BLIJDSCHAP
üi 'ti emïaam hokt
Kerstbijlage 1951 Pagina"
haar huisjt
allemaal al
ET gaat niet meer, het gaat
niet meer. Er komen vast
en zeker ongelukken van
als opoe Pompjes nog lan- voeten baggert opoe Pompjes tus
van haar kinderen in door de
Het smeltend sneeuwwater siepert door
de kieren van haar bultige schoenen. Het
piekje op haar ouderwets hoedje trilt.
Ze komt zo weinig buiten, het verkeer
en de lichten in de winkels maken haar
wat duizelig. Overal rood en groen en
zilver in de étalages.
Grote blijdschapEr zijn toch veel
goede Kerstfeesten geweest in het leven
van opoe Pompjes, toen de kinderen nog
klein waren. Kerstfeesten vol luister en
innigheid. Kerstfeesten met zingende
kleintjes rond een opgetuigd boompje.
Kerstfeesten ook met dankbaarheid voor
de komst van het Kind in de kribbe.
Het leven is leeg en eenzaam gewpr-
den. Grote blijdschapWaar moet een
die vandaan halen als alles hem
stuk voor stuk wordt afgenomen? Als er
niets meer overblijft dan ergens in een
tehuis in een hoekje op je eind zitten
wachten?
DOOR JO KALMIJN-SPIERENBURG
ger alleen
blijft woner
Wat kan
niet met zo'n ouwe ziel ge
beuren? Ze behoeft immers
alleen maar een smeulend
stukje turf uit de asla var.
haar salamandertje te morsen en de hele
boel staat in lichterlaaie.
De buren hebben haar al eens inge
dommeld gevonden bij het walmend pe
troleumstel. Ze was zo zwart als een
neger, de roetvlokken hingen aan het
plafond. Je zou er om geschaterd hebben
als het niet zo zielig was.
Kort geleden nog is het oudje mis
gestapt op haar keldertrapje en heeft
uren liggen kreunen tussen haar inmaak-
potjes. Ze had haar nek wel kunnen
Er had allang ingegrepen moeten wor
den. Dat is vast. Maar je weet hoe die
oudjes zijn, als je ze hun zelfstandigheid
Het is een grauw en armetierig figuur
tje, dat op de stoep van het Tehuis ge
holpen moet worden. De kinderen voelen
zich opgelucht, omdat alles zo zonder
moeilijkheden verloopt. Het valt gewel
dig mee, zhadden gevreesd, dat opoe
op het laatste nippertje nog terug zou
krabbelen. Van pure opluchting -worden
ze vriendelijk.
„Voorzichtigjes maar an, opoe.... één,
twee, nog één stappie. Zie zo. daar ben
nen we d rHou je maar taai, hoor
je zal es zien, hoe of alles nog mee
valtje moet denken, nou heb je in
't vervolg nergens meer naar om te
kijkenje krijgt alles op z'n tijd, je
natje en je droogjeeen bediening
as de Koningin
De bel galmt al. Ze geven opoe Bemoe
digende klopjes op haar smal schouder
tje. „Op het eerste het beste bezoekuur
bennen we present, hoor
Er klinken voetstappen in de gang.
Dan opeens keert opoe zich om op de
stoep. En ze hijgt fel, haar stem over
slaand van verkropt verdriet: „Jullie
hoeven geen van allen mijn op te kom
men zoekenjullie hebben me nakend
uitgekleed, jullie hebben je zinmaar
d'r hoef t'r geen één hier an de deur te
kommen met 'n appeltje of 'n peertje
Opoe Pompjes stapt tuitelig over de
drempel. De tegels van de brandheldere
gang golven op en neer onder haar
vaste voeten. Ze zou gevallen zijn als
stevige hand haar niet onder de arm
steund had.
„Welkom bij ons", zegt een stem vol
mildheid en warm begrip. „Zo, eerst de
omslagdoek af en dan gaan wij j
eens kijken of er al koffie in de keuken
is". Jarenlange ervaring heeft de direc
trice geleerd, dat een oud en bedroefd
hart nergens beter mee te winnen is dan
met een pittig „bakje".
