HET FEEST VAN DE WETHOUDER
De stad der duizend trappen
Kerstëijlag-e 1951' Pagina 3
fi? WAS IN DAT JAAR omstreeks half December nog
pulp van de Puttershoekse suikerfabriek naar het hart
van de Alblasserwaard gevarenmaar de laatste schuiten
raakten opeens als ratten in de val. Het begon onver-
ivacht barbaars hard te vriezen en toen zaten zeven
tjalken ingevroren in het stille polderland, alwaar het
mensdom heel niet op luidruchtige varensgasten gesteld is.
Die schuiten lagen triestig bijeen in
de smalle Graafstroom, geslagen in de
ban van het ijs. De boeren waren dank
baar, dat het veevoer nog tijdig op de
wal gekomen was, maar die zeven schip
pers liepen met kwaaie gezichten rond
en keken omtrent ieder uur van de dag
met smachtende ogen naar het wind-
vaantje in de mast. Doch onveranderlijk
bleef een ijzige vrieswind uit het Oosten
waaien en dat betekende, dat ze voors
hands niet zouden loskomen uit de kluis
ters van de grJhimige winter.
Onder de schippers was een vent als
een boom, zijn gezicht was gram en ver
weerd van het varen in tij en ontij.
Soms stond hij op zijn schuit De Trouwe
Hulp luidkeels te. vloeken, omdat een
schipper die niet varen kan, inteert op
zijn geld.
De oude wethouder Streefland, die
terugkeerde van een vergadering, hoorde
die schipper zo verschrikkelijk tekeer
gaan en daar werd hij door geprikkeld.
Streefland was gebelgd, omdat hij op de
vergadering zijnzin niet gekregen had
en de gemeente tegen zijn raad in toch
weer geld zou gaan uitgeven voor een
kakschooltje, zoals hij de kleuterschool
benaamde. Hij was er fel tegen geweest,
hij achtte het zonde van het geld; maar
hoewel hij de zaak nog over een prin
cipiële boeg had proberen te gooien, had
hij een nederlaag geleden. Zelfs de man
nen van zijn fractie hadden hem in de
steek gelaten. Toen wethouder Streefland
die schipper zo beestachtig zijn hart
hoorde luchten tegenover een andere j
varensgast, stapte hij van zijn fiets af
en vroeg, of de schipper niet wist, dat
de naam van God niet ijdel gebruikt mag
worden?
Jazeker, dat wist die schipper wel!
„Maar boeren hebben mooi praten,"
zei hij nijdig. „Die hebben geen scha
van streng winterweer. Elke dag maakt
me grammer, omdat deze vorst me geld j
Wethouder Streefland hief vermanend
de vinger op.
„Een mens moet berusten in hetgeen
hem wordt toebeschikt, schipper!"
Daarop zei die rauwe varensgast glas-
„Als jij me iedere dag een tientje geeft
zolang ik hier werkeloos moet liggen,
zal je geen onvertogen woord meer over
mijn lippen horen komen."
Streefland stapte weer op zijn fiets, er
was niet te praten met die kerel. Hij was
er stelliger dan ooit van overtuigd, dat
schippersvolk heel niet deugt.
Diezelfde avond, toen de wethouder
naar de scheerwinkel ging, zag hij een
schippersknecht liefjes met het oudste
meidje van Arend Kooiwijk staan praten.
Dat verwonderde hem niet, want Steefje
had een mooi bekje en van manvolk was
ze heel niet bang of bunzig. En wat die
schippersknecht aanbelangt, daar had
Streefland zijn eigen mieningen over.
Ratten zoeken het spek en varend volk
is gans niet eenkennig.
Maar Arend Kooiman was hem afge
vallen in de gemeenteraad en had vóór
die subsidie gestemd.... hij, de wethou-
,Ik kan Steefje niet vastbinden met
een koeistreng," was het nuchtere be
scheid van Arend. „En wat die vrijerij
van gisteravond aangaat, dat zal wel los
lopen. schat ik. Ik heb er namelijk weet
van, wat die twee te bepraten hadden."
