gul gr&tió LEVERT ZIJN SCHATTEN Onuitputtelijke bron van energie WANNEER van de krachtige storm- depressie, die eind Januari 1948 over ons land joeg, de enorme krachten wa ren aangewend om electriciteit op te wekken, zou elk van onze tien millioen Nederlanders daarvan al twee jaar achtereen, dag en nacht, een tweepits electrisch kacheltje hebben kunnen sto ken. En dat niet alleen. Want dank zij die fantastische energie van het storm- veld, zouden wij ongeveer tot het jaar 2000 de stekker in het stopcontact kun nen laten, zonder dat onze warmtebron stroom tekort zou komen! Dit klinkt allemaal erg fantastisch, maar wie op 2 Februari 1948 goed naar het weerpraatje van het K.N.M.I. van De Bilt heeft geluisterd, kan het boven staande bevestigen. Wanneer de energie van die storm was opgepot, zou voor ie dere Nederlander 500.000 kwh beschik baar zijn geweest en daarvan kon ons kacheltje ongeveer vijftig jaar branden. Het probleem van de windenenergie, die in ons land vrijwel ongebruikt blijft, is opnieuw actueel geworden nu de brandstoffenschaarste tot zuinigheid met electrische stroom dwingt en het man netje van de piekuren opnieuw waarschu wend zijn armen uitstrekt. Niet alleen de wind, maar ook het water kan h.t.l, veel nuttigor gebruikt worden. Een Lim burgse industrie gaoit thans bij de Maas, in de omgeving van Linne, een waterkracht-centrale bouwen, waarmee plm. 25 millioen kwh per jaar opgewekt kan worden. De molenbouwer meent dat wij met in schakeling van de windkracht twee derden van onze kolen kunnen missen. Hij heeft 25 jaar lang de gegevens over windsnelheid van „De Bilt" bestudeerd en meent dat de capaciteit van één ge stroomlijnde molen in het kustgebied (met een vlucht van ruim 28 meter) op 450.000 kwh per jaar komt. (Deze Molens kunnen electrische stroom leveren maand heeft de Prinsenmolen-commis sie ook rapport uitgebracht, waarin men berekende dart een dynamo aan de kust in een jaar ruim 200.000 kwh stroom kan leveren.) Gezien de schaarste aan steenkolen en andere brandstoffen, acht te de commissie het verantwoord, bij wij ze van proef tot het stichten van een middelmatig grote wind-dynamo op een daarvoor gunstige plek over te gaan. Wat de onderzoekingen van de heer Dekker betreft, deze gebruikte daar voor door hem verbeterde, grote mo lens. Bij een windsnelheid van 3 meter per seconde leverde deze 7 kwh of 10 PK en bij de hoogst bruikbare wind snelheid van 9 meter per seconde 167 kwh of 227 PK. Nu is het bij dit systeem van energie-opwekking dat de molens in stand houdt en bovendien de energievoorziening ten goede komt. moeilijk om algemene richtlijnen aan te geven, omdat iedere molen i.v.m. plaats, constructie e.d. een eigen ver- en mogen heeft. Molens in de kuststreek hebben b.v. een veel groter vermogen, omdat de windsnelheden daar veel ho ger zijn. Wat die windsnelheid betreft, is de grens echter vrij spoedig bereikt. Oude molens gaan pas draaien bij een wind van 6 meter per seconde (matige wind), doch molens met „verdekkerde wieken" werken al op de lichte bries van drie meter/sec. Wanneer echter een windsnelheid van negen meter per seconde wordt bereikt, moeten de mees te molens al gaan „zwichten". Dat is dan volgens de windschaal van Beau fort een „krachtige wind" overgaand in een „straffe wind", die al een fluitend geluid maakt om vaste hindernissen. Ongetwijfeld zouden de bestaande mo lens, die met de ondergang bedreigd worden, in dit opzicht heel nuttig werk kunnen doen, doch er zou aan de con structie van verschillende molens heel wat verbeterd moeten worden, terwijl de inrichting e.d. heel wat werk en moeilijkheden met zich zouden bren gen. Berekent men echter aan de voorzichtige kant dat één molen per jaar 100.000 kwh aan het nel kan afle veren (ongeacht de bemaling van de polder), dan is dat bij een 1000 molens en ons land telt er nog een kleine 1300 een energie van 100 millioen kwh, hetgeen een besparing betekent van 50.900 ton kolen. Het voorstel van de Prinsenmolen- commissie wijst er echter op, dat men ook in andere richting naar een oplos sing wil zoeken. Het bouwen van con structies speciaal voor de opwekking van electrische energie, heeft reeds lang vele hoofden in binnen- en buiten land bezig gehouden. In het prachtige Heemschutboekje „De Windmolens" door K. Boonenburg (uitgave Allert de Lange te Amsterdam), wordt daar een en ander van verhaald. Er is een Zweed se professor geweest. Otto Petersen was zijn naam, die door de kracht van de Ook watermolens kunnen electrici teit opwekken. In de oorlog voor zagen drie watermolens bij Vaassen deze gemeente van stroom. Er zijn in ons land nog een kleine honderd van zulke, door stromend water in beweging gebrachte molens. electriciteit wilde opwekken. In de praktijk kwam daar niet veel van te recht. In 1930 ontwierp de Delftse inge nieur Van Werfhorst een plan tot stroomopwekking door het gebruik van bestaande molens, maar dit werd ook in groter verband gezien. De moderne benutting van de wind kracht door speciaal gebouwde toestel- (Zie vervolg op