BLIJDSCHAP üi 'ti emïaam hokt Kerstbijlage 1951 Pagina" haar huisjt allemaal al ET gaat niet meer, het gaat niet meer. Er komen vast en zeker ongelukken van als opoe Pompjes nog lan- voeten baggert opoe Pompjes tus van haar kinderen in door de Het smeltend sneeuwwater siepert door de kieren van haar bultige schoenen. Het piekje op haar ouderwets hoedje trilt. Ze komt zo weinig buiten, het verkeer en de lichten in de winkels maken haar wat duizelig. Overal rood en groen en zilver in de étalages. Grote blijdschapEr zijn toch veel goede Kerstfeesten geweest in het leven van opoe Pompjes, toen de kinderen nog klein waren. Kerstfeesten vol luister en innigheid. Kerstfeesten met zingende kleintjes rond een opgetuigd boompje. Kerstfeesten ook met dankbaarheid voor de komst van het Kind in de kribbe. Het leven is leeg en eenzaam gewpr- den. Grote blijdschapWaar moet een die vandaan halen als alles hem stuk voor stuk wordt afgenomen? Als er niets meer overblijft dan ergens in een tehuis in een hoekje op je eind zitten wachten? DOOR JO KALMIJN-SPIERENBURG ger alleen blijft woner Wat kan niet met zo'n ouwe ziel ge beuren? Ze behoeft immers alleen maar een smeulend stukje turf uit de asla var. haar salamandertje te morsen en de hele boel staat in lichterlaaie. De buren hebben haar al eens inge dommeld gevonden bij het walmend pe troleumstel. Ze was zo zwart als een neger, de roetvlokken hingen aan het plafond. Je zou er om geschaterd hebben als het niet zo zielig was. Kort geleden nog is het oudje mis gestapt op haar keldertrapje en heeft uren liggen kreunen tussen haar inmaak- potjes. Ze had haar nek wel kunnen Er had allang ingegrepen moeten wor den. Dat is vast. Maar je weet hoe die oudjes zijn, als je ze hun zelfstandigheid Het is een grauw en armetierig figuur tje, dat op de stoep van het Tehuis ge holpen moet worden. De kinderen voelen zich opgelucht, omdat alles zo zonder moeilijkheden verloopt. Het valt gewel dig mee, zhadden gevreesd, dat opoe op het laatste nippertje nog terug zou krabbelen. Van pure opluchting -worden ze vriendelijk. „Voorzichtigjes maar an, opoe.... één, twee, nog één stappie. Zie zo. daar ben nen we d rHou je maar taai, hoor je zal es zien, hoe of alles nog mee valtje moet denken, nou heb je in 't vervolg nergens meer naar om te kijkenje krijgt alles op z'n tijd, je natje en je droogjeeen bediening as de Koningin De bel galmt al. Ze geven opoe Bemoe digende klopjes op haar smal schouder tje. „Op het eerste het beste bezoekuur bennen we present, hoor Er klinken voetstappen in de gang. Dan opeens keert opoe zich om op de stoep. En ze hijgt fel, haar stem over slaand van verkropt verdriet: „Jullie hoeven geen van allen mijn op te kom men zoekenjullie hebben me nakend uitgekleed, jullie hebben je zinmaar d'r hoef t'r geen één hier an de deur te kommen met 'n appeltje of 'n peertje Opoe Pompjes stapt tuitelig over de drempel. De tegels van de brandheldere gang golven op en neer onder haar vaste voeten. Ze zou gevallen zijn als stevige hand haar niet onder de arm steund had. „Welkom bij ons", zegt een stem vol mildheid en warm begrip. „Zo, eerst de omslagdoek af en dan gaan wij j eens kijken of er al koffie in de keuken is". Jarenlange ervaring heeft de direc trice geleerd, dat een oud en bedroefd hart nergens beter mee te winnen is dan met een pittig „bakje". De eerste dagen zit opoe Pompjes stug tussen de andere oudjes en weert alle toenadering af. De zaal is met geurig sparregroen versierd. Rode kerstklokken