e naam van het
In de DONKEME kamer
=4 onze jeuqó-p&qin&'j
IS6I H38IM3D3<I SI
S>
„Ze zeiden"
OCH, het ging allemaal best", zei de
grootvader, „het was er druk, ja
dat was het er wel, maar ik kon op een
bank gaan zitten terwijl ik wachtte. En
ik heb tocb de tijd aan mezelf. Wat
geeft dat nou een paar halve uurtjes."
Zijn dochter lag hem wat bleek en
glimlachend aan te kijken. Haar haar
was strak achterover gekamd en haar
huid glom.
„Kon jc 't wel vinden?" vroeg ze.
„Ik", zei de grootvader wat overdre
ven verbaasd, „ik, zou ik het niet kun
nen vinden? Heb ik er niet voor jullie
allemaal moeten wezen. Ach kind. schei
uit Negen keer achter elkaar voor jou
en je zusjes. De ken dat weggetje. Ha!"
Hij wierp zijn grijze hoofd een beetje
minachtend achterover.
„En wat zeiden ze?" vroeg zijn doch
ter.
de grootvader. „Is
kind. De zei: man kijk me an.
Ik ben een en zeventig. Dat zou je niet
zeggen, zei de man. Ik zei: Ik ben hier
negen keer geweest om een kind van
mezelf aan te geven, nou geef ik het
kind aan van mijn dochter en van mijn
schoonzoon. Van mijn schoonzoon die in
Indië is en het daarom zelf niet kan
doen."
„En?" vroeg zijn dochter.
Ze zeiden" zei de grootvader, „het
is dus uw kleinkind. Ik zei: ja. Ze zei
den: welgefeliciteerd en is het uw eer
ste. Ik zei: man schei uit, mn zestien
de! Ha, ha, ha!" Hij lachte hard en
diep in zijn keel. Een ziekenzuster, die
juist door de zaal liep, keek verbaasd
om. Zijn dochter glimlachte eveneens.
„De zestiende al?" vroeg ze.
„Ja", zei de grootvadei
op, vier van Noor, drie va:
van Eef.
„En verder" onderbrak de dochter
hem, „hoe ging het verder?"
„Moet je allc-s weten?" vroeg de groot
vader kinderlijk plagend.
„Alles'-, knikte de dochter glimlachend.
„Nou kind" zei de grootvader, „ze
vroegen d'r naam."
„En wat zei jé?" vroeg de dochter.
„Ik zei", zei de grootvader trots.
schrijf maar op: Maria Eva."
„Maria", herhaalde de dochter. En
plotseling vroeg ze gespannen; „Je zei
toch niet Maria?" Zc richtte zich wat
op in haar kussens.
„Juist", zei de grootvader, „dat zei
ik".
„Maar zo héét ze -liet" zei de doch
ter verward, „je weet toch, ze heet.."
„Blijf liggen kind", zei de grootva
der, „blijft liggen." Do dochter liet zich
weer iets terug zakken in haar kussens.
„Ze heet Margaretha", zei de doch
ter.
„Wat zeg je me nou!"
vader.
„Dat weet jc toch", z
hopeloos gebaar
i Arend, vijf
(uLLUZSE)
Hei zaad van Abraham
En in tiu zaad zullen ge
zegend worden alle volken der
aarde naardien gij Mijn stem
gehoorzaam geweest zijt.
Genesis 22 18.
TOEN de Here Abraham in Ur der
Chaldeeën riep beloofde Hij hem:
in u zullen alle geslachten des aard-
rijks gezegend worden.
Mocht ge nu hierbij denken aan
lzdk, dan ziet ge nogmaals dat de ver
vulling verschoven wordt.
lzak is in de patriarchale geschiede
nis een bijna wegschuilende persoon
lijkheid. En in Gen. 26 4 wordt tot
lzak met dezelfde woorden als tot
Abraham gezegd: In uw zaad zullen
gezegend worden alle volken der
aarde.
De belofte in de hierboven afge
drukte tekst wordt aan Abraham ge
geven na zijn bereidheid pjn zoon
lzak te offeren. „Daarom dat gij deze
zaak gedaan hebt en uw zoon, uw
enige, niet onthouder hebt, voorzeker
zal Ik u grotelijks zegenen", en daarna
nog eens weer: „In uw zaad zullen
gezegend worden alle volken der aarde
naardien gij Mijn stem gehoorzaam
geweest zijt."
