e naam van het In de DONKEME kamer =4 onze jeuqó-p&qin&'j IS6I H38IM3D3<I SI S> „Ze zeiden" OCH, het ging allemaal best", zei de grootvader, „het was er druk, ja dat was het er wel, maar ik kon op een bank gaan zitten terwijl ik wachtte. En ik heb tocb de tijd aan mezelf. Wat geeft dat nou een paar halve uurtjes." Zijn dochter lag hem wat bleek en glimlachend aan te kijken. Haar haar was strak achterover gekamd en haar huid glom. „Kon jc 't wel vinden?" vroeg ze. „Ik", zei de grootvader wat overdre ven verbaasd, „ik, zou ik het niet kun nen vinden? Heb ik er niet voor jullie allemaal moeten wezen. Ach kind. schei uit Negen keer achter elkaar voor jou en je zusjes. De ken dat weggetje. Ha!" Hij wierp zijn grijze hoofd een beetje minachtend achterover. „En wat zeiden ze?" vroeg zijn doch ter. de grootvader. „Is kind. De zei: man kijk me an. Ik ben een en zeventig. Dat zou je niet zeggen, zei de man. Ik zei: Ik ben hier negen keer geweest om een kind van mezelf aan te geven, nou geef ik het kind aan van mijn dochter en van mijn schoonzoon. Van mijn schoonzoon die in Indië is en het daarom zelf niet kan doen." „En?" vroeg zijn dochter. Ze zeiden" zei de grootvader, „het is dus uw kleinkind. Ik zei: ja. Ze zei den: welgefeliciteerd en is het uw eer ste. Ik zei: man schei uit, mn zestien de! Ha, ha, ha!" Hij lachte hard en diep in zijn keel. Een ziekenzuster, die juist door de zaal liep, keek verbaasd om. Zijn dochter glimlachte eveneens. „De zestiende al?" vroeg ze. „Ja", zei de grootvadei op, vier van Noor, drie va: van Eef. „En verder" onderbrak de dochter hem, „hoe ging het verder?" „Moet je allc-s weten?" vroeg de groot vader kinderlijk plagend. „Alles'-, knikte de dochter glimlachend. „Nou kind" zei de grootvader, „ze vroegen d'r naam." „En wat zei jé?" vroeg de dochter. „Ik zei", zei de grootvader trots. schrijf maar op: Maria Eva." „Maria", herhaalde de dochter. En plotseling vroeg ze gespannen; „Je zei toch niet Maria?" Zc richtte zich wat op in haar kussens. „Juist", zei de grootvader, „dat zei ik". „Maar zo héét ze -liet" zei de doch ter verward, „je weet toch, ze heet.." „Blijf liggen kind", zei de grootva der, „blijft liggen." Do dochter liet zich weer iets terug zakken in haar kussens. „Ze heet Margaretha", zei de doch ter. „Wat zeg je me nou!" vader. „Dat weet jc toch", z hopeloos gebaar i Arend, vijf (uLLUZSE) Hei zaad van Abraham En in tiu zaad zullen ge zegend worden alle volken der aarde naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. Genesis 22 18. TOEN de Here Abraham in Ur der Chaldeeën riep beloofde Hij hem: in u zullen alle geslachten des aard- rijks gezegend worden. Mocht ge nu hierbij denken aan lzdk, dan ziet ge nogmaals dat de ver vulling verschoven wordt. lzak is in de patriarchale geschiede nis een bijna wegschuilende persoon lijkheid. En in Gen. 26 4 wordt tot lzak met dezelfde woorden als tot Abraham gezegd: In uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde. De belofte in de hierboven afge drukte tekst wordt aan Abraham ge geven na zijn bereidheid pjn zoon lzak te offeren. „Daarom dat gij deze zaak gedaan hebt en uw zoon, uw enige, niet onthouder hebt, voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen", en daarna nog eens weer: „In uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt." Niet, dit spreekt