bengelen aan de lampen. Er hangt een sfeer van stille verwachting. De direc trice heeft opoe Pompjes dicht bij de verwarming gezet. Deze stoel met het zachte gehaakte kussen is voortaan haar eigen stoel. Af en toe knikt de directrice het oudje toe. Went het al een beetje bij Opoe Pompjes worstelt met zichzelf. Dat is duidelijk, Ze heeft stilte nodig zich heen. Vertrouwelijkheid mag r nooit opdringen al wil men nóg zo graag helpen. Diepe smart wil vóór alles ge ëerbiedigd worden. De laatste dag voor Kerstfeest komt ei over de post een ansichtkaart voor opoe Pompjes. Van de kinderen. Er staat Kerstlandschapje op met herten m sneeuw, alles dik opgelegd met verguld- Grote blijdschapdie woorden kan opoe Pompjes maar niet kwijt. Natuur lijk behoort er grote blijdschap bij zulk een feest als Kerstfeest is. Denk maar eens even in, hoe de engelen gezongen hebben m de velden van Efratha! En dan de herders, hoe blij waren die wel niet om de geboorte van de Zaligmaker. Grote blijdschap, die was er al bij de kribbe. En duizenden mensen hebben later die grote blijdschap gevoeld, omdat het Kind in de kribbe hen kwam verlossen hun zonden en hun vrede kwam brengen. Opoe Pompjes weet het alles heel goed. Grote blijdschap, ach jaEn hier zit Zo wordt er dan familieraad gehouden, om tot een oplossing te komen ontnemen wilt! Ze hebben dertig, tig jaar in zo'n huisje gewoond, elke kras in de verf, elke vlek op het behang heeft een eigen geschiedenis. Hun hart is 1 van de plek, waar ze gelukkig en s< rampzalig geweest zijn, los te maken. Zo wordt er dan een familieraad ge houden om tot een oplossing te komen. Er wordt geredeneerd met warme hoof den en veel te luide stemmen. Maar opoe Pompjes zet zich schrap. Ze houdt vol dat ze haar nooit goedschiks over drempel krijgen. De ouderling moet aan te pas komen en de dominee moet er zich mee bemoeien. Eindelijk geeft opoe zich murwgepraat gewonnen. Mooi, alles komt in orde. Er is een plaatsje open in bet tehuis voor ouden van dagen. Je zult je wel afvragen, waarom opoe Pompjes niet bij een van haar getrouwde kinderen ondergebracht kan worden. Maar tja, Riek van Leendert verwacht haar zesde. Dat is ook niet alles. En wat Arie betreft, die heeft een huis zo klein, dat hij zich er amper in keren kan. Bij Jaap en Gerritje zou opoe nooit van d'r leven willen, omdat Jaap niet voor zijn eten bidt, net als een varken. Rest nog Willemijntje, maar dat schaap is zo zwak op d'r zenuwen, dat ze zonder mankeren bij de zeniuwairts terecht komt als er nog meer van haar gevergd wordt Zo gaat de boel dan uit elkaar. Leendert en Arie krijgen nog woorden over de mahoniehouten kast, waar ze allebei merakels veel zin in hebben. Het is vreemd dat Arie voor zo'n bakbeest van een kast opeens wél plaats heeft in zijn krot van een huis! Jaap maakt zich om een kleinigheid zo driftig, dat hij met de vuist op tafel slaat zodat opoe's gebarsten kopjes wag gelen' En Willemijntje krijgt prompt een zenuwaanval, omdat ze geen kans ziet opoe's linnengoed in de wacht te slepen. Opoe Pompjes zit er zelf kleintjes en verschrompeld bij. Ze hoort de schreeu wende en gillende stemmen onduidelijk als heel in de verte. En ze ziet de op gewonden, verhitte gezichten als door een Wat gaat er nu gebeuren? Oh, daar beginnen ze de boel de deur uit te sle pen. De handkar staat voor de stoep in de sneeuw. Als ze die mooie kast nu maar niet beschadigen. Er moet toch eigenlijk een deken overheen. Hoeveel malen heeft opoe die donkerrode, prach tig gevlamde deuren