HET FEEST VAN DE WETHOUDER De stad der duizend trappen Kerstëijlag-e 1951' Pagina 3 fi? WAS IN DAT JAAR omstreeks half December nog pulp van de Puttershoekse suikerfabriek naar het hart van de Alblasserwaard gevarenmaar de laatste schuiten raakten opeens als ratten in de val. Het begon onver- ivacht barbaars hard te vriezen en toen zaten zeven tjalken ingevroren in het stille polderland, alwaar het mensdom heel niet op luidruchtige varensgasten gesteld is. Die schuiten lagen triestig bijeen in de smalle Graafstroom, geslagen in de ban van het ijs. De boeren waren dank baar, dat het veevoer nog tijdig op de wal gekomen was, maar die zeven schip pers liepen met kwaaie gezichten rond en keken omtrent ieder uur van de dag met smachtende ogen naar het wind- vaantje in de mast. Doch onveranderlijk bleef een ijzige vrieswind uit het Oosten waaien en dat betekende, dat ze voors hands niet zouden loskomen uit de kluis ters van de grJhimige winter. Onder de schippers was een vent als een boom, zijn gezicht was gram en ver weerd van het varen in tij en ontij. Soms stond hij op zijn schuit De Trouwe Hulp luidkeels te. vloeken, omdat een schipper die niet varen kan, inteert op zijn geld. De oude wethouder Streefland, die terugkeerde van een vergadering, hoorde die schipper zo verschrikkelijk tekeer gaan en daar werd hij door geprikkeld. Streefland was gebelgd, omdat hij op de vergadering zijnzin niet gekregen had en de gemeente tegen zijn raad in toch weer geld zou gaan uitgeven voor een kakschooltje, zoals hij de kleuterschool benaamde. Hij was er fel tegen geweest, hij achtte het zonde van het geld; maar hoewel hij de zaak nog over een prin cipiële boeg had proberen te gooien, had hij een nederlaag geleden. Zelfs de man nen van zijn fractie hadden hem in de steek gelaten. Toen wethouder Streefland die schipper zo beestachtig zijn hart hoorde luchten tegenover een andere j varensgast, stapte hij van zijn fiets af en vroeg, of de schipper niet wist, dat de naam van God niet ijdel gebruikt mag worden? Jazeker, dat wist die schipper wel! „Maar boeren hebben mooi praten," zei hij nijdig. „Die hebben geen scha van streng winterweer. Elke dag maakt me grammer, omdat deze vorst me geld j Wethouder Streefland hief vermanend de vinger op. „Een mens moet berusten in hetgeen hem wordt toebeschikt, schipper!" Daarop zei die rauwe varensgast glas- „Als jij me iedere dag een tientje geeft zolang ik hier werkeloos moet liggen, zal je geen onvertogen woord meer over mijn lippen horen komen." Streefland stapte weer op zijn fiets, er was niet te praten met die kerel. Hij was er stelliger dan ooit van overtuigd, dat schippersvolk heel niet deugt. Diezelfde avond, toen de wethouder naar de scheerwinkel ging, zag hij een schippersknecht liefjes met het oudste meidje van Arend Kooiwijk staan praten. Dat verwonderde hem niet, want Steefje had een mooi bekje en van manvolk was ze heel niet bang of bunzig. En wat die schippersknecht aanbelangt, daar had Streefland zijn eigen mieningen over. Ratten zoeken het spek en varend volk is gans niet eenkennig. Maar Arend Kooiman was hem afge vallen in de gemeenteraad en had vóór die subsidie gestemd.... hij, de wethou- ,Ik kan Steefje niet vastbinden met een koeistreng," was het nuchtere be scheid van Arend. „En wat die vrijerij van gisteravond aangaat, dat zal wel los lopen. schat ik. Ik heb er namelijk weet van, wat die twee te bepraten hadden." „Een