00©(B>©©©©©©®
Kerstbijlage 1931 Pagina
klonk
MIDDELEEUWS KERSTVERHAAL DOOR ANTOON COOLEN
klok had geluid
over de stad, ze
had verkondigd
dat Satan's rijk
voorbij was. Toen
begon een andere
klok te luiden,
derde met anderen klank, en al die
zingende klokken verkondigden de
boodschap, dat Christus was geboren.
Nog nooit in al de jaren van zijn
lange, gezegende regering had de
Koning van dat land het kerstfeest
aan zijn hof zo groots laten voorbe-
Naar het oud gebruik had hij een
koning van het kerstfeest benoemd
en deze had de leden van zijn ge
volg aangewezen: den schatbewaar
der, den kamerheer, ridders en pages,
priesters en monnikken, herauten en
trompetters en maskeradespelers.
Dagenlang was het een rumoerige
bedrijvigheid geweest van ontwer
pers en schilders en timmerlieden,
die in den binnenhof de verhogen
bouwden voor de kerstspelen. En
kleermakers en naaisters zorgden voor
de» fel- en bontgekleurde costuums.
Het paleis van den koning gonsde
van de rumoerige drukte en van al
de haast die gemaakt werd. Toen na
het wegsterven van den laatsten galm
der duivelsklok de andere klokken
begonnen te luiden, luisterden allen
in stilte toe en zeiden tot elkander:
Gaat, en zegt dat Christus wordt
geboren, en ze ontblootten het
hoofd.
Gaat, en zegt dat Christus wordt
geboren, had de koningin tot den
koning gezegd, maar ineens zagen
allen die er bij waren hoe de koning
even wankelde en haastig tot de
koningin iets zei. De koningin, ge
schrokken en ontdaan, wenkte snel
den ouden raadsman van den ko
ning en samen ondersteunden zij den
vorst en leidden hem weg. Ontsteld
en verbaasd keken allen elkander
aan en ieder vroeg, en maakte angsti
ge veronderstellingen. Na enigen
tijd kwam de oude raadsman terug
en zei, dat de koning ernstig ziek
was geworden. En de bange mare
ging in het paleis weldra van
mond tot mond en ook in de stad,
waarboven nog steeds de klokken
van Kerstmis luidden. Heel de blij
de verwachting van het kerstfeest
was meteen wreed verstoord. Ieder
voelde zijn hart beklemd, vol zorg als
men was over het lot van den koning,
geen grijsaard, maar op jaren toch,
want allen hielden van hem omdat hij
een goed en rechtvaardig vorst was.
Maar vooral ook voelden allen de
teleurstelling, dat van de viering van
het kerstfeest nu niets zou kunnen
De hófarts was het vertrek binnen
gegaan, waar de zieke koning op
een pronkbed lag. Allen aan het
hof wachtten in spanning af en
overal in het paleis was het stil,
maar buiten luidden de klokken van
alle torens him niet te bedaren
kerstzang.
Toen werden de oude, grijze raads
man 's konings vertrouwde, zo
lang als de vorst regeerde en de
koning van het kerstfeest bij den
zieken koning ontboden. Zij traden
binnen en zagen in het licht van vele
kaarsen den vorst in de kussens lig
gen, laag onder den hogen troon
hemel, die rustte op de zware
ebbenhouten kolommen van het
pronkbed. De koningin zat aan zijn
zijde. De koning glimlachte en zei,
dat op zijn bevel de viering van het
kerstfeest moest doorgaan.
De oude raadsman antwoordde, dat
alle hovelingen en gasten vanzelf
begrepen, dat er van een feestelijke
viering van Kerstmis nu geen sprake
kon zijn en niet zouden gedogen,
dat de koning om hunnentwille de
viering van het feest zou laten door
gaan. Maar de koning zei, dat het
zijn uitdrukkelijk bevel was en dat
hij verlangde, dat dit kerstfeest zou
worden gevierd, schoner en groot
ser dan anders. En hij drukte den
raadsman op het hart, allen toch te
willen geruststellen met de verzeke
ring, dat hij, ofschoon hij ziek was,
geen enkele pijn voelde en geen
enkele smart had en nog nooit in
zo'n goeden geestestoestand was ge-
Later, toen allen in het paleis van
het bevel van den koning hadden
gehoord, ondervroegen zij druk de
geneesheren in hun midden, die
zeiden, dat ze het zelf niet begrepen
dat de koning inderdaad ernstig
ziek was, maar voorzover zij bij hun
grondig onderzoek hadden kunnen
vaststellen, geen enkele pijn of smart
gevoelde.
