jn
in
paslood
g onze jeuqó-p&qina, y
ZONDAGSBLAD 24 NOVEMBER 1951
r
De sioelijes van
KORT VERHAAL
VAN
ARIE VAN MULLEM
u
5
TT5T was al laat in de avond,
toen ik voorbij het huis van
mijn vriend Janus fietste, doch
een lichtspleet tussen de over
gordijnen en driftig hamergetik
binnen wezen er op dat ik met
een gerust hart nog even kon
aanwippen. Het was trouwens niet
geheel overbodig, want ik wilde hem
nog aan de afspraak voor morgen
herinneren.
We zoutien naar de' stad gaan die,
blijkens de opgetogen krantenversla
gen, haar zevenhonderdjarig bestaan
op zo luisterrijke wijze vierde, dat
de eigenaar van het garagebedrijf,
annex autoverhuur, (tussen haakjes:
de glorie van ons dorp!) op het lu
mineuze denkbeeld was gekomen om
dagelijkse bustochten naar deze fees
telijkheden te organiseren.
We hadden beiden een dag vrijaf
gevraag'i en ik had voor mezelf
reeds een plaats in de bus besproken.
Janus zou hetzelfde doen voor zijn
vrouw en zichzelf, maar ik was er
toch wel benieuwd naar of hij dit
nog wel bijtijds had gedaan. Gewoon
lijk wachtte hij tot het laatste nip
pertje, alvorens gevolg te geven aan
een bepaald voornemen. En daarbij
speelde zijn verstrooidheid hem dan
wel eens parten.
Toen ik de deur openduwde en bin
nenstapte onze jarenlange vriend
schap veroorloofde mij deze vrijmoe
dige entree kwam Janus juist uit
het keukentje de gang in stappen met
een vouwstoeltje in de hand.
„Ha, ouwe jongen!" begroette hij
me joviaal en hij. streek met één
handbeweging een weerstrevende
haarlok naar achter.
Door de geopende keukendeur zag
ik een bonte chaos van hout, krullen
en gereedschap op de vloer liggen.
„Je bent nog laat aan het knutse
len?" informeerde ik belangstellend.
Janus antwoordde niet. verdiept als
hij blijkbaar weer was in zijn werk
en zwijgend ging hij me voor, de
huiskamer in.
Met een weids gebaar vouwde hij
daar het stoeltje open en plantte het
met een bons op de vloer.
„Ga zitten", klonk het kort als een
commando.
Dit was niet tot mij gericht maar
tot zijn vrouw, althans dat bleek mij
toen zij opstond om aan zijn verlan
gen te voldoen.
Zichtbaar vergenoegd over het re
sultaat van zijn zwoegen keek Janus
toe, terwijl zij ietwat wantrouwend
neerstreek op het stoeltje.
Toen kraakte er wat en voor onze
verbaasde blikken zakte zij plotse
ling achterover op de vloer. Het
stoeltje lag wijduitgespreid onder
haar en Janus stond erbij met de
mond open van verbouwereerdheid.
Om zijn tekort aan besluitvaardig
heid te vergoeden, schoot ik als een
pijl uit de boog toe en hielp haar
overeind.
Of het van de schrik was weet ik
niet maar zij begon plots te schater
lachen, wat voor mij een gerede aan
leiding was om mijn met moeite in
gehouden vrolijkheid de vrije teugel
te laten.
We keken samen lachend naar Ja
nus, die nog steeds met open mond
naar de plek des onheils staarde.
1 „Jij--- jij bent... ook een mooie!"
bracht zijn vrouw er met moeite uit.
Hij zei niets, maar raapte het uit-
eengezakte stoeltje op en bekeek het
aan alle kanten, terwijl intussen die
pe rimpels in zijn voorhoofd trokken.
Het duurde enige tijd voor hij de
oorzaak had ontdekt. Het linnen was
veel te krap op de bovenkant van het
hout getimmerd. Toen het 't volle ge
wicht van zijn wederhelft te torsen
kreeg waren de spijkertjes uit het
hout gerukt.