gewaarschouwd man telt voor twee," zei de wethouder donker. „Een raadslid moet een toonbeeld zijn, net als manende weerwoord van de wethouder. „Over drie dagen is 't weer Kerstfeest en een christen moet daar dankbaar voor „Ik doe niet aan 't Kerstfeest," zei de schipper driest. „En in deze dooie negorij valt geen feest te vieren." Wethouder Streefland keek de man met bestraffende ogen aan. „Het geeft geen pas, mijn gemeente te beledigen, schipper. Er wonen hier recht schapen mensen. En als jij geen Kerst feest vieren wil. dan ben jij diep te be klagen. Of weet je somwijlen nieteens, wat dat feest voor ons, kwaaie mensen die we toch allemaal zijn, te betekenen heeft?" „Ik weet er alles van," antwoordde de schipper, terwijl hij onverschillig de schouders optrok. „Als kind ben ik op- het I gegroeid bij tante aan de wal. Toen de Zondagsschool. Daar hebben ze me al die Christelijke feesten goed bijge- „En durf jij dan te zeggen, dat je Kerstfeest doet?" „Ja!" schreeuwde de schipper heftig. vijf maanden ziek leit in het roefje scheepshypotheek niet betalen kan, dan valt er niet te feesten! En als ik moei, dan heb ik niks aan lieve v haaltjes! Weet ji Daérom doe met het Kerst feest!" Toen draai de de schipper zich j liep haastig terug naar zijn schuit, naar zijn zieke vrouw. De wethouder stond een ogenblik beduusd. De ont aarde woorden van de schipper van De Trouwe Hulp klon ken hem als vloe- - Best mogelijk, Een paai dagen latei ontmoette wethouder Streelland dat. d€ hoien vloeken. „Ik ken mijn plichten als vader, Streef- taal uit te slaan c land. „Maar weet jij dan niet, dat varens gasten rauw in de mond en rauw van leven zijn? Gisteren heb ik nog een schipper gewezen op de barre zonde van 't lasterlijk vloeken." „Ik weet het wel, niet alle schippers deugen," antwoordde Arend knikkend. „Net zomin als alle boeren deugen. Maar we mogen niet alle varensmensen over één kam scheren. En zéker die schip persknecht niet." „Maar jouw meidje vergooit zich, 't is een schand!" gramde de wethouder. En toen begon hij over die kleuterschool subsidie te praten met een heftigheid, die zijn stem hoog deed uitschieten. Maar Arend Kooiman bleef bloedkalm; dat zat in zijn aard. nooit mag dat een reden zijn om zulke ;r 'n Christelijk feest. Daarom temeer staat het voor mij vast, dat die schipper een soortement heiden moet zijn, anders zou hij niet zulke barre woorden gesproken hebben. Streefland ging somber verder. Hij had nog een paar stukken te ondertekenen op het gemeentehuis, dat feitelijk niet anders was dan een uitgewoond hok. Hij vond het een bezoeking met die schip pers. Zulk volk kan een kwaaie geest onder de mensen brengen, overlegde hij. De zondigheid is besmettelijk gelijk tongblaar bij koeien; en zo licht steekt een opstandig mens een ontevreden dag gelder aan. En vooral jonge schippers knechts, die achter rokken aanjagen, kunnen overigens eerzame meidjes het hoofd op hol brengen. Dat zei hij ook tot de burgemeester, maar die nam het nogal koelbloedig op. „Die schippers liggen hier niet voor hun plezier," zei hij. „Zodra de dooi in valt, zijn ze verdwenen, want dan zoeken ze rap 'n weg door het wegsmeltende ijs." De burgemeester had mooi praten, vond de wethouder. Het meidje Arend Kooiman was al ingepalmd door zo'n rauwe schippersknecht. Zoiets heeft toch te denken. Zo'n diertje van amper twintig jaar zal vast en zeker aange stoken worden door de lochte schippers- Dat hij zich