De viering van het kerstfeest ging.
door aan het hof en ook in de be
drijvige stad, ja, en de kooing was
mét zijn volk in de nachtmis in de
grote kathedrale kerk, die met
toortsen en flambouwen en met hon
derden en honderden kaarsen stra
lend was verlicht. De koning zat
temidden van zijn gevolg in zijn
troongestoelte van het koor, zwak
om aan te zien en door vele kussens
ondersteund, en de koningin was,
vol zorg voor hem, naast hem geze
ten. De mensen hadden opgekeken
om hun zieken koning te zien, maar
de koning van het kerstfeest had
hen met geruststellende gebarea
weer doen neerzitten. Dicht bij de
gewelven op het hoge koor zongen
goudgevleugelde engelen in witte
gewaden bij het orgel en trompet
blazers bliezen hun schetterende fan
fares, die met honderden echos door
de kerk schalden, toen een heel
jong lief meisje in een wit kleed en
met blauwen mantel door de mid
dengang tussen de mensen schreed
en neerknielde voor het koor. Toen
zwegen de trompetten. In beuk en
zijbeuk overal tussen de dichte me
nigte zaten moeders, die haar jong
ste kindje hadden meegebracht in
wiegjes met een zoom van schelle
tjes rond den rand, en met het rin
kelen van die schelletjes susten zij
soms het zwak geschrei van hun
kleintje. Vele priesters in gewaden,
stijf van het brocaat, waren aan het
hoogaltaar gekomen. Naast dat hoog
altaar was de kerststal gebouwd, en
een kerstkindje lag ook in een klei
ne wieg op het altaar zelf bij een
van dc celebranten. Uit het priester
koor ging een kleine, donkere koor
knaap in rode toga en gevleugeld
als een cherubijn naar het jonge
meisje in het kleed van wit en den
mantel van blauw, hij boog voor
haar, en in de diepe stilte waarin
de hele kerk luisterde tot in haar
donkere schemerhoogten l
dc heldere kinderstem, die
Ave Maria. Het meisje antwoordde:
Mij geschiedde naar Uw woord
Dc boodschap en de vervulling!
Want na het Evangelie keerde de
koorknaap terug en zijn sopraantje
zong luid door de ruimte: Puer na-
tus est nobis. Daar dreunde het
orgel, de bazuinen schalden, de
engelen jubelden, en een van de
priesters aan het altaar wiegde het
wiegekind, en al de moeders wieg
den het hare, en al die belletjes
rinkelden zacht en ruisend, en het
volk zong in koor: Eia! Eia!..^..
Na den nachtdienst was dc koning
in zijn rijtuig gedragen en naar het
paleis terug gereden. Al het volk
wist nu, dat de koning ziek was en
van het wondere, dat de koning geen
pijn of smart voelde, alsof zijn geest
daaraan ontheven was, en allen wis
ten van het bevel, dat hij had gege
ven, dat om zijnentwille de viering
van het kerstfeest zou doorgaan.
Den helen nacht brandde voor elk
donker venster van het paleis een
kaars, en kaarsen brandden voor de
ramen van de huizen in de stad, om
het Kerstkind den wég te wijzen.
Maar de koningin, in de zorg voor
den koning toen zij naast hem zat
in het koorgestoelte van de nachte
lijke kerk, had telkens naar zijn ge
vouwen handen gekeken. Zij was
vervuld van een gedachte, en den
volgenden dag, de dag van Kerstmis,
zei zij tot den koning:
Toen gij vannacht de handen
vouwde in de kerk zag ik, dat ge
Uw koningsring weer aan Uw vin
ger hadt, dien gij zovele jaren al
niet meer gedragen hebt.
Ik heb hem in meer dan twintig
jaren niet meer gedragen, zei de
koning, en nu draag ik hem weer.
Hij drukte de hand van de konin
gin en zei, dat hij gelukkig was,
dat hij heel ziek was maar niet leed.