pag. 4) Volgens de meteorologen begint vandaag de Een „Witte Kerst" is bij ons zeldzaam De nuttige aanwending van wind kracht in groter verband is reeds lang een onderwerp van internationale studie. In Engeland begon men in 1948 te onder zoeken of het de moeite zou lonen wind generatoren te bouwen. Ook in Duits land had men voor de oorlog reeds fan tastische plannen op dit gebied. In ons land hebben wij de Prinsenmolen-com missie, die in dit opzicht nuttig werk heeft verricht, in samenwerking met een commissie van „De Hollandse Mo len". De proeven om met bestaande windmolens electrische energie op tê wekken waren er aanvankelijk meer op gericht de molens een practische taak te verlenen en hun voortbestaan daar mede to verzekeren. Gebleken is, dat de windmolens behalve de energie, no dig voor de aandrijving van werktuigen, ook electriciteit kunnen leveren aan het provinciale net. Een bekende onderzoe ker op dit gebied, de heer Zierfuss ont wikkelde een systeem, dat bij wijze van proef in een molen werd opgesteld en goed bleek te voldoen. Bij gunstige wind bleek die molen in staat 27 kilo wattuur te leveren voor aandrijving van de pomp en bovendien 45 kwh. af te staan aan het net. Vijftien uur draal en leverde gemiddeld 600 kwh op. Een andere expert op dit gebied is de heer A. J. Dekker, bekend door zijn uitvinding van de „gedekkerde wiek". (Van onze weerkundige medewerker) HOEWEL de kalender de seizoe nen zo indeelt, dat de winter op 21 December aanvangt, zijn de meteo rologen het hier toch niet mee eens. Meteorologisch wordt de winter dan ook van 1 December tot 1 Maart dus over de drie volle maanden berekend. Dit betekent dus, dat de winter 195152 vandaag zijn intre de doet. 21 December blijft hierom wel de kortste dag, maar een ieder weet dat het vanaf heden al flink winter kan zijn. Op 5 December (St-Nicolaas) is het al heel wat keren vriezend win terweer geweest. Van de strengste winters sinds 1795 begonnen er 5 al in de laatste week van November. Het is dus heus nog niet zo vreemd, dat wij met ingang van 1 December een streep onder de herfst zetten en zeggen, dat het winterseizoen begon nen is. Zeer koud was het eind November 1923. Het kwik daalde op de laatste van die maand in De Bilt al maar liefst tot 14.4 en dicht bij de grond zelfs tot 15.7 gr. C. De beruchte lange winter van 189091 begon op 26 November en die van 180405 al op 7 November. Op 19 November 1902 en 26 November 1921 kwam er al drijfijs in onze grote rivieren voor. Nemen wij St. Nicolaas over de laatste 50 jaar, dan zien wij, dat onze Sint het vooral in 1921, 1925 en 1933 erg koud heeft gehad. In de nacht van 5 December 1921 werd in De Bilt het zeer lage mimimum van 15.6 gr. C gemeten. In 1925 daal de het kwik tot 14 gr. C en in Sit- tard zelfs tot 18.2 gr. C onder nul. Op deze zeer koude Siberische nach ten heeft de Sint 't niet begrepen daar hij in Spanje altijd een heerlij ke zomerse temperatuur gewoon is. Ook December 1933 bracht een vroege kou. Op St. Nicolaas werd toen bij 6 a 8 en in de Achterhoek zelfs bij 13 gr. vorst op tal van plaatsen al geschaatst. Ook in 1943 kwam er matige vorst voor in de eerste dagen van December. De laatste jaren is de winterkou over het algemeen nog al vrij laat gekomen. Verleden jaar was Decem- Een „Witte Kerst". ber na 1933 niet weer zo koud ge- weest. Toch was het eerst op 9 De cember toen het kwik in Winterswijk beneden de 10 gr. C daalde. Ook komt er in begin December dikwijls onstuimig stormweer voor met voor het begin van de winter hoge tem peraturen. Kritiek voor het optreden van een vorstperiode, die dan meestal niet zo lang duurt, is de periode van 15 tot 20 December. Er treedt dan dikwijls enkele dagen strenge vorst op, dio juist vóór de Kerstdagen weer af neemt. De sneeuw, die dan is geval len, is in de meeste gevallen juist tijdens de Kerstdagen weer verdwe nen, waardoor een „Witte Kerst" bij ons dan ook vrij zeldzaam is. Be halve verleden jaar, toen er dik sneeuw lag, moeten wij tot 1938 te rug gaan om een Witte Kerst te vin den. Bekend zijn de donkere dagen voor Kerstmis. December is dan ook de zonneschijnarmste maand van het jaar en de maand met de kortste dagen. Wat de winter ons dit keer zal brengen is zowel voor U als voor ons een vraag. Uit vergelijkingen menen enkele amateurs aanwijzingen te hebben voor een vrij koude Janu arimaand, maar wetenschappelijk zijn deze verwachtingen niet gedekt. Wij willen hopen dat de winter niet te lang en al te koud zal worden, vooral met het oog op onze brand- stofvoorzicning. Een dag of tien zon nig winterweer met matige vorst zal niemand kwaad doen. Het is maar gelukkig, dat wij mensen niets aan het weer kunnen af en too doen en maar hebben te berusten hoe het ons gegeven wordt. Dit ia ook maar goed, want anders was er nog meer ontevredenheid en... voor het K.N.M.I. in De Bilt zeker elke dag massabetogingen voor droog wcec» regen of vorst Bijlage van de „Nieuwe Leidlsche Courant" van Zaterdag 1 December 1951

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 7