Niet, dit spreekt wel vanzelf, alsof
Abraham doozijn gehoorzaamheid of
zijn geloof dit verdiend had. Dit kan
trouwens niet omdat de Here eerst
beloofd heeft en Abraham juist door
het geloof in deze onwankelbare en
onbedrieglijke belofte Gods gewillig
en bereid heeft kunnen zijn om te
doen wat God hem beval.
Maar waar het geloof zich dan zo
ten volle op de belofte Gods verlaat,
vindt het zijn bekroning ook in de
vervulling der belofte. Het blijkt dan
dat geloven niet ijdel is, want het
heeft zijn grond in Gods onverander
lijkheid.
De geschiedenis van die geloofsspan-
ning, die door heel het oude verbond
heengeweven is, heeft haar betekenis
ook voor ons die onder de nieuwe
bedeling leven.
De ontspanning is gekomen toen
het zaad der belofte gezien werd in
Bethlehem, het kindeke in doeken ge
wonden en liggende in de kribbe.
Maar hier begint de spanning opnieuw.
Want is dit nu degene, die de slang de
kop zal vermorzelen?
En ja, straks aan de opstandings
morgen overwint Hij. Het heil is
verkregen. Maar het is nog niet ver
wezenlijkt. Dit is de geloofsspanning
Maar ook deze spanning zal eens
voorbij zijn.
Als Hij ten tweede male komt in
heerlijkheid.
„Wacht dan, ja wacht, verlaat u op
de Heer'.
riep de groot-
3i de dochter
van haar hand.
„Ze heet naar Henks moeder. Dat is
Margaretha. Dat hebben wij toch aldoor
gezegd?"
„Margaretha", herhaalde de grootvader
beduusd, „en ik meende nog zo goed
Maria te hebben verstaan. Ik word toch
niet doofHij leunde met zijn handen
op zijn knieën. Hij zag er wat triest uit.
Zijn dochter begon met haar ene hand
over haar ogen te wrijven. „Wat zal
Henk nou zeggen", zei ze. „Hij stond
er nog wel zo op dat het naar zijn moe
der genoemd zou worden, wanneer het
een meisje was. Hoe moet ik daar nou
mee aan. Het is., het is.." Ze kon haar
tranen niet bedwingen.
De grootvader richtte, wat korzelig,
zijn hoofd weer op. „Schei nou uit met
die tranen", zei hij. „Wat hebben wij
daar nou aan. Maria of Margaretha.
Wat geeft dat nou. 't Begint toch alle-
De dochter schudde haar hoofd, met
de hand voor haar ogen. „Nou ja", zei
de grootvader, „dan maak ik van die
Maria wel weer een Margaretha, als je
dat zo graag hebt.."
„Maar dat gaat ~"~l
grootvader hard door de ziekenzaal,
„wie zegt dat!"
„Misschien met een hoop drukte", zei
de dochter, „en met een hoop geld.."
„Niks geen drukte en niks geen geld",
riep de grootvader, „ik zeg dat het gaat
en ben ik je vader of niet?
De dochter knikte.
„En heb ik ooit gezegd"
vader, „dat het zou gaa
De dochter schudde haar hoofd.
„Nou dan", riep de grootvader, „van
die Maria maak ik wel weer een Mar
garetha. Laat dat maar gerust aan
mij over." Hij sprong op, hij knikte nog
eens heftig tegen zijn dochter en liep
toen met stevige passen de ziekenzaal
uit.
In de grote hal van het ziekenhuis
stond de grootvader even later aan de
telefoon.
„Ik heb een verkeerde aangifte ge
daan", zei de grootvader, „kan dat weer
veranderd worden?"
„Hoe een verkeerde aangifte?" werd
van de andere kant van de lijn door
iemand van het bevolkingsregister ge
vraagd.
„Ik heb gezegd" zei de grootvader,
„dat ze Maria heette maar dat is een
vergissing. Ze heet Margaretha. En
Henk staat er op...."
„Wie?" werd van de andere kant ge
vraagd.