wel vanzelf, alsof Abraham doozijn gehoorzaamheid of zijn geloof dit verdiend had. Dit kan trouwens niet omdat de Here eerst beloofd heeft en Abraham juist door het geloof in deze onwankelbare en onbedrieglijke belofte Gods gewillig en bereid heeft kunnen zijn om te doen wat God hem beval. Maar waar het geloof zich dan zo ten volle op de belofte Gods verlaat, vindt het zijn bekroning ook in de vervulling der belofte. Het blijkt dan dat geloven niet ijdel is, want het heeft zijn grond in Gods onverander lijkheid. De geschiedenis van die geloofsspan- ning, die door heel het oude verbond heengeweven is, heeft haar betekenis ook voor ons die onder de nieuwe bedeling leven. De ontspanning is gekomen toen het zaad der belofte gezien werd in Bethlehem, het kindeke in doeken ge wonden en liggende in de kribbe. Maar hier begint de spanning opnieuw. Want is dit nu degene, die de slang de kop zal vermorzelen? En ja, straks aan de opstandings morgen overwint Hij. Het heil is verkregen. Maar het is nog niet ver wezenlijkt. Dit is de geloofsspanning Maar ook deze spanning zal eens voorbij zijn. Als Hij ten tweede male komt in heerlijkheid. „Wacht dan, ja wacht, verlaat u op de Heer'. riep de groot- 3i de dochter van haar hand. „Ze heet naar Henks moeder. Dat is Margaretha. Dat hebben wij toch aldoor gezegd?" „Margaretha", herhaalde de grootvader beduusd, „en ik meende nog zo goed Maria te hebben verstaan. Ik word toch niet doofHij leunde met zijn handen op zijn knieën. Hij zag er wat triest uit. Zijn dochter begon met haar ene hand over haar ogen te wrijven. „Wat zal Henk nou zeggen", zei ze. „Hij stond er nog wel zo op dat het naar zijn moe der genoemd zou worden, wanneer het een meisje was. Hoe moet ik daar nou mee aan. Het is., het is.." Ze kon haar tranen niet bedwingen. De grootvader richtte, wat korzelig, zijn hoofd weer op. „Schei nou uit met die tranen", zei hij. „Wat hebben wij daar nou aan. Maria of Margaretha. Wat geeft dat nou. 't Begint toch alle- De dochter schudde haar hoofd, met de hand voor haar ogen. „Nou ja", zei de grootvader, „dan maak ik van die Maria wel weer een Margaretha, als je dat zo graag hebt.." „Maar dat gaat ~"~l grootvader hard door de ziekenzaal, „wie zegt dat!" „Misschien met een hoop drukte", zei de dochter, „en met een hoop geld.." „Niks geen drukte en niks geen geld", riep de grootvader, „ik zeg dat het gaat en ben ik je vader of niet? De dochter knikte. „En heb ik ooit gezegd" vader, „dat het zou gaa De dochter schudde haar hoofd. „Nou dan", riep de grootvader, „van die Maria maak ik wel weer een Mar garetha. Laat dat maar gerust aan mij over." Hij sprong op, hij knikte nog eens heftig tegen zijn dochter en liep toen met stevige passen de ziekenzaal uit. In de grote hal van het ziekenhuis stond de grootvader even later aan de telefoon. „Ik heb een verkeerde aangifte ge daan", zei de grootvader, „kan dat weer veranderd worden?" „Hoe een verkeerde aangifte?" werd van de andere kant van de lijn door iemand van het bevolkingsregister ge vraagd. „Ik heb gezegd" zei de grootvader, „dat ze Maria heette maar dat is een vergissing. Ze heet Margaretha. En Henk staat er op...." „Wie?" werd van de andere kant ge vraagd. „Henk", riep de grootvader, die on geduldig werd. „Ik heb toch gezegd Henk. Man ben je doof!" „Wie is Henk", vroeg de andere