„Het moet langer wezen en dan
Sen slag om het hout heen," conclu-
eertie Janus onverstoorbaar en daar
na begon hij ook te grinniken. Blijk
baar drong toen pas het komische
Van het geval tot hem door.
„Kijk", wendde hij zich tot mij, „ik
wou morgen een paar vouwstoeltjes
meenemen, want we zullen wel een
staanplaats hebben."
Ik knikte instemmend en met volle
waardering voor zoveel doorzicht.
„Dan mag je wel oppassen dat het
geen ligplaatsen worden", kon ik niet
nalaten er aan toe te voegen.
„Ja ja, laat dat maar aan Janus
over hoor! Wie het laatst lacht, lacht
het best!"
Dit laatste was een duidelijke
waarschuwing. Blijkbaar zag hij mij
reeds staan met stijve benen.
De volgende dag ontmoette ik Ja
nus met zijn vrouw op de plaats van
vertrek. Zij waren prompt op tijd en
hij ging niet in de bus voordat hij
met zichtbare trots mij de werking
der beide stoeltjes had gedemon
streerd.
Ze waren nu werkelijk keurig,
maar het had hem toch een deel van
zijn nachtrust gekost, al deed dit aan
z'n opgewektheid niet de minste af-
Het werd een gezellig tochtje en
vóór we er erg in hadden reden we
reeds door de smaakvol versierde
straten van de stad.
Na in diverse richtingen' de stad
doorkruist en enkele bezienswaar
digheden bezichtigd te hebben, stop
ten we voor een restaurant, waar ons
een voortreffelijke maaltijd werd
aangeboden, die allen en Janus gans
in het bijzonder in een feestelijke
stemming bracht.
Nu moet hier volledigheidshalve
ook vermeld worden dat Janus, be
halve knutselen, niets liever deed dan
lekker eten.
Hij bediende zichzelf dan ook zo
rijkelijk uit de gemeenschappelijke
En de Here zeide tot my: Wat
ziet gij Amos? en ik zeide: een
paslood. Toen zeide de Here:
Zie, lk zal het paslood stellen
in het midden van Mijn volk
Israël; Ik zal het voortaan
niet meer voorbijgaan.
Amos 7:8
D'\ profeet Amos heeft een visioen.
Hij ziet God. En God staat boven
op een muur. In Zijn hand heeft Hij
een paslood.
Amos heeft al eerder een visioen ge
had. Eerst dat van sprinkhanen, die
het Umd kaal vreten en niets over
laten, en in hun gevolg armoede en
hongersnood hebben.
Daarna geeft God hem het visioen
van het vuur. Vuur is onverzadigbaar.
Vuur vreet voort zolang het voedsel
vindt. In het Spreukenboek staat van
het vuur geschreven: dat het nooit
zegt: het is genoeg.
Na die visioenen van de sprinkhanen
en het vuur schijnt het ergste voorbij
te zijn. Want een paslood is een vreed
zaam en nuttig instrument. De tim
merman en de metselaar gebruiken
'het. Wie loodrechte muren wil bou
wen, deuren en ramen waterpas wil
zetten, kan het paslood niet missen.
Maar wie Amos 7 leest, bemerkt dat
Amos erg geschrokken is als hij God
ziet met in Zijn hand het paslood. Het
is alsof de schrik zijn tong heeft ver
lamd. Dat is te concluderen uit het
feit dat Apios bij dit derde visioen
niets zegt. Want bij de visioenen van
de sprinkhanen en het vuur roept hij
uit: Here vergeef toch, Here, houdt
toch op! Wat moet er van Israël over
blijven!
Een paslood is een vreedzaam in
strument. Maar een instrument, dat
zuiver werkt en onherroepelijk de
waarheid vaststelt of een muur in het
lood staat of uit het lood hangt.
schalen, dat zijn vrouw hem meer
malen met een waarschuwend duw
tje tot de harde werkelijkheid moest
terug roepen.