De eerste dagen zit opoe Pompjes stug
tussen de andere oudjes en weert alle
toenadering af. De zaal is met geurig
sparregroen versierd. Rode kerstklokken
bengelen aan de lampen. Er hangt een
sfeer van stille verwachting. De direc
trice heeft opoe Pompjes dicht bij de
verwarming gezet. Deze stoel met het
zachte gehaakte kussen is voortaan haar
eigen stoel. Af en toe knikt de directrice
het oudje toe. Went het al een beetje bij
Opoe Pompjes worstelt met zichzelf.
Dat is duidelijk, Ze heeft stilte nodig
zich heen. Vertrouwelijkheid mag r
nooit opdringen al wil men nóg zo graag
helpen. Diepe smart wil vóór alles ge
ëerbiedigd worden.
De laatste dag voor Kerstfeest komt ei
over de post een ansichtkaart voor opoe
Pompjes. Van de kinderen. Er staat
Kerstlandschapje op met herten m
sneeuw, alles dik opgelegd met verguld-
Grote blijdschapdie woorden kan
opoe Pompjes maar niet kwijt. Natuur
lijk behoort er grote blijdschap bij zulk
een feest als Kerstfeest is. Denk maar
eens even in, hoe de engelen gezongen
hebben m de velden van Efratha! En dan
de herders, hoe blij waren die wel niet
om de geboorte van de Zaligmaker. Grote
blijdschap, die was er al bij de kribbe.
En duizenden mensen hebben later die
grote blijdschap gevoeld, omdat het Kind
in de kribbe hen kwam verlossen
hun zonden en hun vrede kwam brengen.
Opoe Pompjes weet het alles heel goed.
Grote blijdschap, ach jaEn hier zit
Zo wordt er dan familieraad gehouden, om tot een
oplossing te komen
ontnemen wilt! Ze hebben dertig,
tig jaar in zo'n huisje gewoond, elke kras
in de verf, elke vlek op het behang heeft
een eigen geschiedenis. Hun hart is 1
van de plek, waar ze gelukkig en s<
rampzalig geweest zijn, los te maken.
Zo wordt er dan een familieraad ge
houden om tot een oplossing te komen.
Er wordt geredeneerd met warme hoof
den en veel te luide stemmen. Maar opoe
Pompjes zet zich schrap. Ze houdt vol
dat ze haar nooit goedschiks over
drempel krijgen. De ouderling moet
aan te pas komen en de dominee moet
er zich mee bemoeien. Eindelijk geeft
opoe zich murwgepraat gewonnen. Mooi,
alles komt in orde. Er is een plaatsje
open in bet tehuis voor ouden van dagen.
Je zult je wel afvragen, waarom opoe
Pompjes niet bij een van haar getrouwde
kinderen ondergebracht kan worden.
Maar tja, Riek van Leendert verwacht
haar zesde. Dat is ook niet alles. En wat
Arie betreft, die heeft een huis zo klein,
dat hij zich er amper in keren kan. Bij
Jaap en Gerritje zou opoe nooit van d'r
leven willen, omdat Jaap niet voor zijn
eten bidt, net als een varken. Rest nog
Willemijntje, maar dat schaap is zo zwak
op d'r zenuwen, dat ze zonder mankeren
bij de zeniuwairts terecht komt als er nog
meer van haar gevergd wordt
Zo gaat de boel dan uit elkaar.
Leendert en Arie krijgen nog woorden
over de mahoniehouten kast, waar ze
allebei merakels veel zin in hebben. Het
is vreemd dat Arie voor zo'n bakbeest
van een kast opeens wél plaats heeft in
zijn krot van een huis!
Jaap maakt zich om een kleinigheid
zo driftig, dat hij met de vuist op tafel
slaat zodat opoe's gebarsten kopjes wag
gelen' En Willemijntje krijgt prompt een
zenuwaanval, omdat ze geen kans ziet
opoe's linnengoed in de wacht te slepen.
Opoe Pompjes zit er zelf kleintjes en
verschrompeld bij. Ze hoort de schreeu
wende en gillende stemmen onduidelijk
als heel in de verte. En ze ziet de op
gewonden, verhitte gezichten als door een
Wat gaat er nu gebeuren? Oh, daar
beginnen ze de boel de deur uit te sle
pen. De handkar staat voor de stoep in
de sneeuw. Als ze die mooie kast nu
maar niet beschadigen. Er moet toch
eigenlijk een deken overheen. Hoeveel
malen heeft opoe die donkerrode, prach
tig gevlamde deuren wel met flanellen
doeken glanzend gewreven? Eén, twee.
hoepla, daar gaat de kast. Wat is er nu
aan de beurt, jongens? Eerst het thee
kastje maar en dan de klok. Die kan
met het aardewerk in een teil gepakt
worden.