„Henk", riep de grootvader, die on
geduldig werd. „Ik heb toch gezegd
Henk. Man ben je doof!"
„Wie is Henk", vroeg de andere kant
,Dat is d'r vader natuurlijk", brulde
de grootvader door de telefoon, „die va
der van mijn kleindochter, die ik ver
keerd heb aangegeven als Maria en die
Margaretha heet"
Het bleef aan de andere kant van de
lijn een poos stil. Toen zei de man a.an
de andere kant: „U moet maar even
hier komen. Maar dan vandaag nog. En
wij sluiten om vier uur."
„Om vier uur!" riep de grootvader.
„Ja", zei de man van het bevolkings
register en daarmee brak hij het ge
sprek af.
De grootvader keek op de klok in de
hal van het ziekenhuis. Het was kwart
voor vier. Hij mopperde in zichzelf:
„Hoe kan ik er nou om vier uur we
zen. Helemaal aan de andere kant van
de stad." Hij liep gehaast het ziekenhuis
uit. Buiten het ziekenhuis, op de hoek
van één van de zijstraten stonden ta
xi's. Hij ging naar één van die taxi's
en hij zei tegen de chauffeur: „Ik moet
om vier uur bij het bevolkingsregister
zijn. Rij maar zo hard als Je kunt"
Een ogenblik later kroop de taxi als
een driftige tor door het verkeer. Rem
mend en dan weer plotseling stoppend,
draaiend om een hoek, vaart vermin
derend bij een kruising en dan weer
plotseling vooruitschietend.
Precies klokslag vier uur stond de
taxi voor het gebouw van het bevol
kingsregister. De grootvader had de
deur van de wagen zelf al geopend voor
dat de chauffeur de gelegenheid had om
hem daarbij behulpzaam te zijn. Hij
vond nauwelijks tijd om af te rekenen.
Hij gaf de chauffeur de eerste de beste
rijksdaalder die hij in zijn zak vond en
haastte zich toen meteen de trap van
het gebouw op.
In het portiek van het gebouw stond
een portier.
„Wij zijn gesloten", zei de portier.
„Laat mij er door", beval de groot
vader.
„Wij zijn gesloten", herhaalde de por
tier. ,,'t Is vier uur geweest." Hij ging
breeduit voor de grootvader staan.
„Ik word verwacht", zei de grootva
der geagiteerd, „ik heb een verkeerde
aangifte gedaan."
„Niks mee te maken", zei de portier
r geweest.
"Toen werd de grootvader boos. Hij
liep rood aan van kwaadheid. „Niks
mee te maken", brulde hij, „wat zijn
jullie voor, voor.." Hij zei een heleboel
lelijke woorden. Hij was een krasse,
stevige oude man. Hij duwde de portier
opzij en rende de gang in. De portier
was een ogenblik verrast. Dat had hij
niet van zo'n grijsaard verwacht. Toen
rende hij hem na en greep hem bij de
kraag. De grootvader schopte en sloeg
om zich heen. Hij kwam weer los. De
portier riep collega's te hulp. „Schaam
je je niet", tierde de grootvader, jij
als jonge kerel.." Drie mannen kwamen
aanhollen. Maar voordat die zich op de
grootvader hadden kunnen storten, was
hij ontsnapt en stormde met lawaai de
zaal binnen .waar de ambtenaren zaten.
„De man van de geboorten", schreeuw
de hij, „dfe man van de geboorten, waar
is de man van de geboorten!"
Alle ambtenaren achter de loketten
rezen op. Het kwam zelden voor dat
daar iemand met zoveel lawaai binnen
kwam. Daar schrokken ze van. Ze za
gen een oude man met een opgewon
den rood hoofd, die heftig met zijn ar-
zwaaide. Daarachter kwam de por-
De grootvader vloog op het loket af,
waar een bordje boven hing: „Aangifte
geboorten. Hij sloeg met zijn vuist
tegen de tralies.
„Waar is de man!" riep de grootva
der, „waar is de man!"
Het loket, dat al gesloten was, werd
weer open gedaan.
„Wat wilt u?" vroeg een man daar-
„Ik heb een verkeerde aangifte ge
daan", hijgde de grootvader, „ze heet
niet.." En hij begon het hele verhaal
hees af te ratelen.