De pudding met slagroom viel zo
zeer in zijn smaak, dat hij daarbij
zelfs een zekere graad van welspre
kendheid bereikte. In het vuur van
zijn rede zwaaide hij met de vork,
waaraan een stuk pudding hing te
trillen, zo vervaarlijk heen en weer,
dat ik het ongeluk als het ware zag
aankomen.
Op een gegeven moment vloog het
van de vork en met een sierlijke
boog naar het volgende tafeltje, waar
het met een smakkend geluid ver
dween tussen het boordje en de
schrale nek van Pieterse, de notaris
klerk.
Deze liet geschrokken z'n eetgerei
vallen en boog zich zo ver voorover
als z'n stijve spieren hem dat ver
oorloofden, terwijl z'n handen in
koortsachtige haast graaiden naar
z'n zakdoek.
Van alle kanten loeide een dave
rend gelach op en Janus' vrouw
haastte zich met een vuurrode kleur
op de wangen naar het slachtoffer
ter assistentie.
Janus zelf zat er ineens sprakeloos
bij, doch het pijnlijke intermezzo ver
mocht zijn goede luim niet langdu
rend te verstoren, want toen we na
de maaltijd in groepsverband opruk
ten naar het sportpark, liep hij al
spoedig voorop en zwaaide zo demon
stratief met z'n stoeltjes, dat ik, ter
voorkoming van verdere ongelukken,
me geroepen voelde hem tot voor
zichtigheid te manen.
Hoe dichter we bij ons doel kwa
men, hoe drukker het werd.
Amos heeft het ineens begrepen
waarschijnlijk nog voordat God heeft
gezegd: Ik zal het paslood stellen in
het midden van mijn volk Israël; Ik
zal het voortaan niet meer (sparend)
voorbijgaan.
Politiek sociaal, moreel en gods
dienstig staat alles in Israël scheef.
God heeft het gezien Amos ook.
De ruïne achter die prachtige voor
gevel van vrede, welvaart, offers in
de heiligdommen en uitwendige
vroomheid staat op instorten. Amos
heeft achter die fagade gekeken. Hij
heeft zelf Israël aangeklaagd.
Dit visioen spreekt een duidelijke
taal. God neemt het paslood en meet.
Totalitair! Alle muren!
Nu ook nog! Hij legt het paslood
langs de muren van ons volksleven,
langs de muren van de kerk, van ons
huwelijk, van ons huisgezin, van het
zakenleven, van onsparticulier be
drijfje, van ambt en betrekking. Hij
zegt: een ieder, die de naam van
Christus noemt, sta af van ongerech
tigheid. Kohlbrugge zegt ergens: de
genade is niet alleen verschenen om
de mens vergeving van zonden aan te
brengen, om hem van zijn schulden af
te helpen; de genade is ook daar om
de mens koninklijk uit te rusten. De
mensen kennen ons als mannen en
vrouwen, die netjes en in een harmo
nisch huwelijk leven met het woord
van Christus: zo wie een vrouw (een
man) aanziet en haar (hem) begeert,
die heeft reeds overspel in zijn (haar)
hart met haar (hem) gedaan. Hij legt
het paslood langs de muren van ons
gezin. Tot ouders zegt hij: gij zult uw
kinderen niet tergen, maar tot Chris
tus brengen en in uw huis levende,
liefhebbende getuigen zijn van Hem.
Tot kinderen zegt Hij: gij zult uw
ouders eren, zij zjjn mijn vicarii, zij
vervangen Mij,
Er is geen muur, waar God zijn pas-
Drommen mensen schoven voor de
ingang in elkaar tot een ongeduldig
dringende en snaterende menigte.
Blijkbaar waren de kassa's niet op
zulk een toeloop berekend, of het
moest zijn dat de meesten hetzelfde
tijdstip voor hun aankomst uitgeko
zen hadden.
