Bewogen Herinnering
D
Angstig schone
Kerst
Kerstbijlage 1951 Pagina 6
,AT EEN MAN met zo goede smaak als mijn vriend Terwoude zulk een I Duitser bij hem de „heiligen Abend" wilde wat met hem gepraat en haar had hij
dorp in de winter op de e
gezapige tekening van eei
6alon had hangen, heeft mij van het ogenblik af dat ik haar tussen zijn, wel
zeer goede, schilderijen zag opgehangen en dat was vlak na de bevrij
ding hogelijk verbaasd. Maar meer nog verwonderde ik mij er steeds
over, dat Terwoude elke discussie over de tekening van een, zoals wij pla
gend opmerkten, onbekende meester en over derzelver voorname plaats in
zijn galerij vap werken van bekende meesters vermeed.
Hij deed er immer hooghartig het zwij
gen toe als wij, zijn vrienden, hem over
de vreemde eend in de bijt aanvielen.
Eenmaal zelfs sneed hij een vraag over
het hoe en waarom bits af met de norse
opmerking, dat er onder kunstkenners,
waar hij dan toe gerekend werd, ook
mensen zijn die soms een andere hoger
maatstaf moeten aanleggen dan die, waar
mee kunst pleeg te worden gemeten.
Hoewel dit vreemde antwoord ons tot na
der vragen prikkelde is sindsdien over
de plaat gezwegen.
Maar enkele dagen voor het Kerstfeest,
dat wij het eerste jaar na de oorlog vier
den, kon ik mij niet inhouden. Zoals ik
wel meer deed was ik even komen aan
lopen, het dienstmeisje had mij open
gedaan en Terwoude had niet gemerkt,
dat ik de kamer was binnengekomen. In
het grauwe licht van de late dag stond
hij voor de tekening en bekeek haar pein
zend. Dan, met een gebaar dat ik teder
moet noemen, versierde hij haar met
dennengroen en hulst. Zijn gedrag
zo geheimzinnig devoot dat ik mijn
schroom, gevolg van zijn elke vertrou
welijkheid afwerende houding, overwor
en hem na mijn „Goede middag; hoe gaat
't er mee!" besprong met de vraag of zijn
geheim nu heus zo belangwekkend was
dat het ter gelegenheid van het Kerst
feest moest worden verfraaid.
Terwoude keek of hij zich betrapt voel
de, wilde zich daarna schouderophalend,
zoals gebruikelijk, van de zaak afmaken.
Doch ik deed een beroep op zijn vriend
schap. Wij, die in de donkere bezettings
jaren samen gevaren hadden getrotseerd,
samen dezelfde vrienden in het verbit
terde gevecht voor het herwinnen onzei
zelfstandigheid hadden verloren; wij, die
samen hadden geleden en gestreden, kon
den toch geen geheimen voor elkaar heb
ben, in zoverre dat zijn zonderlinge reac
ties op vragen over zoiets onnozels als eer
prent een verwijdering scheppend mys
terie hadden doen ontstaan. En ik besloot
met te herinneren aan het Kerstfeest
een jaar geleden. Toen hij' had toen
de dringende waarschuwing gekregen
snel mogelijk onder te duiken war
wij meer één geweest.
Het scheeh öf die herinnering hem diep
trof en of hij in de stilte, welke na mijn
hartstochtelijk beroep op mededeelzaam
heid zwaar was gaan wegen, eén gevecht
met zichzelve voerde. Daardoor werd het
gebaar, waarmee hij mij uitnodigde bij
de, lui brandende, haard te gaan zitten,
meer dan een vriéndelijkheid. Het was
of hij zich van iets iets wat ik niet
gissen kon bevrijdde.
Mij bleek dat mijn terloopse herinne
ring aan het Kerstfeest in de hongerwin
ter de kern van de zaak had geraakt,
want ook hij begon, toen hij was gaan zit
ten om mij in het mysterie van de prent
te doen delen, met te gewagen van de
Kerstdagen in 1944. Hij, zijn vrouw en
zijn kinderen, hadden gehoopt dat de
Kerstnacht schoner dan de dagen de
duisternissen van de hongerwinter zou
doen verdwijnen. Bij het licht van zuinig
bewaarde Kerstboomkaarsjes in een, uit
de tuin gehaald, schamel denneboompje,
zouden zij de angst voor razzia's, de vrees
voor honger, de zorg van talloze gede
porteerden vergeten en moed en troost
putten uit de blijde boodschap van Chris
tus' geboorte in armoe en nood, welke
voerde tot de zegepraal over zonde en
dood aan het Kruis. Maar twee dagen
voor het Kerstfeest, de dag na de ver
schrikkelijkste mensenjacht, welke wij
ooit hhdden meegemaakt, kwam zijn
vrouw hem ontdaan in de gang tegemoet.