„Een gewaarschouwd man telt voor
twee," zei de wethouder donker. „Een
raadslid moet een toonbeeld zijn, net als
manende weerwoord van de wethouder.
„Over drie dagen is 't weer Kerstfeest
en een christen moet daar dankbaar voor
„Ik doe niet aan 't Kerstfeest," zei de
schipper driest. „En in deze dooie negorij
valt geen feest te vieren."
Wethouder Streefland keek de man met
bestraffende ogen aan.
„Het geeft geen pas, mijn gemeente te
beledigen, schipper. Er wonen hier recht
schapen mensen. En als jij geen Kerst
feest vieren wil. dan ben jij diep te be
klagen. Of weet je somwijlen nieteens,
wat dat feest voor ons, kwaaie mensen
die we toch allemaal zijn, te betekenen
heeft?"
„Ik weet er alles van," antwoordde de
schipper, terwijl hij onverschillig de
schouders optrok. „Als kind ben ik op-
het I gegroeid bij
tante aan de wal. Toen
de Zondagsschool. Daar
hebben ze me al
die Christelijke
feesten goed bijge-
„En durf jij dan
te zeggen, dat je
Kerstfeest
doet?"
„Ja!" schreeuwde
de schipper heftig.
vijf maanden ziek
leit in het roefje
scheepshypotheek
niet betalen kan,
dan valt er niet te
feesten! En als ik
moei, dan heb ik
niks aan lieve v
haaltjes! Weet ji
Daérom doe
met het Kerst
feest!" Toen draai
de de schipper zich
j liep haastig
terug naar zijn
schuit, naar zijn
zieke vrouw.
De wethouder
stond een ogenblik
beduusd. De ont
aarde woorden van
de schipper van De
Trouwe Hulp klon
ken hem als vloe-
- Best mogelijk,
Een paai dagen latei ontmoette wethouder Streelland dat. d€
hoien vloeken.
„Ik ken mijn plichten als vader, Streef- taal uit te slaan c
land.
„Maar weet jij dan niet, dat varens
gasten rauw in de mond en rauw van
leven zijn? Gisteren heb ik nog een
schipper gewezen op de barre zonde van
't lasterlijk vloeken."
„Ik weet het wel, niet alle schippers
deugen," antwoordde Arend knikkend.
„Net zomin als alle boeren deugen. Maar
we mogen niet alle varensmensen over
één kam scheren. En zéker die schip
persknecht niet."
„Maar jouw meidje vergooit zich, 't is
een schand!" gramde de wethouder. En
toen begon hij over die kleuterschool
subsidie te praten met een heftigheid,
die zijn stem hoog deed uitschieten. Maar
Arend Kooiman bleef bloedkalm; dat zat
in zijn aard.
nooit mag dat een
reden zijn om zulke
;r 'n Christelijk feest.
Daarom temeer staat het voor mij vast,
dat die schipper een soortement heiden
moet zijn, anders zou hij niet zulke barre
woorden gesproken hebben.
Streefland ging somber verder. Hij had
nog een paar stukken te ondertekenen
op het gemeentehuis, dat feitelijk niet
anders was dan een uitgewoond hok. Hij
vond het een bezoeking met die schip
pers. Zulk volk kan een kwaaie geest
onder de mensen brengen, overlegde hij.
De zondigheid is besmettelijk gelijk
tongblaar bij koeien; en zo licht steekt
een opstandig mens een ontevreden dag
gelder aan. En vooral jonge schippers
knechts, die achter rokken aanjagen,
kunnen overigens eerzame meidjes het
hoofd op hol brengen.
Dat zei hij ook tot de burgemeester,
maar die nam het nogal koelbloedig op.
„Die schippers liggen hier niet voor
hun plezier," zei hij. „Zodra de dooi in
valt, zijn ze verdwenen, want dan zoeken
ze rap 'n weg door het wegsmeltende ijs."