kant ,Dat is d'r vader natuurlijk", brulde de grootvader door de telefoon, „die va der van mijn kleindochter, die ik ver keerd heb aangegeven als Maria en die Margaretha heet" Het bleef aan de andere kant van de lijn een poos stil. Toen zei de man a.an de andere kant: „U moet maar even hier komen. Maar dan vandaag nog. En wij sluiten om vier uur." „Om vier uur!" riep de grootvader. „Ja", zei de man van het bevolkings register en daarmee brak hij het ge sprek af. De grootvader keek op de klok in de hal van het ziekenhuis. Het was kwart voor vier. Hij mopperde in zichzelf: „Hoe kan ik er nou om vier uur we zen. Helemaal aan de andere kant van de stad." Hij liep gehaast het ziekenhuis uit. Buiten het ziekenhuis, op de hoek van één van de zijstraten stonden ta xi's. Hij ging naar één van die taxi's en hij zei tegen de chauffeur: „Ik moet om vier uur bij het bevolkingsregister zijn. Rij maar zo hard als Je kunt" Een ogenblik later kroop de taxi als een driftige tor door het verkeer. Rem mend en dan weer plotseling stoppend, draaiend om een hoek, vaart vermin derend bij een kruising en dan weer plotseling vooruitschietend. Precies klokslag vier uur stond de taxi voor het gebouw van het bevol kingsregister. De grootvader had de deur van de wagen zelf al geopend voor dat de chauffeur de gelegenheid had om hem daarbij behulpzaam te zijn. Hij vond nauwelijks tijd om af te rekenen. Hij gaf de chauffeur de eerste de beste rijksdaalder die hij in zijn zak vond en haastte zich toen meteen de trap van het gebouw op. In het portiek van het gebouw stond een portier. „Wij zijn gesloten", zei de portier. „Laat mij er door", beval de groot vader. „Wij zijn gesloten", herhaalde de por tier. ,,'t Is vier uur geweest." Hij ging breeduit voor de grootvader staan. „Ik word verwacht", zei de grootva der geagiteerd, „ik heb een verkeerde aangifte gedaan." „Niks mee te maken", zei de portier r geweest. "Toen werd de grootvader boos. Hij liep rood aan van kwaadheid. „Niks mee te maken", brulde hij, „wat zijn jullie voor, voor.." Hij zei een heleboel lelijke woorden. Hij was een krasse, stevige oude man. Hij duwde de portier opzij en rende de gang in. De portier was een ogenblik verrast. Dat had hij niet van zo'n grijsaard verwacht. Toen rende hij hem na en greep hem bij de kraag. De grootvader schopte en sloeg om zich heen. Hij kwam weer los. De portier riep collega's te hulp. „Schaam je je niet", tierde de grootvader, jij als jonge kerel.." Drie mannen kwamen aanhollen. Maar voordat die zich op de grootvader hadden kunnen storten, was hij ontsnapt en stormde met lawaai de zaal binnen .waar de ambtenaren zaten. „De man van de geboorten", schreeuw de hij, „dfe man van de geboorten, waar is de man van de geboorten!" Alle ambtenaren achter de loketten rezen op. Het kwam zelden voor dat daar iemand met zoveel lawaai binnen kwam. Daar schrokken ze van. Ze za gen een oude man met een opgewon den rood hoofd, die heftig met zijn ar- zwaaide. Daarachter kwam de por- De grootvader vloog op het loket af, waar een bordje boven hing: „Aangifte geboorten. Hij sloeg met zijn vuist tegen de tralies. „Waar is de man!" riep de grootva der, „waar is de man!" Het loket, dat al gesloten was, werd weer open gedaan. „Wat wilt u?" vroeg een man daar- „Ik heb een verkeerde aangifte ge daan", hijgde de