schielijk achteruit liet zakken en toen, met een smak, op het ijs terecht kwam "E'EN paar dagen later ontmoette wet- -*-J houder Streefland wederom de schip per. die hij schrikkelijk had horen vloe ken. Nog altijd ging de winter gestreng over het land. De polders waren trooste loos in hun barre verlatenheid en in het gestolde binnenwatertje lagen de zeven tjalken roerloos bijeen gegroept als een kleine, aparte gemeenschap. „We liggen alle dagen in te teren van ons zuurverdiende geld," bromde de schipper van De Trouwe Hulp. „Voor mijn part had ik dit achterafse land nooit gezien, dan zou ik er nou niet in ge vangen zitten." „Het past een mens, de opstandigheid uit zijn hart te weren," was het ver der, zou hem nu eens knaphandig laten weten, dat hij beter deed om meer op zijn eigen keinderen te letten dan uit de grote pot geld weg te schenken aan een schooltje voor peuters. De volgende dag, op het boelhuis bij de Erven Vergeer, sprak hy Arend Kooi- „Ik zag jouw oudste duifje gisteravond een deuntje vrijen met een rauwe schip- persbonk," zei hij met een gezicht als een boetprediker. „Je zal moeten waken over dat keind, anders krijg je schande Arend Kooiman bleef zo mak als een lam en dat viel de wethouder eigenlijk wal bar tegen. Neen, Streefland had het niet op die schippers. Maar zijnentwege kwam ei die aanhaligheid van Steefje Kooiman met die onte rabauw katjesspul. Dan haar vader een mooi deuntje lager n ten gaan zingenEn nu zou het twee dagen Kerstfeest zijn. Waren die schippers er maar niet, dan zouden 't aangename dagen worden, mijmerde Streefland. Nu was er een soort bange onrustigheid, daar het toch een lee ge voel geeft als men een stel mispels ir de buurt weet. T"JIE AVOND kwamen er twee boeren- -L' meidjes bij de wethouder aan dt deur. Vrouw Streefland deed haar open en vroeg wat ze bliefden. Ze wilden graag Barend een momentje spreken; er was haast bij. Wel, dan moesten maar even binnen komen, Barend zat te kranten. Wethouder Streefland keek vreemd op, toen hij Steefje Kooiman en Ortje de Geus het woonvertrek zag binnentreden. „We kwamen vragen, of we misschien wat schragen en stoelen konden lenen, want we hebben er nog niet genoeg," vroeg Steefje vriendelijk. „Schragen en stoelen? Is er somwijl een bruiloft op til?" vroeg de wethouder verwonderd. „Schragen en planken heb ik wel, want in de winter maken toch geen kaas. Maar stoelen heb ik te veelEn 't voornaamste is: Waar moet het voor dienen? Want er zyn ge noeg differente zaken, die lijnrecht tegen mijn principes ingaan." „We willen Kerstfeest vieren en.... „Helpen jullie dan meester Lrngeraad op de Zondagsschool? Me dunkt, meidegie, dat het met een wilde schip persknecht aanlegt, kan zich maar beter wat achteraf houden." Steefje kleurde en met een piepfijn stemmetje zei ze: „Je ben abuis. StreeflandWe wil len voor 't keindergrut op de zever schuiten Kerstfc houden. Die schaap jes hebben amd niks" „Nee en nog, nee!" viel de wet houder bars uit, „Ik leen geen stoelen of schragen. Voor zoiets moet je niet bij mij wezen! En als ik je raaien mag, houd je dan verre van dat volk! Maar hij heeft je zeker al ingepalmd, waar?" „Wie?Wat bedoel je?" vroeg Steefje verschrikt. „Die schippersknecht natuurlijk! Ik vat het al, je bent heiegans in zijn macht gekomen! 