De burgemeester had mooi praten,
vond de wethouder. Het meidje
Arend Kooiman was al ingepalmd door
zo'n rauwe schippersknecht. Zoiets heeft
toch te denken. Zo'n diertje van amper
twintig jaar zal vast en zeker aange
stoken worden door de lochte schippers-
Dat hij zich schielijk achteruit liet zakken en toen, met een smak,
op het ijs terecht kwam
"E'EN paar dagen later ontmoette wet-
-*-J houder Streefland wederom de schip
per. die hij schrikkelijk had horen vloe
ken. Nog altijd ging de winter gestreng
over het land. De polders waren trooste
loos in hun barre verlatenheid en in het
gestolde binnenwatertje lagen de zeven
tjalken roerloos bijeen gegroept als een
kleine, aparte gemeenschap.
„We liggen alle dagen in te teren van
ons zuurverdiende geld," bromde de
schipper van De Trouwe Hulp. „Voor
mijn part had ik dit achterafse land nooit
gezien, dan zou ik er nou niet in ge
vangen zitten."
„Het past een mens, de opstandigheid
uit zijn hart te weren," was het ver
der, zou hem nu eens knaphandig laten
weten, dat hij beter deed om meer op
zijn eigen keinderen te letten dan uit
de grote pot geld weg te schenken aan
een schooltje voor peuters.
De volgende dag, op het boelhuis bij
de Erven Vergeer, sprak hy Arend Kooi-
„Ik zag jouw oudste duifje gisteravond
een deuntje vrijen met een rauwe schip-
persbonk," zei hij met een gezicht als
een boetprediker. „Je zal moeten waken
over dat keind, anders krijg je schande
Arend Kooiman bleef zo mak als een
lam en dat viel de wethouder eigenlijk
wal bar tegen.
Neen, Streefland had het niet op die
schippers. Maar zijnentwege kwam ei
die aanhaligheid van Steefje Kooiman
met die onte rabauw katjesspul. Dan
haar vader een mooi deuntje lager n
ten gaan zingenEn nu zou het
twee dagen Kerstfeest zijn. Waren die
schippers er maar niet, dan zouden 't
aangename dagen worden, mijmerde
Streefland. Nu was er een soort bange
onrustigheid, daar het toch een lee ge
voel geeft als men een stel mispels ir
de buurt weet.
T"JIE AVOND kwamen er twee boeren-
-L' meidjes bij de wethouder aan dt
deur. Vrouw Streefland deed haar open
en vroeg wat ze bliefden. Ze wilden
graag Barend een momentje spreken;
er was haast bij. Wel, dan moesten
maar even binnen komen, Barend zat te
kranten.
Wethouder Streefland keek vreemd op,
toen hij Steefje Kooiman en Ortje de
Geus het woonvertrek zag binnentreden.
„We kwamen vragen, of we misschien
wat schragen en stoelen konden lenen,
want we hebben er nog niet genoeg,"
vroeg Steefje vriendelijk.
„Schragen en stoelen? Is er somwijl
een bruiloft op til?" vroeg de wethouder
verwonderd. „Schragen en planken heb
ik wel, want in de winter maken
toch geen kaas. Maar stoelen heb ik
te veelEn 't voornaamste is: Waar
moet het voor dienen? Want er zyn ge
noeg differente zaken, die lijnrecht tegen
mijn principes ingaan."
„We willen Kerstfeest vieren en....
„Helpen jullie dan meester Lrngeraad
op de Zondagsschool? Me dunkt,
meidegie, dat het met een wilde schip
persknecht aanlegt, kan zich maar beter
wat achteraf houden."
Steefje kleurde en met een piepfijn
stemmetje zei ze:
„Je ben abuis. StreeflandWe wil
len voor 't keindergrut op de zever
schuiten Kerstfc houden. Die schaap
jes hebben amd niks"
„Nee en nog, nee!" viel de wet
houder bars uit, „Ik leen geen stoelen
of schragen. Voor zoiets moet je niet bij
mij wezen! En als ik je raaien mag, houd
je dan verre van dat volk! Maar hij heeft
je zeker al ingepalmd, waar?"
„Wie?Wat bedoel je?" vroeg
Steefje verschrikt.
„Die schippersknecht natuurlijk! Ik vat
het al, je bent heiegans in zijn macht
gekomen! 't Is schande!"
De fneidjes stonden een beetje bedrem
meld, de woorden van de wethouder
klonken zo buitensporig en vijandig
Maar toen zei Ortje de Geus zacht:
Steefje heeft heel geen verkering, dat
moet je niet denken. Barend."