De mannen lopen heen en weer,
sneeuwklompen liggen tot in de kamer.
Opoe Pompjes zoekt zenuwachtig naar
haar omslagdoek. Dadelijk zullen ze haar
wegbrengen. Het was misschien beter ge
weest als ze dat éérst gedaan hadden.
Het kamertje is kaal en hol geworden
Tegen het verschoten behang met de
donkere vochtplekken bij het raam hangt
alleen nog maar de scheurkalender. Moet
die niet mee? Och kijk, het is bijna
Kerstfeest. Opoe Pompjes tuurt met
brandende ogen op het dunne blokje om
de tekst te ontcijferen: „Ziet, ik ver
kondig u grote blijdschap
Grote blijdschap, grote blijdschap, die
woorden haken zich vast in haar half
verdoofde gedachten. Ze heeft niet eens
geweten, dat het al zo dicht bij het Kerst
feest was. Alle narigheid brandt tezamen
in het beseffen van dit gemis. Och Heer,
hoe ver ben ik van die grote blijdschap
afgeraakt, denkt opoe Pompjes. Zo is
het leven, het harde, meedogenloze leven,
hét laat een oud mens nog niet eens de
gelegenheid om zich voor te bereiden
op zulk een feest.
Op haar arme, knobbelige rheumatiek-
„Het komt de schaduwen beschijnen"
Feest van de grote Blijdschap.
In een wereld vol droefheid zijn
allen, die bij dat kleine Kind in de
kribbe neerknielen, uitermate blij.
Allen. Dat zijn er zovelen, als het
zand der zee aan alle stranden, als
de sterren aan de hemel. Een schare,
die niemand tellen kan. Bruinen,
blanken, zwarten, roden, armen, rij
ken, kinderen, ouden, geleerden en
simpelen, mannen en vrouwen..
Ondanks Alle zondige verdeeldheid
knielen ze naast elkaar voor dat éne
Kind, dat hen allen tot één maakt:
de Bruid van het Lam.
In een wereld, waarin honderd-uit ge-
prAAt wordt over vrede, terwijl achter
de schermen de grote machten als
kolossen in beweging zijn, om zich met
de meest gruwelijke middelen te be
wapenen, in zo'n wereld bezitten zij.
die het Christus-ÏCind aanbidden. De
Vrede.
JA? Bent en en ben ik diep-ln
écht blij? Is er vrede in ons hart?
Als wij hier niet volmondig ,ja" op
kunnen zeggen, zit er ergens iets scheef
in ons leven. Dan valt er een slagscha
duw tussen óns en de kribbe En die
moet wég, vóór wij voluit Kerstfeest
kunnen vieren.
Wy gaan in deze dagen ons nestje
weer mooi en warm en gezellig maken.
Leendert en Arie krijgen
nog woorden over de mahonie
houten kast
met geurig sparregroen en brandende
kaarsen. We kunnen onze echt-vrouwe
lijke eigenschappen weer uitleven in het
scheppen van een warme, feestelijke
sfeer. En in deernis gaan onze gedach
ten (èn gebeden?) uit naar allen, die
achter het IJzeren gordyn zuchten, naar
Korea, naar de van al hun bezittingen
beroofde Italianen in de Po-vlakte, naar
alle zieken, eenzamen, rouwdragenden.
naar de volkswijk van wykpredikant
En is het Kerstfeest niet het feest van
de „verloren zonen en dochteren". die
berouwvol terugkeren?
O ja, die Allen gedenken wij op
het Kerstfeest. En dat moét ook. Zo is
alles voor 't oog der mensen dik in
orde met ons. Die donkere schaduw, die
tussen ons en het Licht der wereld
staat, zien wij zélf alleen maar Ja.
Als wy die nog maar zien Dan is er
nog hoop. dat wij tóch op het komende
Kerstfeest dié blydschap en dié vrede
in ons hart ontvangen, die daar nooit en
te nimmer meer uit verdwijnen zullen.