De koningin wist niet, wat te moe
ten denken van zijn antwoord. De
koning had haar ook nooit de reden
van het gemis verteld, zij wilde vra-
de koning zei haar alle vleugeldeuren
wijd open te zetten, want het kerst
feest werd gevierd in het paleis. Ja,
het paleis was een tweede Bethlehem
met al de drukte voor de huizen, waar
de mensen samendromden in hun oos
terse kledij. Een oude, grijze bard
zong met harde, diepe stem voor
den koning het lied, dat hij had
gedicht en begeleidde zijn zang met
accoorden van de harp: Zij, die hun
schapen bewaakten in het veld zagen
plotseling, hoe de hemel zich open
scheurde en het licht Gods door de
wolken brak, en zij werden van
vrees bevangen toen engelen hun
verschenen, maar deze zeiden tot
hen: Vreest niet, twij brengen u een
blijde boodschap, Christus is dezen
nacht geboren in Bethlehem.
Daar kwam een os aangewandeld,
maar dat was een zanger in een
ossenhuid, hij liep viervoetig en
brulde lang en luid: Ubi? En een
ander op alle vieren in een ezels
huid, balkte: Eamus, laten we gaan.
Daar kwamen de herders en de
herderkens, een hele stoet, met
schalmeien. Zij speelden en zij zon
gen en zij dansten. Een knaap droeg
een klein, wit lam en vele herders
hadden hun eenvoudige geschenken.
Heel die stoet kwam ook door de
ziekenkamer van den koning, waar
zij speelden en zongen. En na hun
herdersspelen, overal in het paleis,
trokken zij de stad in, waar de stra
ten vol waren van een dichte me
nigte.
Maar de. koningin zocht in de druk
te van het paleis naar den ouden,
vertrouwden raadsman van den
koning, en zij vroeg hem naar den
kroningsring van den koning, en of
het hem niet was opgevallen, dat de
koning, na jarenlang dien ring niet
te hebben gedragen, hem nu weer
om den vinger had.
Ja, zei de oude, grijze raadsman,
ook hem was dat opgevallen. Hij
herinnerde zich den ring vanaf den
dag van de kroning zelf, een zware
ring van massief goud met de in
het goud gedreven reliëfs van scep
ter en rijksappel en de gekroonde
beginletter van 's konings naam.
Ook hij had den ring later nooit
meer aan den vinger van den koning
gezien, eerst den laatsten tijd was
naar vraag
Maar daar kwam de koning van het
kerstfeest, en hoor! Hoor! Daar
klonk het zoete dreunen van tympa-
nons, van cymbalen en tamboerijnen
en door het paleis trok een wonder
lijke stoet. De nar in groen en geel
met zijn dubbelgepunte groen en
gele narrenmuts, stok en schellen,
danste voorop. Dan kwamen herau
ten, bazuinen en klaroenen schalden
en schetterden, maar daar achter
klonk zachter muziek van tamboerij
nen met den schellenslag. Een ster
schoot op, groot en fonkelend, en
daar, met een rijk gevolg van nubiërs,
die lansen droegen, en van soldaten,
kwamen de drie koningen in schar
laken en in purper en met hermelijn,
en gekroond, en de ene, met het
moorbruine gelaat, was in het ver
blindende wit. De drie koningen
droegen in juwelenkist en reukvat
en offerschaal hun geschenken van
goud, wierook en myrrhe. Ze speel
den hun spel bij de kribbe in den
stal van Bethlehem, maar voor ze
zich daar ter ruste legden, trokken
zij met stoet en gevolg door de zie
kenkamer van den koning, waar ze
bogen voor koning en koningin.