grootvader, „ze heet niet.." En hij begon het hele verhaal hees af te ratelen. De ambtenaar wenkte naar de portier en naar zijn collega's dat het in orde was. Daarna begon hij in papieren te zoeken. Het duurde lang. De grootvader moest verscheidene malen zijn handte kening zetten en er kwamen nog heel wat vragen aan te pas. Maar na een goed half uur was de naam van het kind wettig in Margaretha veranderd. Toen de grootvader het bevolkingsre gister verliet keken aDe ogen van de ambtenaren hem na. De portier was nergens te zien. Buiten stak de grootva der tevreden een sigaar op. En vroeg in de avond vertelde hij zijn verhaal aan zijn dochter. Hij zat weer aan haar bed. Met zijn ene hand op zijn knie en met zijn andere hand druk gesticulerend. „Ach kind", zei hij, „je had er bij moeten zijn. Ik schudde die kerels gewoon van mij af. Ze lagen overal op de vloer." „Is dat niet een beetje overdreven?" lachte de dochter. „Overdreven* riep de grootvader, „schei uit, ze hebben er dadelijk twee naar het ziekenhuis moeten brengen. Ze waren helemaal van streek. Maar het kind heet nou Margaretha. En daar ging het toch maar om. Ik zei je al, als ik zeg dat het gaat, dan gèèt het ook." De dochter glimlachte wat bleek. Het kind dat nu Margaretha heette was stil geworden en sliep. REEDS meerdere malen kregen wij vragen van lezers om ook eens iets over het zelf ontwikkelen en af drukken te schrijven. En wij zullen dan ook naar aanlei ding van deze verzoeken gaarne enige aandacht aan dit mooie werk besteden, want eigenlijk begint bij het afwerken de fotografie pas. Wat wü nodig hebben Veelal veronderstelt de ama teur, dat voor het zelf ont wikkelen en afdrukken veel apparatuur en benodigdheden vereist zijn, mede omdat hij of zij geen notie heeft van de gang van zaken in de „Doka". Dit is echter in het geheel niet het geval; men kan met zeer weinig midde len zelf werken. In de eerste plaats hebben wij natuurlijk nodig een ruimte, die volko men van het daglicht afge sloten kan worden. Dit kan b.v. zijn een zolder, een bad kamer, desnoods een kast of i.d. Hierin maken we een werkbankje van een paar planken, waarboven wij een lampfitting aanleggen op on geveer 50 tot 75 cm. hoogte Daarnaast hebben we nodig een paar schalen en een ther mometer, terwijl stromend water zeer aan te bevelen is. De verlichting bU bet ont wikkelen van negatieven Onze werkruimte moet volkomen lichtdicht afgeslo ten zijn, d.w.z. als wü onge veer 5 min. in deze ruimte zijn en dan nog geen licht door de kieren zien komen, kunnen we pas aannemen, dat onze kamer voldoende lichtdicht is. Zelfs bij dc min ste of geringste lichtstraal is het mogelijk, dat onze film gaat sluieren en is dan on bruikbaar. Nu moeten we een verlichting hebben om straks te kunnen zien wat wc pre cies doen. Hiervoor is nodig een heel donkergroene lamp. want wy beginnen natuurlijk met het ontwikkelen van film en nemen aan, dat dit een panchromatische is, die gevoelig is voor alle kleuren Was het een orthochroma- tische film, dan kon deze zowel bij deze groene lamp ontwikkeld worden, als bij een donkerrode lamp, voor welke kleur de film immers niet gevoelig is. Het ontwikkelen van de film We nemen nu een der be doelde schalen of nog liever een ontwikkelingsdoos voor films en vullen deze met eer ontwikkelaar. Over de soorten en samenstellingen