Als wy die schaduw zien, is Christus ai
bezig die weg te vagen. Dan hebben
we alléén maar Zyn uitgestoken hand
te grypen en Alle, werkelyk Alle zelf
handhaving te laten varen. „Here, myn
huwelyk zit lelijk in de knoop en ik
heb die zélf willen ontwarren, maar het
gaat niet. Het wordt steeds méér ver
wrongen. Doet U het nu maar en maak
alles weer mooi en goed Help my, om
de minste te willen zijn en my zelf
totaal te verliezen". Wie dit vraagt
gelyk ziet, op dat weergaloos offer In
die kribbe, dié viert K
„Here, ik kan myn naaste maar niet
vergeven, ik kAn die grove belediging
niet vergeten" De Schaduw.
„Dien, die géén zonde gekend heeft,
heeft Hij tde Vader, üw Vader) zonde
voor óns gemaakt". Het Licht.
„Ik wens die patroon, die het leven
van zyn werknemers verzuurt, toe,
dat-ie zélf op een houtje moet byten".
Schaduwen. Boze geesten van on
trouw, zelfzucht van haat. Ze belagen
onze kinderen al. In de fynste ogen.
blikken kan er plotseling om een kleinig
heid ruzie komen. En niets is zó erg als
r u z i Daar z i e je de duivel by grijns
lachen.
Daarom Moeders, alle geestkracht,
wysneid,, tact, geduld, liefde en zelf
beheersing ingezet, om zelfs de kleinste
ruzie, zo vlug mogelyk te bezweren
Dring ze achteruit, die daemomsche
machten. Dat Kind in de kribbe, Wiens
naam is: „Sterke God" staat ons terzyi
Vrede op aarde! Lach daar niet cynisch
om, want. hy is er. Zélfs achter
Uzeren gordyn! Oók op de slagvelden
van Korea!
En het is een vrede, di
lyk begrip te boven gaat.
Er zyn óók mensen, die
schouderophalend glimlachen
superioriteitsgevoel van: „die goedge
lovige stakkerds laten zich alles maar
suggereren Als het wèrkelykheid
was. zouden die Christenen er in hun
dagelyks leven wel Anders uitzien"
Daar heb je t nou! Zulken hebben
wat dit laatste betreft nog gelyk óók!
Dat is de diepste slagschaduw, die
zijzelf met een hart vol wrok en
bitterheid. Hier zit ze en heeft geen deel
aan die grote blydschap. Ze hoort er niet
by. Dat voelt ze duidelijk bij de Kerst
feestviering van het Huis. Ere zy God
in de hemelen, zingt het koortje Het
klinkt jubelend. Grote blydschap
Grote blydschap trilt ook in de woorden
de dominee, die de Kerstpreek houdt
voor de oudjes. Grote blydschap is ii
dankgebed. Wat moet er van een
mens worden, die hier geen deel
neeft? Opoe Pompjes zit maar te staren
in de kaarsvlammen. Haar hart schreit
onhoorbaar naar de verloren zekerheid.
Och Heer, zegt ze in zichzelf, Je weet
toch ommers wel, dat ik het Kind in de
kribbe liefheb.... maar d'r is zoveel ge
beurd met mynik ben d'r glad de
kluts van kwyt geraaktOch Heer. ik
hoor d'r r:u meer by. dat weet ik drom
mels goedMaar d'r staat toch ge
schreven. dat de Heiland is gekommen
voor zondaarsHij is ook gekomen
voor zo'n smeerlap as de moordenaar
het kruis was en iken ikoch
Heer. ik wou ook zo graag een bietje
van die grote blijdschap hebben
heel klein bietjeik bin toch z
Aan de avond van die Kerstda- vraagt
opoe Pompjes om een briefkaartje en
om pen en inkt. De directrice biedt aan
om voor haar te schryven. Ze heeft maar
voor het dicteren. Maar opoe wij het
zelf doen, dat kan ze nog best.
„Ga je op je ouwe dag nog an
minnebrief beginnen, opoe?" plaagt ww..
oud baasje, dat monter op zyn krukken
langs komt hompelen.
Opoe geeft geen antwoord, ze hoort het
niet eens. Ze heeft al haar aandacht
nodig bij het ongewone karwei. Haar
stijve vingers knellen krampachtig om
de penhouder. Wat trilt dat ding. De iet-
worden hobbelig en zien er uit of
stormwind ze scheef gewaaid heeft.