De ambtenaar wenkte naar de portier
en naar zijn collega's dat het in orde
was. Daarna begon hij in papieren te
zoeken.
Het duurde lang. De grootvader
moest verscheidene malen zijn handte
kening zetten en er kwamen nog heel
wat vragen aan te pas. Maar na een
goed half uur was de naam van het
kind wettig in Margaretha veranderd.
Toen de grootvader het bevolkingsre
gister verliet keken aDe ogen van de
ambtenaren hem na. De portier was
nergens te zien. Buiten stak de grootva
der tevreden een sigaar op.
En vroeg in de avond vertelde hij zijn
verhaal aan zijn dochter. Hij zat weer
aan haar bed. Met zijn ene hand op
zijn knie en met zijn andere hand druk
gesticulerend. „Ach kind", zei hij, „je
had er bij moeten zijn. Ik schudde die
kerels gewoon van mij af. Ze lagen
overal op de vloer."
„Is dat niet een beetje overdreven?"
lachte de dochter.
„Overdreven* riep de grootvader,
„schei uit, ze hebben er dadelijk twee
naar het ziekenhuis moeten brengen.
Ze waren helemaal van streek. Maar het
kind heet nou Margaretha. En daar ging
het toch maar om. Ik zei je al, als ik
zeg dat het gaat, dan gèèt het ook."
De dochter glimlachte wat bleek. Het
kind dat nu Margaretha heette was stil
geworden en sliep.
REEDS meerdere malen
kregen wij vragen van
lezers om ook eens iets over
het zelf ontwikkelen en af
drukken te schrijven. En wij
zullen dan ook naar aanlei
ding van deze verzoeken
gaarne enige aandacht aan
dit mooie werk besteden,
want eigenlijk begint bij het
afwerken de fotografie pas.
Wat wü nodig hebben
Veelal veronderstelt de ama
teur, dat voor het zelf ont
wikkelen en afdrukken veel
apparatuur en benodigdheden
vereist zijn, mede omdat hij
of zij geen notie heeft van
de gang van zaken in de
„Doka". Dit is echter in het
geheel niet het geval; men
kan met zeer weinig midde
len zelf werken. In de eerste
plaats hebben wij natuurlijk
nodig een ruimte, die volko
men van het daglicht afge
sloten kan worden. Dit kan
b.v. zijn een zolder, een bad
kamer, desnoods een kast of
i.d. Hierin maken we een
werkbankje van een paar
planken, waarboven wij een
lampfitting aanleggen op on
geveer 50 tot 75 cm. hoogte
Daarnaast hebben we nodig
een paar schalen en een ther
mometer, terwijl stromend
water zeer aan te bevelen is.
De verlichting bU bet ont
wikkelen van negatieven
Onze werkruimte moet
volkomen lichtdicht afgeslo
ten zijn, d.w.z. als wü onge
veer 5 min. in deze ruimte
zijn en dan nog geen licht
door de kieren zien komen,
kunnen we pas aannemen,
dat onze kamer voldoende
lichtdicht is. Zelfs bij dc min
ste of geringste lichtstraal is
het mogelijk, dat onze film
gaat sluieren en is dan on
bruikbaar. Nu moeten we een
verlichting hebben om straks
te kunnen zien wat wc pre
cies doen. Hiervoor is nodig
een heel donkergroene lamp.
want wy beginnen natuurlijk
met het ontwikkelen van
film en nemen aan, dat dit
een panchromatische is, die
gevoelig is voor alle kleuren
Was het een orthochroma-
tische film, dan kon deze
zowel bij deze groene lamp
ontwikkeld worden, als bij
een donkerrode lamp, voor
welke kleur de film immers
niet gevoelig is.
Het ontwikkelen van
de film
We nemen nu een der be
doelde schalen of nog liever
een ontwikkelingsdoos voor
films en vullen deze met eer
ontwikkelaar. Over de soorten
en samenstellingen hiervan
raden wü U aan inlichtingen
te vragen bij Uw fotohande
laar. Elke fabriek van foto
materialen brengt n.l. zelf
recepten of ontwikkelaars
voor zün materialen in de
handel en het is aan te be
velen de voorgeschreven ont
wikkelaars te gebruiken, daar
deze precies aangepast zijn
door de betreffende labora
toria. Bovendien is het raad
zaam steeds de zelfde soorten
te gebruiken, men raakt er
dan beter op ingewerkt. De
ontwikkclingstyd wordt in de
meeste gevallen bü de ont
wikkelaar aangegeven, maar
dit is een kwestie van pro
beren. Voor wü echter de
film in de ontwikkelaar doen
moeten we deze op tempe
ratuur brengen, plm. 18* C.