„Zwijg maar, want ik heb mensen
kennis! En ga maar gauw vort naar een
ander, want ik heb voor jullie geen
schragen en stoelen!" Met machtig
strenge ogen keek hij de onthutste meid
jes het woonvertrek uit.
Maar nadien had Streefland zijn som
bere gedachten. Wat bezielde die twee
meidjes toch? Wat waren ze van plan?
O, hij werd nieuwsgierig, hij zou zo bar-
graag het naadje van de ko^is willen
weten! Misschien zou hij er Arend Kooi-
mooi mee op zijn nummer kunnen
De andere dag ging hij op onderzoek
uit. Het was niet zo moeilijk om nader
bescheid te verkrijgen, want de twee
meidjes waren ook bij anderen geweest
om tafels en stoelen ter leen te vragen.
In het ruim van de pulpschuit Dwaal
ik, Wacht U, zouden ze Kerstfeest hou
den voor het kleine goed, dat op de
tjalken verbleef. Een paar schippers had
den hun volle medewerking gegeven en
ook enkele boeren waren de meidjes ter-
wille geweest. Arend Kooiman had al
zijn kaasplanken en schragen afgestaan
en hij zou bovendien voor de melk zor
gen, want er zou een kopje poeier ge
schonken worden.
Wethouder Streefland begreep het niet.
Hoe konden de mensen tolereren, dat
Steefje Kooiman zich inliet met het
schippersvolk? En wist men dan niet,
dat ze aangekoppeld had met zo'n wilde
rabauw? Dat haar vader niet wijzer was,
dat nog daargelaten. In de gemeenteraad
had de man zich ook niet van z'n beste
zijde laten kennen, tïij sprong maar raar
om met het dure geld van de gemeen
schap, want ijskoud had hij voor 't sub
sidie van het kakschooltje gestemd. Maar
de ménsen moesten wijzer zijn!
Gijsbert Zanen, die ouderling was, had
aandachtig naar de wethouder geluisterd.
Maar daarna zei hij bedaard en welover
wogen:
„Je bent verkeerd ingelicht, Barend.
iets in 't belang van de gemeente had
te doen.
Hij liep langzaam langs die zeven tjal
ken en ineens hoorde hij muziek! Het
was maar een mondorgel, dat
hij duidelijk. Ook hoorde hij, uit welke
schuit het opklonk. Dat moest dus de
Dwaal ik. V/acht U zijn. Het waren Kerst
versjes, die gespeeld werden op dat
pele muziekding.
Toen kon de wethouder, hij mocht dan
oud en eerbiedwaardig zijn, de opgekrop
te nieuwsgierigheid niet langer betomen.
Hij begaf zich op het ijs en liep langs
de schepen, daarna hees hij zich
stil aan boord van de tjalk en toen kóta
hij door een kier tussen de luiken naar
beneden in het ruim kijken.
Streefland zag, dat de schippersknecht,
die hij met Steefje Kooiman had zien
praten, op de mondharmonica speelde.
Schuchter zongen een paar kinderen mee.
De dominee zat er ook. zomaar tussen
dat ruige volk in het hart van de schuit.
En zowaar, zelfs de vloeker van De
Trouwe Hulp was present! Hij zat breed
uit op de vloer, de kinderen op de ban
ken staken minstens een hoofd boven
hem uit.
Na het zingen ging de dominee spre
ken. Hij vertelde de Kerstgeschiedenis
hij bracht het mooi bij, dat het geen
toeval was, dat Jozef en Maria juist naar
Bethlehem moesten gaan toen het Kin-
deke geboren zou worden. „Zo is het
imin toeval ,dat jullie hier ingevro-
liggen, juist met het Kerstfeest." zei
dominee Lauwrensen met zijn vriende
lijke, zangerige stem. „Misschien heeft
God er een bijzondere bedoeling mee."