wel met flanellen doeken glanzend gewreven? Eén, twee. hoepla, daar gaat de kast. Wat is er nu aan de beurt, jongens? Eerst het thee kastje maar en dan de klok. Die kan met het aardewerk in een teil gepakt worden. De mannen lopen heen en weer, sneeuwklompen liggen tot in de kamer. Opoe Pompjes zoekt zenuwachtig naar haar omslagdoek. Dadelijk zullen ze haar wegbrengen. Het was misschien beter ge weest als ze dat éérst gedaan hadden. Het kamertje is kaal en hol geworden Tegen het verschoten behang met de donkere vochtplekken bij het raam hangt alleen nog maar de scheurkalender. Moet die niet mee? Och kijk, het is bijna Kerstfeest. Opoe Pompjes tuurt met brandende ogen op het dunne blokje om de tekst te ontcijferen: „Ziet, ik ver kondig u grote blijdschap Grote blijdschap, grote blijdschap, die woorden haken zich vast in haar half verdoofde gedachten. Ze heeft niet eens geweten, dat het al zo dicht bij het Kerst feest was. Alle narigheid brandt tezamen in het beseffen van dit gemis. Och Heer, hoe ver ben ik van die grote blijdschap afgeraakt, denkt opoe Pompjes. Zo is het leven, het harde, meedogenloze leven, hét laat een oud mens nog niet eens de gelegenheid om zich voor te bereiden op zulk een feest. Op haar arme, knobbelige rheumatiek- „Het komt de schaduwen beschijnen" Feest van de grote Blijdschap. In een wereld vol droefheid zijn allen, die bij dat kleine Kind in de kribbe neerknielen, uitermate blij. Allen. Dat zijn er zovelen, als het zand der zee aan alle stranden, als de sterren aan de hemel. Een schare, die niemand tellen kan. Bruinen, blanken, zwarten, roden, armen, rij ken, kinderen, ouden, geleerden en simpelen, mannen en vrouwen.. Ondanks Alle zondige verdeeldheid knielen ze naast elkaar voor dat éne Kind, dat hen allen tot één maakt: de Bruid van het Lam. In een wereld, waarin honderd-uit ge- prAAt wordt over vrede, terwijl achter de schermen de grote machten als kolossen in beweging zijn, om zich met de meest gruwelijke middelen te be wapenen, in zo'n wereld bezitten zij. die het Christus-ÏCind aanbidden. De Vrede. JA? Bent en en ben ik diep-ln écht blij? Is er vrede in ons hart? Als wij hier niet volmondig ,ja" op kunnen zeggen, zit er ergens iets scheef in ons leven. Dan valt er een slagscha duw tussen óns en de kribbe En die moet wég, vóór wij voluit Kerstfeest kunnen vieren. Wy gaan in deze dagen ons nestje weer mooi en warm en gezellig maken. Leendert en Arie krijgen nog woorden over de mahonie houten kast met geurig sparregroen en brandende kaarsen. We kunnen onze echt-vrouwe lijke eigenschappen weer uitleven in het scheppen van een warme, feestelijke sfeer. En in deernis gaan onze gedach ten (èn gebeden?) uit naar allen, die achter het IJzeren gordyn zuchten, naar Korea, naar de van al hun bezittingen beroofde Italianen in de Po-vlakte, naar alle zieken, eenzamen, rouwdragenden. naar de volkswijk van wykpredikant En is het Kerstfeest niet het feest van de „verloren zonen en dochteren". die berouwvol terugkeren? O ja, die Allen gedenken wij op het Kerstfeest. En dat moét ook. Zo is alles voor 't oog der mensen dik in orde met ons. Die donkere schaduw, die tussen ons en het Licht der wereld staat, zien wij zélf alleen maar Ja. Als wy die nog maar zien Dan is er nog hoop. dat wij tóch op het komende Kerstfeest dié blydschap en dié vrede in ons hart ontvangen, die daar nooit en te nimmer meer uit verdwijnen zullen. Als wy die schaduw zien, is Christus ai bezig die weg te vagen. Dan hebben we alléén maar Zyn