hiervan raden wü U aan inlichtingen te vragen bij Uw fotohande laar. Elke fabriek van foto materialen brengt n.l. zelf recepten of ontwikkelaars voor zün materialen in de handel en het is aan te be velen de voorgeschreven ont wikkelaars te gebruiken, daar deze precies aangepast zijn door de betreffende labora toria. Bovendien is het raad zaam steeds de zelfde soorten te gebruiken, men raakt er dan beter op ingewerkt. De ontwikkclingstyd wordt in de meeste gevallen bü de ont wikkelaar aangegeven, maar dit is een kwestie van pro beren. Voor wü echter de film in de ontwikkelaar doen moeten we deze op tempe ratuur brengen, plm. 18* C. Na de vereiste ontwikkelings- tüd kunnen we de film voor zichtig even gaan controleren bü dc groene lamp; echter moeten wij er v dat wü haar niet te dicht bü de lamp houden, daar ze dan gaat sluieren. Blijkt bü contróle, dat ze iets meer gedekt kon zün, dan kunnen we de film nog iets door ont wikkelen. Na het ontwikkelen wordt de film afgespoeld en daarna gefixeerd in schaal of doos, doch daarvoor even afspoe len. Daarover een volgende Voor deze rubriek kan ieder foto's ter beoordeling inzen den. Ook kan men de heer Jacobl vragen stellen en in lichtingen vragen. Voor ver goeding van porto- en admi nistratiekosten sluite men 50 cent aan postzegels in. Men odressere aan de redactie met aanduiding „Fotorubriek". S>e N1EU knecht (Slot). Voorzichtig pakte Piet ze aan. Ah, wat een prachtig pak was dat. Hij kreeg een kleur van blijdschap dat hij dat aan mocht. Jammer dat nie mand hem zien kon. Vluk kleedde hjj zich aan. „Ben je klaar?" klonk de stem vau Sinterklaas. „Mijn baret nog, Sinterklaas." Even aaide Piet met zijn hand over dj veer. Toen zette hij gauw de ba- r A op zijn hoofd. Gelijk dacht hij er gens aan. Hij stak zijn hoofd buiten het raam. „Sinterklaas", riep hy zacht. „Sinterklaas." „Ja, wat is er?" „O, Sinterklaas, ik ben niet zwart, ik... ik heb ok geen kroeshaar." „Geeft niets hoor", bromde de Sint goedig, ,,'t Is maar voor één nachtje. Kom maar gauw achter op mijn paard zitten." Nu, dat liet Piet zich geen twee maal zeggen. En als een echte knecht van de Sint klom hij uit het raan. op de rug van het paard. Vlak achter Sinterklaas. „Zo en houd me maar goed vast, dan 0uan we hard rijden. Het is al zo laat geworden," zei Sint. En hij klakte met zijn tong, zodat de witte schimmel wist dat hij hard lopen moest. Daar gingen ze dan. Op en neer op de rug van het paard. Door de stille straten. Fij.. ging dat vond Piet. En wat was dat pak lekker warm. Hij voelde helemaal geen kou. Hè, hij hoopte maar dat ze nog héél lang door zouden rijden. Tot.eens even denkentot Spanje wel. Maar nee hoor, daar klonk de stem van Sinter klaas al. ,,Hola, zo is het vér genoeg." Het paard stond gehoorzaam stil. Piet zag dat ze in een heel lange straat stonden met aan beide kanten huizen en lantaarns. „Nu even je ogen dicht doen, Piet en me goed vast houden hoor," zei Sinterklaas. Stijf deed Piet zijn ogen toe en hield zich nog veel stijver vast. Hij hoorde de Sint wat prevelen en voel de plotseling een schok. „Zo", hoorde hij Sinterklaas weer zeggen, „zo, doe nu je ogen maar open en klim maar van mijn paard af." Nieuwsgierig keek Piet rond. Ver baasd zag hij alleen maar schemeri ge pijpen en de donkere lucht boven zich. „Ja, ja, Piet," bromde Sint