Al spoedig werd ik van Janus ge
scheiden en daar ik grote moeite had
om mijzelf van de plaats der beschei-
denen voort te werken naar het grote
witte hek, waarachter ik terecht de
kassa's vermoedde, ontbrak mij to
taal de gelegenheid tot herstel van
de gebroken verbinding.
Eén ogenblik kreeg ik hem op een
afstand nog in het vizier.
Toen ik door een deining in de men
senmassa wat omhoog werd gedrukt,
zag ik Janus net door de ingang ver
dwijnen met de vouwstoeltjes boven
het hoofd geheven.
Enige tijd later werd ik ook door
de ingang geperst en op dat moment
prees ik het wijs beleid van onze
busondernemer, waardoor ik de kas
sa zonder bezwaar voorbijgaan en
regelrecht op de controle afstevenen
kon.
Toen stond ik weer voor een moei
lijkheid. Zover mijn oog reikte ston
den mensen dicht opeengepakt rond
het veld. De tribune, waarop ik mijn
verwachtingen had gebouwd, was
tjokvol en bovendien, zo bleek me
nu, op mijn toegangskaart niet toe
gankelijk.
Enige tijd dwaalde ik nog achter
de ontelbare ruggen heen en weer,
teneinde een glimp van mijn verdwe
nen vriend op te vangen of een dun
ner bevolkte plaats te vinden, waar
ik naar voren zou kunnen dringen.
Maar noch het een, noch het ander
gelukte mij, zodat ik tenslotte maar
op een bepaalde, of liever onbepaalde
plaats bleef staan. Je moet per sal
do ergens blijven.
Het openluchtspel was aangevan
gen, blijkens de trompetsignalen en
;en schelle stem uit de vele luid
sprekers.
Vlak vóór mij stond een zenuw-
ichtige juffrouw met twee ongedul-
lig trappelende kinderen.
Wie haalt het in z'n hoofd, bedacht
ik verstoord, om kinderen mee te
nemen in zo'n drukte. Maar ja, het
goeie mens kon zich net zo goed in
de plaatsruimte verrekend hebben
als wij.
„Moe... wat doene ze nou?" drein
de er een, toen het spel enige tijd op
gang was.
,,'k Weet niet hoor", klonk het
kortaf tetug uit de mond van de
moeder, die zich met vrouwelijke
volharding uitrekte om over 'ie schou
ders voor haar te kunnen heenglu-
ren.
„Moe, la mij nou es kijke! Moe!"
De laatste toevoeging kwam er nog
eens extra, als een uitroepteken, ach
teraan.
(Zie vervolg pag. 5)
lood niet langs legt. Wie zijn wij voor
Hem, wie zijn wij voor de naaste? Zijn
wij deze naaste als de priester en de
leviet uit de gelijkenis, die voorbij
gaan of zijn wij hem als de barmhar
tige Samaritaan?
Gods paslood zal ook hier niet lie
gen, maar de waarheid aan het licht
brengen. En het zou wel eens een
waarheid kunnen zijn, waarvan wij
schrikken en waarop van onze kant
maar één antwoord ts: bergen, valt op
ons en heuvels, bedekt ons!
Als wij onze handtekening gezet
hebben onderaan ons ingevulde belas
tingformulier en de enveloppe dicht
doen, legt God ook in die gesloten
enveloppe zijn paslood langs onze op
gaven. En waar wij de stem van ons
geweten allang gesmoord hebben, velt
Hij vonnis. Waar wij zonder gewetens
bezwaren rustig verder gaan, in ambt,
bedrijf, en werk en zonder aanklacht
van de kant van mensen' menen: wij
doen het nog niet zo slecht, dan zien
wij Gods paslood niet, maar het is er
daarom wel en het liegt niet.
Hoe komen deze dingen, alle dingen,
terecht? Niet, doordat wij verder gaan
alsof er niets aan de hand is. Niet,
doordat wij zeggen, het zal heus zo'n
vaart niet lopen. Niet, doordat wij ons
voornemen: van vandaag af zal het
anders worden, wij willen, dus wij
kunnen.