Streefland kon alles goed verstaan en
door de kier had hij een mooi overzicht
het scheepsruim. Ineens schrok hij
bar, want de schipper van De Trouwe
Hulp viel zomaar ineens de dominee in
de rede en hij zei met een stem, waarin
deemoed en schuld doorklonken:
„Daar kon je vast weieens gelijk in
hebben, dominee! Ik ben tegen mijn zin
aan boord gekomen, maar toen ik
Lammert Krijgsman die Kerstliedjes
hoorde fluiten, kreeg ik ineens een hekel
mezelf, omdat ik er zo beestachtig
op los geleefd heb en niet meer met
God te maken wilde hebben! Jazeker,
misschien heeft hét een bedoeling, dat
ik hierheen gebracht ben!
Wethouder Streefland schrok zó hevig
van deze interruptie, dat hij zich schie
lijk achteruit liet zakken en toen met
een smak op het ijs terecht kwam. Hij
krabbelde overeind en sloop weg langs
de zeven tjalken. Als een geslagene zocht
hij zijn weg naar huis. En gaande door
het donker van de winteravond, werd
het hem eensklaps duidelijk, dat hijzelf
géén Kerstfeest vieren kon, omdat hij
zich niet had voorbereid op de ontvangst
het Kindeke, van de Zaligmaker. Nu
ging die vloekende schipper hem nog
In diezelfde nacht begon het te rege-
;n; de wind was naar het Westen ge
draaid. Toen Streefland 's ochtends op
stond om te gaan melken, bemerkte hij,
dat het buiten zoel en nat was. Hij dacht:
Nu helpt God de schippers, óók die
vloeker!Maar ikik kan geen
Kerstfeest vieren, omdat mijn zondig hart
overal mee bezig is, behalve met het
wonder van Bethlehem.
Het werd voor wethouder Streefland
:n dag om nooit te vergeten, omdat hij
jn armoe ontdekte onder het vale kleed
»n zijn Christendom en achter de waar
digheid van zijn wethouderschap.
Ze gaan me allemaal voor, daverde het
telkens in zijn hoofd. Zélfs Steefje Kooi-
die het kleine grut van de schuiten
Kerstfeest heeft willen laten vieren en
Het meidje van Arend Kooiman is heel
niet verliefd op die schippersknecht. En
h ij niet op heur, dat weet ik secuur. Die
jongen is verloofd met een vrouwsper
soon ergens boven Rotterdam vandaan,
ook eentje van een schuit. Hij vindt het
meer dan merakels lee, dat hij de Kerst
dagen hier moet doorbrengen, vanwege
dat ze hier vastgevroren liggen. Maar er
komt werking in de lucht, de vorst zal
de langste tijd wel geduurd hebben. En
wijders wat die jonge kerel aanbelangt:
't Is een oppassende jongen, van de do
minee hoorde ik. dat hij daar was wezen
praten en de dingen ernstig opnam."
Wethouder Streefland trok een verbit
terd gezicht en zei:
„Er deugt er niet één onder die schip
pers! Ik heb mensenkennis en ik ben gis
teren nog met zo'n onterik aan de praat
geweest. Een vloekbeest was het."
Daarop ging hij heen en achteraf
had hij er spijt van, niet gevraagd te
hebben, wanneer die Kerstviering zou
plaats vinden. Maar dat hoorde hij een
uur later al, want Arend Kooiman ver
telde hem dat ongevraagd. Het zou van
avond al zyn, anders liep het met het
Kerstfeest "an de Zondagsschool in de
war. En omdat er zoveel heel klein grut
op de schuiten toefde, had de dominee
het beter gevonden om dat Kerstfeest niet
te combineren met de oudere Zondags
schoolkinderen. En de dominee zou ook
naar die tjalk gaan.
„Ook al een manspersoon van lochte
nieuwigheid dus," zei Streefland bots er
overheen. En daarna wilde hij niet langer
naar Arend Kooiman luisteren.
TX/TAAR 's avonds was wethouder Streef-
land toch bar nieuwsgierig naar wat
er in die schuit terecht zou komen van
de Kerstfeestviering. Voor geen geld ter
wereld wilde hy er heengaan en zich
bij het schippersgrut neerzetten. Ni-iai
wél ging hij in de bescherming var. hei
duister de lucht was nu zwasr be
trokken en er was geen maan er op
uit onder het voorwendsel, dat hij nog
samen met de muzikale schippersknecht
op het plan gekomen was en 't had uit
gevoerd.