in zijn baard. „We staan op het dak, zie je wel?" Toen begreep Piet het. „Dus die pijpen zijn schoorstenen, Sinterklaas? „Ja, hoor, dat heb je goed gera den. Loop jij nu maar naast mij en mijn paard. Dan moet je in de schoorstenen kijken of er ook schoen tjes staan. Hier heb je de zak met lekkers en speelgoed." Al pratende had Sint een zak te voorschyn gehaald en die Piet over zijn schouders ge hangen. WIST JE DAT? Als je met zwarte inkt op rood papier schrijft, zal het schrift bij sterk daglicht groen zün. „Dat is goed, Sinterklaas," zei Piet. En trots hield hij met één hand de zak vast en pakte met de andere hand het paard bij de teugels. „Voorzichtig maar hoor Piet, dat je niet van het dak afrolt." „Nee, nee, Sinterklaas, ik.zal goed uitkijken." En dat deed Piet ook. Hij stapte voorzichtig voort, totdat hij bij een schoorsteen kwam. Dan keek hij er in en vertelde aan Sinterklaas wat voor schoenen hij zag staan. En dan zei de Sint wel wat hij uit de zak moest nemen en in de schoor steen gooien. Dat was eventjes fijn werk, vond Piet. Hij zou wel altijd knecht van Sinterklaas willen zijn. En voorzich tig stapte hij weer verder. Het paard met Sinterklaas er op vlak naast hem. Weer naar een andere schoor steen. Piet keek er in. Daar zag hij niet alleen een schoen staan. Maar er lag ook wat in die schoen. Iets wits. Hij keek nog eens beter. „Is er wat, Piet?" vroeg Sinter klaas. „Ja, Sinterklaas. Er staat een schoen met wat er in." „O, zeker een brief is het niet?" Ja, nu zag Piet het ook. Het was vast een brief. „Wat nu?", vroeg hij. „Probeer hem er maar uit te halen. Als je er niet bij kan mag je mijn staf wel nemey", antwoordde Sint. Piet ging op zijn tenen staan en bukte zich zo ver mogelijk in de schoorsteen. Wat lag die brief ver weg. Wacht, nog een eindje, een klein eindje maar. Piet rekte en rek te zichploefdaar viel hij in de schoorsteen. „Moeder, o moeder," gilde hij. „Moeder!" Heel hard gilde hij. Gelijk voelde hij zich aan een arm getrokken en hoorde hij de stem van zijn moeder zeggen: „Word toch eens wakker, Piet. Straks kom je te laat op school." Langzaam sloeg Piet zijn ogen op en zag zijn moeder naast zijn bed staan. Ze trok aan zijn arm. „Waar ben ik?", vroeg hij. „Waar je bent? Natuurlijk in je bed, malle jongen," zei moeder. „Maar eh, maar ik zat toch in de schoorsteen. Ik ben toch in de schoor steen gevallen?" Verwonderd keek Piet rond. „In de schoorsteen gevallen?" vroeg moeder verbaasd. „Ja, toen ik met Sinterklaas op het dak reed." En toen vertelde Piet al les aan zijn moeder. „Nou maar, jé hebt mooi gedroomd hoor," lachte moeder. „Ha, ha, knecht van Sinterklaas. Dat zou even mooi geweest zijn hé? Nee, hoor, het was maar een droom. Kyk maar naar je pyama." Ja, toen moest Piet het wel gelo ven. Want hij zag dat hij het mooie pak van de echte zwarte Piet niet aan had. Hé, hij moest er even van zuchten. „Vind je het jammer?" vroeg moe der. „Nu, maar ik niet hoor, brrrr, als je zo maar in de schoorsteen valt. Niets prettig. Maar je was wel gelyk zwart geweest. Vast wel." Toen moest Piet nog harder lachen. Moeder riep nog gauw toen ze de kamer uitging: „Dag witte Piet, kom maar gauw kijken of je wat in je schoen ziet!" Toen moest Piet nog harder lachen. Omdat het zo mooi rijmde. ELLIS VAN DE BELD. legt, zal ze daarop blijven dryven. Dit