De zieke koning lachte de drie
koningen toe. Hij wist, dat zij bij de
kribbe zouden overnachten en dat
de engel hun in den slaap zou ver
schijnen en hen zou waarschuwen
voor Herodes. Hij vroeg, of hij ook
niet kinderen hoorde, want zo gauw
is aan Herodes" naam niet gedacht
of men denkt aan hen. De koningen
Dit verhaal wordt U aangeboden door
C. J. VAN HOUTEN ZOON N.V.
Koninklijke Fabriek van Cacao en Chocoladc-Wcesp
de koning den ring weer gaan dra
gen. De koningin vroeg waarom, en
wat er met den ring kon zijn ge
beurd. Toen zei de oude raadsman:
Ik herinner mij, ja't is
meer dan twintig jaar geleden. Ik
was met den koning naar de kerk
geweest om de mis bij te wonen ter
ere van Sint Jan den Evangelist,
want het was diens feestdag en die
valt in den kersttijd. Gij weet, hoe
de koning altijd een bijzondere ver
ering heeft gehad voor Sint Jan. Nu,
toen wij uit de kerk kwamen, toen
kwam daarin de straat een bedelende
pelgrim naar ons toe en vroeg den
koning een aalmoes in den naam
van God en Sint Jan. Het trof den
koning, dat deze man de aalmoes
ook in den naam van Sint Jan vroeg,
hij deed den koningsring van den
vinger en legde hem in de uitge
stoken hand van den pelgrim.
Maar hoe heeft de koning den
ring dan weer teruggekregen?
Wacht! Hoe lang draagt de ko
ning den ring nu weer? Ik geloof
sinds den dag, dat hier twee pel-
i het paleis. Zou
Hoe kan ik het raadsel verklaren.
zeiden, dat hij goed hoorde. Ja,
overal in de gangen van het paleis
hoorde men hun stemmen, die zon
gen, gedempt en veraf: O Kindje,
wat hebben wij kinderen naar U
verlangd! en straks zouden zij
de onnozele kinderen zijn, die door
Herodes werden vermoord. Terwijl
nu alleen maar die kinderstemmen
klonken bij den zachten, rhythmi-
schen dans van tamboerijnen, wat
gebeurde er met den 2iekcn koning?
Misschien was het een te sterk spel
van zijn verbeelding, of een visioen,
toen hij vóór de drie koningen uit
het lachende Kind tegemoet schreed,
dat hem riep met een lichtdoorklon-
ken stem. De muziek daarginds viel
niet stil, toen de koning een kreet
slaakte, en de plotseling geroepen
geneesheren kwamen te laat, en ook
de hofpriester was te laat, maar
zalfde den met een glimlach ge
storven koning met het chrysma van
het heilig olieselEn de drie
koningen en de menigte van hun
gevolg trokken stil het paleis uit
langs een anderen kant dan zij ge-
Advertentie)
komen waren. Alleen vroeg niemaod
de kinderen om stilte, maar h.ï
gedruis in de stad verstomde van
straat tot straat, en daar klonken
plotseling de klokken, de rouwklok-
ken, die den dood van den koning
verkondigden.
...De koningin, in haar lang
rouwgewaad, lag neergezonken met
het hoofd op het voeteneind van het
bed, waarop, tussen vele brandende
kaarsen, de gestorven koning lag
opgebaard. En de oude raadsman
stond recht en keek naar den ring,
die mat glansde op de ineengestren
gelde vingers van dc gevouwen ban-
Toen werden op hun verzoek, waar
van de binnengekomen kamerheer
gezegd had hoe dringend het was,
na het zachte ja van de koningin,
twee pelgrims toegelaten tot de
rouwkamer. Daar kwamen ze in hun
pijen, den gordel om het middel en
mager als asceten. Ze zeiden:
We zijn van ver gekomen, om
den koning op zijn rouwbed te zien.
De oude raadsman vroeg:
Wist gij dan, dat hij zou sterven?
Ja, dat wisten wij.
Waart gij het niet, vroeg de
raadsman, die den koning den ring
terugbracht, welken hij eens aan een
bedelenden pelgrim schonk, mis
schien aan een van U twee?
Toen zei een van de pelgrims: Dat
zijn wij. Maar met aan een van ons
gaf hij den ring. Toen wij enigen tijd
geleden den koning zijn ring terug
brachten, kwamen wij uit het Heili
ge Land. In de heuvelen van Bethle
hem ontmoetten wij een man, die
ons vroeg, wie wij waren en na
gehoord te hebben uit welk land
wij waren, zei hij: Als gij in uw
land zult zijn teruggekeerd, gaat
dan naar uw koning. Zegt hem, dat
ik hem dank voor de aalmoes, die
hij mij eens gaf in een der straten
van Uw stad. Hij gaf mij toen dezen
ring, dien ik bewaard heb. Gerit
hem dien terug, en zegt uw vorst,
dat zijn dood nabij is en dat hij bij
het komende kerstfeest zal sterven.