Maar moet ik er dan buiten vallen,
mag ik géén Kerstfeest vieren? klaagde
hij deemoedig. En toen ineens wis
zelf het antwoord. Ja, maar niet als
wethouderals zondaar verwacht het
Kindeke jou!....
En daarop mocht Barend Streefland de
moeilijke gang naarGod doen.
Zo brak de Kerstdag aan; bevend
ontroering ontdekte Barend, dat ook de
rauwe schipper van De Trouwe Hulp
de kerk was.
De wethouder heeft daarna op Tweede
Kerstdag zijn portefeuille bij zich ge
stoken en is op pad gegaan om die arme,
in kommer verkerende schipper, te hel
pen. Maar hij zag, bij de Graafstroom
komende, reeds van verre, dat hij te laat
NMaHMOIriMBHMKuu ia* ojsü
H.-.'ttOkt»n*i i ai
Vele Maltezeis hebben nog nooit
een spoortrein gezien
Umag tien dagen op Malta blijven. Maar denkt D er om: U mag alléén fotogra
feren met toestemming van de gouverneur". Dat werd mij toegevoegd op het
Engelse consulaat-generaal in Palermo. En de commissaris, die ons, na een over
tocht, die acht uur duurde op het hoofdkwartier van de politie in La Valetta ont
ving, zei: „Ach, U begrijpt wel, dat wij onder de huidige politieke omstandigheden
niet zo erg gecharmeerd zijn op de buitenlandse journalisten en fotografen. Maar ja,
r toch bent....". De commissaris haalde even berustend z(jn schouders op.
„Ik moet C echter op het hart binden, militair belangrijke objecten niet te fotogra
feren, want anders zou U in grote moeilijkheden kunnen komen en lk vrees, dat ik
dan weinig voor U zou kunnen doen".
Sinds 1800 is Malta een deel van het
Britse imperium. Niet zonder enig®
reden zeggen de bewoners van Malta
Ik dus mijn gang gaan en daar op
Malta heb ik op een van de schoonste
eilanden, die ik ooit gezien heb, mijn
ogen de kost gegeven. Malta was de
gebombardeerde plaats uit de
laatste wereldoorlog. De sporen daarvan
zijn overal nog duidelyk waar te nemen.
Óp Malta wordt echter steen gevonden,
zo week en poreus is, dat men er
i gemakkelijk mee kan werken als
hout. Alle vernielde gebouwen wor
den met deze gele zandsteen herbouwd.
Doch gelukkig is er ook veel blijven
staan onder de hevige bombardementen.
Daar heeft U de oude bastions aan de
haven, die de hoogte van kloeke kerk
torens bereiken. Malta kan zich er lm-
beklagen, dat er geen
overblijfselen zijn, die aan de rijke ge
schiedenis van het eiland herinneren
Reeds in het stenen tijdperk was het
eiland gekoloniseerd. In het jaar 1100
Christus namen de Pnoeniciërs
Malta in bezit en later maakten de Ro-
zich er meester van. Ook in de
heilsgeschiedenis wordt Malta genoemd
.•el in Handelingen 28. waar we. le-
dat Paulus schipbreuk lijdt en aan
spoelt op Malta. Het Evangelie van de
geboorte, het lijden en sterven van Jezus
heeft de apostel daar „onder de barba-
gepreekt. Nu moet U over dat
woord barbaren niet al te lang nadenken.
zélf, dat zij „de kleinste natie ter wereld
met de langste geschiedenis" bevolken.