Zij hadden inkwartiering gekregen, mis
schien wel van een soldaat aan wiens
hadden het bloed kleefde van een van de
burgers wiens lijk 24 uur als een waar
schuwing te kijk had gelegen.
„Dat kan toch niet," had hij gezegd.
„Burgers krijgen nooit inkwartiering. Ze
passen wel op."
Zijn vrouw had bleek gefluisterd dat
het wellicht een valstrik was en doelde
daarmee op het belangrijke illegale werk
van Terwoude, waar men op deze wijze
achter wilde komen. Overigens, ware dit
zo, dan was het een van de vele stom
miteiten van de bezetter-in-nood, want
nog dezelfde avond waren alle contacten
van mijn vriend gewaarschuwd.
„Wij doen gewoon." Terwoude kon dat
gemakkelijk tegen zijn vrouw zeggen,
maar de geest van het Kerstfeest was
verre van hem. Want onrustig was zijn
hart en de zoete verlangens naar het feest
van Christus' geboorte hadden plaatsge
maakt voor bittere wrok en driftige toorn.
Wie zou anders hebben gereageerd in de
dagen, dat de Duitsers zich erger dan
duivels gedroegen en een vertegenwoor
diger daarvan boven op zijn kamer Lili
Marleen floot!
SMb werd het magere kerstboompje
Ik had het gevoel, vertelde Terwoude
mij op die grijze middag, alsof het Kerst
feest op die avond waarin de zware stap
pen van Duitse patrouilles dof klonken,
de belofte inhield dat het eens, eens vrede
zou zijn. Hij was de Duitser vergeten en
zijn toorn leek hem uitgeraasd toen de
kinderen „Stille nacht, heilige nacht"
zongen. Een zoete weemoed vervulde op
dat ogenblik zijn ziel. Zou hij dan toch
de vrede van Bethlehem kunnen bezitten
op een avond waarop wellicht Joden wer
den vergast, goede vaderlanders werden vueiue lluew
vermoord en een Duitser in zijn huis - getüwd,"dat* zi
versierd, toch zouden op de avond van het
Kerstfeest de lichtjes worden ontstoken,
toch zou Terwoude dan, omdat hij dat
altijd had gedaan en zijn vader het deed
toen hij jong was, het Kerstevangelie
voorlezen: alsof er geen. overigens ge
negeerde, vijand in huis was.
I uuui'brengen; want die stilte was hem
:-plaats m zijn de van gasovens en de martelplaat-
i. Het bloed stuwde op en hees brulde
hij: „Nein, niemals nein!"
Dat de kinderen angstig bij moeder
drongen deerde hem niet, dat de indrin
ger, half in de deuropening, verlegen een
verontschuldiging stamelde, raakte hem
niet: ziin dagen opgekropte woede, zijn
haat. zijn verachting ontsnapten in een
woedende stroom verbeten woorden over
de Duitse sentimentaliteit op Weihnach-
ten, over die stroopachtige wee smaken
de mentaliteit die zelfs in de concentra
tiekampen doordruppelt. Wie weet wat
hij de verbijsterde Duitser in het gezicht
had gesmeten als zijn vrouw niet haar
hand op ziin arm had geleed en tegen
de, verlegen naar de grond kijkende, sol
daat had gezegd: „Mijn man is wat ner
veus. IT begriint. al die luchtaanvallen!
Komt U gerust binnen, want op het Kerst
feest mogen wij geen onderscheid maken
tussen vriend of viiand, weldoener of
beul. kennen wij alleen me
Bethlehem willen verwijlen."
Die milde woorden van een wijze
vrouw waren er de oorzaak van dat een
Duitser bij de Terwoudes tijdens de hon
gerwinter de avond voor het Kerstfeest,
die in ziin land de „heilige Abend" wórdt
genoemd, meevierde. Want Terwoude
voelde, hoewel de storm in hem niet was
de blijde bood-
doorlopend aan die gruwelen herinnerde? va„ EetWeh<,m ln a. „egeven om.