Hier is Christus de waarheid en het
leven, verwond om onze overtreding,
verbrijzeld om onze ongerechtigheid.
Hij droeg de straf, die ons de vrede
aanbrengt. Als wij echt vermoeid zijn
van onze leugens, als alle ongerechtig
heid van ons is geworden een loden
last, onze schuld als volk en kerk, als
ouders en kinderen, dreigend als een
overhellende rotswand voor ons staan,
dan eerst horen wij goed Hem zeggen:
Komt tot Mij, die vermoeid en belast
zijt en Ik zal u rust geven.
Want Hij is onze vrede. Onze vrede
met God.
Links het Jongenshuis en recl}ts het Meisjeshuis van de Johanna Stichting
te Arnhem. (Zie het artikel op pag. 1).
ZONDAGSBLAD 24 NOVEMBER 1951
7
Een GLAZEN
knikker
I ANNEKE is ziek. Gelukkig niet
erg. Maar een hele week in bed
blijven, als je haast niks voelt, dat
is wel erg. Vooral als 't mooi weer
is, en alle kinderen buiten spelen.
Haar hele bed ligt vo! boeken en
spelletjes en puzzles, 't Is fijn dat
ze tenminste spelen mag. Maar soms
rijdt er een autobus voorbij met zin
gende kin'ieren. Soms komt er een
gymnastiekvereniging langs, met mu
ziek voorop. En dan is 't toch zó
moeilijk om rustig in bed te blijven.
Om niet even in de brede venster
bank te klimmen en te kijken naar
al dat moois.
En nu komt er nog bij, dat Pau-
lientje morgen jarig is. Paulientje is
haar zusje, en als een van de kinde
ren jarig is, wordt de kamer ver
sierd. Dan komt er een taart met
brandende kaarsjes. Dan is het toch
zo fijn om er bij te zijn.
Vader heeft beloofd dat hij haar
even naar beneden zal 'dragen om
de versiering te zien. En met de kin
dervisite zullen ze wachten tot Jan-
neke beter is.
Maar het is tóch jammer. Ja, en
nu moet moeder ook nog even de
stad in om een cadeautje te kopen.
„Jij kan wel even alleen blijven, hè?"
zegt ze. „Straks mag je zien wat ik
gekocht heb en dan mag jij er een
mooi pakje van maken. Met een he
leboel papier, weet je wel?"
Op 't tafeltje naast haar bed zet
moeder een glaasje' limonade en een
schoteltje met snoepjes. „Jij bent
maar verwend, hoor!"
Janneke moppert, ,,'k Wou veel lie
ver niet verwend zijn, en dan ook
niet ziek!"
„Ja, ziek zijn is niet prettig. Maar
er zijn ook kinderen, die veel zie
ker zijn. Of die niet verwen'i wor
den. Of die in het ziekenhuis liggen.
Dat is nog veel erger. Dag kleine
prul. Hier staat de wekker, hoor! Om
vier uur ben ik weer terug."
Janneke zoekt iets om te lezen. Ze
heeft eigenlijk niks geen zin. 't Is
maar vervelend om alleen te zijn,
hoor!
„Janneke! Janneke!"
Met een ruk zit ze overeind. Dat
is Harry, die naast hen woont. Als
ze rechtop in bed staat, heel hoog
op haar tenen, kan ze hem zien.
„Ik kan niet komen," roept ze. „Ik
ben ziek!"
„Ik heb een glazen knikker," roept
hij terug. „Een kanjer! Zal ik 'm
gooien?"
„Ja," juicht Janneke, „dan zal ik
'm vangen!"
Even lachen
WAAR HIJ NAAR ZOCHT
winkel. Eerst ging hij naar de derde
verdieping, toen naar de tweede en ein
delijk kwam hij weer beneden. Hij zag
er erg moe uit toen er tenslotte een be
leefde chef naar hem toe ging.
„Zoekt U misschien iets in herenkle
ding?" vroeg de man beleefd.