Opoe Pompjes maakt ook nog een veeg
r het papier met haar mouw Maar
krygt het voor elkaar. De kinderen
zullen best wys kunnen worden uit haar
hanepoten.
Het blykt al gauw, dat dit inderdaad
het geval is. Na de Kerstdagen is er be
zoekuur. Daar komen de kinderen van
opoe Pompjes al aanstappen! Sjonge, het
is een komplete optocht. De directrice
knijpt voor deze keer een oogje dicht
Kijk toch eens, wat ze allemaal meebren
gen! Een potje met rode tulpen, van die
jUf-'"- opoe altyd zoveel van heeft
ontbytkoek.
alle mense-
vurige,
gehouden. Een
n een puntzakje suiker.
Ze praten allemaal tegelijk met rode.
tussen een Christen en de kribbe kan
vallen.
Dat is zingen: „Komt allen tezamen,
komt verheugd van harte Bethle
hem's stal in den geest bezocht", maar
intussen dat woordje „allen" met een
korreltje zout nemen Die mensen, die
bij je inwonen en die je zo treiteren,
die reken je er (misschien onbewust)
niet by en óók niet die vrouw, die haar
lippen verft (stél je voor!) en die gie
rige lui van de overkant, nou, die zullen
óók wat te verantwoorden hebben, als
ze by de kribbe knielen en van je eigen
man, die je zó onrechtvaardig en liefde
loos behandelt, snap je 't eigeniyk óók
niet, hoe hy nog van „Vrede op aarde"
durft te zingen en die man denkt het
zelfde van z'n vrouw, die hem met
eeuwige klaagtonen het leven verzuurt
en nü .,Ere zy God" zit te galmen Is
het wonder dat de wereld cynisch lacht?
Zó staan wy niet alleen zélf Achter de
schaauw van onze zelfhandhaving, maar
we benemen óók nog anderen, die Hém
niet kennen het licht, dat uit de Kribbe
lokkend noodt
Vrouwen. Moeders, wy laten op dit
Kerstfeest geen mens vergeefs by ons
aankloppen?! Huizen en harten wyd-
open en allen, Allen gaan wy naar Beth-
lehem. Onrustige, sterfelyke mensen, dit
vrede en blijdschap zoeken, die zich
zélf zo vaak in de weg staan, maar die
tóch mét de dichteres Jo Kalmyp-Spie-
renburg dit weten én vasthouden:
„Een breek'lijk Klndeke in stro ev doeken
dat zal 't geluk en de genezing zijn
van wie langs wegen van gemis en
vergeefs de Vrede voor hun harten
God heeft Zich. om ons eindelijk
de glorie van Zijn paradOs ontzegd
Zlchzelve tn een kribbeke gelegd,
opdat wij in het Kind Hem zouden
mtnnen
En by dit Licht verbleken alle stralen
van aardse glans, die d'ogen ons verblindt
Reik ons Uw kleine hand. gezegend Kind
opdat wij dicht by U, niet meer verdwalen
MARGARITHA.
lachende gezichten. „En opoe, hoe hebbie
het nou? Nou mensje, zeg nou zelf es,
zit je d'r nou niet bij as de Koningin
zeivers?
Opoe Pompjes zit in haar eigen stoel
met het zachte, gehaakte kussen achter
haar broos rugje. Heel haar verschrom
peld rimpeigezichtje straalt
Grote blydschapMaai- die komt
niet door de koek en niet door het ver
zoenend potje rode tulpjes. Die komt
opgeweld uit de diepte van een eenzaam
en veronachtzaamd hart, dat zich met
al zyn teleurstelling en gekrenktheid ge
wonnen gegeven heeft aan de liefde van
het Kind in de kribbe.
Maar zulke tere dingen zyn niet onder
woorden te brengen.