't Is schande!" De fneidjes stonden een beetje bedrem meld, de woorden van de wethouder klonken zo buitensporig en vijandig Maar toen zei Ortje de Geus zacht: Steefje heeft heel geen verkering, dat moet je niet denken. Barend." „Zwijg maar, want ik heb mensen kennis! En ga maar gauw vort naar een ander, want ik heb voor jullie geen schragen en stoelen!" Met machtig strenge ogen keek hij de onthutste meid jes het woonvertrek uit. Maar nadien had Streefland zijn som bere gedachten. Wat bezielde die twee meidjes toch? Wat waren ze van plan? O, hij werd nieuwsgierig, hij zou zo bar- graag het naadje van de ko^is willen weten! Misschien zou hij er Arend Kooi- mooi mee op zijn nummer kunnen De andere dag ging hij op onderzoek uit. Het was niet zo moeilijk om nader bescheid te verkrijgen, want de twee meidjes waren ook bij anderen geweest om tafels en stoelen ter leen te vragen. In het ruim van de pulpschuit Dwaal ik, Wacht U, zouden ze Kerstfeest hou den voor het kleine goed, dat op de tjalken verbleef. Een paar schippers had den hun volle medewerking gegeven en ook enkele boeren waren de meidjes ter- wille geweest. Arend Kooiman had al zijn kaasplanken en schragen afgestaan en hij zou bovendien voor de melk zor gen, want er zou een kopje poeier ge schonken worden. Wethouder Streefland begreep het niet. Hoe konden de mensen tolereren, dat Steefje Kooiman zich inliet met het schippersvolk? En wist men dan niet, dat ze aangekoppeld had met zo'n wilde rabauw? Dat haar vader niet wijzer was, dat nog daargelaten. In de gemeenteraad had de man zich ook niet van z'n beste zijde laten kennen, tïij sprong maar raar om met het dure geld van de gemeen schap, want ijskoud had hij voor 't sub sidie van het kakschooltje gestemd. Maar de ménsen moesten wijzer zijn! Gijsbert Zanen, die ouderling was, had aandachtig naar de wethouder geluisterd. Maar daarna zei hij bedaard en welover wogen: „Je bent verkeerd ingelicht, Barend. iets in 't belang van de gemeente had te doen. Hij liep langzaam langs die zeven tjal ken en ineens hoorde hij muziek! Het was maar een mondorgel, dat hij duidelijk. Ook hoorde hij, uit welke schuit het opklonk. Dat moest dus de Dwaal ik. V/acht U zijn. Het waren Kerst versjes, die gespeeld werden op dat pele muziekding. Toen kon de wethouder, hij mocht dan oud en eerbiedwaardig zijn, de opgekrop te nieuwsgierigheid niet langer betomen. Hij begaf zich op het ijs en liep langs de schepen, daarna hees hij zich stil aan boord van de tjalk en toen kóta hij door een kier tussen de luiken naar beneden in het ruim kijken. Streefland zag, dat de schippersknecht, die hij met Steefje Kooiman had zien praten, op de mondharmonica speelde. Schuchter zongen een paar kinderen mee. De dominee zat er ook. zomaar tussen dat ruige volk in het hart van de schuit. En zowaar, zelfs de vloeker van De Trouwe Hulp was present! Hij zat breed uit op de vloer, de kinderen op de ban ken staken minstens een hoofd boven hem uit. Na het zingen ging de dominee spre ken. Hij vertelde de Kerstgeschiedenis hij bracht het mooi bij, dat het geen toeval was, dat Jozef en Maria juist naar Bethlehem moesten gaan toen het Kin- deke geboren zou worden. „Zo is het imin toeval ,dat jullie hier ingevro- liggen, juist met het Kerstfeest." zei dominee Lauwrensen met zijn vriende lijke, zangerige stem. „Misschien heeft God er een bijzondere bedoeling mee." Streefland kon alles goed verstaan en door de kier had hij een mooi overzicht het scheepsruim. Ineens schrok hij bar, want de schipper van De Trouwe Hulp viel zomaar ineens de dominee in de rede en hij zei