uitgestoken hand te grypen en Alle, werkelyk Alle zelf handhaving te laten varen. „Here, myn huwelyk zit lelijk in de knoop en ik heb die zélf willen ontwarren, maar het gaat niet. Het wordt steeds méér ver wrongen. Doet U het nu maar en maak alles weer mooi en goed Help my, om de minste te willen zijn en my zelf totaal te verliezen". Wie dit vraagt gelyk ziet, op dat weergaloos offer In die kribbe, dié viert K „Here, ik kan myn naaste maar niet vergeven, ik kAn die grove belediging niet vergeten" De Schaduw. „Dien, die géén zonde gekend heeft, heeft Hij tde Vader, üw Vader) zonde voor óns gemaakt". Het Licht. „Ik wens die patroon, die het leven van zyn werknemers verzuurt, toe, dat-ie zélf op een houtje moet byten". Schaduwen. Boze geesten van on trouw, zelfzucht van haat. Ze belagen onze kinderen al. In de fynste ogen. blikken kan er plotseling om een kleinig heid ruzie komen. En niets is zó erg als r u z i Daar z i e je de duivel by grijns lachen. Daarom Moeders, alle geestkracht, wysneid,, tact, geduld, liefde en zelf beheersing ingezet, om zelfs de kleinste ruzie, zo vlug mogelyk te bezweren Dring ze achteruit, die daemomsche machten. Dat Kind in de kribbe, Wiens naam is: „Sterke God" staat ons terzyi Vrede op aarde! Lach daar niet cynisch om, want. hy is er. Zélfs achter Uzeren gordyn! Oók op de slagvelden van Korea! En het is een vrede, di lyk begrip te boven gaat. Er zyn óók mensen, die schouderophalend glimlachen superioriteitsgevoel van: „die goedge lovige stakkerds laten zich alles maar suggereren Als het wèrkelykheid was. zouden die Christenen er in hun dagelyks leven wel Anders uitzien" Daar heb je t nou! Zulken hebben wat dit laatste betreft nog gelyk óók! Dat is de diepste slagschaduw, die zijzelf met een hart vol wrok en bitterheid. Hier zit ze en heeft geen deel aan die grote blydschap. Ze hoort er niet by. Dat voelt ze duidelijk bij de Kerst feestviering van het Huis. Ere zy God in de hemelen, zingt het koortje Het klinkt jubelend. Grote blydschap Grote blydschap trilt ook in de woorden de dominee, die de Kerstpreek houdt voor de oudjes. Grote blydschap is ii dankgebed. Wat moet er van een mens worden, die hier geen deel neeft? Opoe Pompjes zit maar te staren in de kaarsvlammen. Haar hart schreit onhoorbaar naar de verloren zekerheid. Och Heer, zegt ze in zichzelf, Je weet toch ommers wel, dat ik het Kind in de kribbe liefheb.... maar d'r is zoveel ge beurd met mynik ben d'r glad de kluts van kwyt geraaktOch Heer. ik hoor d'r r:u meer by. dat weet ik drom mels goedMaar d'r staat toch ge schreven. dat de Heiland is gekommen voor zondaarsHij is ook gekomen voor zo'n smeerlap as de moordenaar het kruis was en iken ikoch Heer. ik wou ook zo graag een bietje van die grote blijdschap hebben heel klein bietjeik bin toch z Aan de avond van die Kerstda- vraagt opoe Pompjes om een briefkaartje en om pen en inkt. De directrice biedt aan om voor haar te schryven. Ze heeft maar voor het dicteren. Maar opoe wij het zelf doen, dat kan ze nog best. „Ga je op je ouwe dag nog an minnebrief beginnen, opoe?" plaagt ww.. oud baasje, dat monter op zyn krukken langs komt hompelen. Opoe geeft geen antwoord, ze hoort het niet eens. Ze heeft al haar aandacht nodig bij het ongewone karwei. Haar stijve vingers knellen krampachtig om de penhouder. Wat trilt dat ding. De iet- worden hobbelig en zien er uit of stormwind ze scheef gewaaid heeft. Opoe Pompjes maakt ook nog een veeg r het papier met haar mouw Maar krygt het voor elkaar. De