Na de vereiste ontwikkelings-
tüd kunnen we de film voor
zichtig even gaan controleren
bü dc groene lamp; echter
moeten wij er v
dat wü haar niet te dicht bü
de lamp houden, daar ze
dan gaat sluieren. Blijkt bü
contróle, dat ze iets meer
gedekt kon zün, dan kunnen
we de film nog iets door ont
wikkelen.
Na het ontwikkelen wordt
de film afgespoeld en daarna
gefixeerd in schaal of doos,
doch daarvoor even afspoe
len. Daarover een volgende
Voor deze rubriek kan ieder
foto's ter beoordeling inzen
den. Ook kan men de heer
Jacobl vragen stellen en in
lichtingen vragen. Voor ver
goeding van porto- en admi
nistratiekosten sluite men 50
cent aan postzegels in. Men
odressere aan de redactie met
aanduiding „Fotorubriek".
S>e N1EU
knecht
(Slot).
Voorzichtig pakte Piet ze aan. Ah,
wat een prachtig pak was dat. Hij
kreeg een kleur van blijdschap dat
hij dat aan mocht. Jammer dat nie
mand hem zien kon. Vluk kleedde hjj
zich aan.
„Ben je klaar?" klonk de stem
vau Sinterklaas.
„Mijn baret nog, Sinterklaas."
Even aaide Piet met zijn hand over
dj veer. Toen zette hij gauw de ba-
r A op zijn hoofd. Gelijk dacht hij er
gens aan. Hij stak zijn hoofd buiten
het raam. „Sinterklaas", riep hy
zacht. „Sinterklaas."
„Ja, wat is er?"
„O, Sinterklaas, ik ben niet zwart,
ik... ik heb ok geen kroeshaar."
„Geeft niets hoor", bromde de Sint
goedig, ,,'t Is maar voor één nachtje.
Kom maar gauw achter op mijn paard
zitten."
Nu, dat liet Piet zich geen twee
maal zeggen. En als een echte
knecht van de Sint klom hij uit het
raan. op de rug van het paard. Vlak
achter Sinterklaas.
„Zo en houd me maar goed vast,
dan 0uan we hard rijden. Het is al
zo laat geworden," zei Sint. En hij
klakte met zijn tong, zodat de witte
schimmel wist dat hij hard lopen
moest.
Daar gingen ze dan. Op en neer op
de rug van het paard. Door de stille
straten. Fij.. ging dat vond Piet. En
wat was dat pak lekker warm. Hij
voelde helemaal geen kou. Hè, hij
hoopte maar dat ze nog héél lang
door zouden rijden. Tot.eens even
denkentot Spanje wel. Maar nee
hoor, daar klonk de stem van Sinter
klaas al.
,,Hola, zo is het vér genoeg."
Het paard stond gehoorzaam stil.
Piet zag dat ze in een heel lange
straat stonden met aan beide kanten
huizen en lantaarns.
„Nu even je ogen dicht doen, Piet
en me goed vast houden hoor," zei
Sinterklaas.
Stijf deed Piet zijn ogen toe en
hield zich nog veel stijver vast. Hij
hoorde de Sint wat prevelen en voel
de plotseling een schok.
„Zo", hoorde hij Sinterklaas weer
zeggen, „zo, doe nu je ogen maar
open en klim maar van mijn paard af."
Nieuwsgierig keek Piet rond. Ver
baasd zag hij alleen maar schemeri
ge pijpen en de donkere lucht boven
zich.
„Ja, ja, Piet," bromde Sint in zijn
baard. „We staan op het dak, zie je
wel?"
Toen begreep Piet het. „Dus die
pijpen zijn schoorstenen, Sinterklaas?