met een stem, waarin deemoed en schuld doorklonken: „Daar kon je vast weieens gelijk in hebben, dominee! Ik ben tegen mijn zin aan boord gekomen, maar toen ik Lammert Krijgsman die Kerstliedjes hoorde fluiten, kreeg ik ineens een hekel mezelf, omdat ik er zo beestachtig op los geleefd heb en niet meer met God te maken wilde hebben! Jazeker, misschien heeft hét een bedoeling, dat ik hierheen gebracht ben! Wethouder Streefland schrok zó hevig van deze interruptie, dat hij zich schie lijk achteruit liet zakken en toen met een smak op het ijs terecht kwam. Hij krabbelde overeind en sloop weg langs de zeven tjalken. Als een geslagene zocht hij zijn weg naar huis. En gaande door het donker van de winteravond, werd het hem eensklaps duidelijk, dat hijzelf géén Kerstfeest vieren kon, omdat hij zich niet had voorbereid op de ontvangst het Kindeke, van de Zaligmaker. Nu ging die vloekende schipper hem nog In diezelfde nacht begon het te rege- ;n; de wind was naar het Westen ge draaid. Toen Streefland 's ochtends op stond om te gaan melken, bemerkte hij, dat het buiten zoel en nat was. Hij dacht: Nu helpt God de schippers, óók die vloeker!Maar ikik kan geen Kerstfeest vieren, omdat mijn zondig hart overal mee bezig is, behalve met het wonder van Bethlehem. Het werd voor wethouder Streefland :n dag om nooit te vergeten, omdat hij jn armoe ontdekte onder het vale kleed »n zijn Christendom en achter de waar digheid van zijn wethouderschap. Ze gaan me allemaal voor, daverde het telkens in zijn hoofd. Zélfs Steefje Kooi- die het kleine grut van de schuiten Kerstfeest heeft willen laten vieren en Het meidje van Arend Kooiman is heel niet verliefd op die schippersknecht. En h ij niet op heur, dat weet ik secuur. Die jongen is verloofd met een vrouwsper soon ergens boven Rotterdam vandaan, ook eentje van een schuit. Hij vindt het meer dan merakels lee, dat hij de Kerst dagen hier moet doorbrengen, vanwege dat ze hier vastgevroren liggen. Maar er komt werking in de lucht, de vorst zal de langste tijd wel geduurd hebben. En wijders wat die jonge kerel aanbelangt: 't Is een oppassende jongen, van de do minee hoorde ik. dat hij daar was wezen praten en de dingen ernstig opnam." Wethouder Streefland trok een verbit terd gezicht en zei: „Er deugt er niet één onder die schip pers! Ik heb mensenkennis en ik ben gis teren nog met zo'n onterik aan de praat geweest. Een vloekbeest was het." Daarop ging hij heen en achteraf had hij er spijt van, niet gevraagd te hebben, wanneer die Kerstviering zou plaats vinden. Maar dat hoorde hij een uur later al, want Arend Kooiman ver telde hem dat ongevraagd. Het zou van avond al zyn, anders liep het met het Kerstfeest "an de Zondagsschool in de war. En omdat er zoveel heel klein grut op de schuiten toefde, had de dominee het beter gevonden om dat Kerstfeest niet te combineren met de oudere Zondags schoolkinderen. En de dominee zou ook naar die tjalk gaan. „Ook al een manspersoon van lochte nieuwigheid dus," zei Streefland bots er overheen. En daarna wilde hij niet langer naar Arend Kooiman luisteren. TX/TAAR 's avonds was wethouder Streef- land toch bar nieuwsgierig naar wat er in die schuit terecht zou komen van de Kerstfeestviering. Voor geen geld ter wereld wilde hy er heengaan en zich bij het schippersgrut neerzetten. Ni-iai wél ging hij in de bescherming var. hei duister de lucht was nu zwasr be trokken en er was geen maan er op uit onder het