kinderen zullen best wys kunnen worden uit haar hanepoten. Het blykt al gauw, dat dit inderdaad het geval is. Na de Kerstdagen is er be zoekuur. Daar komen de kinderen van opoe Pompjes al aanstappen! Sjonge, het is een komplete optocht. De directrice knijpt voor deze keer een oogje dicht Kijk toch eens, wat ze allemaal meebren gen! Een potje met rode tulpen, van die jUf-'"- opoe altyd zoveel van heeft ontbytkoek. alle mense- vurige, gehouden. Een n een puntzakje suiker. Ze praten allemaal tegelijk met rode. tussen een Christen en de kribbe kan vallen. Dat is zingen: „Komt allen tezamen, komt verheugd van harte Bethle hem's stal in den geest bezocht", maar intussen dat woordje „allen" met een korreltje zout nemen Die mensen, die bij je inwonen en die je zo treiteren, die reken je er (misschien onbewust) niet by en óók niet die vrouw, die haar lippen verft (stél je voor!) en die gie rige lui van de overkant, nou, die zullen óók wat te verantwoorden hebben, als ze by de kribbe knielen en van je eigen man, die je zó onrechtvaardig en liefde loos behandelt, snap je 't eigeniyk óók niet, hoe hy nog van „Vrede op aarde" durft te zingen en die man denkt het zelfde van z'n vrouw, die hem met eeuwige klaagtonen het leven verzuurt en nü .,Ere zy God" zit te galmen Is het wonder dat de wereld cynisch lacht? Zó staan wy niet alleen zélf Achter de schaauw van onze zelfhandhaving, maar we benemen óók nog anderen, die Hém niet kennen het licht, dat uit de Kribbe lokkend noodt Vrouwen. Moeders, wy laten op dit Kerstfeest geen mens vergeefs by ons aankloppen?! Huizen en harten wyd- open en allen, Allen gaan wy naar Beth- lehem. Onrustige, sterfelyke mensen, dit vrede en blijdschap zoeken, die zich zélf zo vaak in de weg staan, maar die tóch mét de dichteres Jo Kalmyp-Spie- renburg dit weten én vasthouden: „Een breek'lijk Klndeke in stro ev doeken dat zal 't geluk en de genezing zijn van wie langs wegen van gemis en vergeefs de Vrede voor hun harten God heeft Zich. om ons eindelijk de glorie van Zijn paradOs ontzegd Zlchzelve tn een kribbeke gelegd, opdat wij in het Kind Hem zouden mtnnen En by dit Licht verbleken alle stralen van aardse glans, die d'ogen ons verblindt Reik ons Uw kleine hand. gezegend Kind opdat wij dicht by U, niet meer verdwalen MARGARITHA. lachende gezichten. „En opoe, hoe hebbie het nou? Nou mensje, zeg nou zelf es, zit je d'r nou niet bij as de Koningin zeivers? Opoe Pompjes zit in haar eigen stoel met het zachte, gehaakte kussen achter haar broos rugje. Heel haar verschrom peld rimpeigezichtje straalt Grote blydschapMaai- die komt niet door de koek en niet door het ver zoenend potje rode tulpjes. Die komt opgeweld uit de diepte van een eenzaam en veronachtzaamd hart, dat zich met al zyn teleurstelling en gekrenktheid ge wonnen gegeven heeft aan de liefde van het Kind in de kribbe. Maar zulke tere dingen zyn niet onder woorden te brengen. Een orezin ivordt de straat op gesmeten Niet enkel onder de Parijse bruggen slapen ze, ook de volkswijk heeft z'n daklozen 'VE deugde ndet daar was iedereen 't I méns te zetten: met z'n drietjes kozen ze over eens. Men behoefde overigens een ander» stoelenrij en zaten er als een haar trieste levensgeschiedenis niet ie| protestmeeting byeen. Ook andere ger kennen: men zag zo wel dat alles aan haar haperde: een verbeten, grimmige mond, ogen. die je veel te fel aankeken, zonder ooit te knipperen. heel een onverzorgd uiterlyk. dat kennelijk uitsprak dat ze lak had alles en ledereen. Een