„Ja, hoor, dat heb je goed gera
den. Loop jij nu maar naast mij en
mijn paard. Dan moet je in de
schoorstenen kijken of er ook schoen
tjes staan. Hier heb je de zak met
lekkers en speelgoed." Al pratende
had Sint een zak te voorschyn gehaald
en die Piet over zijn schouders ge
hangen.
WIST JE DAT?
Als je met zwarte inkt op rood papier
schrijft, zal het schrift bij sterk daglicht
groen zün.
„Dat is goed, Sinterklaas," zei
Piet. En trots hield hij met één hand
de zak vast en pakte met de andere
hand het paard bij de teugels.
„Voorzichtig maar hoor Piet, dat
je niet van het dak afrolt."
„Nee, nee, Sinterklaas, ik.zal goed
uitkijken." En dat deed Piet ook. Hij
stapte voorzichtig voort, totdat hij
bij een schoorsteen kwam. Dan keek
hij er in en vertelde aan Sinterklaas
wat voor schoenen hij zag staan. En
dan zei de Sint wel wat hij uit de
zak moest nemen en in de schoor
steen gooien.
Dat was eventjes fijn werk, vond
Piet. Hij zou wel altijd knecht van
Sinterklaas willen zijn. En voorzich
tig stapte hij weer verder. Het paard
met Sinterklaas er op vlak naast
hem. Weer naar een andere schoor
steen. Piet keek er in. Daar zag hij
niet alleen een schoen staan. Maar
er lag ook wat in die schoen. Iets
wits. Hij keek nog eens beter.
„Is er wat, Piet?" vroeg Sinter
klaas.
„Ja, Sinterklaas. Er staat een schoen
met wat er in."
„O, zeker een brief is het niet?"
Ja, nu zag Piet het ook. Het was
vast een brief. „Wat nu?", vroeg hij.
„Probeer hem er maar uit te halen.
Als je er niet bij kan mag je mijn
staf wel nemey", antwoordde Sint.
Piet ging op zijn tenen staan en
bukte zich zo ver mogelijk in de
schoorsteen. Wat lag die brief ver
weg. Wacht, nog een eindje, een
klein eindje maar. Piet rekte en rek
te zichploefdaar viel hij in
de schoorsteen.
„Moeder, o moeder," gilde hij.
„Moeder!" Heel hard gilde hij.
Gelijk voelde hij zich aan een arm
getrokken en hoorde hij de stem van
zijn moeder zeggen: „Word toch eens
wakker, Piet. Straks kom je te laat
op school."
Langzaam sloeg Piet zijn ogen op
en zag zijn moeder naast zijn bed
staan. Ze trok aan zijn arm.
„Waar ben ik?", vroeg hij.
„Waar je bent? Natuurlijk in je
bed, malle jongen," zei moeder.
„Maar eh, maar ik zat toch in de
schoorsteen. Ik ben toch in de schoor
steen gevallen?" Verwonderd keek
Piet rond.
„In de schoorsteen gevallen?"
vroeg moeder verbaasd.
„Ja, toen ik met Sinterklaas op het
dak reed." En toen vertelde Piet al
les aan zijn moeder.
„Nou maar, jé hebt mooi gedroomd
hoor," lachte moeder. „Ha, ha,
knecht van Sinterklaas. Dat zou even
mooi geweest zijn hé? Nee, hoor, het
was maar een droom. Kyk maar naar
je pyama."
Ja, toen moest Piet het wel gelo
ven. Want hij zag dat hij het mooie
pak van de echte zwarte Piet niet
aan had. Hé, hij moest er even van
zuchten.
„Vind je het jammer?" vroeg moe
der. „Nu, maar ik niet hoor, brrrr,
als je zo maar in de schoorsteen
valt. Niets prettig. Maar je was wel
gelyk zwart geweest. Vast wel."
Toen moest Piet nog harder lachen.
Moeder riep nog gauw toen ze de
kamer uitging: „Dag witte Piet, kom
maar gauw kijken of je wat in je
schoen ziet!"
Toen moest Piet nog harder lachen.
Omdat het zo mooi rijmde.
ELLIS VAN DE BELD.
legt, zal ze daarop blijven dryven.