Wij vroegen toen: Wie zijt gij en
waar woont gij En hij antwoordde:
Ik ben Sint Jan de Evangelist. Uw
koning is mijn vriend. Daarom zal
hij een pijnloos ziekbed hebben en
zonder smarten V3n de wereld schei
den, zoals ik het open graf ben
ingedaald en mezelf heb neergelegd,
niet voor den dood, maar voor den
slaap tot de komst van Christus. En
zegt hem, over dit alles te zwijgen
en zwijgt gij zelf ook, totdat de
koning de wereld zal hebben verla
ten. Ik zal u beschermen op uw reis.
Dit alles, zo zei de pelgrim, hebben
wij den koning gezegd, toen wij hem
den ring terugbrachten.
De koningin schreide en zij kuste
eerbiedig den ring op de gevouwen
handen van den koning.
En nog steeds was er niemand, die
de kinderen om stilte had gevraagd,
van verre klonken hun zachte stem
men: O Kindje, wat hebben wij kir*
deren naar U verlangd
Kerstbijlage 1951
werd onder supervisie van de hoofd*
redactie en in overleg met onze Zon
dagsbladredacteur J. Snoep samenge
steld. door H. Lek en Goos Kamphuis.
Voor pagina één schreef prof. dr J.
H. Bavinck de medvtatie. Het ont
werp van deze pagina is van de
kunstenaar Wim Zwiers. Af. Reckman
toog naar Aalsmeer om op de tweede
pagina over bloemen te schrijven,
terwijl TJ hier ook bijdragen aan-
van Alfred van Sprang. Leo 't
Hart en Phé Wijnbeek. Op pagina
drie schreef de auteur J. W. Ooms
Kerstverhaal. De sproke van
Jeroen van Herman Steggerda op
pagina vier is leesstof voor een rustig
hoekje. Cornelis Basoski gaf voorts
op deze pagina zijn indrukken over
Salzburg weer. Wanneer XJ dat nog
niet gedaan heeft, moet U op pagina
vijf beslist het artikel lezen van prof.
dr A. Sizoo, die interessante dingen
vertelt over de toestand in de wereld
ten tijde van Jezus' geboorte. Hen
drik Greven reisde naar Schoort om
i reportage te geven van de vluch
telingen, die daar onderdak hebben
gevonden. Zijn verhaal treft U op de
zelfde pagina aan. De geschiedenis
een Kerstfeest tijdens de bezetting
dat onder de titel „Bewogen Herinne
ring" op pagina zes staat, ia van A.
L. Govers. Inge Lievaart, een onzer
jonge dichteressen schreef hier voorts:
„Angstig Schone Kerst". Op de vol
gende pagina vertelde de schrijfster
Jo KalmijnSpierenburg een ver
haal voor de vrouwen en gaf Lotte de
Ridder aanwijzingen voor dames, die
onverwachts gasten krijgen en niet
weten, hoe zij het menu aan dit
plotselinge bezoek moeten aanpassen.
De artikelen van Margaritha en
Wijkpredikant zullen daar verder hun
weg wel vinden naar het hart van de
lezers en lezeressen. Andries Hooger-
werf, ds C W. Coolsma en Herman
Steggerda leverden op pagina acht ar
tikelen resp. over het Carillon van de
Nieuwe Kerk te Delft,mhet Kerstfeest
onder de gevangenen en de tocht van
van Riebeeck, nu precies drie
honderd jaar geleden, naar Zuid-
Af rika.
ledereen spreekt tegenwoordig over
ie nieuwe Statenvertaling en op pag.
negen schreef B. van der Ros over dit
onderwerp een belangwekkend arti
kel. G. J. Peelen liet daar voorts zien.
dat het Kerstevangelie ook in de
postzegels wordt verkondigd. De kin
deren kunnen op die pagina hun hart
ophalen aan een plaat vol koeien van
fouten. Pagina tien: Het kinderverhaal
i Renny van Royen cn een pieker-
probleem voor ouderen. Karei Links
Leen de Reede illustreerden de
verhalen en de typografische op
maak was in handen van Jaap van
Konijnenburg, geassisteerd door Wim
Smit.