maal een puzzle, die toy nooit eerder hebben gehad. Op de tekening zien jullie vier schepen afgebeeld en die boten heten A, B, C en D. Ook staan op de tekening vier eilandjes, die ook A, B, C en D heten. En nu is het de bedoeling dat jullie schip A naar eiland A, schip B naar eiland B, schip C naar eiland C en schip D naar eiland D brengen. Maarde route van welk schip dan ook mag in geen geval de route van een ander schip kruisen. Indien je dus bijvoor beeld een lijn van schip C naar eiland C trekt, dan mag deze niet de lijn kruisen van een andere boot. Begrepen? aAlles gekregen van de goede Sint!" onze BRievenBus Aan al m'n neven en nichten, Kinders hog an tóe, wat een moeilijk raadsel heeft er vorige week in de krant gestaan. Ik heb wel heel veel oplossingen gekregenmaar de meeste waren fout. En ik zal jullie vertellen hoe dat komt. De vraag was: er staan zeven kaarsen op een tafel. Men blaast er drie van uit. Hoeveel blijven er dan nog over? Het ant woord drie, want de andere vier bran den op, dus alleen de drie uitgeblazen kaars jes blijven er over. De meeste jongens en meisjes noemden het getal zeven of ooft wel vier. Toch zijn er verschillenden die het antwoord goed had den. Bijv. Daan Over- duin, die deze week' de hoofdprijs krijgt, en Janny de Groot, Jenny Bezoen en Gerard en Adrie van de Merwe, die ieder een troostprijs ontvangen. Gerard en Arie losten het raadsel samen op, dus moeten zij ook samen met de prijs doen. Zoals altyd zitten er ook nu weer heel wat brieven in de bus. Hier heb ik er eentje van Bertje van Wagenlngen, die vraagt hoeveel sneetjes je van een heel brood kunt snüden. Ik denk een, want als je dat er af hebt gesneden, is het brood niet heel meer. Nog een raadsel en dat komt vaneen brief zonder naam. Wanneer eindigen de dagen der mensen? vraagt dit nichtje of neefje. Nou, wanneer de avond begint meen ik. Sjaak van Hove had ook iets aardigs, dat ik volgende week op onze jeugd pagina hoop te zetten. Reny Strljbos vertelt een gezellig verhaaltje over haar school. Leuk, Reny. Kijk nou eens. hier warempe> een brief van Bea Jetzes. nou, het werd tijd hoor Bea en dan snap jij de rest wel. Gé Haasnoot wil zo heel graag in deze rubriek haar tante Lize de groeten doen. Bij deze dan, Gé en tante Lize. Meisjes en jongens, Jacob» van der Plas, Admiraal de Ruyterlaan 15 te Katwijk aan Zee wil wel graag corresponderen met een van onze ne ven en nichten. Wie klimt er eens in de pen? Heel veel kinderen schreven mij wat zij alzo van Sint Nicolaas gehad hebben. Zo ook Jannie Bek en ik vind, dat jij wel erg verwend bent hoor. Loe- ki Krabbendam ik hoop binnenkort aan je verzoek te kunnen voldoen. Goed? Zo Jacomien Scholten houd jij zoveel van zwemmen. Eerlijk gezegd ben ik er 's winters niet zo heel erg dol op. Maar ja, ieder zijn plezier. Denk je eens aan me, als je de volgende keer een duik neemt? Een van onze nichtjes, heet Francina Zijlstra, maar ze vindt Frans je een veel gezelliger naam. Ik ook, Fransje. Het is wel een mooie naam, maar zo'n mond vol hè? Het spyt me erg voor je, Johnny Troost, maar ik ben niet zo veel op de krant. Weet je wat je eens kunt doen als je langs komt? Naar Oom Karei vragen, die zal er best wel zijn en hij vindt het zeker leuk als je eens langs komt. Nee maar. wie van mijn kinders is er nu toch ver loofd, dacht ik toen