voorwendsel, dat hij nog samen met de muzikale schippersknecht op het plan gekomen was en 't had uit gevoerd. Maar moet ik er dan buiten vallen, mag ik géén Kerstfeest vieren? klaagde hij deemoedig. En toen ineens wis zelf het antwoord. Ja, maar niet als wethouderals zondaar verwacht het Kindeke jou!.... En daarop mocht Barend Streefland de moeilijke gang naarGod doen. Zo brak de Kerstdag aan; bevend ontroering ontdekte Barend, dat ook de rauwe schipper van De Trouwe Hulp de kerk was. De wethouder heeft daarna op Tweede Kerstdag zijn portefeuille bij zich ge stoken en is op pad gegaan om die arme, in kommer verkerende schipper, te hel pen. Maar hij zag, bij de Graafstroom komende, reeds van verre, dat hij te laat NMaHMOIriMBHMKuu ia* ojsü H.-.'ttOkt»n*i i ai Vele Maltezeis hebben nog nooit een spoortrein gezien Umag tien dagen op Malta blijven. Maar denkt D er om: U mag alléén fotogra feren met toestemming van de gouverneur". Dat werd mij toegevoegd op het Engelse consulaat-generaal in Palermo. En de commissaris, die ons, na een over tocht, die acht uur duurde op het hoofdkwartier van de politie in La Valetta ont ving, zei: „Ach, U begrijpt wel, dat wij onder de huidige politieke omstandigheden niet zo erg gecharmeerd zijn op de buitenlandse journalisten en fotografen. Maar ja, r toch bent....". De commissaris haalde even berustend z(jn schouders op. „Ik moet C echter op het hart binden, militair belangrijke objecten niet te fotogra feren, want anders zou U in grote moeilijkheden kunnen komen en lk vrees, dat ik dan weinig voor U zou kunnen doen". Sinds 1800 is Malta een deel van het Britse imperium. Niet zonder enig® reden zeggen de bewoners van Malta Ik dus mijn gang gaan en daar op Malta heb ik op een van de schoonste eilanden, die ik ooit gezien heb, mijn ogen de kost gegeven. Malta was de gebombardeerde plaats uit de laatste wereldoorlog. De sporen daarvan zijn overal nog duidelyk waar te nemen. Óp Malta wordt echter steen gevonden, zo week en poreus is, dat men er i gemakkelijk mee kan werken als hout. Alle vernielde gebouwen wor den met deze gele zandsteen herbouwd. Doch gelukkig is er ook veel blijven staan onder de hevige bombardementen. Daar heeft U de oude bastions aan de haven, die de hoogte van kloeke kerk torens bereiken. Malta kan zich er lm- beklagen, dat er geen overblijfselen zijn, die aan de rijke ge schiedenis van het eiland herinneren Reeds in het stenen tijdperk was het eiland gekoloniseerd. In het jaar 1100 Christus namen de Pnoeniciërs Malta in bezit en later maakten de Ro- zich er meester van. Ook in de heilsgeschiedenis wordt Malta genoemd .•el in Handelingen 28. waar we. le- dat Paulus schipbreuk lijdt en aan spoelt op Malta. Het Evangelie van de geboorte, het lijden en sterven van Jezus heeft de apostel daar „onder de barba- gepreekt. Nu moet U over dat woord barbaren niet al te lang nadenken. zélf, dat zij „de kleinste natie ter wereld met de langste geschiedenis" bevolken. Mede dank zij het bezit van Gibralter en het Suezkanaal. kan Engeland er op bogen, een sleutelpositie in te nemen In het Middellandse zeegebied. Het verlies van een dezer steunpunten zou voor En geland onberekenbare consequenties meebrengen. Vandaar, dat dit slechts 28 kilometer lange en 15 kilometer brede eiland een uiterst belangrijk militair bolwerk is. In de Lazaretto-boobt liggen, in de oorlogshaven. Engelse vlooteenhe- den paraat en in de hoofdstraat van La Valetta