Met een welhaast bil] gebaar greep hu sta„dleheden „let andcrs k®„EuitieBge„
hfi üeïéf rV'a?"C.httH-m'dan gij'thans deed: de vijand uitnodigen
Sfde Te.n Je, ir S XSS Kerstbom ,e koman ,ittm "an
3?i£&5j&ZZ!. hen, teIaten delerMn
Ss WVO? zalïülk E-arS S«minbakUmSt-
kransies en zuinig bewaarde chocolade.
klopt. De Duitser stond op de drempel
en voordat Terwoude iets had kunnen
zeggen, vroeg hij schuchter of hij „bitte"
de „heiligen Abend" zou kunnen mee
maken.
Terwoude, die de mens niet kon zien
met zijn hunkering naar de gemeenschap
met anderen ten tijde van de viering van
het Kerstfeest, zag alleen de vijand staan
en met hem de miseries van Amersfoort,
Vught, Dachau, Rotterdam.Hij kon
zich door de benauwende stilte, welke
Nochtans, het Kerstevangelie voorlezen
met de blijde klank, welke altijd
stem was als hij uit Gods woord het
verhaal van Jezus' geboorte voorlas,
hij niet bij machte: zijn stem klonk stroef
en stuurs, zodat de kinderen, die hun
angst hadden overwonnen, bevreemd op
keken naar hun vader die er zo grimmig
uitzag.
de kamer hing niet afvragen
de kunnen spreken. Alleen zijn x
meegedeeld, dat hij op
onderdeel dat het Joel-feest vierde, het
heidense festijn dat het Kerstfeest moest
uitbannen, toen hij in de gang het gezang
der kinderen hoorde. Het had hem terug
gevoerd naar zijn prille jeugd in het
ouderlijk huis in een dorpje in Sleeswijk-
Holstein, waar zijn vader en zijn moeder
op de avond voor Kerst steeds alle kin
deren om zich heen verzamelden om ge
zamenlijk Weihnachten te vieren. Bij de
Hitlerjugend en later in het leger had
hij leren inzien, dat de heiligen Abend
eigenlijk niets anders was dan een folk
loristisch gebruik zonder zin. Echter toen
hij het Stille nacht, heilige nacht had
horen opklinken had hem een onweer
staanbaar heimwee aangegrepen naar de
„heiligen Abend" in zijn jeugd. Op de
vraag van mevrouw Terwoude of hij het
Kerstevangelie had kunnen volgen, had
hij toestemmend geantwoord hij was
lang genoeg in Nederland om het te kun
nen begrijpen maar haar vraag of hij
wist dat de pasgeboren Jezus onze Hei
land was, had hem in verlegenheid ge
bracht: „Ik weet het niet," had hij ge
stameld. Mevrouw Terwoude was door
de zielige verwarring op zijn jong, ver
weerd gezicht de Duiter kon nauwe-
lijke 25 zijn zo diep getroffen, dat zij
de moed niet had verder te gaan, maar
iets wat zij, omdat het eigenlijk over
bodig was, nooit deed de kinderen
ging uitleggen dat Jezus geboren is tot
delging van de zonden van alle mensen
en om alle mensen door Zijn bloed vrij
te kopen. Maar zij sprak, hoewel ze de
kinderen aankeek, nochtans tot de sol-
„Misschien heeft hij zegen aan deze
avond," zei ze tot Terwoude toen de
Duitser dankbaar naar boven was gegaan.
„Hij zag er zo gelukkig uit." Doch Ter
woude had niet geantwoord.
„Ik kon er maar niet over heen dat
een Mof bij ons het Kerstfeest had ge- I
vierd," legde hij mij uit. „Ik kon in hem'
geen mens met wat povere verlangens
zien. Ik zag in hem louter de vijand die
verdelgd moest worden. Ik ben geen goed
Christen geweest op die avond voor de
Eerste Kerstdag!"
En hij vervolgde:
„De volgende dag, we waren nauwe
lijks thuis uit de avonddienst, werd er
gebeld. Toen ik open deed Terwoude
was uitermate bewogen toen hij dit ver
haalde stond de Duitser zwaar be
wapend voor me. ,Hij fluisterde gejaagd,
dat ik ogenblikkelijk moest verdwijnen,
want dat men mij binnen een half uur
als „terrorist" zou komen arresteren.
Daar ik niet antwoordde en hem in
het duister uit niets kon blijken, dat ik
hem had begrepen, herhaalde hij nog
dringender zijn waarschuwing: ik had
geen minuut te verliezen.