ik een heel klein envelopje in handen kreeg. Laat daar nu de oplossing van Piet de Koning in zitten. Ik dacht ook al. Ike Bakker heeft van de Sint heel mooi postpapier velletje een brief J schreven worden. Gezellig, Ike. Jij bent een leukert, Bennie van der Sanden. Bennie gaf namelijk een heel aardige oplossing. Hij zei: „Je houdt geen kaars jes over, maar je komt er te kort'. Tja, ook wat voor te zeggen. Wat kan jij toch keurig tekenen, Phinc Hougée, een compliment hoor kind en nu ik toch aan het bedanken ben P..(?) Vlasveld, An- kie Mosselman en Hans., zonder ach ternaam (je tekende een molen) m'n dank, kinders. O wacht even, nu ben ik Jaap van Hcrp en Pietje Vlasveld ver geten, die me ook al met mooie teke ningen verrasten. Wat heb ik nu aan de hand? Vraag me daar Cobie van der Drift of ik alle brieven wel lees of maar zo'n stuk of 20 enveloppen open maak. Hè, Cobie, niets lief van je hoor. Al zou ik duizend brieven krijgen, open gaan ze allemaal en lezen doe ik ze ook. Je moet begrijpen, dat ik niet alle nichten en neven een antwoordje kan geven, maar iemands brief niet lezen», nee, meiske. Lenle en Tanneke Vroeg- indewey zijn ook weer van de partij, hè dat rijmt en Sinterklaas is toch él voorbij. Jullie zijn trouwe klantjes hoor. Fijn Dicky en Kees Ippel dat jullie een kaart naar dat zieke nichtje hebben ge stuurd. Zo mag ik het horen. Van harte beterschap Joop van Noort en je bent nog niet te oud om mee te doen. zeun. Tini Stoop is ziek geweest, maar nu is zij weer beter. Gelukkig maar en hou den zo hoor. Afgesproken Leen Braven- boer ik krijg gauw een tekening van jou. Marijke Visser versierde haar brief met een kandelaar en de bewuste zeven kaarsjes. Netjes gedaan, meiske. En dat wil ik ook zeggen tegen Adrie Schouten en Annie Vos. Haar brieven waren al even mooi. Hoera. Piet Ouwens is weer thuis. Onze hartelijke gelukwensen Piet. Fijn, dat het goed met Arie gaat, Marrle Vlasblom. Als hij weer terugkomt zal ik wel weer eens wat van hem horen, denk ik. Dina Timmer vraagt me wanneer ik jarig ben. Al verschillende keren heb lk ge zegd. dat ik dit niet verklap, maar te gen jou wil ik wel vertellen, dat het in de eerste week van Mei is. En verder houd ik lekker m'n mond. En nu weer onze nieuwelingen. Er zijn er ook heel wat van vorige week bij. Kijk dus maar gauw of je er nu ook bij staat. Hartelijk welkom Bertha van Eijk, A. de Leeuw, Rietje Blonk, Tineke van Beesten, Nory van der Horst, Hans Terlouw Wim en Ada Knoest er, Willy Geleijnse, Wim Klein- bloesem, Rita Haasdijk, Marietje Kra mer, Teuna de Mooy, Jolanda Boor- sma, Kier Randsveld. Piet van den Berg, Alida Brinkman, Adrie Kalkman, Kees van Ameron, Hcnny Hulst. Piet Lanser, Corrie van Es, Willy Seldenthuis, An nie Meydam, Baukje Herlé, Juultje Bok- ma, Ali en Gerrie Veen, Bertie Guiche- rit, Marietje Guldemond, Koosje Zijl stra. Imi Bonnema, Lodewijk van de* Bos, Janneke Libochant, Jac. Roorda, Hennie Verwijt, Plonie van Dolder, Henk van Vliet, Kees Walk, Kees van Beelen, Nellie van der Maas, Peter Bal ster, Crisje Bouman, Nineke «Bouman. Rineke Snijders, Hannie van der Poort. Harrie de Bruyn, Henkie en Adri van Reenen, Cor van der Graaf. Janke van Dijk, Piet van der Linden, Margo Gij- sen. Rietje van Klaveren, Piet Verwij», en Hansje Stots.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10