domineren in de avonduren het wit van de marine en het khaki van het leger. Militairen ziet men hier overal: zij verpozen zich. in de vrye uren niet alleen in de gondels, die om de bastions varen, maar men ziet ze ook op de drukke dagelijkse markt van La Valetta, waar het echte beweeglijke leven van de Zuiderling zich als een boeiend schouw spel rond de stalletjes en de kraampjes beweegt. Hier wordt met zo'n geluids sterkte en een folkloristische intensiteit de koopwaar aangeprezen en verhan deld, dat de buitenlander er even zyn adem voor inhoudt. udrudteu met ai ie mug uaucuwii. w-wtt vf A r 1T7 c-d o i i r- iedereen, die ten tijde van Paulus MALTEZERS zJjn sterk aan Sicilië geen Romeins burger was. werd barbaar verwant. Ongaarne laten zij hun genoemd. Hoe dan ook, om en nabij 870 gemeenzaam leventje Christus viel Malta in de handen de Sarazenen, aan wie het eilsnd echter in 1090 door de Noormannen werd ontnomen. ITELE STORMEN zijn er nog over Malta gegaan, vóór Napoleon in 1798, toen hij op expeditie naar Egypte was passant op het eiland beslag legde. Het snel wegsmeltende ijs in het smalle binnenwatertje was gebroken en zeven pulpschuiten waren ver- Hij kon dus niets meer doen, geen hulp eer bieden aan een evennaaste in nood narigheid. Maar toen hij dicht bij huis Arend Kooiman tegenkwam, zei hij be schaamd: „Arend, ik acht jouw oudste meidje hoog! Jij moet mijn woorden van dag of wat terug liever voor ongezegd houden. Wil je dat, Arend? En jij bent toch ook lid van 't schoolbestuur, waar? Hier, een giftje voor 't werk onder de kleine hummels!" Hij haalde de portefeuille uit zijn zak en frommelde Arend Kooiman een brief je van honderd in de handen. En schuld bewust voegde hy er nog aan toe: „Arend, ik zal 't ondertekenen van 1 mandaat voor 't subsidie van het kak schooltje niet nodeloos rekken! „Dank je voor de gift, Streefland. En wat dat laatste betreft: Dat zou ik ook nooit en nimmer verwacht hebben een Christelijk wethouder," zei Arend Kooiman bloedkalm, zoals zijn aard brengen en hun afkeer tegen iedere onnodige inspanning staat in de ogen te lezen. Interessant is, in dit erband te weten, dat de meeste Mal- tezers nog nooit een berg, een meer, een bos of een spoortrein hebben gezien. Zij ar rustig wonen en werken op de plaats waar ze geboren zijn, op hun eiland onder de blauwe Italiaanse hemel. Net als in Italië zitten de mannen vrouwen graag in de open deur wat knutselen. La Valetta, waar 20 000 nsen wonen, wordt wel eens genoemd de stad van de duizend trappen en erkers. Vele straten gaan immers traps gewijze omhoog en de ramen zijn veelal als erkers gebouwd, die naar alle kan ten op de straat uitzien. Het enige militaire object, dat ik zon der ook maar enig gevaar voor lijf en goed kon fotograferen was het oud® kanon, dat waarschijnlijk nog stamt uit de Napoleontische tijd. In ieder geval uit een tijd, waarin men zich nog de moeite nam. om kanonnen te versieren met allerlei ornamenten. O, ja, toch nóg een militair schouwspel. Wat voor Lon- denaren nl de aflossing van de wacht voor het Buckingham-Palace is, dat is voor Malta de schildwacht voor het paleis van de gouverneur. Zijn correct® bewegingen brengen de buitenlanders steeds weer in bewondering, zoals zij trouwens niet anders dan bewondering hebben voor dit eiland waaraan zo'n rijke geschiedenis is verbonden. Malta, een oude vest: in zee

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 11