We hopen, dat U met ons Kerstnum-
ner vele genoeglijke uren zult door-
I brengen.
"pAUL lag in bed en luisterde. Hij
had zich halverwege het kussen
opgericht of hij zó z'n bed zou uit
springen. Hij scheen niet te voelen
hoe koud het was, hoewel de ijs
bloemen als een zilveren streep tus
sen de slordig toegeschoven gordijnen
fonkelden in het licht dat uit de
gang naar binnen straalde. Beneden
hoorde hij gelach en gepraat. Een
pittige koffiegeur steeg, tezamen met
het geluid, langs de trappen omhoog
en vulde zijn kamertje, waarvan de
deur op een kier stond.
Wat zou hU graag beneden geweest
ziftn! Hij had de orkestleden de grote
zaal horen binnengaan. In gedachten zag
hy hoe voorzichtig z|j hun instrumenten
neer zetten op het podium. Daarop ston
den in een halve cirkel de stoeltjes en
krukjes voor de musici. Morgen zou er
een kerstconcert gegeven worden. Zou
den ze de stralende boom mooi vinden?
Bovenin hing de kerstengel. Die was
moeilik te bevestigen geweest. Jörgen
had op de hoogste trede van de trap
moeten klimmen om bij het topje te kun
nen komen. Wat was het toch fijn dat
Vader directeur was van de enige mu
ziekzaal, die het stadje rijk was. Daar
door werden alle muziekuitvoeringen al
tijd hier gegeven.
Paul wilde later ook musicus worden.
Hij was altijd al dol op muziek geweest.
Wijsman, de kapper die zijn haar knipte,
was een even grote muziekliefhebber als
hij. Daardoor waren zij grote vrienden
geworden. Wijsman, die zelf de schuif
trompet bespeelde, had Paul op zijn ver
jaardag een dwarsfluit gegeven. De
kapper stond verbaasd hoe snel de jon
gen bekende en zelfverzonnen melodieën
uit die fluit wist te toveren.
„Ha," had de kapper geroepen, „jij
bent uit het goede hout gesneden, jij
hebt de muziek in je bloed. Maar denk
er aan, als je een goed musicus wilt
worden is dat niet voldoende, dan moet
je de muziek allereerst in je hart heb
ben."
Paul hoorde hoe de zaaldeur geopend
werd. Flarden van gesprekken stegen
omhoog: „Blij dat de tournee morgen ten
einde isMet Kerstmis thuis
Wat ruikt die koffie heerlijk
Het ganglicht beneden werd uitge
draaid, zodat nu ook de bovengang in
het donker lag.
Nu presenteerde moeder de zelf gebak
ken kruidkoek bij de vers gezette koffie.
Paul ging liggen en kroop diep onder
de dekens. Wat was het jammer, dat hij
niet op had. mogen blijven. Een klein
beetje reoht had hij er toch wel op ge
had. Vader en Jörgen hadden alles niet
klaar gekregen als ook hij niet zo hard
meegewerkt had. Moeder had hem wel
op willen laten blijven. Maar Vader was
onverbiddelijk geweest. „Kinderen horen
op tijd In bed." Vader en Moeder waren
niet muzikaal. Misschien kwam het
daardoor dat zij niet begrepen hoe graag,
hij er bij was geweest bij het uitpakken
der muziekinstrumenten, misschien had
hij dan wel mogen helpen en een viool
of cello even in zijn handen kunnen
houden!
In de zaal was het nu heerlijk warm.
De hele dag hadden de beide grote ka
chels lustig gebrand. Paul had al vroeg
houtjes gehakt en kolen geschept en
Vader had het vuur meteen aangemaakt.
Wijsman had hem uitgelegd dat instru
menten heel gevoelig zijn voor kou, daar-
opende hij de zaaldeur. Er brandde vol
op licht en er steeg een oorverdovend
lawaai op. Een grote contrabas stond op
de plaats van de dirigent. Hij had han
den en voeten, en een gezicht evenals de
andere muziekinstrumenten.
„Stilte, stilte", schreeuwde hy met zyn
donkere bas-stem en hy sloeg hard met
zyn strijkstok op de lessenaar, „zo gaat
het niet. Om de beurt mogen jullie
zeggen, eerst de violen!"