„Nee, nee. riep de opgewonden man,
„niet in herenkleding in dameskleren!
Ik bedoel ik ben mijn vrouw kwijt!"
OP SCHOOL.
Meester: „Wat zien we op een mooie
dag boven ons hoofd?"
Nellie: „De blauwe hemel".
Meester: „Goed zo! En op een regen-
pen.
Harry loopt iets achteruit. Hij
mikt zorgvuldig en gooit. Mis! Net
iets te laag. De knikker stuit tegen
de muur. valt terug en blijft liggen
op het zinken platje boven de erker.
Janneke heeft nog nooit zo'n grote
gezien. En een prachtige kleuren!
„Hij is voor jou," roept Harry.
„Vraag maar of je vader 'm er af
haalt. Da-ag!" Hij rent weg, met grote
sprongen.
Janneke blijft zitten. Ze kijkt be
gerig naar de prachtige knikker. Daar
zou ze nu juist zo fijn mee kunnen
spelen. Zou je er doorheen kunnen
kijken? 't Duurt nog zo verschrikke
lijk lang voor vader thuiskomt, 't Is
niet eens zo ver naar beneden. Eén
sprongetje en je bent er.
Als ze morgen al naar beneden
mag, kan ze nu best even die knik
ker pakken. Janneke denkt niet lan
ger. Ze laat zich op haar buik over
de vensterbank glijden. Al dieper
zakt ze. Als ze er bijna is, laat ze
haar handen los. Plof! Oei, 't was
toch nog verder dan ze dacht. Maar
ze is er! Trots pakt ze de knikker.
Die is van dichtbij nog mooier. Als
de zon er op schijnt, is het net of
er lichtjes in branden. Ze stopt 'm
in het zakje van haar pyama.
Zo, nu weer terug. Ze reikt naar
de vensterbank. Wat is die hoog. Ze
kan er wel bij. Maar ze kan zich er
niet aanoptrekken. Haar blote voe
ten vinden geen steunpunten langs
de muur. Janneke staat stijf van
schrik. Ze probeert het telkens weer,
maar ze kan niet meer in 'Je kamer
komen. Wit van angst hurkt ze neer
op het kleine platje, 't Is niet koud.
De zon schijnt lekker en het zink is
warm aan haar voeten. Maar ze is
zo bang. En zo alleen. Wat zal moe
der zeggen? Ze kan nu niet op de
wekker kijken of 't al gauw vier uur
is. Ze heeft zo'n dorst, maar ze kan
niet bij de limonade. O, en al die
mooie boeken
Nu zit ze buiten. Ze kan kijken
naar alles wat er voorbij komt. Ze
kan spelen met de knikker, die ze
zo graag hebben wilde. Maar nu zou
ze veel liever in bed willen liggen.
Zou ze nu erger ziek worden? Mis
schien moet ze wel naar 't zieken
huis.
De mensen op straat letten niet op
het kleine meisje, dat in haar pya
ma boven op de erker zit. Ze heb
ben veel te veel haast. En Janneke
zit er bang en verdrietig tot ze de
deur van haar kamer hoort open
gaan.
„Zo, daar ben ik weer," hoort ze
moeder zeggen. Fijn gauw terug,
hè? 't Is nog niet eens vier uur!"
Even is het stil. Dan komt er boos:
„Janneke, waar bèn je!"
Janneke barst in tranen uit. „Ik
ben hier" snikt ze. „Ik kan er niet
meer in komen!"
Moeder buigt zich vol schrik en
verbazing uit het raam.
„Ik wou een knikker pakken
huilt Janneke verder.
Moeder zet een stoel op het platje
en helpt Janneke zwijgend naar bin
nen. Ze stopt haar in bed. Ze ruimt
de boeken en spelletjes allemaal op.
Ze doet het raam dicht. Alles zonder
iets te zeggen. Maar Janneke kan
wel zien dat moeder erg verdrietig
Nellie: „Een parapluie, meeste
liggen, tot ik helemaal beter ben.