egelmens, voortdurende afweer tegen de hele wereld. Natuurlijk bestaat er voor houding een aanleiding: er is een vc geschiedenis van jaren en jaren r Maar wie komt daar ooit achter w neer de persoon in kwestie er zelf o zwygt? Men hoort enkel wat de gaande en komende man weet te vertellen dat is dan allicht het minst gunstige; het gunt alleen maar een blik door gekleurd venster van geroddel en haat. Ze moet jong wees zijn geweest toen aan huis gekomen bij een nicht, die zelf in voortdurende met oaar man leefde: een echte heeft ze dus nooit gekend De jongen die haar uit de misère zou haleo waarvan ze ongetwyfeld gehouden heeft, liet haai waarover hij grynzend het vaderschap ontkende. Volgens de buurt tei de buurt oordeelt mogelijk a haar verdere levensgedragingen, die ook op dit punt alles te wensen ovei hebben gelaten. Twee keer is ze daarna immers nog getrouwd geweest en beide keren ging het fout. Dat haar eerste mar inder vandoor ging en haai tweede een berucht dronkaard was - wyt het mogelyk teveel aan haar; misschien ook niet wie zal dat uit maken? By zoveel tegenslagen woraen andere vrouwen mak. tam. verslagen: ze krijgen iets klagelijks over zich. Zy werd er integendeel steeds harder door. ruwei. brutaler. Nu was ze op leeftyd gekomen- mens, die de mensen kent en ei niets goeds meer van verwacht Die niet weet wat een naaste is. omdat ze er nooit tegenkwam en die daarom iedsreer afgrauwt, terecht of ten onrechte, da' laakt geen verschil. Hoe dan ook, ze deugde niet en naai verschyning in die bepaalde Kerstsanien- komst werd met gemengde gevoelens be groet. Juffrouw Dinges stond een beetje verderop te mopperen umdat ze haai plaatsje had ingenomen en vond da geen pas gaf De belde vriendinnen juffrouw Dinges waren het daar r vertikten het om zich naast Géén drie borden water bij de soep Als er plotseling gasten komen, wat clan YVTAT IS ER PRETTIGER voor een huisvrouw dan met een gerust hart tegen onverwachte gasten te zeggen: „Toe. zeg, wees gezellig en blijf eten!" Natuurlijk hebben we allemaal ons Kerstmenu reeds lang ge reed, maar wanneer er plotseling familie of vrienden zo om en nabij het etensuur komen opdagen, moeten we zien het dusdanig te wijzigen, dat we opgewekt voor een bord meer kunnen dekken. We kunnen natuurlyk ook een voed zaam nagerecht klaarmaken. Daartoe koken we acht halve peren, die we van zelfsprekend van schil en klokhuis heb ben ontdaan, gaar in een suikerstroopje Van één liter melk. 50 gram cacao. 40 gram maizena en 100 gram suiker maken we een stevige chocoladevla. oie we al roerende wat af laten koelen Jaarpa gieten we de massa in een glazen *-naa en schikken er de geconfyte peren «p. at- Lang geleden hadden we een oud-tante, die bekend stond om haar gastvryheid. Nimmer kwam iemand vergeefs op het etensuur „even binnenvallen" en menig een verbaasde zich over de gerustheid, waarmee tante de onverwachte disgeno ten steeds welkom heette. Wy hebben echter haar geheim ontdekt, toen we haar eens in de keuken zonder blikken of blo zen hoorden zeggen: „Drie borden water by de soep. Antje" Kyk. zó willen Heus, zó zenuwachtig behoeft U zich niet te maken. het met onze Kerstmaaltyd toch zeker niet doen. Toch kunnen ook wy de op lossing vinden in een bordje soep, als we maar zorgen, een paar flesjes tomatensap in huis te hebben of een klein blikje spinazie. Voor beide soepen kunnen we beginnen met een witte saus te maken. We nemen twee eetlepels boter en smel ten die op een heel zacht vuur. Vooraj de boter niet