Een orezin ivordt de straat
op
gesmeten
Niet enkel onder de Parijse bruggen slapen ze,
ook de volkswijk heeft z'n daklozen
'VE deugde ndet daar was iedereen 't I méns te zetten: met z'n drietjes kozen ze
over eens. Men behoefde overigens een ander» stoelenrij en zaten er als een
haar trieste levensgeschiedenis niet ie| protestmeeting byeen. Ook andere ger
kennen: men zag zo wel dat
alles aan haar haperde: een verbeten,
grimmige mond, ogen. die je veel te
fel aankeken, zonder ooit te knipperen.
heel een onverzorgd uiterlyk. dat
kennelijk uitsprak dat ze lak had
alles en ledereen. Een egelmens,
voortdurende afweer tegen de hele
wereld. Natuurlijk bestaat er voor
houding een aanleiding: er is een vc
geschiedenis van jaren en jaren r
Maar wie komt daar ooit achter w
neer de persoon in kwestie er zelf o
zwygt? Men hoort enkel wat de gaande
en komende man weet te vertellen
dat is dan allicht het minst gunstige;
het gunt alleen maar een blik door
gekleurd venster van geroddel en haat.
Ze moet jong wees zijn geweest
toen aan huis gekomen bij een
nicht, die zelf in voortdurende
met oaar man leefde: een echte
heeft ze dus nooit gekend De jongen
die haar uit de misère zou haleo
waarvan ze ongetwyfeld gehouden
heeft, liet haai
waarover hij grynzend het vaderschap
ontkende. Volgens de buurt tei
de buurt oordeelt mogelijk a
haar verdere levensgedragingen,
die ook op dit punt alles te wensen ovei
hebben gelaten. Twee keer is ze daarna
immers nog getrouwd geweest en beide
keren ging het fout. Dat haar eerste mar
inder vandoor ging en haai
tweede een berucht dronkaard was -
wyt het mogelyk teveel aan haar;
misschien ook niet wie zal dat uit
maken? By zoveel tegenslagen woraen
andere vrouwen mak. tam. verslagen: ze
krijgen iets klagelijks over zich. Zy werd
er integendeel steeds harder door. ruwei.
brutaler. Nu was ze op leeftyd gekomen-
mens, die de mensen kent en ei
niets goeds meer van verwacht Die niet
weet wat een naaste is. omdat ze er nooit
tegenkwam en die daarom iedsreer
afgrauwt, terecht of ten onrechte, da'
laakt geen verschil.
Hoe dan ook, ze deugde niet en naai
verschyning in die bepaalde Kerstsanien-
komst werd met gemengde gevoelens be
groet. Juffrouw Dinges stond een beetje
verderop te mopperen umdat ze haai
plaatsje had ingenomen en vond da
geen pas gaf De belde vriendinnen
juffrouw Dinges waren het daar r
vertikten het om zich naast
Géén drie borden
water bij de soep
Als er plotseling gasten
komen, wat clan
YVTAT IS ER PRETTIGER voor een huisvrouw dan met een gerust hart
tegen onverwachte gasten te zeggen: „Toe. zeg, wees gezellig en
blijf eten!" Natuurlijk hebben we allemaal ons Kerstmenu reeds lang ge
reed, maar wanneer er plotseling familie of vrienden zo om en nabij het
etensuur komen opdagen, moeten we zien het dusdanig te wijzigen, dat we
opgewekt voor een bord meer kunnen dekken.
We kunnen natuurlyk ook een voed
zaam nagerecht klaarmaken. Daartoe
koken we acht halve peren, die we van
zelfsprekend van schil en klokhuis heb
ben ontdaan, gaar in een suikerstroopje
Van één liter melk. 50 gram cacao. 40
gram maizena en 100 gram suiker maken
we een stevige chocoladevla. oie we al
roerende wat af laten koelen Jaarpa
gieten we de massa in een glazen *-naa
en schikken er de geconfyte peren «p. at-
Lang geleden hadden we een oud-tante,
die bekend stond om haar gastvryheid.
Nimmer kwam iemand vergeefs op het
etensuur „even binnenvallen" en menig
een verbaasde zich over de gerustheid,
waarmee tante de onverwachte disgeno
ten steeds welkom heette. Wy hebben
echter haar geheim ontdekt, toen we haar
eens in de keuken zonder blikken of blo
zen hoorden zeggen: „Drie borden water
by de soep. Antje" Kyk. zó willen
Heus, zó zenuwachtig behoeft U zich niet te maken.
het met onze Kerstmaaltyd toch zeker
niet doen. Toch kunnen ook wy de op
lossing vinden in een bordje soep, als we
maar zorgen, een paar flesjes tomatensap
in huis te hebben of een klein blikje
spinazie. Voor beide soepen kunnen we
beginnen met een witte saus te maken.