Even verminderde het lawaai, de violen
stonden op, zwaaiden met hun stryk-
stokken en riepen met zachte stem: „wy
geven toch eigeniyk de melodie aan in
door vaak ontstemd raken en dan vals
klinken. „Precies als de
hy er aan toegevoegd, „ja Paul, mensen
zün ook muziekinstrumenten en als de
van binnen zit komt ook daar een
onzuiver geluid uit!"
Paul gaapte, het werd nu behaagiyk
/arm onder de dekens... Wat bedoelde
Wüsman eigeniyk met die kou van bin-
Hy zou... het hem... morgen...
eens vragen.O. wat had hy.. 'n slaap.
morgen... wat een... heerlyke dag... hy
wilde...
Toen na een uur de musici hun kamers
opzochten was Paul in diepe rust. De
sterren trokken hun fonkelend spoor
over het slapende hotel en het scheen of
niets de vrede van de winternacht zou
verstoren. Maar plotseling werd Paul
wakker, doordat er wonderlüke geluiden
opstegen uit de zaal beneden hem.
Viool, fluit, trompet en nog andere
muziekinstrumenten maakten een leven
dat In niets geleek op de prachtige mu
ziek die ze samen konden voortbrengen,
maar meer had van het gejoel en ge
schreeuw op de speelplaats voor school-
tyd, waar elk kind de ander wilde over
stemmen. Paul ging rechtop in zijn bed
zitten. Droomde hy nu of was hij wak
ker? De geluiden werden nog heviger,
hy wipte zün bed uit, deed zyn pantoffels
aan en sloop over de koude gang .langs,
de brede trap naar beneden. Zachtjes
het orkest, zyn wy dan niet het belang
rijkst?"
Maar daar klonken opeens keihard de
stemmen van de grote trom en de pauk.
„Dat mocht wat, melodie, pfff, of het
daar op aan komt! Jullie begrijpen er
niets van, wie het hardste schreeuwen
kan, die heeft toch het meest te zeggen,
dat zie je toch ook by de mensen?"
De violen zwegen beschaamd, maar
de cello's, de hoorns, de fluiten en de
trompetten begonnen nu allemaal te
roepen en te schreeuwen en ook de
vleugel en de schuiftrompetten lieten
zich horen en de ee.i na de ander riep,
dat hy de boven- of de tegenmelodie
had of de begeleiding moest uitvoeren
en ieder vond zichzelf het belangrijkste.
Paul keek naar de boom en zag hoe
de kersbengel bedroefd de handjes aan
de oren bracht.
De muziekinstrumenten werden steeds
meer opgewonden, de trompetten renden
zenuwachtig tussen de violen door en de
violen holden weer om de fluiten heen
en de fluiten liepen naar de -cello's en
zelfs de vleugel probeerde van zyn
plaats te komen, maar dat lukte niet.
En de een trachtte nog harder te schreeu
wen dan de ander. Het was zo iets won-
derlyks al die opgewonden, drukke, in
mensjes veranderde muziekinstrumenten
horen schreeuwen wie nu toch wel
het belangrijkste was van het hele or
kest, dat Paul ineens vreselyk moest
lachen, zo hard, dat alle muziekinstru
menten schrokken, plotseling stil waren
en Paul ontdekten, die, nu ook geschrok
ken, doodstil stond.
Toen klonk er een gefluister, dat by
de violen begon, de cello's namen het
over, de hoorns en de fluiten volgden, de
trompetten lieten zich ook horen en
daar klonk het: „Een mens, een mens,
waarvan we het ruziemaken en baas
spelen geleerd hebben, die ons uitlacht!"
Dreigend kwamen ze op Paul af, die
zich verschuilen wilde achter een lesse-
Maar ineens bleven alle instru
menten doodstil staan want er klonk een
heldere stem: „Op je plaats allen!"
De kerstengel had de boom verlaten,
j was nu net zo groot als Paul en
knikte hem vriendelyk toe.
Toen beklom hy de verhoging, waar
de dirigent hoorde te staan. De muziek
instrumenten. hadden de plaats ingeno-
waar ze hoorden.
„Paul heeft jullie horen bazen en
ruzie maken. Dat klonk lelyk, de kou van
de eigenliefde zat jullie dwars. Laat hem
nu horen hoe jullie,- als je niet aan je
zelf denkt maar samenwerkt en omhoog
ziet, zulke mooie muziek kunt voortbren
gen dat niet alleen de mensen maar ook
God in de hemel er met blydschap naar
luistert."