laten braden! Al roerende voegen we vier eetlepels bloem toe en verdunnen de massa steeds roerende met melk en/of bouillon. Tenslotte doen we er een of twee flesjes tomatensap by ji de inhoud van een blikje spinazie. De sj. .dzie moet echter door een zeef tot ouiee gewreven zyn. Dan oakken we in wal neie slaolie dobbelsteentjes brood en stiuuien die op het laatste ogenblik gewisseld met bergjes styfgeslagen of slagroom. Een andere oplossing stevige rijstschotel maken. vVe koken 200 gram ryst langzan in één liter water, waarin we eci citroenschil meekoken. Wanneer de rijst gaar. maai nog niet geheel droog gekookt ia. roeren we er. van het vuur at, het sap van drie citroe nen door en tegelijkertijd 200 gram tui- ker Tenslotte gaat de massa in een met koua water omgespoelde puddingvorm. Leiitniliesausje er over en dan zult u een en hot lekker het ..toetje" is. dat u z> nigs de neus weg even hebt be ren iv vasten zullen u dankbaar zyn en ii' icinerar niet begrypen. waar- or> zich zo zenuwachtig heeft ge- maaki. toen de Jansens plotseling voor de deur stonden..,. gelde gasten lieten de stoelen naast de uitgestotene leeg; zelfs toen het voi in het zaaltje werd Er was een oud stel letje, dat zich zelfs ging beklagen oy ae concierge: dat het een schandaal was, als zulke mensen nu cok al kwamen; aai ae gezelligheid er door verloren raakte, dat je tenslotte maar niet met jan en alle man wou samenzyn. Ook de volksvyk heeft zijn standen en rangen: dat is geen voorrecht van deftiger kringen alleen ryOELDE ze al deze, zeker met stille, critdek? Ongetwijfeld, maar "t liet haar koud: ik zei immers ai dat ze niet tot de makke schapen behoorde! Mogeiyic voelde ze zelfs die drie stoelen voor haar alleen ln de volle zaal als een passend voorrecht. Een mens kan zulk een af grondelijke haat jegens medemensen gaan koesteren dat het een genot i& als iedereen 'm links laat liggen Nocn'-ans zou ze niet in haar isolement blijven, want net op 't allerlaatste moment dat het Kerstfeest een aanvang nam. streken nog drie laatkomers naast haar neer Niet eens twee dus, voluit drie. Vreemdelin gen hiei, net als zij: een man, een vrouw, een kind en ook hier was een voor- gescnledenls aan verbonden. Daarvan wisten we toevallig iets méér omdat ze via de spreekkamer binnentraden en hun entree was ook enkel maar d ge volg van hun geval waar we geen v°g mee wisten; geen Andere weg dan hen in vredesnaam maar mee Kerst laten vieren; dan maar verder zien Waai dit drietal was dakloos: deze man, deze vrouw en dit hummeltje van 'n jaar of vier. Tl/TISSCHIEN verbaast u dit: zyn er in ons land dakloze gezinnen? Dan ver baas ik me wederkerig: in welke droom wereld vertoeft u eigeniyk dat u dit met weet. Er zyn honderden mogelyk duizen den daklozen in ons land Elke zomernacht zyn ze er en ook Iedere winternacht. Niet enkel ondei de bruggen van Farijs slapen zwervers en schooiers zondei cak boven hun hoofa; niet alleen in de Lon- dense parken en in de New Yoikse slums Ook by on9 gebeurt dat. Ergens laait plotseling een ruzie op en een g°zin ordt de straat opgesmeten dat gaat maar, ineens, en deze drie vreemne- lingen vormden zo'n gezinnetje, en zie dat je hen dan toch onderdak ver schaft. Het politiebureau dat is can waarschijnlijk de enige mogelijkneid: .Enfin, blyf eerst vanavond maar even hier, wy zullen dan ondertussen wel gaan telefonerenWant dat is weer een de talloze lacunes in ons werk aat nog niet eens een eigen logement hebben waar mensen opgenomen kunnen -den. Hoe