En weer sprak ik geen woord, waarop
hij, als om zijn woorden nog overtuigen
der te maken, mij driftig toebeet, dat hij
op het bureau was toen het arrestatie
bevel afkwam en dat hij direct naar mij
was toegekomen.
Achter zijn drift hoorde ik het ver
langen naar een vriendelijke bejegening.
Maar ik, ik volhardde in mijn stilzwij
gen. Eerst toen ik het gebonk van zijn
laarzen op de keien hoorde afsterven,
werd ik mij bewust dat ik een verzuim
had goed te maken.
Nooit ben ik daartoe in de gelegenheid i
geweest, helaas.
Je*weet wat er verder is gebeurd, je
weet dat ik de linies ben overgetrokken i
en je weet waarschijnlijk ook dat men I
mij inderdaad heeft willen arresteren.
Maar wat je niet weet is, wat zich hier,1
in deze kamer heeft afgespeeld, toen ik i
na de bevrijding uit het Zuiden was
teruggekeerd. Na haar onstuimige be
groeting bracht mijn lieve vrouw me hier,
waar ik een, met witte bloemen getooide
tekening zag hangen: een dorpskerkje
en wat boerderijen in de sneeuw. Ik be-
hoefde niet te vragen wat dat betekende, j
want mijn vrouw voorkwam elke vraag
door met tranen in haar stem te ver-1
tellen, dat de Duitser, die bij ons de
heiligen Abend had doorgebracht en mij
op Kerstdag had gewaarschuwd, dat er|
gevaar dreigde, nog dezelfde avond was,
teruggekomen. Zij had hem willen be-1
danken, maar hij had dat verhinderd door
afwezig te zeggen dat hij niet veel tijd
had. Hij wilde haar als herinnering aan j
een goede avond een tekening schenken,
welke zijn vader had gemaakt van het
dorpje, waar hij, in zijn jeugd, de heilige
Abend had gevierd. Nadat hij haar de
plaat had gegeven, had hij haar de hand
gedrukt en was zonder iets meer te zeg-1
gen, heengegaan. Zij had zich toen
bedroefd gevoeld.
De volgende ochtend kwamen twee
half beschonken soldaten zijn spullen ha
len. „Der Heinrich was gefusilleerd, we-
"ens hulp aan terroristen" vertelde zij
„En nu weet je alles," besloot Ter
woude.
En hij legde met teder gebaar, als een
laat eerbetoon, op de gulden lijst van een
tekening van een kerkje en wat huizen
in de sneeuw wat dennegroen en witte
tulpen.
Hoe zingen wij: „Nog eenmaal zal Hij komen
als richter van 't heelal,"
en juichen voort: Die dan het hoofd der vromen
voor eeuwig kronen zal!"
Doch wie bedenkt: Hij kwant nog uoor de avond
en keurde ons reeds vandaag,
ontdekt zijn vreugde onverhoeds gehavend.
„Heer, wacht nog," welt zijn vraag,
,,'t geluk, dat Ge ons tot zaaien toevertrouwde,
bleef veilig in de schuur!
O, wees elk niet de vlijt waarmee hij bouwde,
hoe hecht rees spant en muur?
Doch schuldig is de trots waarin wij stonden
en die nu vrezen doet:
zo Gij ons vondt bij zakken toegebonden,
bewakende ons goed
en rondom heel de wereld aan het branden
orgie van pijn en haat
o, dwing nog open de geknepen handen
o, zeg nog niet: te laat
Hef nog de hoorn niet tot het sein: Verzamel
de vrucht Mij, 't veld is geel!
want ach, hoe zeer gering, hoe arm en schamel
ware Uw behouden deel,
hoe klein 't getal, dat Gij met vreugd zoudt kronen,
dat Gij vondt waarlijk vroom
doe nog ontwaken, die vol zoetheid wonen
in hun bezitters droom;
houd nog Uw voeten in, dat zij niet haasten,
gun ons nog korte tijd
om uit te zeggen aan verloren naasten
't geluk dat Gij ons zijt!
O Gij, die ons als broeder wou behoren,
kom in ons, als beloofd,
doorzing ons tot wij om ons 't antwoord horen:
hoe zalig die gelooft!
Ja, zalig die gelooft en die wil delen
en doet, wat Gij verlangt
en in vervreemden broeders en gespelen
van V terug ontvangt!" INGE LIEVAART.