Hy hief de hand op en daar begonnen
de violen te zingen, de cello's namen de
In het bijzonder voor
onze jeugd
melodie over, de zilveren klank van de
fluiten steeg jubelend omhoog, alle in
strumenten hadden hun grote of kleine,
maar even belangrijke taak te vervullen
Nog nooit had het overbekende „Ere zy
God" Paul zo mooi in de oren geklonken.
Ais betoverd stond hy daar. Waren dit
nu die jaloerse schreeuwende muziek
instrumenten, die nu samen zulke prach
tige muziek lieten horen?
De laatste tonen stierven weg, de
kerstengel wendde zich tot Paul.
„Je vriend zegt, mensen zyn muziek
instrumenten, en als de kou van binnen
zit geven ze een onzuiver geluid. Je wist
niet wat hy daarmee bedoelde. Nu weet
je het. Het is de kou van de eigenliefde
waardoor de een de ander liefdeloos ver
dringt om de eerste te zyn die het in
strument „mens" onzuiver maakt. Waar
liefde de harten verwarmt stygt een nog
veel mooiere muziek naar de hemel dan
je zo even gehoord hebt."
Plotseling klonken er stappen in de
gang, het licht in de zaal ging uit, Paul,
die weg wilde lopen struikelde over een
stoel en viel met een bons op de grond.
Wat was dat nu? Hy zat voor zyn bed
op de vloer, zyn dekens hingen half over
hem heen. Hy had dit toch niet ge
droomd? Nee, de stappen hoorde hy in
de gang. En gerammel van emmers. Dat
was Maartje, die altyd het eerst opstond.
Had hy dan toch gedroomd? Hy kroop
weer in bed.
Toen hy. aangekleed, gauw een kykje
nam in de zaal stonden of lagen de in
strumenten, sommige In. andere zónder
foudraa] op het podium.
Maar toen 's avonds de dirigent de
hand ophief en het „Ere zy God" omhoog
ruiste, was het Paul of de kerstengel ge
heimzinnig tegen hem lachte.
Renny van Royen.
Geheimschrift in Keistboomballen
Toen uw puzzle-redac-
teur eer. doos met kleu
rige balletjes kocht voor
zijn kerstboom, dacht nij
er voorlopig niet aan,
om de groene den met
de versiersels op te tui
gen. Hij ging domweg
een beetje met de ballen
spelen, doch wanneer
een puzzle-redacteur
gaat spelen ontstaat er
meestal een nieuwe
puzzle. Zo maakte hy
óok van de doos vol
flonkerende kerstboom-
ballen een probleem,
speciaal 'voor dit num
mer. Eneen nogal
vrolyk probleem .ook.
Want hij heeft de ballen
net zó lang geschikt, tot
hij er een wens in had
gelegd voor heel zijn
puzzlevriendenschaar.
En hoe u die wens nu
kunt ontdekken? Het is
heel eenvoudig. Elke bal
stelt een letter voor. Ais
u nu weet. dat de onder
tekening van deze wens
bestaat uit de acht bal-
daar onderaan
dat die acht
balletjes een ander
woord vormen voor de
gezameulyke schryvers
van een dagblad, dan
wordt het allemaal heel
wat gemakkelijker. Want
als u inplaats van die
acht balletjes letters
heeft ingevuld, dan is
het niet moeilijk, om de
gehele wens uit de
kerstboomballendoos te
ontcijferen. Dezelfde
letter kreeg immers ook
eender balletje in
de wens boven de on
dertekening. Van het al
phabet werden 23 let
ters gebruikt: de letters J, Q en X komen i beschikbaai stellen, terwyi onze puzzle-1 ook nog aan de winnaars uit ti
Een geheimschriftpuzzle tekenaar, Hilke Nowee, ons 5 jaarabon- De puzzle prominenten onder o:
dus, waarvoor wij, ter gelegenheid van nementen op zijn puzzlebladen in han- nu wel. wat zy moeten doen. oi
deze feestelijke gebeurtenis, vyf pryzen|den heeft gegeven met het verzoek, die de feestdagen de open uurtjes t