zouden we trouwens ook: hebben immers nog gebrek aan het allernodigste voor het gewone werk; we arbeiden immers maar op de bonnetooi giften en gaven? TN elk geval: daar zaten ze nu tenmin- -*-ste één Kerstsamenkomst lang. warm i droog en dat was dan althans Iets. Eén Kerstavond. Hetgeen betekent: het licht gaat uit en de kerstboom glanst in stille pracht Ook: we zingen samen die liederen van verwachting en vervulling. En nog: het Evangelie wordt verkondigd de Heer van het heelal, die arm werd om zondaren ryk te maken Zó arm. dat voor Hem zelfs in de herberg geen plaats was. en Hy in een stal geboren moest worden: „O kindje, o kindje, dat heden ln 't nederig kribbetje leit Misscniei. is het voor gewone chris tenmensen moeiiyk zich hier wezenlijk te verdiepen: we kennen het vernaai; het is alhaast twintig eeuwen lang van jaar tot jaar oververteld. Men moet zicü afvragen of het velen nog wel iets doet. Mogelyk dat er ook dit jaar over ge preekt wordt en dat men vervolgens die preek zal becritiseren zonder te voelen geconfronteerd werd met het meest-ondenkbare wonderMaar vreemd, elk jaar opnieuw hoort ergens toch weer een mens dit alles voor het eerst on bewust. Die avond waarover ik vertel is dat geschied met die vrouw, die niet deugde: ze heeft met heel haar rt geluisterd. i. weet met of de wyze waarop dat verhaal toen behandeld is mee invloed heeft uitgeoefena Misschien wel het grypt een verteller aan, wanneer oy net met zyn neus gedrukt werd op precies geval van mensen, die g. n dak bo- hun hoofd hebben op net zo'n nare, gure winterdag. Maar waarlyk: Ik weet het niet zeker Het enige wat ik wel weet is dat de norse vrouw in de eerste chocolademelk-pauze met haar ouur- vrouwtje heeft gepraat en aat ze loen moet gehoord hebben dat die drie. zo vlak naast haar, op straat stonden En het andere cat ik wel weet Is dit, aat in de tweede chocolademelk-pauze opeens bezorgde gezUhten opklaarden en dat de longer* vrouw me aan myD jas trok en zei: „Meneer, doe maar geen moeite meer voor ons; het ls al in orde; kunnen hier by de juffrouw blijven vannachtzij heeft wel plaats voor Een zin die de juffrouw zeil beaamde door een stugge knik van in stemmende bevestiging zonder me kyken daarbij, en dat was mis schien het waardevolste. ZO zyn ze die avond gevieren wegge gaan - maar de geschiedenis was daar- niet uit. Later veel later pas kon n de volle omvang van die ene be slissing vaststellen. Later, toen aie vrouw belde gasten geregelae oezoe- kers geworden waren: toen ze allang een eigen plaatsje ln de zaal veroverd nad- toen ze niet meei als vreemde lingen maar als eigen volk werden be schouwd tater, toen „a wisten hoe dat gezi.inetje die Kerstnachten in haar bed slapen had, terwyi zy zelf het onbe- grljpelUke offer bracht va», een nacht- cht op 'n harde stoel. Later, toen he" longe gezin moeizaam langs de maat schappelijke ladder omhoog gekrabbeld was. en de bordjes feiteUJk verhangen n: toen 't niet meer by haar ^ocH udere vrouw veeleer by heo in ide en er liefde, hartelykheia nog latei verzorging en verpleging vond wonderlijke Jpoe door adoptie Ja, eigeniyk zal deze geschiedenis nimmer uit zijn Dat ls het voorrecht van elke histoiie, die aanvangt onder de verkon diging dat God de mensen zo lief ïeeft dat Hii geen plaats wil hebben om Den wel plaat: te bereiden. Of mei naai igen woorden: „Toen Ik Ineens wist dm Onze lieve Heer Anders ls dan wij. mensen »oen gong alles verder vinzeli Wykpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 15