Moes, en de knikker mag Paulientje.
Voor haar verjaardag. Wilt U- dan
niet meer boos zijn?"
„Ik ben niet boos," zegt moeder
zacht. „Ik was alleen zo erg geschrok
ken. Je had wel een ongeluk kunnen
krijgen. Maar ik geloof wel, 'Jat je
nooit meer zo dom zult doen."
„Nee, nooit meer!" zegt Janneke.
En ze neemt zich voor om altijd
heel lief en gehoorzaam te zijn. Als
je zó stout geweest bent, en dan
nóg geen straf krijgt, ja, dan móét
je wel je best doen.
CO VAN DER STEEN-PIJPERS.
onze BRievenöus
Beste nichten
't Is haast alweer
Sint Nicolaas hè? Je
ziet het aan de éta
lages, er worden
weer leuke Sinter
klaasliedjes gezon
gen
ligt i
Eerste kennismaking
schoen.
Gezellige tijd hè?
En, ja, ik durf het
haast niet te schr(j-
een van mijn nicht
jes (ik zal maar niet
zeggen wie) of Sint
Nicolaas nog bestaat.
dinnetjes en de grote
van niet", schrijft dit nichtje. „Wilt u
het mij vertellen?" vraagt ze nu.
Zeg hoor s m'n kind, laat je maar
niets wijs maken hoor. Zal ik jou eens
wat zeggen? Ik heb hem van de week
zelf gezien. Heus en ik heb ook wat
van hem gekregen. Geloof je het nu?
Nu gauw even de oplossing van de
vorige puzzle. Die was K.V.B., E.A.,
aarde, prijzen, etsen, eed, elp, si,
ar, bel, Overijsel, badzeep, kaper,
art., eend, ons, Ier, aal. Jullie zijn
natuurlijk erg nieuwsgierig naar de
prijswinnaars. Hier komen ze: eerste
prijs voor Willy van Hover en troost
prijzen: Hannie van Egmond, Clarie
Schouten en Leny Kuyf. Gefeliciteerd
hoor.
Meisjes en jongens, er ligt weer een
hele grote stapel brieven klaar, en
ik kan ze echt niet allemaal beant
woorden. Niet al te boos zijn als je
dit keer eens wordt overgeslagen.
Eerst wil ik even Truusje van der
Borgh van harte beterschap toewen
sen. Je hebt vaak geschreven, maar
nooit wat gehoord, geloof ik. Nu bij
deze dan m'n kind. Renske Adema
en Truus Waldekker stuurden me
allebei hetzelfde raadsel. Hoe laat
die trein vertrok, nou ik meen die
van Truus om drie over één en die
van Renske om twee over één. Is de
foto mooi uitgevallen Ad Trapman?
Zeg, Henny van Rietschoten, dat
van Sint Nicolaas hierboven heb jij
wel begrepen denk ik. Je snapt wel
wat ik bedoel. Liesje Beek is een
zusje van een tweeling. Lijken ze op
elkaar? Ik ben erg nieuwsgierig,
Nellie Waljaard hoe het toneelstukje
was. Dat moet je me toch eens schrij
ven. En nu wil ik een paar nichtjes
en neven bedanken en wel Arie
Schouten, Aat van der Mey en Willy
Taverne voor hun tekeningen, Rie
Waardenburg voor haar gedicht en
Corrie Metske voor haar aardig op
stel. Jullie hebben mij verwend hoor
kinders. Gerrie Schellius heeft een
klein broertje. Lief he, die peuters?