We nemen twee eetlepels boter en smel
ten die op een heel zacht vuur. Vooraj
de boter niet laten braden! Al roerende
voegen we vier eetlepels bloem toe en
verdunnen de massa steeds roerende met
melk en/of bouillon. Tenslotte doen we
er een of twee flesjes tomatensap by ji
de inhoud van een blikje spinazie. De
sj. .dzie moet echter door een zeef tot
ouiee gewreven zyn. Dan oakken we in
wal neie slaolie dobbelsteentjes brood
en stiuuien die op het laatste ogenblik
gewisseld met bergjes styfgeslagen
of slagroom. Een andere oplossing
stevige rijstschotel maken.
vVe koken 200 gram ryst langzan
in één liter water, waarin we eci
citroenschil meekoken.
Wanneer de rijst gaar. maai nog niet
geheel droog gekookt ia. roeren we er.
van het vuur at, het sap van drie citroe
nen door en tegelijkertijd 200 gram tui-
ker Tenslotte gaat de massa in een met
koua water omgespoelde puddingvorm.
Leiitniliesausje er over en dan zult u
een en hot lekker het ..toetje" is. dat
u z> nigs de neus weg even hebt be
ren iv vasten zullen u dankbaar zyn
en ii' icinerar niet begrypen. waar-
or> zich zo zenuwachtig heeft ge-
maaki. toen de Jansens plotseling voor
de deur stonden..,.
gelde gasten lieten de stoelen naast de
uitgestotene leeg; zelfs toen het voi in
het zaaltje werd Er was een oud stel
letje, dat zich zelfs ging beklagen oy ae
concierge: dat het een schandaal was, als
zulke mensen nu cok al kwamen; aai ae
gezelligheid er door verloren raakte, dat
je tenslotte maar niet met jan en alle
man wou samenzyn. Ook de volksvyk
heeft zijn standen en rangen: dat is geen
voorrecht van deftiger kringen alleen
ryOELDE ze al deze, zeker met stille,
critdek? Ongetwijfeld, maar "t liet haar
koud: ik zei immers ai dat ze niet tot
de makke schapen behoorde! Mogeiyic
voelde ze zelfs die drie stoelen voor haar
alleen ln de volle zaal als een passend
voorrecht. Een mens kan zulk een af
grondelijke haat jegens medemensen
gaan koesteren dat het een genot i& als
iedereen 'm links laat liggen Nocn'-ans
zou ze niet in haar isolement blijven,
want net op 't allerlaatste moment dat
het Kerstfeest een aanvang nam. streken
nog drie laatkomers naast haar neer Niet
eens twee dus, voluit drie. Vreemdelin
gen hiei, net als zij: een man, een vrouw,
een kind en ook hier was een voor-
gescnledenls aan verbonden. Daarvan
wisten we toevallig iets méér omdat ze
via de spreekkamer binnentraden en
hun entree was ook enkel maar d ge
volg van hun geval waar we geen v°g
mee wisten; geen Andere weg dan hen
in vredesnaam maar mee Kerst laten
vieren; dan maar verder zien Waai dit
drietal was dakloos: deze man, deze
vrouw en dit hummeltje van 'n jaar of
vier.
Tl/TISSCHIEN verbaast u dit: zyn er in
ons land dakloze gezinnen? Dan ver
baas ik me wederkerig: in welke droom
wereld vertoeft u eigeniyk dat u dit met
weet. Er zyn honderden mogelyk duizen
den daklozen in ons land Elke zomernacht
zyn ze er en ook Iedere winternacht.
Niet enkel ondei de bruggen van Farijs
slapen zwervers en schooiers zondei cak
boven hun hoofa; niet alleen in de Lon-
dense parken en in de New Yoikse
slums Ook by on9 gebeurt dat. Ergens
laait plotseling een ruzie op en een g°zin
ordt de straat opgesmeten dat gaat
maar, ineens, en deze drie vreemne-
lingen vormden zo'n gezinnetje, en zie
dat je hen dan toch onderdak ver
schaft. Het politiebureau dat is can
waarschijnlijk de enige mogelijkneid:
.Enfin, blyf eerst vanavond maar even
hier, wy zullen dan ondertussen wel gaan
telefonerenWant dat is weer een
de talloze lacunes in ons werk aat
nog niet eens een eigen logement
hebben waar mensen opgenomen kunnen
-den. Hoe zouden we trouwens ook:
hebben immers nog gebrek aan het
allernodigste voor het gewone werk; we
arbeiden immers maar op de bonnetooi
giften en gaven?