Dit maal een puzzle, die toy nooit
eerder hebben gehad. Op de tekening
zien jullie vier schepen afgebeeld en
die boten heten A, B, C en D. Ook
staan op de tekening vier eilandjes,
die ook A, B, C en D heten. En nu
is het de bedoeling dat jullie schip
A naar eiland A, schip B naar eiland
B, schip C naar eiland C en schip D
naar eiland D brengen. Maarde
route van welk schip dan ook mag
in geen geval de route van een ander
schip kruisen. Indien je dus bijvoor
beeld een lijn van schip C naar
eiland C trekt, dan mag deze niet de
lijn kruisen van een andere boot.
Begrepen?
aAlles gekregen van de goede Sint!"
onze BRievenBus
Aan al m'n neven en nichten,
Kinders hog an tóe, wat een moeilijk
raadsel heeft er vorige week in de
krant gestaan. Ik heb wel heel veel
oplossingen gekregenmaar de
meeste waren fout. En ik zal jullie
vertellen hoe dat komt. De vraag was:
er staan zeven kaarsen
op een tafel. Men
blaast er drie van uit.
Hoeveel blijven er dan
nog over? Het ant
woord drie, want
de andere vier bran
den op, dus alleen de
drie uitgeblazen kaars
jes blijven er over. De
meeste jongens en
meisjes noemden het
getal zeven of ooft wel
vier. Toch zijn er
verschillenden die het
antwoord goed had
den. Bijv. Daan Over-
duin, die deze week'
de hoofdprijs krijgt, en Janny de Groot,
Jenny Bezoen en Gerard en Adrie van
de Merwe, die ieder een troostprijs
ontvangen. Gerard en Arie losten het
raadsel samen op, dus moeten zij ook
samen met de prijs doen.
Zoals altyd zitten er ook nu weer heel
wat brieven in de bus. Hier heb ik er
eentje van Bertje van Wagenlngen, die
vraagt hoeveel sneetjes je van een heel
brood kunt snüden. Ik denk een, want
als je dat er af hebt gesneden, is het
brood niet heel meer. Nog een raadsel
en dat komt vaneen brief zonder
naam. Wanneer eindigen de dagen der
mensen? vraagt dit nichtje of neefje.
Nou, wanneer de avond begint meen ik.
Sjaak van Hove had ook iets aardigs,
dat ik volgende week op onze jeugd
pagina hoop te zetten. Reny Strljbos
vertelt een gezellig verhaaltje over haar
school. Leuk, Reny. Kijk nou eens. hier
warempe> een brief van Bea Jetzes.
nou, het werd tijd hoor Bea en dan snap
jij de rest wel. Gé Haasnoot wil zo heel
graag in deze rubriek haar tante Lize
de groeten doen. Bij deze dan, Gé en
tante Lize. Meisjes en jongens, Jacob»
van der Plas, Admiraal de Ruyterlaan
15 te Katwijk aan Zee wil wel graag
corresponderen met een van onze ne
ven en nichten. Wie klimt er eens in de
pen? Heel veel kinderen schreven mij
wat zij alzo van Sint Nicolaas gehad
hebben. Zo ook Jannie Bek en ik vind,
dat jij wel erg verwend bent hoor. Loe-
ki Krabbendam ik hoop binnenkort aan
je verzoek te kunnen voldoen. Goed? Zo
Jacomien Scholten houd jij zoveel van
zwemmen. Eerlijk gezegd ben ik er
's winters niet zo heel erg dol op. Maar
ja, ieder zijn plezier. Denk je eens aan
me, als je de volgende keer een duik
neemt? Een van onze nichtjes, heet
Francina Zijlstra, maar ze vindt Frans
je een veel gezelliger naam. Ik ook,
Fransje. Het is wel een mooie naam,
maar zo'n mond vol hè? Het spyt me
erg voor je, Johnny Troost, maar ik
ben niet zo veel op de krant. Weet je
wat je eens kunt doen als je langs
komt? Naar Oom Karei vragen, die zal
er best wel zijn en hij vindt het zeker
leuk als je eens langs komt. Nee maar.
wie van mijn kinders is er nu toch ver
loofd, dacht ik toen ik een heel klein
envelopje in handen kreeg. Laat daar
nu de oplossing van Piet de Koning in
zitten. Ik dacht ook al. Ike Bakker
heeft van de Sint heel mooi postpapier
velletje een brief J
schreven worden. Gezellig, Ike. Jij bent
een leukert, Bennie van der Sanden.