En hier heb ik een neefje, Martien
Boele die het heel erg naar vond,
dat hij niet in het Zondagsblad
stond. Ik hoop het nu een beetje goed
gemaakt te hebben. Lnise Hogenbrik
hoopt op een goed rapport. Ik hoop
met je mee, meiske. Maak je maar
niet ongerust, Willie Dyterlinde ik
Jullie zult je een puzzle als deze
nog wel herinneren. We hebben er pas
een gehad. Zowel van links naar rechts
als van boven naar beneden moeten
woorden van dezelfde betekenis wor
den ingevuld. 1. provincie van Neder
land; 2. nog eens een provincie in
Nederland en 3. bewoner van een be
paald land in Azië. Ik wil het jullie
een beetje makkelijk maken. Je hebt
voor die drie woorden de volgende let
ters nodig: a, a, c, c, c, c, d, d, e, e, e,
e, e, e, e, h, h, i, i, l, n, n, r, r, s. s.
t, t, t, u, u, z, z.
kon je brief goed lezen en ik vónd
hem zelfs netjes. Ahum, Arjen Vlie
ger, ik vond je vraag erg gewichtig
hoor. Moeilijke puzzles, joh, er zijn
nu eenmaal meisjes en jongens, die
veel jonger zijn dan jij. Gesnopen?
Gefeliciteerd met de verjaardag van
je vader Margreetje Buisman. Het
zal best een prettige dag geweest
zijn. Volhouden, Marrie Hoogerdijk,
ik vind het heel fijn van jou, dat jij
bijna elke dag naar je zieke vrien
dinnetje gaat. Beterschap met haar
hoor! Wat ^en schattig hertje heb
jij op je postpapier Arie van der
Marei. Het lijkt Bambi wel. Leuk
wat jij aan het maken bent, Henny
van Rietschoten. Het is zeker een
verrassing en daarom .zal ik het
maar niet verklappen. Wat vond ik
dat een aardig idee van je, Ina»
Wildeman die takjes hei in je brief.
Ik he]? ze bewaard hoor. Binnen
kort komt er weer een rebus Wil
ly Blok, nog eventjes geduld. Flink
zo, Corrie de Kievit, dat jij je moe
der zo dapper helpt. Een pluim op
je hoed hoor. Wil je de groeten
aan Marie doen? Gerard de Kuyper
gaat volgend jaar naar Canada. Ik
hoop, dat jullie daar mogen slagen,
joh. Afgesproken, Nelly van Willigen,
jij zult mij voortaan trouw schrij
ven. Ik reken op je! Arie Hoorweg,
ik zal proberen aan je verzoek te vol
doen. Goed? Nee hoor, Ditty. Trouw,
ik zal niets verklappen, maak je
maar niet ongerust. He ik ben zo
nieuwsgierig wat Sint dit jaar zal
brengen. Jij ook? Wat schreef jij me
een gezellige brief Ad Trapman, hè.
ik zou best eens een kijkje bij Job
en Bas willen nemen, maar het is
voor mij zo'n eind weg, anders deed
ik bet vast. Dicky Ippel, jij bofte
me daar even. Ik zou ook best zo'n
oom willen hebben, geloof dat maar.
Zoéven ben ik vergeten jou te bedan
ken Annigje de Jong, ik zie nu pas.
dat jij een tekening stuurde. Nu bij
deze dan. Leni Weeda wil alle zieke
nichtjes en neefjes de groeten doen
en beterschap wensen. Zoals je ziet
breng ik je vriendelijke wens over.
Huibert Bravenboer was bang, dat
ik zijn brief niet kon lezen. Dat
ging best, Huib. Dus jij bent zo'n
beetje propagandist. Leen Draven-
boer, nou, dat vind ik werkelijk leuk.
En tenslotte wil ik even een raadsel
van Korving Bronsveld oplossen.
Rozijn, robijn is het. Goed, Korving?
Zoals altijd wil ik de brievenbus
weer besluiten met een hartelijk wel
kom aan onze nieuwe nichten en
neven. Het zijn deze week Nico Rui.
sen, Jac. de Neef, J. Klous, Adri
Harms, Wim Lanser, Aagje Broek
huizen, Louki Krabbendam, Thea de
Zanger, Fransje Zijlstra, Leo van
Vliet (bedankt voor je tekening, Leo)
Dick den Blauwen, Arie van der
Stelt en Coralie Zeggelink.