TN elk geval: daar zaten ze nu tenmin-
-*-ste één Kerstsamenkomst lang. warm
i droog en dat was dan althans Iets.
Eén Kerstavond. Hetgeen betekent: het
licht gaat uit en de kerstboom glanst in
stille pracht Ook: we zingen samen die
liederen van verwachting en vervulling.
En nog: het Evangelie wordt verkondigd
de Heer van het heelal, die arm
werd om zondaren ryk te maken Zó arm.
dat voor Hem zelfs in de herberg geen
plaats was. en Hy in een stal geboren
moest worden: „O kindje, o kindje, dat
heden ln 't nederig kribbetje leit
Misscniei. is het voor gewone chris
tenmensen moeiiyk zich hier wezenlijk
te verdiepen: we kennen het vernaai;
het is alhaast twintig eeuwen lang van
jaar tot jaar oververteld. Men moet zicü
afvragen of het velen nog wel iets doet.
Mogelyk dat er ook dit jaar over ge
preekt wordt en dat men vervolgens die
preek zal becritiseren zonder te voelen
geconfronteerd werd met het
meest-ondenkbare wonderMaar
vreemd, elk jaar opnieuw hoort ergens
toch weer een mens dit alles voor het
eerst on bewust. Die avond waarover ik
vertel is dat geschied met die vrouw,
die niet deugde: ze heeft met heel haar
rt geluisterd.
i. weet met of de wyze waarop dat
verhaal toen behandeld is mee invloed
heeft uitgeoefena Misschien wel het
grypt een verteller aan, wanneer oy net
met zyn neus gedrukt werd op precies
geval van mensen, die g. n dak bo-
hun hoofd hebben op net zo'n nare,
gure winterdag. Maar waarlyk: Ik weet
het niet zeker Het enige wat ik wel
weet is dat de norse vrouw in de eerste
chocolademelk-pauze met haar ouur-
vrouwtje heeft gepraat en aat ze loen
moet gehoord hebben dat die drie. zo
vlak naast haar, op straat stonden En
het andere cat ik wel weet Is dit, aat in
de tweede chocolademelk-pauze opeens
bezorgde gezUhten opklaarden en
dat de longer* vrouw me aan myD jas
trok en zei: „Meneer, doe maar geen
moeite meer voor ons; het ls al in orde;
kunnen hier by de juffrouw blijven
vannachtzij heeft wel plaats voor
Een zin die de juffrouw zeil
beaamde door een stugge knik van in
stemmende bevestiging zonder me
kyken daarbij, en dat was mis
schien het waardevolste.
ZO zyn ze die avond gevieren wegge
gaan - maar de geschiedenis was daar-
niet uit. Later veel later pas kon
n de volle omvang van die ene be
slissing vaststellen. Later, toen aie vrouw
belde gasten geregelae oezoe-
kers geworden waren: toen ze allang een
eigen plaatsje ln de zaal veroverd nad-
toen ze niet meei als vreemde
lingen maar als eigen volk werden be
schouwd tater, toen „a wisten hoe dat
gezi.inetje die Kerstnachten in haar bed
slapen had, terwyi zy zelf het onbe-
grljpelUke offer bracht va», een nacht-
cht op 'n harde stoel. Later, toen he"
longe gezin moeizaam langs de maat
schappelijke ladder omhoog gekrabbeld
was. en de bordjes feiteUJk verhangen
n: toen 't niet meer by haar ^ocH
udere vrouw veeleer by heo in
ide en er liefde, hartelykheia nog
latei verzorging en verpleging vond
wonderlijke Jpoe door adoptie Ja,
eigeniyk zal deze geschiedenis nimmer
uit zijn Dat ls het voorrecht van elke
histoiie, die aanvangt onder de verkon
diging dat God de mensen zo lief ïeeft
dat Hii geen plaats wil hebben om Den
wel plaat: te bereiden. Of mei naai igen
woorden: „Toen Ik Ineens wist dm Onze
lieve Heer Anders ls dan wij. mensen
»oen gong alles verder vinzeli
Wykpredikant.