Bennie gaf namelijk een heel aardige
oplossing. Hij zei: „Je houdt geen kaars
jes over, maar je komt er te kort'. Tja,
ook wat voor te zeggen. Wat kan jij
toch keurig tekenen, Phinc Hougée, een
compliment hoor kind en nu ik toch aan
het bedanken ben P..(?) Vlasveld, An-
kie Mosselman en Hans., zonder ach
ternaam (je tekende een molen) m'n
dank, kinders. O wacht even, nu ben ik
Jaap van Hcrp en Pietje Vlasveld ver
geten, die me ook al met mooie teke
ningen verrasten. Wat heb ik nu aan
de hand? Vraag me daar Cobie van der
Drift of ik alle brieven wel lees of
maar zo'n stuk of 20 enveloppen open
maak. Hè, Cobie, niets lief van je hoor.
Al zou ik duizend brieven krijgen, open
gaan ze allemaal en lezen doe ik ze
ook. Je moet begrijpen, dat ik niet alle
nichten en neven een antwoordje kan
geven, maar iemands brief niet lezen»,
nee, meiske. Lenle en Tanneke Vroeg-
indewey zijn ook weer van de partij,
hè dat rijmt en Sinterklaas is toch él
voorbij. Jullie zijn trouwe klantjes hoor.
Fijn Dicky en Kees Ippel dat jullie een
kaart naar dat zieke nichtje hebben ge
stuurd. Zo mag ik het horen. Van harte
beterschap Joop van Noort en je bent
nog niet te oud om mee te doen. zeun.
Tini Stoop is ziek geweest, maar nu is
zij weer beter. Gelukkig maar en hou
den zo hoor. Afgesproken Leen Braven-
boer ik krijg gauw een tekening van
jou. Marijke Visser versierde haar brief
met een kandelaar en de bewuste zeven
kaarsjes. Netjes gedaan, meiske. En
dat wil ik ook zeggen tegen Adrie
Schouten en Annie Vos. Haar brieven
waren al even mooi. Hoera. Piet
Ouwens is weer thuis. Onze hartelijke
gelukwensen Piet. Fijn, dat het goed
met Arie gaat, Marrle Vlasblom. Als
hij weer terugkomt zal ik wel weer
eens wat van hem horen, denk ik. Dina
Timmer vraagt me wanneer ik jarig
ben. Al verschillende keren heb lk ge
zegd. dat ik dit niet verklap, maar te
gen jou wil ik wel vertellen, dat het in
de eerste week van Mei is. En verder
houd ik lekker m'n mond.
En nu weer onze nieuwelingen. Er
zijn er ook heel wat van vorige week
bij. Kijk dus maar gauw of je er nu
ook bij staat. Hartelijk welkom Bertha
van Eijk, A. de Leeuw, Rietje Blonk,
Tineke van Beesten, Nory van der
Horst, Hans Terlouw Wim en Ada
Knoest er, Willy Geleijnse, Wim Klein-
bloesem, Rita Haasdijk, Marietje Kra
mer, Teuna de Mooy, Jolanda Boor-
sma, Kier Randsveld. Piet van den Berg,
Alida Brinkman, Adrie Kalkman, Kees
van Ameron, Hcnny Hulst. Piet Lanser,
Corrie van Es, Willy Seldenthuis, An
nie Meydam, Baukje Herlé, Juultje Bok-
ma, Ali en Gerrie Veen, Bertie Guiche-
rit, Marietje Guldemond, Koosje Zijl
stra. Imi Bonnema, Lodewijk van de*
Bos, Janneke Libochant, Jac. Roorda,
Hennie Verwijt, Plonie van Dolder,
Henk van Vliet, Kees Walk, Kees van
Beelen, Nellie van der Maas, Peter Bal
ster, Crisje Bouman, Nineke «Bouman.
Rineke Snijders, Hannie van der Poort.
Harrie de Bruyn, Henkie en Adri van
Reenen, Cor van der Graaf. Janke van
Dijk, Piet van der Linden, Margo Gij-
sen. Rietje van Klaveren, Piet Verwij»,
en Hansje Stots.