Mede dank zij het bezit van Gibralter
en het Suezkanaal. kan Engeland er op
bogen, een sleutelpositie in te nemen In
het Middellandse zeegebied. Het verlies
van een dezer steunpunten zou voor En
geland onberekenbare consequenties
meebrengen. Vandaar, dat dit slechts 28
kilometer lange en 15 kilometer brede
eiland een uiterst belangrijk militair
bolwerk is. In de Lazaretto-boobt liggen,
in de oorlogshaven. Engelse vlooteenhe-
den paraat en in de hoofdstraat van La
Valetta domineren in de avonduren het
wit van de marine en het khaki van het
leger. Militairen ziet men hier overal:
zij verpozen zich. in de vrye uren niet
alleen in de gondels, die om de bastions
varen, maar men ziet ze ook op de
drukke dagelijkse markt van La Valetta,
waar het echte beweeglijke leven van de
Zuiderling zich als een boeiend schouw
spel rond de stalletjes en de kraampjes
beweegt. Hier wordt met zo'n geluids
sterkte en een folkloristische intensiteit
de koopwaar aangeprezen en verhan
deld, dat de buitenlander er even zyn
adem voor inhoudt.
udrudteu met ai ie mug uaucuwii. w-wtt vf A r 1T7 c-d o i i r-
iedereen, die ten tijde van Paulus MALTEZERS zJjn sterk aan Sicilië
geen Romeins burger was. werd barbaar verwant. Ongaarne laten zij hun
genoemd. Hoe dan ook, om en nabij 870 gemeenzaam leventje
Christus viel Malta in de handen
de Sarazenen, aan wie het eilsnd
echter in 1090 door de Noormannen werd
ontnomen.
ITELE STORMEN zijn er nog over
Malta gegaan, vóór Napoleon in 1798,
toen hij op expeditie naar Egypte was
passant op het eiland beslag legde.
Het snel wegsmeltende ijs in het
smalle binnenwatertje was gebroken en
zeven pulpschuiten waren ver-
Hij kon dus niets meer doen, geen hulp
eer bieden aan een evennaaste in nood
narigheid. Maar toen hij dicht bij huis
Arend Kooiman tegenkwam, zei hij be
schaamd:
„Arend, ik acht jouw oudste meidje
hoog! Jij moet mijn woorden van
dag of wat terug liever voor ongezegd
houden. Wil je dat, Arend? En jij bent
toch ook lid van 't schoolbestuur, waar?
Hier, een giftje voor 't werk onder de
kleine hummels!"
Hij haalde de portefeuille uit zijn zak
en frommelde Arend Kooiman een brief
je van honderd in de handen. En schuld
bewust voegde hy er nog aan toe:
„Arend, ik zal 't ondertekenen van 1
mandaat voor 't subsidie van het kak
schooltje niet nodeloos rekken!
„Dank je voor de gift, Streefland. En
wat dat laatste betreft: Dat zou ik ook
nooit en nimmer verwacht hebben
een Christelijk wethouder," zei Arend
Kooiman bloedkalm, zoals zijn aard
brengen en hun afkeer tegen iedere
onnodige inspanning staat in
de ogen te lezen. Interessant is, in dit
erband te weten, dat de meeste Mal-
tezers nog nooit een berg, een meer, een
bos of een spoortrein hebben gezien. Zij
ar rustig wonen en werken
op de plaats waar ze geboren zijn, op
hun eiland onder de blauwe Italiaanse
hemel. Net als in Italië zitten de mannen
vrouwen graag in de open deur wat
knutselen. La Valetta, waar 20 000
nsen wonen, wordt wel eens genoemd
de stad van de duizend trappen en
erkers. Vele straten gaan immers traps
gewijze omhoog en de ramen zijn veelal
als erkers gebouwd, die naar alle kan
ten op de straat uitzien.
Het enige militaire object, dat ik zon
der ook maar enig gevaar voor lijf en
goed kon fotograferen was het oud®
kanon, dat waarschijnlijk nog stamt uit
de Napoleontische tijd. In ieder geval
uit een tijd, waarin men zich nog de
moeite nam. om kanonnen te versieren
met allerlei ornamenten. O, ja, toch nóg
een militair schouwspel. Wat voor Lon-
denaren nl de aflossing van de wacht
voor het Buckingham-Palace is, dat is
voor Malta de schildwacht voor het
paleis van de gouverneur. Zijn correct®
bewegingen brengen de buitenlanders
steeds weer in bewondering, zoals zij
trouwens niet anders dan bewondering
hebben voor dit eiland waaraan zo'n
rijke geschiedenis is verbonden.
Malta, een oude vest:
in zee